Regeling vervallen per 30-03-2017

Verordening Jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015 (eerste wijziging)

Geldend van 06-04-2016 t/m 29-03-2017

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015 (eerste wijziging)

Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015 (eerste wijziging)

De raad van de gemeente Waalwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 januari 2016;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft gelegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

Overwegende dat gebleken is dat in de tekst van de Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015, zoals vastgesteld door de raad op 11 december 2014, enkele onjuistheden staan die hersteld moeten worden;

BESLUIT:

  • -

    In te trekken de Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015;

  • -

    Vast te stellen de Verordening jeugdhulp Waalwijk 2015 (eerste wijziging).

    HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

    Artikel 1.Begripsbepalingen

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    1. Andere voorziening

    Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

    2. Beschikking

    Een beschikking zoals omschreven in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht van het college van Waalwijk over de Toegang tot Jeugdhulp.

    3. Cliënt

    Persoon die gebruik maakt van een voorziening als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet , juncto artikel 2.9, onder a, van de wet, of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

    4.Coach

    Generalist die zorg draagt voor de ondersteuning op locatie van huishoudens met problemen in meer rubrieken en/of ingewikkeldere problematiek als bedoeld in artikel 4.

    5. Familiegroepsplan

    Plan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

    6. Gesprek

    Gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 6.

    7. Hulpvraag

    Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet.

    8. Individuele voorziening

    Op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2.9, van de wet.

    9. Melding

    Melding aan het college als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

    10. Ouders

    Personen als bedoeld in artikel 1.1 van de wet.

    11. Pgb

    Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet.

    12. Sociaal netwerk

    Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

    13. Voorliggende voorziening

    Algemeen gebruikelijke voorziening en algemene voorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015, of een andere voorziening waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen.

    14.Vrij toegankelijke jeugdhulp

    Een voor de doelgroep vrij toegankelijke voorziening.

    15. Wet

    Jeugdwet.

    HOOFDSTUK 2. Procedureregels aanvraag Jeugdhulp

    Artikel 2 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

    • 1.

      Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die nodig is na een verwijzing door een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder op basis van afspraken als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, vierde lid van de wet

    • 2.

      Indien de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 11.

    Artikel 3. Melding hulpvraag

    • 1.

      Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

    • 2.

      Het college bevestigt de ontvangst van een melding.

    Artikel 4. Cliëntondersteuning

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

    Artikel 5. Vooronderzoek

    • 1.

      Het college verzamelt alle voor het onderzoek en gesprek als bedoeld in artikel 6 van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

    • 2.

      Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en

    bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij

    redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval

    een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

    3.Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als

    bedoeld in het eerste en tweede lid.

    Artikel 6.Gesprek

    1.Het college onderzoekt door middel van een gesprek van een deskundige en de jeugdige en/of

    zijn ouders, binnen de gestelde termijn en voor zover nodig:

      • a.

        de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

      • b.

        het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

      • c.

        het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

      • d.

        de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

      • e.

        de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

      • f.

        de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

      • g.

        hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

      • h.

        de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      Als de cliënt een familiegroepsplan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

    • 3.

      Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

    • 4.

      Het college kan naar aanleiding van het bezoek een coach inschakelen omdat de hulpvraag

      ingewikkeld is of omdat het om verschillende vraagstukken gaat

    • 5.

      Afhankelijk van de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte bij de melding,

    kan het college specialisten raadplegen.

    6.Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

    Artikel 7.Verslag

    • 1.

      Het college zorgt voor een verslaglegging van het gesprek.

    • 2.

      Als de cliënt in aanmerking wil komen voor een individuele voorziening, wordt dit opgenomen in het verslag van het gesprek.

    Artikel 8. Aanvraag

    1.Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een individuele

    voorziening schriftelijk indienen bij het college.

    2.Een voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek en in voorkomend geval een ondertekend familiegroepsplan, wordt door het college als aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd als de cliënt dat in het verslag, dan wel het familiegroepsplan heeft aangegeven.

    HOOFDSTUK 3. Procedure individuele voorzieningen

    Artikel 9.Samenwerkingsafspraken Raad voor de Kinderbescherming

    De gemeente stelt bij verordening vast dat de afspraken die in het samenwerkingsprotocol tussen de gemeente en de Raad voor de kinderbescherming zijn opgenomen, onverkort gelden voor alle instanties die werken onder de regie van de gemeente.

    Artikel 10. Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

    1.Het college kent een individuele voorziening toe voor zover op basis van de hulpvraag en/of het

    huisbezoek wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden,

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

    • 2.

      Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de

    jeugdige een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts is afgegeven met inachtneming van het gestelde in artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, vierde lid, van de wet ;

    3.Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit

    van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een individuele voorziening.

    Artikel 11.Inhoud beschikking

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

    HOOFDSTUK 4. Persoonsgebondenbudget

    Artikel 12.Regels voor pgb

    • 1.

      Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

    • 2.

      Het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt, tenzij aantoonbaar spoedeisend belang zich hiertegen verzet.

    • 3.

      De omvang van een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatieve goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

    • 4.

      De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

    • 5.

      De hoogte van een pgb wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs die de aanvrager zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

    • 6.

      Een cliënt aan wie pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende de omvang, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:

    • a.

      dat deze persoon een lager tarief krijgt uitbetaald voor zijn diensten dan het ingevolge het derde en vijfde lid vastgestelde tarief, en

    • b.

      dat tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

    HOOFDSTUK 5. Kwaliteit

    Artikel 13. Kwaliteitseisen jeugdhulp

    • 1.

      Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder in ieder geval begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

    • 2.

      Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

    • 3.

      Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

    Artikel 14. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

    1.Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de

    verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar

    aan.

    2.Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de

    verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

    3.De toezichthoudend ambtenaar als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet maatschappelijke

    ondersteuning doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het

    college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

    4.Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van

    calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

    5.Elke aanbieder moet zich houden aan de wet meldcode geweld en kindermishandeling.

    HOOFDSTUK 6. Handhaving

    Artikel 15.Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

    • 1.

      Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

    • 2.

      Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele

    voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

    • 3.

      Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de

    verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het

    college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of

    gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het

    ten onrechte genoten pgb.

    4.Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes

    maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de

    verlening heeft plaatsgevonden.

    5.Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet

    steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

    HOOFDSTUK 7. Overige bepalingen

    Artikel 16.Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp

    1.Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de

    tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren

    kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

    • 2.

      Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit

    van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder

    begrepen.

    3.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze

    eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het

    zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

    Artikel 17. Vertrouwenspersoon

    1.Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een

    onafhankelijke vertrouwenspersoon.

    2.Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een

    onafhankelijke vertrouwenspersoon.

    Artikel 18.Inspraak en medezeggenschap

    1.Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid

    betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde

    regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

    2.Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid

    voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de

    besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen

    van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

    3.Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij

    onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een

    adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

    4.Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

    Artikel 19. Klachtregeling

    1.Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien

    van alle voorzieningen.

    2.Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de

    klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders

    Artikel 20.Evaluatie

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

    Artikel 21. Hardheidsclausule

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Artikel 22. Vaststellen nadere regels

    Het college heeft de bevoegdheid nadere regels over de uitvoering van deze verordening vast te stellen, die zijn opgenomen in beleidsregels.

    HOOFDSTUK 8. Slotbepaling

    Artikel 23. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

    • 1.

      De Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015 wordt ingetrokken per gelijke datum waarop de Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015 (eerste wijziging) in werking is getreden.

    • 2.

      Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken of totdat de looptijd van de oorspronkelijke beschikking is verstreken.

    • 3.

      Aanvragen die zijn ingediend onder de werking van de Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

    Artikel 24.Inwerkingtreding en citeertitel

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking op de achtste dag, na die waarop deze is bekend gemaakt.

    • 2.

      Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Waalwijk 2015 (eerste wijziging).

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 10 maart 2016.

    De raad van Waalwijk,

    De griffier, de voorzitter,

    G.H. Kocken, drs. A.M.P. Kleijngeld