Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren 2010

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Werkleeraanbod Wet Investeren in Jongeren 2010

De raad van de gemeente Waalre

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 augustus 2010 nr. 52;

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet;artikel 12, eerste lid, onderdeel a, Wet investeren in jongeren;

gelet op de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening (nr. 800/2008), evenals de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004);

Besluit; Vast te stellen de VERORDENING WERKLEERAANBOD WET INVESTEREN IN JONGEREN 2010 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. wet: de Wet investeren in jongeren;

    b. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

    c. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, Wet werk en bijstand;

    d. college: het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 BELEID

Artikel 2 Opdracht college

  • 1 Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan of een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

  • 2 In afwijking van het tweede lid, kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de wet.

  • 3 Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde beleidsplan en stemt daarbij het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1 Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening eenmaal per vier jaar een beleidsplan vast en brengt deze ter kennis van de gemeenteraad.

  • 2 Dit plan omvat in elk geval:

    a. een omschrijving van het beleid ten aanzien van de arbeidsinschakeling van de jongeren en de wijze waarop aandacht wordt besteed aan de verschillende doelgroepen;

    b. een omschrijving van de beschikbare voorzieningen en instrumenten ter ondersteuning van de arbeidsinschakeling;

    c. het beschikbare budget per voorziening;

    d. de wijze waarop de voorzieningen worden ingezet voor de verschillende doelgroepen.

  • 3 Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de effecten van het beleid.

Hoofdstuk 3 Subsidie en vergoedingen

Artikel 4 Gesubsidieerde arbeidsplaats

  • 1 Het college kan aan een jongere voor een bepaalde duur een gesubsidieerde arbeidsplaats aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 De duur van de gesubsidieerde arbeidsplaats bedraagt maximaal een jaar en kan eenmalig met maximaal een jaar verlengd worden.

  • 3 De eenmalige verlenging van maximaal een jaar is alleen mogelijk indien de kans op arbeidsinschakeling van belanghebbende aanmerkelijk verbetert.

Artikel 5 Loonkostensubsidie

  • 1 Aan de werkgever die aan een jongere een arbeidsovereenkomst aanbiedt, kan een subsidie verstrekt worden van maximaal honderd procent van het wettelijk minimumloon, inclusief vakantietoeslag. De subsidie wordt naar rato verminderd met de arbeidsduur.

  • 2 Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

Artikel 6 Doorstroomsubsidie

  • 1 Aan de werkgever die met een jongere, tijdens of aansluitend aan de periode dat de jongere met behulp van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, een reguliere arbeidsovereenkomst aangaat, niet zijnde gesubsidieerde arbeid, van minimaal twaalf maanden, kan een subsidie verstrekt worden van maximaal € 5.000,00 op het moment van afsluiten van de reguliere arbeidsovereenkomst.

  • 2 Voorwaarde voor het recht op de doorstroomsubsidie is dat de werknemer zes maanden na het ingaan van de reguliere arbeidsovereenkomst nog arbeid in loondienst verricht bij die werkgever.

Artikel 7 Overgangsregeling bestaande subsidies

Het college kan in het beleidsplan regels stellen ten aanzien van bestaande gesubsidieerde banen.

Artikel 8 Vergoedingen

  • 1 Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken. Het gaat hierbij in ieder geval om:

    a. reiskosten;

    b. kosten voor kinderopvang. 

  • 2 Op de vergoeding wordt in mindering gebracht de op een andere wijze ontvangen vergoeding voor dezelfde kosten.

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2010.

Artikel 11 Inwerkingtreding

De Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2010 treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 oktober 2010.
De raad van de gemeente Waalre,de griffier, de voorzitter,
 
J.A.J. Claessen mr. H.C.R.M. de Wijkerslooth 

Toelichting 1

Toelichting artikel 1Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ en ‘startkwalificatie’, omdat deze in de wet niet nader zijn omschreven.

Toelichting artikel 2In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid, en 13, eerste lid, van de wet. Uit een oogpunt van duidelijkheid is ervoor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. Tevens is verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden. Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dit is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de wet, want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar.

In het tweede lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, van de wet. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, evenals gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zogenaamde ‘kan-bepaling’ is: het college bepaalt of het zinvol is da jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig beroep of bedrijf.

In het derde lid worden criteria gesteld voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening en het beleidsplan waarin die criteria zijn uitgewerkt. Gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod is toegevoegd de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongeren bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.

Toelichting artikel 3De wet vraagt aan de gemeenteraad om het beleid over het werkleeraanbod in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een meerjarenbeleidsplan.

Het eerste lid geeft aan dat het college, ter uitvoering van de verordening, eenmaal per vier jaren een beleidsplan vaststelt en deze ter kennis brengt van de gemeenteraad. In het tweede lid is geregeld welke onderwerpen in het beleidsplan in ieder geval aan de orde komen. Het tweede lid bevat geen limitatief omschreven lijst maar kan uitgebreid worden. Om inzicht te krijgen in het gemeentelijke beleid zal in ieder geval duidelijk moeten worden gemaakt welke voorzieningen beschikbaar zijn voor welke doelgroepen jongeren. Daarbij kan tevens een financiële vertaalslag worden gemaakt met betrekking tot de kosten van het beleid. In het beleidsplan wordt namelijk vastgelegd dat voor de verschillende voorzieningen budgetplafonds gelden. Het college is immers niet verplicht een bepaalde voorziening aan te bieden. De aanspraak van de jongere kan niet gericht zijn op een specifieke voorziening. Het staat het college in beginsel vrij om het werkleeraanbod zelf invulling te geven. Gelet op de wens van de wetgever om bij de invulling van het beleid bijzondere aandacht te besteden aan de combinatie werk en zorg, kunnen daarover in het beleidsplan nadere bepalingen worden opgenomen.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid.

Toelichting artikel 4In dit artikel wordt gesubsidieerde arbeid voor jongeren mogelijk gemaakt. Na het plaatsen van de werknemer houdt de bemoeienis van de gemeente niet op. De bedoeling is dat de werknemer uiteindelijk uitstroomt naar reguliere, niet gesubsidieerde arbeid. Daarom is in het derde lid de bepaling opgenomen dat wordt bezien welke mogelijkheden daartoe aanwezig zijn. Indien er geen mogelijkheden meer zijn wordt de gesubsidieerde arbeidsplaats na een jaar niet verlengd.

Toelichting artikel 5In het eerste lid is de maximale hoogte van de subsidie geregeld, zijnde honderd procent van het wettelijk minimumloon, inclusief vakantietoeslag. De subsidie wordt naar rato verminderd met de arbeidsduur.

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, subsidieplafonds vaststellen. Om subsidies te kunnen weigeren bij ontbrekende middelen is deze bevoegdheid van het college geregeld in het tweede lid. Een subsidieplafond dient wel bekend gemaakt te worden voor de periode waarvoor deze geldt.

Toelichting artikel 6Het college kan, als extra stimuleringsmiddel, aan de werkgever een subsidie verstrekken wanneer deze een jongere aanneemt die gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. De arbeidsovereenkomst dient tenminste twaalf maanden te zijn en de werknemer dient zes maanden na het ingaan van de reguliere arbeidsovereenkomst nog arbeid in loondienst te verrichten bij die werkgever. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000,00.

Toelichting artikel 7Op het moment van ingang van deze verordening zijn enkele personen werkzaam in dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen ingevolgde de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand. De Re-integratieverordening Wet werk en bijstand komt met ingang van 1 oktober 2010 te vervallen. Dit artikel regelt de overgang van bestaande ‘gevallen’ naar de verordening c.q. het beleidsplan.

Toelichting artikel 8Kosten die voor de jongeren verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening ( Wet Kinderopvang) daarin onvoldoende voorziet. Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten, bijvoorbeeld voor verplichte kleding of schoeisel, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn. De kosten kunnen ten laste worden gebracht van het participatiebudget.

Toelichting artikel 9In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.