Regeling vervallen per 06-04-2016

Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 05-04-2016

Intitulé

Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015

Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015

De raad van de gemeente Waalwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft gelegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

BESLUIT:

vast te stellen de Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1. Wet

Jeugdwet.

2. Cliënt

Persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een individuele voorziening of

persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in

artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

3. Ouders

Ouders en verzorgers, wettelijk vertegenwoordigers van de jeugdige.

4. Sociaal netwerk

Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

5.Coach

Generalist die zorg draagt voor de ondersteuning op locatie van huishoudens met problemen in meer rubrieken en/of ingewikkeldere problematiek als bedoeld in artikel 4.

6. Melding

Melding aan het college zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet.

7. Gesprek

Gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

8. Familiegroepsplan

Hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten,

aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In Plan wordt

beschreven wat problemen en vraagstukken zijn en welke oplossingen zij daarvoor kiezen. Het

college betrekt het plan in het onderzoek c.q het gesprek.

9. Hulpvraag

Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

10. Integraal plan van aanpak

Het integraal plan van aanpak beschrijft de doelen van de hulpverlening. Hierin zijn alle activiteiten

opgenomen die worden ondernomen om de gestelde doelen te behalen. Het kan zowel gaan om

datgene wat het sociaal netwerk zelf doet, vanuit het uitgangspunt benutting van eigen

kracht, aangevuld met inzet van Gebruikelijke hulp, Mantelzorg, Algemene voorzieningen,

Maatwerkvoorzieningen c.q. individuele voorzieningen. De aanpak is altijd gericht op de

hoofddoelen: iedereen is sociaal economisch zelfredzaam, iedere jongere haalt een startkwalificatie

en ieder huishouden heeft minimaal 1 kostwinner.

11. Beschikking

Een beschikking zoals omschreven in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht van het college van Waalwijk over de Toegang tot Jeugdhulp.

12. Eigen Bijdrage

Bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.

13. Pgb

Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet.

14. Algemene voorziening

Aanbod van diensten of activiteiten, dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften,

persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruiker toegankelijk is en dat is gericht op het

versterken van de zelfredzaamheid en participatie, of op opvang.

15.Vrij toegankelijke Jeugdhulp

Een voor de doelgroep – zoals omschreven in artikel 2.1 van de wet – vrij toegankelijke (algemene) voorziening.

16. Andere voorziening

Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

17. Individuele voorziening

Op de jeugdigde of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

18. Voorliggende voorziening

Algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen.

Artikel 2 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

1.Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die nodig is na een verwijzing door een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder.

HOOFDSTUK 2. Procedureregels aanvraag Jeugdhulp

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding.

Artikel 4. Cliëntondersteuning

Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7 van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en

bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij

redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval

een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

3.Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als

bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Gesprek

1.Het college onderzoekt door middel van een gesprek van een deskundige en de jeugdige en/of

zijn ouders, binnen de gestelde termijn en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • f.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • g.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • h.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een

      ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

    • 3.

      Als de cliënt een familiegroepsplan zoals bedoeld in artikel 4.1.2 aan het college

      heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

    • 4.

      Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun

      rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun

      persoonsgegevens te verwerken.

    • 5.

      Het college kan naar aanleiding van het bezoek een coach inschakelen omdat de hulpvraag

      ingewikkeld is of omdat het om verschillende vraagstukken gaat

    • 6.

      Afhankelijk van de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte bij de melding,

kan het college specialisten raadplegen.

7.Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7. Verslag

Het college zorgt voor een verslaglegging van het onderzoek.

Artikel 8. Aanvraag

Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een individuele

voorziening schriftelijk indienen bij het college.

HOOFDSTUK 3. Procedure individuele voorzieningen

Artikel 9. Samenwerkingsafspraken Raad voor de Kinderbescherming

De gemeente stelt bij verordening vast dat de afspraken die in het samenwerkingsprotocol tussen de gemeente en de Raad voor de kinderbescherming zijn opgenomen, onverkort gelden voor alle instanties die werken onder de regie van de gemeente.

Artikel 10. Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

1.Het college kent een individuele voorziening toe voor zover op basis van de hulpvraag en/of het

huisbezoek wordt vastgesteld dat de jeugdige:

  • a.

    op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden,

  • b.

    geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de

jeugdige een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts is afgegeven;

3.Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit

van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening.

Artikel 11. Inhoud beschikking

In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

HOOFDSTUK 4. Persoonsgebonden budget

Artikel 12. Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt, tenzij aantoonbaar spoedeisend belang zich hiertegen verzet.

  • 3. De omvang van een pgb:

  • a. is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

  • b. is toereikend om effectieve en kwalitatieve goede zorg in te kopen, en

  • c. bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 4. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 5. De hoogte van een pgb wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs die de aanvrager zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

  • 6. Een client aan wie pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende de omvang, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

  • a. dat deze persoon een lager tarief krijgt uitbetaald voor zijn diensten dan het ingevolge het derde en vijfde lid vastgesteld tarief, en

  • b. dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

HOOFDSTUK 5. Eigen Bijdragen in de kosten

Artikel 13

1.Indien een kind hulp met verblijf buiten het gezin krijgt, zijn ouders verplicht bij te dragen in de kosten.

HOOFDSTUK 6. Kwaliteit

Artikel 14. Kwaliteitseisen jeugdhulp

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder in ieder geval begrepen, door:

  • a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

  • c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 15. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

1.Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de

verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar

aan.

2.Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de

verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

3.De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet maatschappelijke

ondersteuning, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het

college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

4.Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van

calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

5.Elke aanbieder moet zich houden aan de wet meldcode geweld en kindermishandeling.

HOOFDSTUK 7. Handhaving

Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

1.Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit

eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun

redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een

beslissing aangaande een individuele voorziening.

2.Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele

voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

  • e.

    de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de

verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het

college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of

gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het

ten onrechte genoten pgb.

4.Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes

maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de

verlening heeft plaatsgevonden.

5.Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet

steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

HOOFDSTUK 8. Overige bepalingen

Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp

1.Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de

tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren

kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit

van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder

begrepen.

3.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze

eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het

zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 18. Vertrouwenspersoon

1.Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een

onafhankelijke vertrouwenspersoon.

2.Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een

onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 19. Inspraak en medezeggenschap

1.Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid

betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde

regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

2.Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid

voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de

besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen

van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

3.Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij

onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een

adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

4.Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 20. Klachtregeling

1.Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien

van alle voorzieningen.

2.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de

klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders

Artikel 21. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 22. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23. Vaststellen Besluit

Het college heeft de bevoegdheid nadere regels over de uitvoering van deze verordening, die zijn opgenomen in het Besluit Jeugdhulp Waalwijk 2015 vast te stellen.

HOOFDSTUK 9. Slotbepaling

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 11 december 2014.

De raad van Waalwijk,

De griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken, Drs. A.M.P. Kleijngeld