Regeling vervallen per 19-01-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent de uitvoering van artikel 20 tot en met 22 van de Wet op de lijkbezorging (overheidszorg)

Geldend van 12-06-2020 t/m 18-01-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waadhoeke houdende regels omtrent de uitvoering van artikel 20 tot en met 22 van de Wet op de lijkbezorging (overheidszorg)

Inleiding

De Wet op de lijkbezorging (Wlb) bevat voorschriften en aanwijzingen over de wijze waarop de lijkbezorging kan en moet plaatsvinden. Onder meer zijn er regels gesteld over lijkschouwing en identificatie, de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen en de termijn waarbinnen begraving of crematie moet plaatsvinden. Door middel van een wetswijziging is geregeld dat die termijn per 1 januari 2010 maximaal zes werkdagen bedraagt (artikel 16 Wlb).

In de artikel 20 tot en met 22 Wlb is vastgelegd dat als niemand maatregelen neemt om de lijkbezorging te realiseren, de burgemeester daarvoor verantwoordelijk is. De daaraan verbonden kosten zijn voor de rekening van de gemeente. Omdat in de Wlb relatief weinig is geregeld heeft de gemeente zelf de vrijheid om invulling te geven aan het werkproces rondom de lijkbezorging. De gemeente zal daarbij moeten bepalen welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt gerealiseerd en in hoeverre de gemeente maatregelen neemt om de bezittingen van de overledene te beheren en de belangen van nabestaanden te behartigen. In de Wlb is hierover niets geregeld en is het noodzakelijk dat er eigen beleid wordt gevoerd.

Het is aan de gemeente zelf om hieraan een eigen invulling te geven en keuzes te maken over de bovenstaande punten. Ook dient er rekening gehouden te worden met de wettelijke kaders die het erfrecht ter zake stelt voor enkele punten. In dit document zullen de beleidsregels worden benoemd en toegelicht.

1. Uitgangspunten lijkbezorging van gemeentewege

Het uitgangspunt van de Wlb is dat de lijkbezorging geen primaire taak van de overheid is. Het is een taak van de burgers om die zorg voor elkaar te dragen. Daarom zijn de nabestaanden van de overledene in de eerste plaats verantwoordelijk voor het (laten) verzorgen van een uitvaart. Deze nabestaanden kunnen ook vrienden, kennissen of buren zijn. Volgens de wetgever moet het duidelijk zijn dat lijkbezorging geen taak van de overheid is, maar om te participeren en deze zorg voor elkaar te dragen. Hierdoor noemt de wetgever nadrukkelijk geen specifieke persoon die aansprakelijk en verantwoordelijk is voor de lijkbezorging en bepaalt daarom ook niet wie de meest betrokken nabestaande zou zijn.

Zodra werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet of geen initiatief wordt ondernomen, moet de burgemeester daarvoor zorg dragen. Uitgangspunt van de Wlb is dat deze wet primair bedoeld is om lijkbezorging te regelen van mensen zonder nabestaanden. Zijn er wel nabestaanden, dan moet nagegaan worden of de nabestaanden bereid zijn om opdracht te geven voor de lijkbezorging. Wanneer dit niet het geval is, dan is de burgemeester verantwoordelijk. De kosten komen ten laste van de gemeente, die het wettelijke recht heeft om de kosten te verhalen op de nalatenschap en de nabestaanden. Het leidende principe van de Wlb is dat de gemeente in het belang van de volksgezondheid en openbare orde voor de lijkbezorging zorg draagt en dat nabestaanden de kosten voor hun rekening nemen en deze niet afwentelen op de belastingbetaler.

1.1 Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen?

Uitgangspunt van de Wlb is dat de burgemeester van de gemeente, waar de overledene zich bevindt op het moment van overlijden als niemand opdracht geeft tot het verzorgen van de uitvaart, de verantwoordelijkheid heeft voor de lijkbezorging. Het is mogelijk dat de overledene niet staat ingeschreven in de gemeente van overlijden. Voor de uitvoering heeft dit wel gevolgen met name als een bezoek aan de woonruimte van de overledene nodig wordt geacht om te achterhalen of er nabestaanden zijn. Of wanneer het lijk zich nog in de woning bevindt.

Voor het binnentreden van een woning moet men zich houden aan de vormvoorschriften van de Algemene wet op het binnentreden. De burgemeester van de gemeente, waar de overledene woonachtig was, moet een machtiging verlenen voor het bezoek aan de woonruimte aldaar. De machtiging wordt per geval door de burgemeester verleend. Als het lijk zich nog in de woning bevindt, kan de burgemeester of een ambtenaar van de politie, voorzien van de last van de burgemeester de woning binnentreden.

2. Proces

Hoe verloopt het proces van lijkbezorging, welke stappen moet de gemeente zetten en welke keuzes moeten worden gemaakt?

Het gaat van start met een melding dat er een overledene is, waarover niemand zich ontfermt, hoogstwaarschijnlijk afkomstig van hulpverleners, zoals huisarts, verpleeg- of verzorgingshuis, ziekenhuis, politie, uitvaartondernemers e.d. Volgens artikel 20 Wlb moet de melding uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan. Hierna volgen de volgende stappen:

  • -

    Vaststellen identiteit overledene;

  • -

    Overbrengen overledene naar mortuarium;

  • -

    Onderzoek nabestaanden;

  • -

    Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen;

  • -

    Eventueel beheersmaatregelen;

  • -

    Onderzoek naar testament of codicil.

Beleidsregel 1:

De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

Na het overlijden moet de lijkbezorging uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvinden (artikel 16 Wlb). De opdracht tot uitvaart wordt doorgaans uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven. De beschreven werkzaamheden worden binnen die termijn verricht.

Hoe bindend is de termijn?

In artikel 16 Wlb is de maximale termijn van zes werkdagen gesteld. Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk om daarvan af te wijken. De burgemeester heeft de bevoegdheid om een andere termijn aan te stellen na het raadplegen van een arts. Deze situatie kan aan de orde komen wanneer er bijvoorbeeld een vermoeden is van een niet-natuurlijke dood of bij het ontbreken van duidelijkheid over de identiteit van de overledene. Deze mogelijkheid om van de wettelijke termijn af te wijken is niet bedoeld voor de gevallen waarbij het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond binnen de termijn. Om deze reden is de wettelijke termijn verlengd tot zes werkdagen met ingang van 1 januari 2010.

Mandaat?

Formeel gezien is de burgemeester verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22a Wlb. Deze uitvoering is gemandateerd aan de manager Publiekscentrum. Daarnaast kan het ook ondergemandateerd worden aan de specialist burgerzaken en medewerker burgerzaken.

2.1 Vaststellen identiteit overledene

In de meeste gevallen is de identiteit van de overledene bekend. Stel dat dit niet het geval is, dan wordt dit onderzocht. Aanwijzingen worden gevonden in documenten of papieren die de overledene bij zich draagt, getuigenverklaringen, vermissingsberichten, e.d.

Wanneer er na een globaal onderzoek nog niet is achterhaald wat de identiteit is van de overledene, wordt er celmateriaal afgenomen door een arts (artikel 21 lid 3 Wlb). De gemeente blijft verantwoordelijk voor de lijkbezorging, ook al kan de identiteit van de overledene niet worden vastgesteld.

2.2 Overbrengen overledene naar mortuarium

Beleidsregel 2:

Als na de melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en alleen de eerste verzorging te realiseren en nog niet de volledige uitvaart.

Het is niet wenselijk om de overledene voor lange tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Zeker bij bepaalde weeromstandigheden en bij overlijden in de openbare ruimte is het gewenst om het lichaam zo spoedig mogelijk te verplaatsen naar een discrete locatie. Als na de melding nog niet duidelijk is wie de opdracht geeft tot lijkbezorging, wordt er met de uitvaartverzorger een afspraak gemaakt om zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene. In eerste instantie gaat het om de eerste verzorging, weghalen overledene en conserveren in mortuarium. Vervolgens zal er onderzoek gedaan worden naar de nabestaanden van de overledene. Wanneer er nabestaanden zijn kan er overlegd worden met hen over de lijkbezorging.

2.3 Betreden van de woning

Het kan voorkomen dat de overledene zich in een afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang toe bestaat. Hierdoor wordt de burgemeester verhinderd om uitvoering te geven aan de lijkbezorging. Volgens artikel 21, tweede lid Wlb mag de burgemeester of ambtenaar van politie zonder toestemming van de bewoner de woning betreden. De formulering van artikel 21, tweede lid Wlb is in overeenstemming met de Algemene wet op het binnentreden. De weigering tot afgifte van een stoffelijk overschot is strafbaar ingevolge artikel 81, aanhef en onderdeel 2 Wlb. Het verhinderen of belemmeren van een lijkschouwing, dan wel een poging daartoe, is strafbaar ingevolge artikel 80, aanhef en onderdeel 8 Wlb.

2.4 Onderzoek nabestaanden

Het uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden de zorg dragen voor de uitvaart. De Wlb is alleen bedoeld als vangnet voor het geval er geen opdracht wordt gegeven tot lijkbezorging of omdat er geen nabestaanden zijn of dat deze weigeren de uitvaart te regelen. De gemeente heeft als taak om na te gaan of er nabestaanden zijn die zorg willen dragen voor de lijkbezorging en de bijhorende kosten. De afdeling Publiekscentrum zal het onderzoek uitvoeren met gebruik van de basisregistratie personen (BRP) en contact moeten zoeken met eventuele nabestaanden. Daarnaast wordt er onderzocht of de overledene een uitkering ontvangt van de gemeente of andere voorzieningen. De afdeling die daar verantwoordelijk voor is kan de afdeling Publiekscentrum voorzien van eventuele extra informatie. Ook wordt er contact opgenomen met een aantal andere bronnen, zoals politie, maatschappelijk werk, Centraal testamentenregister, andere uitkeringsinstanties, werkgever, buurtonderzoek ect.

Beleidsregel 3:

Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap, tenzij daartoe naar het oordeel van de burgemeester cq gemandateerde ambtenaar een bijzondere aanleiding bestaat.

Om te bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt bij de erfrechtelijke rangorde aangesloten (zie artikel 4:10-12 BW). Het onderzoek naar de nabestaanden strekt zich bij de gemeente Waadhoeke niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap. Het onderzoek naar nabestaanden kan een tijdrovende klus zijn. Per geval wordt bepaald welke inspanningen daarvoor geleverd worden en binnen welk tijdsbestek dat wordt gerealiseerd. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat lijkbezorging uiterlijk binnen zes werkdagen na het overlijden dient plaats te vinden.

Ten aanzien van het opsporen en benaderen van nabestaanden zijn in de Wlb geen wettelijke voorschriften vastgelegd. Zoals bij iedere wettelijke taak geldt ook in dit geval dat de gemeente zich moet gedragen als een redelijk handelende overheid en zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet houden, in dit verband met name het zorgvuldigheidsbeginsel.

Beleidsregel 4:

De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

Van de gemeente mogen geen bovenmatige inspanningen worden verwacht om nabestaanden op te sporen. Blijkt uit de inspanningen van de gemeente en het onderzoek na de melding dat er vermoedelijk geen opdracht zal worden gegeven door een nabestaande, dan geeft de gemeente zelf opdracht in het kader van de Wlb. De inspanningen die worden geleverd voor het opsporen en benaderen van nabestaanden worden geregistreerd, zodat het mogelijk is achteraf verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld alsnog opgespoorde nabestaanden over de geleverde inspanningen.

2.5 Onderzoek testament of codicil.

Beleidsregel 5:

De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

Het Centraal Testamentenregister (CTR) te Den Haag wordt geraadpleegd om na de gaan of de overledene een testament heeft laten opmaken. Via het testament kunnen nabestaanden worden achterhaald en of er wat is geregeld voor de uitvaart en nalatenschap.

Het kan ook voorkomen dat er een codicil is opgemaakt door de overledene. Hieruit kan ook nuttige informatie gehaald worden om nabestaanden te achterhalen. Desondanks komt het vaak voor dat een codicil onvindbaar is.

2.6 Notaris

Beleidsregel 6:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament.

Wanneer er sprake is van een testament moet er een notaris worden ingeschakeld. De notaris is belast met de uitvoering van het testament. Het kan zo zijn dat de notaris dan de uitvaart verzorgt en zorg draagt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Kosten die door de gemeente zijn gemaakt worden bij de notaris ingediend. Een notaris wordt ook ingeschakeld wanneer er sprake is van een vermogen dat de overledene nalaat en er geen testament aanwezig is. In overleg met de notaris kan er worden besloten om hem te belasten met de afwikkeling van de nalatenschap en/of uitvaart.

2.7 Nabestaanden verzoeken tot het regelen van de uitvaart

Beleidsregel 7:

Indien er nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap bekend zijn dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.

Als er uit het onderzoek naar voren komt dat er wel nabestaanden zijn, worden zij verzocht om de uitvaart te verzorgen. De gemeente tracht alle nabestaanden tot en met de 2de graad van bloed- en aanverwantschap telefonisch dan wel schriftelijk te benaderen. Ondanks dat de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te verzorgen, is het wel het uitgangspunt van de Wlb. Nabestaanden zullen hierop worden gewezen en met klem verzocht om de verantwoordelijkheid op zich te nemen.

Beleidsregel 8:

In afwijking van beleidsregel 7 benadert de gemeente geen nabestaanden, die gedetineerd zijn of in het buitenland wonen, tenzij daartoe naar het oordeel van de burgemeester cq gemandateerde ambtenaar een bijzondere aanleiding bestaat.

Wanneer nabestaande(n) zijn gedetineerd, worden deze niet benaderd. Het is niet realistisch om deze persoon te verzoeken om de uitvaart te verzorgen. Hetzelfde geldt voor nabestaanden die in het buitenland wonen.

Nabestaanden die vanwege het financiële aspect twijfelen om de uitvaart te verzorgen, kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand. Het is wel mogelijk dat het per gemeente verschillend is of men in aanmerking komt voor bijzondere bijstand en of deze regeling van toepassing is. Daarnaast moeten de nabestaanden zo snel mogelijk beslissen of ze de uitvaart willen verzorgen. De reactie moeten uiterlijk binnen twee dagen worden bevestigd en het liefst schriftelijk of via de mail. Deze korte termijn wordt er gesteld omdat de overledene in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden begraven of gecremeerd moet zijn. Zodra de nabestaanden aangeven niet de verantwoordelijkheid op zich te willen nemen om de uitvaart te verzorgen, zal de burgemeester de taak op zich nemen. Wel bestaat er de mogelijkheid om de kosten later toch nog te verhalen op de nabestaanden. Bij onderdeel 4 Verhaal komt dit ter sprake.

3. De uitvaart

Tot op heden heeft niemand opdracht gegeven voor de uitvaart en besluit de gemeente om zorg te dragen voor de uitvaart. Er wordt een uitvaartondernemer in de arm genomen en verzocht om deze taak uit te voeren. De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart zal plaatvinden.

3.1 Uitvaartondernemer

Beleidsregel 9:

De gemeente kan onderhands aanbesteden bij de keuze van een uitvaartondernemer.

Voor de keuze van een uitvaartondernemer kan een onderhandse aanbesteding vooraf gaan. De hoogte van de kosten vallen onder de toets van het inkoopbeleid van de Gemeente Waadhoeke.

3.2 Uitvaartverzekering

Beleidsregel 10:

De gemeente geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een naturaverzekering en deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

Het is mogelijk dat uit de administratie van de overledene, bijv. bij een huisbezoek in het kader van het veiligstellen van de nalatenschap (zie punt 4.1), blijkt dat de overledene een uitvaartverzekering heeft afgesloten. Is dit een naturaverzekering, dan vraagt de gemeente de uitvaartonderneming deze gelden te innen. Dit doet overigens niets af aan de toepasselijkheid van de Wlb en de mogelijkheden om kosten te verhalen op hetzij de nalatenschap hetzij de nabestaanden.

De uitvaartondernemer heeft via het Register Uitvaartverzekeringen inzicht in het gegeven of iemand een uitvaartverzekering heeft. Het is dan ook de taak van de uitvaartondernemer de kosten van de uitvaart eerst uit deze verzekering te vergoeden. De gemeente of de nabestaanden ontvangen in dat geval alleen een rest nota indien de verzekering de uitvaartkosten niet geheel dekt.

3.3 Begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap?

Beleidsregel 11:

De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

Wanneer niemand opdracht geeft voor de uitvaart is de burgemeester verantwoordelijk voor de lijkbezorging. Als er een testament of codicil aanwezig is van de overledene kan het zo zijn dat hierin staat vermeld wat de wens van de overledene is over de wijze van lijkbezorging, begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap. Het kan ook voorkomen dat uit andere bronnen blijkt wat de wens van de overledene is. De burgemeester zal hiermee rekening houden en de wens van de overledene respecteren.

Beleidsregel 12:

De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven.

Wanneer de wens van de overledene niet achterhaalt kan worden, wordt er gekozen voor begraven. Begraven is de meest voorkomende vorm van uitvaart en de kosten zijn niet hoog. Ook is deze wijze van uitvaart minder ‘onomkeerbaar’ dan cremeren. Stel er melden zich later alsnog nabestaanden, dan bestaat er de mogelijkheid voor een eventuele herbegraving.

Beleidsregel 13:

De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de Lijkbezorging inzake een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

Begraven zal plaatsvinden op de gemeentelijke begraafplaats binnen de gemeente Waadhoeke.

De lijkbezorging zal sober zijn, maar wel respectvol. Hetzelfde geldt, wanneer er voor een crematie wordt gekozen. De as van de overledene wordt uitgestrooid bij het crematorium en de asbus wordt niet bijgezet. Wel wordt de as minimaal een maand bewaard (artikel 59, eerste lid Wlb) voor het geval er wel nabestaanden zijn die zich melden. De asbus wordt aan hen ter beschikking gesteld op het moment dat de kosten van de crematie volledig door hen zijn betaald.

Beleidsregel 14:

De gemeente vergoedt in beginsel de volgende kosten:

  • -

    overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;

  • -

    huur ‘bewaarplaats’ in mortuarium;

  • -

    ‘kisten’ overledene;

  • -

    aanschaf eenvoudige kist;

  • -

    verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);

  • -

    indien nodig rouwauto op de dag van de uitvaart;

  • -

    begraven in algemeen graf, zonder grafmonument;

  • -

    bij crematie: bewaren as in asbus gedurende een maand en asverstrooïng op het terrein van het crematorium.

Uitgangspunt van de Wlb is een uitvaart op basis van de minst kostbare wijze, maar wel respectvol.

4. Verhaal

Welke verhaalsmogelijkheden zijn er op de nalatenschap? En wat voor onderzoek moet hiervoor gedaan worden? Tijdens dit onderdeel worden onder andere deze vragen beantwoordt en wat de mogelijkheden zijn voor de gemeente met betrekking tot het verhalen op nabestaanden of nalatenschap.

4.1 Onderzoek

Beleidsregel 15:

De gemeente pleegt een huisbezoek als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.

Uitgangspunt van het huisbezoek is om te onderzoeken of er geld en/of goederen zijn die de kosten van de uitvaart vergoeden. In de Wlb staan geen regels over het bezoek aan de woonruimte van de overledene. In principe kan het worden beschouwd als ‘huisvredebreuk’ in de zin van artikel 138WvSr. Voor het strafrecht geldt immers, dat als de woonruimte zich nog in ongeschonden staat bevindt, zij bij de overleden bewoner nog ‘in gebruik’ is (HR 14 april 1981, NJ 1982, 421). Vaak wordt als grondslag voor binnentreden in de woonruimte aangevoerd dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid en daarom noodmaatregelen kan treffen, zoals sluiting van een woning en afsluiten van de gastoevoer. Het binnentreden van de woonruimte wordt dan wel als een dergelijke ‘noodmaatregel’ aangemerkt, gebaseerd op artikel 172 Gemeentewet. Hoewel de juridische grondslag omstreden is, dient in dat geval een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor de lijkbezorging en anderzijds het respect voor de overledene en de nabestaanden. Het plegen van een huisbezoek wordt als standaard aangehouden als er geen opdracht voor de uitvaart wordt gegeven door nabestaanden. De genoemde belangenafweging is al bij voorbaat gemaakt.

De Algemene wet op het binnentreden blijft onverkort van toepassing als in een concreet geval tot binnentreden van een woning wordt overgegaan. In die wet zijn de vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte. Dit betekent onder andere dat:

  • -

    een schriftelijke machtiging door de burgemeester moet zijn afgegeven; (Dat is niet vereist bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen);

  • -

    terstond in de woning moet worden binnengetreden;

  • -

    enkel kan worden binnengetreden door personen die bevoegd zijn verklaard (gemandateerd of ondergemandateerd);

  • -

    binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

Beleidsregel 16:

De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder.

De woonruimte wordt alleen betreden in het bijzijn van een collega en hierbij wordt zeer zorgvuldig te werk gegaan. Alles gaat in overleg met de eventuele verhuurder (voor de sleutel). Ambtenaren van de Gemeente Waadhoeke die dergelijke huisbezoeken afleggen zijn hiertoe bevoegd en gemachtigd door de burgemeester. De bevindingen van het huisbezoek worden vastgelegd in een rapportage.

4.2 Beheersmaatregelen

Beleidsregel 17:

De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.

Het beheer beperkt zich tot het veiligstellen van bezittingen waaruit de uitvaart kan worden bekostigd, zoals

  • -

    belangrijke documenten uit de administratie (uitvaartverzekering, bankafschriften, verzekeringspolissen e.d.);

  • -

    waardepapieren;

  • -

    sieraden;

  • -

    kostbare verzameling (munten, postzegels e.d.);

  • -

    antiek;

  • -

    contant geld;

  • -

    alles van enige waarde.

Beleidsregel 18:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van bezittingen met een verwachte waarde van meer dan € 5.000,-.

Er wordt een notaris ingeschakeld als de bezittingen van de overledene naar verwachting een waarde hebben van meer dan € 5.000,00. Dit kan blijken uit bijvoorbeeld bankafschriften dat er gelden zijn die dat bedrag te boven gaan. Een notaris kan een uitgebreid nabestaandenonderzoek doen (tot de zesde graad) en kan eventueel door tussenkomst van schuldeisers of het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank een vereffenaar laten aanwijzen, die de afwikkeling verzorgt.

4.3 Verhaal van kosten

Beleidsregel 19:

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen eerst op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden.

De kosten worden verhaald op geld en goederen bij de overledene. Maar de kosten kunnen ook worden verhaald op de nabestaanden en de nalatenschap. De verhaalsparagraaf 6.5 in de Wet werk en bijstand (Wvb) is van overeenkomstige toepassing. De gemeente Waadhoeke heeft besloten om van de bevoegdheid tot verhalen van de kosten op de nalatenschap en de nabestaanden gebruik te maken.

4.4 Welke kosten kunnen naast de uitvaartkosten worden verhaald

Beleidsregel 20:

De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

Naast de kosten voor de uitvaart, maakt de gemeente vaak extra kosten, zoals kosten, die gemaakt worden voor het veiligstellen van de nalatenschap. Het betreft kosten die redelijkerwijs zijn gemaakt.

Kosten i.v.m. uitvaart

Kosten, die moeten worden gemaakt om een sobere uitvaart, rekening houdend met de (vermoedelijke) wens van de overledene, te realiseren, komen voor verhaal in aanmerking. Over de vraag welke kosten exact op grond van artikel 22 Wlb verhaald kunnen worden, zijn vrijwel geen aanknopingspunten beschikbaar in de wetsgeschiedenis of de jurisprudentie. Vanuit het beginsel dat de lijkbezorging in eerste aanleg een particuliere verantwoordelijkheid is, wordt er in zijn algemeenheid van uitgegaan dat allerlei bijkomende kosten ook kunnen worden verhaald, voor zover deze, naar aard en omvang genomen, ‘redelijkerwijs’ zijn gemaakt. Daaronder kunnen ook allerlei ‘regelkosten’ en/of administratieve kosten worden gebracht, zoals kosten om nabestaanden te vinden, om de woning van de overledene te kunnen betreden, etc.

Uitvoeringskosten worden niet in rekening gebracht. Dit zijn immers kosten die samenhangen met de uitvoering van een wettelijke taak, waarvoor de gemeente gecompenseerd wordt via een algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

4.5 Verhaal op geld en goederen

Geld en goederen, die bij de overledene zijn aangetroffen na het overlijden, worden benut voor het bekostigen van de lijkbezorging (tenzij blijkt of aangenomen kan worden dat ze aan een ander toebehoren), zoals contanten in een portemonnee, die de overledene bij zich droeg op het moment van overlijden. Ook tot de geld en goederen van de overledene behoren de contanten, waardepapieren of persoonlijke bezittingen, die na de uitvaart bij een eventueel huisbezoek in de woning van de overledene zijn aangetroffen. Geld, waardepapieren en sieraden worden door de bevoegd ambtenaar meegenomen en in bewaring gegeven aan de beheerder van de gemeentekluis. Er wordt rapport opgemaakt wat aan zaken in de kluis wordt opgeborgen. Persoonlijke bezittingen die een vermoedelijke waarde van meer dan € 1.500,00 per stuk vertegenwoordigen en qua omvang te groot zijn om in de kluis gelegd te worden, worden door tussenkomst van de rechter in bewaring gegeven.

4.6 Verhaal nalatenschap

Beleidsregel 21:

De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap indien de gelden en de bezittingen, die bij de overledene zijn aangetroffen, een onvoldoende waarde vertegenwoordigen.

Wanneer de aangetroffen gelden en goederen van onvoldoende waarde zijn om de kosten van de uitvaart te vergoeden, verhaalt de gemeente in eerste instantie de kosten op de nalatenschap.

Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die bijvoorbeeld nog worden verstrekt na het overlijden. De schulden, die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van teveel verstrekte bijstand). Deze schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap te worden voldaan.

Vervolgens worden bijvoorbeeld de uitvaartkosten uit de resterende nalatenschap betaald (zie artikel 4:7 eerste lid BW). De nalatenschap vormt, zolang deze niet is aanvaard, een van de erfgenamen afgescheiden vermogen.

Na zuivere aanvaarding vloeit de nalatenschap, inclusief de schulden, samen met het vermogen van de betreffende erfgenaam. Dan is het denkbaar dat de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard is of dat er een onbeheerde nalatenschap is.

Of er sprake is van een beneficiair aanvaarde of van een verworpen nalatenschap, kan worden nagevraagd bij de griffie van de rechtbank. Een beneficiair aanvaarde nalatenschap brengt met zich mee dat de erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor schulden van de overledene als blijkt dat de nalatenschap ontoereikend is om de schulden te voldoen.

Is een nalatenschap beneficiair aanvaard of is er een onbeheerde nalatenschap (bijvoorbeeld omdat deze verworpen is door alle erfgenamen), dan wordt er vaak een vereffenaar benoemd. Deze is verantwoordelijk voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap, waaronder ook de kosten van lijkbezorging. Bij een (beneficiair) aanvaarde nalatenschap, wordt deze taak ook wel uitgevoerd door een executeur testamentair (als er een testament is) of een erfgenaam.

Van een onbeheerde nalatenschap is sprake als er na het overlijden

  • -

    geen erfgenamen zijn, of

  • -

    als niet bekend is of er erfgenamen zijn, of

  • -

    als de wel bekende erfgenamen de nalatenschap onbeheerd laten en een executeur, die de nalatenschap wel beheert, ontbreekt.

4.7. Nalatenschap aanvaard

Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten bij hem worden ingediend. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW). Bezittingen, die door de gemeente in beheer zijn genomen (bijv. sieraden of waardepapieren), moeten aan de erfgenamen/notaris/vereffenaar overhandigd worden zodat ze te gelde kunnen worden gemaakt.

Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan middels een notariële akte maar ook stilzwijgend, bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten middels een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden. Gedurende drie maanden na het overlijden kan op goederen van de nalatenschap, die (nog) niet zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen (artikel 4:185 eerste lid BW).

Bij beneficiaire aanvaarding en verwerping (door alle erfgenamen) kunnen de schulden van de nalatenschap slechts worden voldaan door een executeur testamentair (als er een testament is) of een vereffenaar, die door de rechtbank is benoemd (artikel 4:203 en artikel 204 BW).

Beleidsregel 22:

De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Toch is de praktijk dat veel gemeenten daar wel toe over gaan vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven, dat het te gelde maken van bezittingen een effectieve manier van kostenverrekening is en dat het risico van een dergelijke handelwijze beperkt is. De gemeente Waadhoeke conformeert zich aan deze gedragslijn.

In dat geval worden vaak banksaldi opgevraagd en verzocht aanwezige positieve saldi over te boeken

naar de gemeente. Soms vindt nog nabetaling van uitkeringen plaats, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen. Als de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt wel verzocht uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt, kunnen soms te gelde worden gemaakt, etc.

Voor verhaal op de nalatenschap is paragraaf 6.5 Wwb ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. Er wordt schriftelijk een verhaal beslissing opgesteld, met daarin een kostenopgaaf, die wordt verstuurd naar de nabestaande(n). Is iemand anders vereffenaar of executeur of is de afwikkeling in handen van een notaris gesteld, dan vindt toezending van de factuur aan hem plaats, met het verzoek tot uitbetaling over te gaan. Evenals voor verhaal van bijstand geldt dat de verhaal beslissing niet geëxecuteerd kan worden op geld en goederen van de nalatenschap, tenzij de rechtbank de verhaalsvordering heeft vastgesteld. In de Wlb is geen bijzonder voorrecht of titel vastgelegd ten aanzien van verhaal van kosten lijkbezorging.

De toepassing van paragraaf 6.5 Wwb ‘voor zover mogelijk’ brengt onder andere met zich mee dat artikel 62g, tweede lid Wwb van toepassing is. De gemeente gaat over tot verhaal in rechte, als de vordering door de nabestaanden, de executeur-testamentair of door de notaris bestreden wordt. Artikel 62h Wwb, dat de verzoekschriftprocedure regelt, is eveneens van toepassing.

4.8 Een onbeheerde nalatenschap

Als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap, dan gaat de Gemeente Waadhoeke zelf over tot invordering en verhaal van kosten van lijkbezorging.

4.9 Verhaal op de nabestaanden

Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, worden deze kosten verhaald op bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad, die krachtens de artikelen 1:392, 1:394-396 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Paragraaf 6.5 van de Wet werk en bijstand is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing. Niet van belang is dat de nalatenschap eventueel beneficiair is aanvaard of verworpen.

Bloed- en aanverwanten zijn volgens artikel 1: 392 BW:

  • -

    de ouders;

  • -

    de kinderen;

  • -

    behuwdkinderen, schoonouders en stiefouders.

Beleidsregel 23:

De gemeente Waadhoeke maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op schoonouders, stiefouders, schoonzonen, schoondochters.

De gemeente verhaalt de kosten van de lijkbezorging niet op de schoonouders, stiefouders en behuwd kinderen (schoonzoon(s) of schoondochter(s)), omdat uit de praktijk blijkt dat die mogelijkheid zich nog nooit heeft voorgedaan. Daarnaast beschouwt de gemeente Waadhoeke deze familieleden niet als direct nabestaanden en ziet de gemeente het dan ook niet als hun burgerplicht, het grondbeginsel zoals verwoord in de Wet op de Lijkbezorging, om de kosten van de uitvaart te betalen.

Paragraaf 6.5 Wwb is ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. Zie hetgeen daarover bij ‘4.6 Verhaal op de nalatenschap’ reeds is gesteld. In aanvulling daarop is nog van belang dat verhaal op bloed- en aanverwanten, anders dan bij verhaal van bijstand op onderhoudsplichtigen, niet plaatsvindt volgens de normen, die de burgerlijke rechter hanteert voor verplichting tot het verstrekken van alimentatie (TREMA-normen). Aansluiting moet worden gezocht bij verhaal van bijstand op de nalatenschap (artikel 62f onderdeel b Wwb), waarbij dit geen rol speelt.

Zie ook Rechtbank Alkmaar 28 mei 2008, LJN: BD 3885.

De gemeente kan de kosten van lijkbezorging verhalen op de bloed- en aanverwanten naar de mate van hun erfrechtelijk aandeel. Dat betekent dat als er drie kinderen zijn, ieder kind voor een derde deel van de kosten verbonden is. Er geldt geen hoofdelijke aansprakelijkheid. Ieder is voor zijn deel verbonden. Zie uitspraak LJN: BD 3885. Voor dat deel kan evenwel bijzondere bijstand worden aangevraagd, als de erfgenaam over onvoldoende middelen beschikt.

4.10 Afronding beheersmaatregelen

Bij de afwikkeling worden ook de beheersmaatregelen afgerond. Bezittingen, die veilig zijn gesteld, worden verkocht.

5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na datum dat de beleidsregels zijn vaste gesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waadhoeke.

Bijlage 1. Stappenplan

Actie

Actie door

Bijzonderheden

Na 1e melding van overledene zonder nabestaanden of waar nabestaanden niet in de lijkbezorging voorzien manager Publiekscentrum informeren

Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum of Manager Publiekscentrum

 

Nabestaanden achterhalen via BRP indien die niet bekend zijn

Medewerker burgerzaken of Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum

 

Indien via BRP geen nabestaanden te achterhalen zijn, onderzoek plegen

Specialist burgerzaken of medewerker burgerzaken afdeling Publiekscentrum

Zoektocht nabestaanden ruim opvatten (politie, huisarts, buren raadplegen). Idem agenda van de overledene.

Nabestaanden overtuigen om zelf actie te ondernemen. Dit kan zowel mondeling als door middel van een (aangetekende) brief (per expresse).

Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum of Manager Publiekscentrum

 

Woning overledene bekijken en onderzoeken; indien mogelijk maatregelen treffen

Afdeling Publiekscentrum i.s.m. Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum of Manager Publiekscentrum

Voor zover betrokkene in zijn/haar woning is gevonden, kan worden bekeken/ onderzocht of er in de woning een uitvaartpolis etc. te vinden is, bankpapieren, bankpasjes, documenten levens- of ongevallenverzekering, overlijdensuitkeringen, sociale uitkeringen, pensioen, spaargelden. Ook of er sprake is van een waardevolle inboedel etc. Indien noodzakelijk maatregelen treffen zoals afsluiten gas, water en elektra etc. Ingeval betrokkene elders is gevonden kan juridisch gezien slechts in uitzonderlijke situaties toegang tot de woning worden verkregen. Praktisch gezien is het inschakeling van bijv. buren/ vrienden/ verhuurder aan te bevelen. Indien dit niet mogelijk en is er sprake van een uitzondering. Zal op basis van artikel 22 Wlb onderzoek in de woning gedaan worden.

Ingeval nabestaanden nog niet zijn gevonden, dan wel (blijven) weigeren opdracht te verlenen tot lijkbezorging, opdracht verlenen aan uitvaartverzorger tot het weghalen van het lijk en opslag in een mortuarium

Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum of Manager Publiekscentrum

Het is niet wenselijk om de overledene voor lange tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Zeker bij bepaalde weeromstandigheden en bij overlijden in de openbare ruimte is het gewenst om het lichaam zo spoedig mogelijk te verplaatsen naar een discrete locatie.

Voor de vijfde dag na overlijden een arts raadplegen of uitstel van lijkbezorging verantwoord is. Na kennisneming van het advies een beslissing nemen tot uitstel, met maximaal 5 dagen.

(loco-)Burgemeester

Het advies van de arts is niet bindend!

Voor de tiende dag na overlijden een beslissing nemen over de wijze van en plaats en tijd van de lijkbezorging

Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum of Manager Publiekscentrum

De lijkbezorging vindt uiterlijk op de 10e dag plaats.

De kosten van de lijkbezorging kunnen verhaald worden op de bij het lijk gevonden goederen of gelden en vervolgens uit de nalatenschap

Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum of Manager Publiekscentrum

 

Is de nalatenschap onvoldoende om de kosten te dekken dan heeft de gemeente een verhaalsrecht op bloed- en aanverwanten.

Specialist burgerzaken afdeling Publiekscentrum of Manager Publiekscentrum

College dient een besluit te nemen. Maatschappelijke opvattingen dienen te worden meegewogen. Het verhaal moet wel redelijk zijn

Ondertekening

Afdsfafa

Bijlage 2. Overzicht van de beleidsregels

Beleidsregel 1:

De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

Beleidsregel 2:

Als na melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en alleen de eerste verzorging te realiseren en nog niet de volledige uitvaart.

Beleidsregel 3:

Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap.

Beleidsregel 4:

De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

Beleidsregel 5:

De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

Beleidsregel 6:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament.

Beleidsregel 7:

Als er nabestaanden tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap bekend zijn dan vraagt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.

Beleidsregel 8:

In afwijking van beleidsregel 7 benadert de gemeente geen nabestaanden, die gedetineerd zijn of in het buitenland wonen.

Beleidsregel 9:

De gemeente kan onderhands aanbesteden bij de keuze van een uitvaartondernemer.

Beleidsregel 10:

De gemeente geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een naturaverzekering en deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

Beleidsregel 11:

De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

Beleidsregel 12:

De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven.

Beleidsregel 13:

De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wet op de Lijkbezorging inzake een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

Beleidsregel 14:

De gemeente vergoedt in beginsel de volgende kosten:

  • -

    overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;

  • -

    huur ‘bewaarplaats’ in mortuarium;

  • -

    ‘kisten’ overledene;

  • -

    aanschaf eenvoudige kist;

  • -

    verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);

  • -

    indien nodig rouwauto op de dag van de uitvaart;

  • -

    begraven in algemeen graf, zonder grafmonument;

  • -

    bij crematie: bewaren as in asbus gedurende een maand en asverstrooïng op het terrein van het crematorium.

Beleidsregel 15:

De gemeente pleegt een huisbezoek als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.

Beleidsregel 16:

De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder.

Beleidsregel 17:

De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.

Beleidsregel 18:

De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van bezittingen met een verwachte waarde van meer dan € 5.000,-.

Beleidsregel 19:

De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen eerst op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden.

Beleidsregel 20:

De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

Beleidsregel 21:

De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap als de gelden en de bezittingen, die bij de overledene zijn aangetroffen, een onvoldoende waarde vertegenwoordigen.

Beleidsregel 22:

De gemeente verrekent voor zover mogelijk zelf de kosten van de uitvaart met inkomsten of tegoeden bij banken en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

Beleidsregel 23:

De gemeente Waadhoeke maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op schoonouders, stiefouders, schoonzonen, schoondochters.