Regeling vervallen per 24-04-2020

Omgevingsbeleid en Landelijke Handhavingstrategie

Geldend van 19-01-2017 t/m 23-04-2020 met terugwerkende kracht vanaf 02-12-2016

Intitulé

Omgevingsbeleid en Landelijke Handhavingstrategie

Omgevingsbeleid en Landelijke Handhavingstrategie

INHOUDSOPGAVE

Inleiding en aanleiding 2

HOOFDSTUK 1 VISIE TEN AANZIEN VAN VERGUNNINGVERLENING, TOEZICHT EN HANDHAVING 3

§1.1 Reikwijdte beleidsplan; de fysieke leefomgeving 3

§1.2 Visie op de inzet van vergunningverlening, toezicht en handhaving 3

§1.3 Uitgangspunten 4

HOOFDSTUK 2 AMBITIES, DOELSTELLINGEN EN ACTIES BIJ DE VTH-TAKEN 5

§ 2.1 De ambitie 5

§ 2.2 Acties 5

HOOFDSTUK 3. PRIORITEITEN 6

§ 3.1 Noodzaak en wens tot prioriteren 6

§ 3.2 Prioriteiten; risicoanalyses en toetsings- en toezichtsprotocol 6

HOOFDSTUK 4. UITVOERINGSASPECTEN 7

§ 4.1 Belang van vergunningverlening 7

§ 4.2 Nalevingsstrategie 7

§ 4.3 Klachten en verzoeken om handhaving 7

§ 4.4 Toezichtstrategie 7

§ 4.5 Integraal toezicht 7

§ 4.6 Repressief optreden 8

§ 4.7 Handhaving eigen bedrijfsvoering en die van andere overheden 8

§ 4.8 Organisatie van de uitvoering; komst RUD en bezuinigingen 8

BIJLAGE TOETSINGS- EN TOEZICHTSPROTOCOL 10

  • A.

    Taken en prioriteiten bedrijven 10

  • B.

    Taken en prioriteiten wonen 11

  • C.

    Taken en prioriteiten publiek 11

  • D.

    Taken en prioriteiten openbaar gebied 11

  • E.

    Illegale activiteiten 12

  • F.

    Prioritering vergunningverlening 12

Inleiding en aanleiding

Het Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft in een aantal voorschriften een kader aan hoe een gemeente de taken van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) moet organiseren.

Deze voorschriften hebben tot doel te komen tot een (vooraf) heldere en gestructureerde manier van werken op deze gebieden, waardoor gestuurd kan worden op prioriteiten en inzet. Tevens kan dan verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de VTH-taken en de keuzes die daarbij gemaakt zijn. Om te voldoen aan de voorgeschreven eisen moet die uitvoering systematisch en cyclisch plaatsvinden.

Met het onderhavige omgevingsbeleidsplan en de daaraan gekoppelde jaarplannen wordt voldaan aan de in het Bor opgenomen eis dat de gemeente over documenten moet beschikken waarin de volgende aspecten zijn beschreven:

  • o

    Visie

  • o

    Ambities en doelen

  • o

    Strategieën en prioriteiten

  • o

    Jaarlijkse uitvoering

Al deze onderwerpen komen in de

voorliggende notitie aan bod.

  • HOOFDSTUK 1 VISIE TEN AANZIEN VAN VERGUNNINGVERLENING, TOEZICHT EN HANDHAVING

    §1.1 Reikwijdte beleidsplan; de fysieke leefomgeving

    Dit omgevingsbeleidsplan Waalwijk 2013-2016 beschrijft op hoofdlijnen hoe uitvoering wordt gegeven aan de gemeentelijke werkzaamheden van vergunningverlening, toezicht en handhaving op het gebied van de fysieke leefomgeving. Het geeft daarbij de strategische en tactische kaders en richting aan; deze hoofdlijnen worden verder uitgewerkt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. Het beleid is vastgesteld voor een periode van vier jaar, maar dit neemt niet weg dat jaarlijks of -zo nodig- tussentijds bezien wordt of het beleid aanpassing verdient.

    Bij de fysieke leefomgeving gaat het voornamelijk om de beleidsvelden bouwen, wonen, milieu, ruimtelijke ordening en natuur, aangevuld met enkele andere wettelijke kaders zoals de APV en de Drank- en Horecawet.

    De leefomgeving is bij uitstek de plaats waar de ene burger de andere burger ontmoet in de samenleving. Voor de overheid speelt het vraagstuk ‘Hoe er wet te houden zonder daarbij in rigiditeit te vervallen. Enerzijds wil en mag je burgers (en bedrijven) niet voor de voeten lopen bij het ontplooien van allerlei activiteiten, anderzijds dient de overheid veiligheid en openbare orde in het publieke domein zo veel mogelijk te garanderen. Bewustzijn van deze spanning is leidraad voor denken en handelen.

    §1.2 Visie op de inzet van vergunningverlening, toezicht en handhaving

    Eén van de bestuurlijke uitgangspunten van de gemeente Waalwijk (strategische visie) is het bieden van ruimte voor de burger en bedrijven en een bescheiden opstelling van de overheid. Om deze ruimte te bieden maakt controle waar mogelijk plaats voor vertrouwen.

    De gemeente Waalwijk wil de primaire verantwoordelijkheid voor het handelen en het naleven van de regels dan ook leggen waar die hoort, namelijk bij burgers en bedrijven die iets willen. De gemeente heeft een afgeleide verantwoordelijkheid die erop neerkomt dat het voor de burger en ondernemer duidelijk moet zijn welke regels er gelden, waarom die regels gelden en hoe de gemeente optreedt als de regels niet worden nageleefd.

    Visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving

    In een complexe maatschappij probeert de gemeente Waalwijk mee te werken aan door burgers en bedrijven te ontwikkelen activiteiten en deze te faciliteren, met inachtneming van het algemeen belang. Teneinde een adequate afweging te kunnen maken tussen de individuele wens en het algemeen belang wordt gebruik gemaakt van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De toepassing hiervan is niet rigide maar flexibel en afhankelijk van de situatie. Dit alles uiteraard met inachtneming van bestaande wet- en regelgeving.

    Het risico bestaat dat de geboden vrijheid en verantwoordelijkheid tot ongewenste situaties kunnen leiden. De gemeente accepteert geen onaanvaardbare situaties. Veiligheid van de burgers en hun samenleving worden zo goed als mogelijk gewaarborgd. Als de gegeven verantwoordelijkheid wordt geschaad, dan neemt de gemeente Waalwijk haar verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving.

    De uitvoering van de VTH-taken beschikt daartoe over een mix van preventieve en repressieve instrumenten.

    • 1.

      Verleiden en/of Afschrikken

    • 2.

      Principieel en/of Pragmatisch

    • 3.

      Overheid en/of Nevenheid

    • 1.

      Toepassing verleiden en/of afschrikken

    In Waalwijk word t naleving van de regels in eerste aanleg verwezenlijkt, door toepassing van preventieve instrumenten (zoals voorlichting, overleg). Toepassing van repressieve instrumenten (bestuurs- of strafrechtelijk straffen) vindt plaats in die situaties en omstandigheden waarbij sprake is van een onaanvaardbare inbreuk op het algemeen belang.

    2.Toepassing principieel en/of pragmatisch

    In Waalwijk wordt gekozen voor een pragmatische benadering. Overtredingen worden niet altijd (kost wat kost en rigide) opgespoord en bestraft. De keuze voor de inzet op het gebied van VTH is gebaseerd op de beschikbare middelen afgezet tegen de activiteiten die de grootste risico’s in Waalwijk opleveren. We richten ons minder op details en zetten vooral in op zaken die ertoe doen; het rendement van de ingezette middelen is dan ook het hoogst.

    3.Toepassing overheid en/of nevenheid

    De gemeente Waalwijk wil zich inzetten als ondersteuner en begeleider van burgers en bedrijven bij het ontwikkelen en uitoefenen van activiteiten , zonder overigens hierbij de rol van onbetaalde adviseur in te nemen. Het is namelijk belangrijk dat activiteiten zo goed mogelijk ontplooid kunnen worden in de samenleving. In die gevallen waar het algemeen belang onaanvaardbaar wordt geschonden, zal de gemeente echter zijn wettelijk gegeven machtsmiddelen toepassen.

    §1.3 Uitgangspunten

    Deze visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving heeft verder de volgende uitgangpunten:

    1.Vergunningverlening en handhaving: twee loten van dezelfde stam

    Vergunni ngverlening en handhaving (inclusief toezicht) zijn instrumenten om doelen te halen en effecten te realiseren. Instrumenten die nauw aan elkaar verbonden zijn en elkaar beïnvloeden. Toezicht en handhaving is een afgeleide van de toestemming / vergunning en richt zich primair op het voorkomen of corrigeren van ongewenst gedrag dat een bepaald beleidsdoel kan schaden.

    2.Slagvaardig vergunnen, toezicht houden en handhaven: straffen en belonen

    De kern van slagvaardig toezicht houden en handhavend optreden is het kiezen van het meest effectieve handhavingsinstrument. Om de naleving van wet- en regelgeving maximaal te beïnvloeden hangt de keuze voor het in te zetten instrument af van de aard en de ernst van de overtreding alsmede het naleefgedrag van de overtreder.

    Maximale beïnvloeding van het naleefgedrag stimuleren wij ook door goed naleefgedrag te belonen. Bedrijven die tijdens controles laten zien dat ze de regels goed naleven , zullen bijvoorbeeld minder of minder intensief worden gecontroleerd.

    3.Duidelijke communicatie

    Communicatie vergroot het acceptatievermogen en het naleefgedrag. Duidelijkheid betekent ook heldere regels en zo mogelijk minder regels. Goede voorlichting aan inwoners en bedrijven zit tot slot ook in het gedrag, de kwaliteit en standvastigheid van uitvoerende medewerkers en ook bestuurders van de gemeenten: afspraak is afspraak.

    4.Verschil kan en mag er zijn

    Regels zijn leidend maar uitzonderingen zijn mogelijk mits deze transparant, gemotiveerd en niet willekeurig zijn. Het bestaan van regels moet dus niet betekenen dat we zelf stoppen met nadenken.

    5.Integraliteit

    VTH taken worden omwille van het effect en de effectiviteit integraal en dus in samenwerking met in- en externe partners uitgevoerd.

  • HOOFDSTUK 2 AMBITIES, DOELSTELLINGEN EN ACTIES BIJ DE VTH-TAKEN

In dit deel noemen we concrete ambities en doelstellingen, maar het blijven hoofdlijnen. De ’smarte’ uitwerking staat in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s.

§ 2.1 De ambitie

Veiligheid, gezondheid en leefbaarheid zijn de belangrijkste te beschermen kernwaarden bij de uitoefening van de VTH-taken. De prioritering is hiervan afgeleid.

§ 2.2 Acties

Hieronder staan de doelstellingen die zich richten op het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven en het voldoen aan de kwaliteitscriteria.

Het bevorderen van naleefgedrag bij burgers en bedrijven

  • ·

    Het uitwerken van uitgangspunten hoe goed naleefgedrag van burgers en bedrijven wordt gestimuleerd en onjuist gedrag wordt tegengegaan. (Bijvoorbeeld het aanpassen van de toezichtfrequentie op basis van het naleefgedrag.)

  • ·

    Opstellen communicatienota waarin onder meer wordt ingegaan op de primaire verantwoordelijkheid van aanvragers/houders van vergunningen voor het naleven van de regels en de wijze waarop de verschillende doelgroepen worden geïnformeerd over relevante wet- en regelgeving en nut en noodzaak daarvan.

Stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven bij naleving van wet- en regelgeving

  • §

    Het geven van een korting op leges bij het inleveren van complete, ontvankelijke aanvragen.

  • §

    De zelfcontrole bij bedrijven stimuleren. (Bijvoorbeeld door meer toepassen van systematiek van ‘checklisten’ die bedrijven zelf moeten invullen waardoor de controlefrequentie door de overheid kan worden aangepast.)

  • ·

    Het in de beleidsperiode in samenhang met elkaar bezien van alle beleidsnota’s op het gebied van de fysieke leefomgeving en waar mogelijk snijden in de regels (deregulering).

  • ·

    Het waar mogelijk gebruik maken van meldingen in plaats van vergunningen.

Sanctioneren baseren op de aard van de overtreding

·Er wordt gewerkt met een sanctiematrix die aangeeft hoe afhankelijk van aard en ernst van de overtreding en het te verwachten naleefgedrag van de overtreder, de keuze voor de inzet van preventieve of repressieve instrumenten wordt bepaald.

Het optimaliseren van de samenwerking tussen vergunningverleners, toezichthouders en handhavers

  • ·

    Bij beleidsformulering vooraf afstemming zoeken met vergunningverlening en handhaving.

  • ·

    Doorvoeren van de handhaafbaarheidstoets bij het verstrekken van vergunningen.

  • ·

    De prioriteiten van de risicoanalyse zowel bij vergunningverlening als bij toezicht en handhaving doorvoeren.

  • ·

    Controlerapporten (op basis van het toezichtprotocol) altijd communiceren met vergunningverleners.

  • HOOFDSTUK 3. PRIORITEITEN

    § 3.1 Noodzaak en wens tot prioriteren

    Ook ambities kennen hun grenzen. En niet alles is ook even belangrijk. Omdat er de laatste jaren –in tijden van bezuinigingen- minder menskracht en middelen zijn, dienen prioriteiten te worden gesteld bij de VTH-taken. Daarbij moet je als overheid ook burgers en bedrijven niet te veel voor de voeten lopen, door op alle details te willen ingrijpen. Dit betekent concreet dat niet alles even intensief wordt getoetst en gehandhaafd. Om te bepalen waar de beschikbare middelen moeten worden ingezet worden risicoanalyses uitgevoerd. Hierin worden de voor Waalwijk belangrijkste risico’s geïnventariseerd en op basis hiervan worden de prioriteiten in de uitvoering bepaald. Zie verder ook de volgende paragraaf.

    § 3.2 Prioriteiten; risicoanalyses en toetsings- en toezichtsprotocol

    Waalwijk richt haar inspanningen op die activiteiten waarbij de risico’s het grootst zijn. Om deze risico’s in beeld te brengen zijn risicoanalyses toegepast zoals beschreven in het Besluit omgevingsrecht. De risicoanalyses geven inzicht in de gevolgen van te maken overtredingen en de kans dat deze overtredingen zich voordoen.

    Aan de hand van de gemaakte risicoanalyses zijn prioriteiten gesteld aan de uitvoering van de VTH-taken voor de domeinen ‘bedrijven’, ‘wonen’, ‘publiek’ en ‘openbaar gebied’.

    De risicowaarderingen en de daaraan gekoppelde prioriteiten zijn opgenomen in een toetsings- en toezichtsprotocol (zie bijlage 1). Met betrekking tot handhaving ten aanzien van detailhandelskwesties wordt gewerkt volgens het zogenaamde ‘piepsysteem’. Dat betekent dat op basis van meldingen en klachten wordt overgegaan tot controle en zo nodig handhavend wordt opgetreden.

    Om een genuanceerd beeld te krijgen waar binnen de genoemde aspecten de grootste risico’s kunnen ontstaan, zijn deze vier domeinen –samen met andere toezichthoudende instanties zoals de provincie- beoordeeld aan de hand van een aantal thema’s zoals bodem, water, sociale veiligheid etc. Het niet nakomen van een voorschrift dat zich richt op het in stand houden van de sociale veiligheid levert in het domein ‘openbaar gebied’ nu eenmaal een groter risico op dan in het domein ‘bedrijven’. Incidenten en risico’s uit het verleden zijn hierbij meegewogen. De elementen die hoog scoren in de analyse nemen bij de programmering een belangrijke positie in. Elementen die gemiddeld of laag scoren, krijgen minder of geen aandacht.

HOOFDSTUK 4. UITVOERINGSASPECTEN

§ 4.1 Belang van vergunningverlening

In de uitvoering van de VTH-taken was tot nu toe de aandacht vooral gefocust op de aspecten toezicht en handhaving. De aandacht voor vergunningverlening loopt hierbij achter, mede ook vanwege het feit dat de lokale beleidsruimte inzake vergunningverlening doorgaans als beperkt wordt ervaren. Afhandelingstermijnen en overige vergunnings-voorschriften vloeien voort uit landelijke wet- en regelgeving. Toch heeft de gemeente ook op het gebied van vergunningverlening beleidsvrijheid. De gemeente Waalwijk vindt dan ook dat het instrument vergunningverlening in het ordenen van het fysieke domein een prominente rol moet spelen.

§ 4.2 Nalevingsstrategie

De gemeente Waalwijk streeft naar maximale beïnvloeding van het naleefgedrag door in de diverse fasen het meest geëigende instrument in te zetten. Een goede naleving begint in de vergunningsfase met een heldere en eenduidige vergunning en goed te begrijpen voorschriften.

Ten aanzien van het naleefgedrag baseren we ons op de nalevings- en handhavingspiramide van Mans:

§ 4.3 Klachten en verzoeken om handhaving

Bij de afhandeling van verzoeken om handhaving en klachten is de gekozen prioritering leidend. Ook ‘de verantwoordelijkheid meer bij burgers en bedrijven’, zal -bij de afweging van de beslissing op de klacht of het verzoek- een belangrijke rol spelen. Dit kan betekenen dat de gemeente niet bij elke klacht of verzoek direct handelend op zal treden, maar in voorkomende gevallen de verantwoordelijkheid voor het oplossen bij de burger en het bedrijf zal leggen.

§ 4.4 Toezichtstrategie

Controles worden planmatig uitgevoerd en vinden zowel aangekondigd als onaangekondigd plaats. Controles vinden plaats op basis van:

  • o

    het jaarlijkse uitvoeringsprogramma;

  • o

    meldingen, klachten, ongevallen, incidenten en verzoeken tot handhaving;

  • o

    vrije-veld-controles. Op basis van waarnemingen (ogen en oren).

§ 4.5 Integraal toezicht

Goed afstemmen en samenwerken met andere handhavingspartners doen wij door:

  • o

    oog- en oorfunctie

  • o

    gezamenlijke controle

  • o

    controleren voor elkaar (controleren op meer aspecten namens anderen)

§ 4.6 Repressief optreden

Ondanks preventieve inzet zullen er burgers en bedrijven zijn die zich niet houden aan gestelde regels. We treden op in lijn met de handhavingsstrategie ‘Zo handhaven we in Brabant’. Hieruit volgt dat bij overtreding altijd als eerste wordt bezien of iets kan worden gelegaliseerd. Als dat niet mogelijk is zal worden overgegaan tot een van de hieronder genoemde bestuursrechtelijke of strafrechtelijke instrumenten.

Bestuursrechtelijke instrumenten worden ingezet door de gemeente met als primair doel het herstellen van de ongewenste situatie of het beëindigen/ongedaan maken van de overtreding. De bestuursrechtelijke instrumenten die hiervoor worden ingezet zijn:

  • o

    Een bestuursrechtelijke sanctiebeschikking:

  • §

    last onder dwangsom;

  • §

    last onder bestuursdwang.

  • o

    Intrekken van de vergunning of de ontheffing;

  • o

    Een bouwstop (stilleggen van de activiteiten);

  • o

    Bestuurlijke boete

De strafrechtelijke instrumenten worden vooral gehanteerd door het Openbaar Ministerie, de politie en de buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s). Deze zijn gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van het genoten (concurrentie)voordeel. De belangrijkste strafrechtelijke instrumenten zijn:

  • o

    Bestuurlijke strafbeschikking;

  • o

    Proces verbaal;

  • o

    Voorlopige maatregel.

Inzet BOA’s

In de nota ‘Toezicht op straat en in wijken binnen de gemeente Waalwijk’ van mei 2012 is opgenomen dat de BOA’s zich behalve met parkeertoezicht ook (meer) bezig houden met toezicht op zaken als hangjongeren, hinder van fietsers en scooters, overlast op wandelroutes, dumpen van afval, honden en evenementen. Binnen de in deze notitie genoemde prioriteiten vervullen de BOA’s op onderdelen dan ook een rol.

§ 4.7 Handhaving eigen bedrijfsvoering en die van andere overheden

De gemeente voert ook bedrijfsmatige activiteiten uit waarvoor zij formeel tevens de handhavende organisatie is. Het gaat hier om de opslag van afvalstoffen, het aanleggen van infrastructurele werken, het (laten) uitvoeren van bodemsaneringen of het oprichten van bouwwerken. Omdat hier ‘de slager zijn eigen vlees keurt’ is het nodig de handhaving hiervan zichtbaar en transparant te maken.

Dit doen wij door de bevindingen van het toezicht altijd schriftelijk ter kennis te stellen van degene die het beheer of de directie voert over de gecontroleerde activiteit. Bij overtreding wordt dezelfde sanctiestrategie gehanteerd als bij overtredingen van anderen. Tegen een overtreding door andere overheden wordt eveneens opgetreden als tegen ieder ander.

§ 4.8 Organisatie van de uitvoering; komst RUD en bezuinigingen

De organisatie is zo ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering van het omgevingsbeleid en de daaraan gekoppelde jaarplannen kan worden gerealiseerd. In de komende periode wordt de inzet door de volgende twee ontwikkelingen beïnvloed: 1. de komst van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) en 2. de taakstellende bezuinigingen.

Ad 1. De komst van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD)

De komst van de RUD leidt ertoe dat een aantal specialistische taken van de gemeenten (grof gezegd milieuvergunningverlening en –handhaving) verplicht overgaat naar deze dienst. De voor Waalwijk relevante RUD is de Omgevingsdienst Midden en west Brabant/ ODMWB . De gemeente zal een dienstverleningsovereenkomst met de ze RUD afsluiten voor het uitvoeren van de over te hevelen taken. Hierbij wordt tevens afgesproken dat de gemeentelijke visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving inclusief de door vertalingen door de RUD worden overgenomen.

Ad 2. de taakstellende bezuinigingen

De economische crisis dwingt de gemeente op alle terreinen zijn uitgaven te beperken. Voor de uitvoering van de VTH-taken is vanaf 2013 structureel € 250.000 minder beschikbaar vanuit de taakstellende bezuiniging op dit domein. Om een acceptabel niveau van VTH uitvoering te behouden zal verdergaand geïnvesteerd worden op ‘anders en slimmer’ uitvoeren van de VTH- taken. Concreet zal meer ingezet worden op projectmatig werken, clusteren van branches om zodoende vanuit de schaalgrootte efficiënter te kunnen werken en de samenwerking met andere partijen te intensiveren. Daarnaast wordt verdergaand geprioriteerd op de meest kwetsbare / risicovolle aandachtsgebieden.

BIJLAGE TOETSINGS- EN TOEZICHTSPROTOCOL

A.Taken en prioriteiten bedrijven

In dit domein gaat het er om welke risico’s bedrijven veroorzaken indien zij zich niet aan de voorschriften houden en indien er door de gemeente geen of onvoldoende toezicht wordt gehouden op de naleving ervan.

Uit de risicoanalyse blijkt dat er een hoog risico op gevaarlijke of ongewenste situaties ontstaat bij de volgende bedrijven ten aanzien van de volgende thema’s:

  • §

    Op het vlak van externe veiligheid bij alle inrichtingen met uitzondering van: glastuinbouw en open teelt, metaalbewerking, afvalsector, textiel, tapijt, leer en grafische industrie en houtbewerking, jachthavens, ambachtsbedrijven, kantoren en windturbines;

  • §

    Constructieve veiligheid;

  • §

    Brandveiligheid.

Bedrijven

Thema

Risicowaardering

Inrichtingen

Externe veiligheid

Hoog

Alle inrichtingen met uitzondering van: glastuinbouw en open teelt, metaalbewerking, afvalsector, textiel, tapijt, leer en grafische industrie en houtbewerking, jachthavens, ambachtsbedrijven, kantoren en windturbines

Constructieve veiligheid

Hoog

Alle inrichtingen

Brandveiligheid

Hoog

Alle inrichtingen

Afval

Gemiddeld

Op- en overslagbedrijven, opslag vuurwerk, glastuinbouw en open teelt, loonwerkers, houden van dieren, betonmortel- en productenindustrie, afvalsector en jachthavens

Water

Gemiddeld

Transportbedrijven, diervoeder industrie, voedingsmiddelen, houden van dieren, metaalbewerking, afvalsector, textiel, leer, tapijt, grafische industrie, jachthavens, RWZI’s

Bodem

Gemiddeld

Motorvoertuigen, tankstations, diervoeder, voedingsmiddelen, glastuinbouw, open teelt, houden van dieren, betonmortel, productenindustrie, afvalsector, textiel, tapijt, leer, grafische industrie, houtbewerking en jachthavens

Geluid & trillingen

Gemiddeld

Op- en overslagbedrijven, transportbedrijven, motorvoertuigen, tankstations

Verkeer

Gemiddeld

Op- en overslagbedrijven, transportbedrijven, tankstations, LPG-tankstations

Lucht

Gemiddeld

Diervoeder industrie en voedingsmiddelen, kunststof industrie, textiel, tapijt, leer, grafische industrie en houtbewerking

Energie

Gemiddeld

Op- en overslagbedrijven, transportbedrijven, vuurwerkopslag, motorvoertuigen, tankstations (LPG), diervoederindustrie en voedingsmiddelen, loonwerkers, houden van dieren, betonmortel- en productenindustrie, afvalsector, jachthavens, ambachtsbedrijven, kantoren, windturbines, propaantanks, RWZI’s

Externe veiligheid

Gemiddeld

Glastuinbouw en open teelt, metaalbewerking, afvalsector, textiel, tapijt, leer en grafische industrie en houtbewerking, jachthavens, ambachtsbedrijven en kantoren, windturbines

Ontsiering

Gemiddeld

Flora & Fauna

Gemiddeld

Bodem

Laag

Overig

Water

Laag

Overig

Geluid & trillingen

Laag

Overig

Verkeer

Laag

Overig

Lucht

Laag

Overig

Afval

Laag

Overig

Licht

Laag

Bruikbaarheid

Laag

B.Taken en prioriteiten wonen

In dit domein richt de aandacht zich op bouwwerken met een woonfunctie zoals woningen, monumenten, bij- of aanbouwen en woonwagens. Wat zijn de risico’s als in de bouw- of beheerfase voorschriften niet worden nageleefd en de gemeente het toezicht erop nalaat of op een laag pitje zet.

Uit de risicoanalyse blijkt dat er een hoog risico op gevaarlijke of ongewenste situaties bij woongebouwen ontstaat ten aanzien van de volgende thema’s:

  • §

    Externe veiligheid;

  • §

    Constructieve veiligheid;

  • §

    Brandveiligheid.

Wonen

Thema

Risicowaardering

Inrichtingen

Externe veiligheid

Hoog

Constructieve veiligheid

Hoog

Brandveiligheid

Hoog

Afval

Gemiddeld

Bodem

Gemiddeld

Geluid & trillingen

Gemiddeld

Verkeer

Gemiddeld

Lucht

Gemiddeld

Energie

Gemiddeld

Sociale veiligheid

Gemiddeld

Bruikbaarheid

Gemiddeld

Zorgwoningen, wooncomplexen

Ontsiering* (zie opmerking paragraaf 4.7)

Gemiddeld

Water

Laag

Licht

Laag

Bruikbaarheid

Laag

Overige

Flora & Fauna

Laag

C.Taken en prioriteiten publiek

Het gaat in dit domein om bouwwerken met een publieke functie zoals logiesverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, winkelcentra en kinderdagverblijven. Wat zijn voor dit type gebouwen de grootste risico’s als de regels worden verwaarloosd en de gemeente hier niet op toeziet.

Uit de risicoanalyse blijkt dat er een hoog risico op gevaarlijke of ongewenste situaties bij bouwwerken met een publieke functie ontstaat ten aanzien van de volgende thema’s:

  • §

    Externe veiligheid;

  • §

    Constructieve veiligheid;

  • §

    Brandveiligheid.

Publiek

Thema

Risicowaardering

Inrichtingen

Externe veiligheid

Hoog

Constructieve veiligheid

Hoog

Brandveiligheid

Hoog

Afval

Gemiddeld

Bodem

Gemiddeld

Geluid & trillingen

Gemiddeld

Verkeer

Gemiddeld

Energie

Gemiddeld

Sociale veiligheid

Gemiddeld

Bruikbaarheid

Gemiddeld

Ontsiering*

Gemiddeld

Water

Laag

Lucht

Laag

Licht

Laag

Flora & fauna

Laag

* Het thema ontsiering krijgt in beginsel een gemiddelde prioriteit. Afhankelijk van de in de welstandsnota opgenomen uitgangspunten kan de overtreding alsnog een hogere of een lagere prioriteit krijgen.

D.Taken en prioriteiten openbaar gebied

Dit domein richt zich op activiteiten die in het openbaar gebied plaatsvinden zoals evenementen, kappen van bomen, venten en collecteren en parkeren. Welke risico’s kunnen zich vooral voordoen als hierin onvoldoende regulerend wordt opgetreden en de gemeenten faalt in het toezicht.

Uit de risicoanalyse blijkt dat er een hoog risico op gevaarlijke of ongewenste situaties bij activiteiten in het openbaar gebied ontstaan ten aanzien van de volgende thema’s:

  • §

    Bij grote evenementen op het vlak van parkeren;

  • §

    Bij het houden van dieren en het dumpen van afval op het vlak van afval;

  • §

    Sociale veiligheid;

  • §

    Bij grote evenementen op het vlak van constructieve veiligheid;

  • §

    Bij grote evenementen op het vlak van brandveiligheid.

Openbaar gebied

Thema

Risicowaardering

Inrichtingen

Verkeer

Hoog

Evenement groot, parkeren

Afval

Hoog

Houden van dieren, dumpen afval

Sociale veiligheid

Hoog

Constructieve veiligheid

Hoog

Evenementen groot

Brandveiligheid

Hoog

Evenementen groot

Bodem

Gemiddeld

Evenement groot

Geluid & trillingen

Gemiddeld

Evenement midden en groot, parkeren, dieren en hinderlijk gedrag

Verkeer

Gemiddeld

Evenement midden, dumpen afval, opslaan roerende zaken, hinderlijk gedrag

Lucht

Gemiddeld

Dieren

Afval

Gemiddeld

Evenement midden en groot, houtopstanden, hinderlijk gedrag

Constructieve veiligheid

Gemiddeld

Overig

Brandveiligheid

Gemiddeld

Overig

Ontsiering

Gemiddeld

Flora & Fauna

Gemiddeld

Bodem

Laag

Overig

Water

Laag

Geluid & trillingen

Laag

Overig

Verkeer

Laag

Overig

Lucht

Laag

Overig

Afval

Laag

Overig

E.Illegale activiteiten

De indeling in thema’s laat onvoldoende ruimte om aan te geven hoe om te gaan met bepaalde illegale activiteiten. Voor deze hieronder te benoemen activiteiten is geen risicoanalyse uitgevoerd maar is op basis van de opinie van deskundige medewerkers van de afdeling Leefbaarheid, Veiligheid en Handhaving een risico-inschatting gemaakt. Op basis van deze opinie alsmede op basis van bestaand beleid zoals beschreven in het handhavingsbeleidsplan 2009-2012 wordt een hoge prioriteit gegeven aan het houden van toezicht op:

  • -

    het zonder vergunning verrichten van bouwactiviteiten;

  • -

    het zonder vergunning illegaal gebruiken van bouwwerken en gronden; en

  • -

    het zonder vergunning slopen van bouwwerken waarin asbest is verwerkt;

  • -

    het uitoefenen van ketentoezicht en het toepassen van secundaire bouwstoffen (grond, gebroken puin etcetera).

Het uitoefenen van ketentoezicht en het toepassen van secundaire bouwstoffen kent een hoge prioriteit aangezien deze activiteiten vaak gericht zijn op het bewust overtreden van regels, gepaard gaan met grote milieuschade en er veel financieel gewin tegenover staat.

F.Prioritering vergunningverlening

De voorschriften in de vergunningen richten zich vooral op die aspecten van de uit te voeren activiteiten die het meeste risico kunnen veroorzaken. In het op te stellen toetsingsprotocol voor bouwen, milieu en bijzondere wetten wordt dit uitgewerkt. De in dit beleid gemaakte prioritering geldt zowel voor vergunningverlening als handhaving waarbij de kanttekening wordt geplaatst dat er altijd aspecten blijven die voor vergunningverlening belangrijker kunnen zijn dan voor handhaving (en omgedraaid). Van deze prioritering kan (gemotiveerd) gebruik worden gemaakt bij de behandeling van een vergunning of het uitvoeren van toezicht op locatie.

Landelijke handhavingstrategie

Een passende interventie bij iedere bevinding

VERSIE 1.7

24 april 2014

Inhoudsopgave

  • 1.

    Inleiding

  • 1.

    1 Achtergrond en aanleiding

  • 1.

    2 Beoogde brede werking, doel en positionering

  • 1.

    3 Werking, implementatie en monitoring en evaluatie

  • 2.

    Visie landelijke handhavingstrategie

  • 2.

    1 Onafhankelijkheid – sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties

  • 2.

    2 Professionaliteit en vakmanschap – training, opleiding, kennis- en informatie-uitwisseling

  • 2.

    3 Betrouwbaarheid – beginselplicht tot handhaven en verantwoording afleggen

  • 2.

    4 Eenvoud – een passende interventie bij iedere bevinding en hoe daar toe te komen

  • 2.

    5 Gezamenlijkheid – overleg, afstemming en planmatig en informatie gestuurd gezamenlijk optreden

  • 3.

    Realisatie landelijke handhavingstrategie – stappenplan

  • 3.

    1 Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix

  • 3.

    2 Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten

  • 3.

    3 Stap 3 – Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is

  • 3.

    4 Stap 4 – Optreden met de interventiematrix

  • 3.

    5 Stap 5 – Vastlegging

Bijlage 1

Begrippen

Bijlage 2

Toelichting interventies van licht naar zwaar

  • 1.

    Inleiding

  • 1.

    1 Achtergrond en aanleiding

Op 11 april 2013 zijn de grondslagen van het nieuwe stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) 1 voor de Wabo bestuurlijk vastgesteld. Het nieuwe stelsel beoogt een robuuste professioneel werkende uitvoeringsstructuur, waarin de Omgevingsdiensten een centrale rol vervullen, die:

 knelpunten oplost, zoals die onder andere zijn vastgesteld door de Commissie Herziening Handhavingstelsel VROM-regelgeving 2;

 bijdraagt aan de realisatie van beleidsdoelen in de fysieke leefomgeving (een schoner milieu, natuur en water, veiliger leefomgeving, betere naleving);

 leidt tot vermindering van de door het bedrijfsleven ervaren regel- en toezichtsdruk en tot een gelijk speelveld voor bedrijven.

 een heldere rolverdeling regelt en ook eenvoudige en effectieve afstemming tussen het bestuurs- en strafrecht.

Het nieuwe VTH-stelsel is in 2013 en wordt gedurende 2014 verder ontwikkeld en geïmplementeerd op drie essentiële onderdelen:

  • 1.

    generieke condities waaronder het stelsel kan functioneren en waaronder een (verdere) verbetering van de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving kan plaatsvinden. Hierbij valt te denken aan een infrastructuur voor kennis- en informatie-uitwisseling en training en opleiding van handhavers;

  • 2.

    onderling afgestemd en effectief handelen van alle instanties die een rol hebben in de handhaving van het omgevingsrecht, waaronder het maken van afspraken over de afstemming van landelijke en regionale prioriteiten en het zo effectief mogelijk bestuurs- en/of strafrechtelijk aanpakken ervan;

  • 3.

    monitoring, verantwoording en zo nodig bijsturing van het (gezamenlijke) overheidsoptreden in het nieuwe stelsel.

De onderhavige landelijke handhavingstrategie is primair uitgewerkt voor onderdeel 2, in de vorm van een instrument voor alle overheden om eenduidig te interveniëren naar aanleiding van tijdens het toezicht gedane bevindingen.

De landelijke handhavingstrategie heeft ook raakvlakken met de onderdelen 1 en 3. Met onderdeel 1 vanwege het uitwisselen van ervaringen met (het toepassen van) de landelijke handhavingstrategie, teneinde de (uitvoering van de) strategie stap voor stap te verbeteren. Met onderdeel 3 vanwege de monitoring en verantwoording van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en de op termijn voorziene evaluatie van het VTH-stelsel en de landelijke handhavingstrategie.

Voor het opstellen van de landelijke handhavingstrategie is gebruik gemaakt van bestaande strategieën. Met de toepassing van de landelijke handhavingstrategie komen de bestaande handhavingstrategieën, die daarin goeddeels zijn geïncorporeerd, te vervallen.

1 Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving voor de Wabo, Uitvoering met

ambitie.nl, Vastgesteld BO 11 april 2013.

2 De Tijd is Rijp, juli 2008.

1.2 Beoogde brede werking, doel en positionering

Beoogde brede werking

De landelijke handhavingstrategie is ontwikkeld vanuit het milieurecht, met oog voor het bredere omgevingsrecht, en heeft in eerste instantie betrekking op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten 3. Toepassing van de landelijke handhavingstrategie leidt tot afgestemd en effectief bestuurs- en/of strafrechtelijk handelen. Daarom is de landelijke handhavingstrategie breder toepasbaar dan alleen op het omgevingsrecht.

Doel

De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving. Voor wat het omgevingsrecht betreft ligt de basis van deze verantwoordelijkheid voor het bestuur in diverse bijzondere wetten, de Algemene wet bestuursrecht en in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de zogenoemde beginselplicht tot handhaven 4. Voor het OM ligt de basis van deze verantwoordelijkheid in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie en in de Europese richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht 5. Uitgangspunt is dat bestuur en OM, elk handelend vanuit de eigen verantwoordelijkheid, hun handelen afzonderlijk en in combinatie richten op het naleven van wet- en regelgeving.

Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid is het doel van de landelijke handhavingstrategie, voortbouwend op de hiervoor geschetste verantwoordelijkheden van bestuur en OM: uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen, landsbreed door het bestuurlijk bevoegd gezag / de Omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het OM. Hiertoe bevat de landelijke handhavingstrategie een duidelijke visie op handhaven (hoofdstuk 2) en een uitgeschreven en geïnstrumenteerde aanpak (hoofdstuk 3).

Positionering

Handhavinginstanties moeten op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) een nalevingstrategie hebben, bevattende een toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. De landelijke handhavingstrategie ondersteunt dit, door één lijn te brengen in hoe instanties reageren op tijdens het toezicht gedane bevindingen. In figuur 1 is de positionering van de landelijke handhavingstrategie weergegeven.

De term ‘handhavingstrategie’ drukt uit dat interveniëren breder is dan het opleggen van sancties naar aanleiding van overtredingen. Omdat interveniëren ook tijdens toezicht kan plaatsvinden, bijvoorbeeld in de vorm van aanspreken en informeren, raakt de landelijke handhavingstrategie in figuur 1 de toezichtstrategie aan. De landelijke handhavingstrategie gaat niet over het toezicht als zodanig (prioriteiten, manieren van toezicht houden, en dergelijke).

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

3 Op de publicatiedatum van onderhavig document is hoofdstuk 5 van de Wabo (‘Bestuursrechtelijke

handhaving’) voor wat betreft de handhaving van toepassing op de volgende wetten, voor zover dit bij of krachtens deze wetten is bepaald: de Flora- en faunawet, de Monumentenwet 1988, de Natuurbeschermingswet 1998, de Ontgrondingenwet, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening, de Waterwet en de Woningwet. De Kernenergiewet en de Wet bescherming Antarctica ontbreken in voornoemde opsomming, omdat de landelijke handhavingstrategie daarop (vooralsnog) niet van toepassing is.

4 Geformuleerd in ABRvS 7 juli 2004, LJN AP8242.

5 EG richtlijn nr. 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19

november 2008.

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De landelijke handhavingstrategie raakt in figuur 1 ook de gedoogstrategie aan. Dit betekent dat de landelijke handhavingstrategie erkent dat er omstandigheden kunnen zijn om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien. Dit laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet 6.

Figuur 1 toont tot slot dat er specifieke strategieën, die sporen met de landelijke handhaving-strategie, onder de landelijke handhavingstrategie kunnen hangen voor gebieden (bijvoorbeeld Natura 2000), groepen van normadressaten (BRZO bedrijven) of speciale thema’s. Indien een met de landelijke handhavingstrategie sporende specifieke strategie voorhanden en bestuurlijk vastgesteld is, wordt deze specifieke strategie gevolgd. Reeds onderkend is dat het voor bepaalde domeinen, zoals ‘water’, ‘erfgoed’ en ‘bouwen en wonen’, noodzakelijk kan zijn om spoedig een specifieke, met de landelijke handhaving-strategie sporende, handhavingstrategie te ontwikkelen.

Figuur 1: Positionering landelijke handhavingstrategie

1.3 Werking, implementatie en monitoring en evaluatie

Voor de Wabo en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten 7 is de landelijke handhavingstrategie voor gebruik in het VTH-stelsel opgeleverd aan het Bestuurlijk omgevingsberaad.

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

6 Gedogen in Nederland 25085, nr 2, 1996-1997.

7 Vooralsnog met uitzondering van de Kernenergiewet en de Wet bescherming

Antarctica.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Het overnemen en invoeren van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van de VTH kwaliteitscriteria voor Wabo bevoegde overheden 8. Dit waarborgt landelijke eenduidigheid in twee opzichten, te weten:

  • 1.

    dat iedere bevinding een passende interventie krijgt; en

  • 2.

    dat het proces om tot een passende interventie te komen overal hetzelfde verloopt.

Lokale/regionale bestuurlijke afwegingsruimte zit gezien het voorgaande in keuzes over toezichtprioriteiten en de manier van toezicht houden, maar niet in het toepassen van de landelijke handhavingstrategie. De landelijke handhavingstrategie is een landelijk geldend afwegingsinstrument dat iedereen volgt om van bevinding naar interventie te komen. Dit onderstreept dat de landelijke handhavingstrategie vooral een instrument is voor uitvoerders.

Als stelselverantwoordelijke VTH voor de Wabo, draagt de minister van IenM voor wat betreft het omgevingsrecht zorg voor het monitoren en evalueren van de toepassing van de landelijke handhavingstrategie en het zo nodig voorstellen van maatregelen naar aanleiding hiervan. Alle partijen die met de landelijke handhavingstrategie werken kunnen voorstellen voor maatregelen doen. Besluitvorming over voorgestelde maatregelen vindt voor wat betreft het omgevingsrecht plaats in het Bestuurlijk omgevingsberaad.

2.Visie landelijke handhavingstrategie

Als richtinggevende visie zijn de volgende vijf uitgangspunten van het nieuwe VTH-stelsel voor de Wabo voor de handhaving geoperationaliseerd.

2.1 Onafhankelijkheid – sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties

Handhavinginstanties en hun medewerkers handelen consequent en vasthoudend op basis van de geldende wet- en regelgeving en de landelijke handhavingstrategie. Het belang van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties is groot. Provincies en gemeenten dragen hier als bevoegd gezag voor de Wabo aan bij, door voor de aan hun Omgevingsdiensten opgedragen taken een duidelijk en ruim mandaat te verstrekken, op grond waarvan de directeur bevoegd is tot het toepassen van bestuursrechtelijke interventies, waaronder sancties.

2.2 Professionaliteit en vakmanschap – training, opleiding, kennis- en informatie-uitwisseling

Handhavers wegen de ernst van de bevinding, het gedrag van de normadressaat en de feiten en omstandigheden van de situatie. Handhavers bepalen vervolgens welke interventie in het specifieke geval passend is. Dit vereist professionaliteit en vakmanschap. Handhaving-instanties brengen en houden daarom de voor handhaven vereiste 9 kennis en kunde op peil en ondersteunen binnen hun organisaties een cultuur waarin (elkaar aanspreken op) kennis en informatie uitwisselen, samenwerken en handhavers die zich blijven ontwikkelen vanzelfsprekend zijn.

Ook uitwisseling van kennis en leerervaringen tussen handhavinginstanties is van groot belang. De landelijke handhavingstrategie op papier is immers het begin, maar waar het vervolgens om gaat is dat alle instanties de papieren strategie op soortgelijke wijze blijven toepassen en daarover met elkaar in contact blijven en leerervaringen en beste praktijken uitwisselen. Anders zullen praktijken ongewild toch weer uit elkaar gaan lopen.

Landelijk overleg over de implementatie en uitvoering van de landelijke handhavingstrategie gebeurt tijdens de implementatieperiode voor wat het omgevingrecht betreft in het Implementatieberaad. Regionaal overleg ter zake vindt plaats in (de voorportalen van) het door de provincie geïnitieerde Bestuurlijk Handhavingsoverleg (BHO) van de bevoegde overheden en het Functioneel Parket van het OM.

2.3 Betrouwbaarheid – beginselplicht tot handhaven en verantwoording afleggen

Handhavinginstanties hebben een beginselplicht tot handhaven 10. Handhavend optreden is zowel eerlijk tegenover normadressaten uit het oogpunt van een gelijk speelveld, als tegenover de maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

In het VTH-stelsel is de primaire verantwoordingsrelatie die van het bevoegd gezag aan het eigen democratisch controlerend orgaan (bijvoorbeeld Gemeenteraad en Provinciale Staten in het geval van gemeenten respectievelijk provincies). De toepassing van de landelijke handhavingstrategie is onderdeel van deze verantwoordingsrelatie.

2.4 Eenvoud – een passende interventie bij iedere bevinding en hoe daar toe te komen

Met de landelijke handhavingstrategie wordt ingezet op een passende interventie bij iedere bevinding. Handhavers hanteren de landelijke handhavingstrategie bij iedere bevinding en maken daarbij gebruik van de in de strategie opgenomen instrumenten. Omwille van rechtsgelijkheid waarborgt dit passend interveniëren en eenduidig optreden, dat wil zeggen: het in vergelijkbare zaken maken van vergelijkbare keuzes en het op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen van interventies, landsbreed.

Een passende interventie wil zeggen dat de interventie, gegeven de verzamelde feiten en de beoordeling van de aard en/of omstandigheden van de bevinding en de normadressaat, zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de situatie voor de bevinding, naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft daar waar dit passend is of noodzakelijk om de normadressaat tot naleven te bewegen, dan wel de norm te bevestigen.

Dit betekent dat twee keuzen noodzakelijk zijn:

  • 1.

    Hoe wordt er opgetreden: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk, of alleen strafrechtelijk?

  • 2.

    Welke interventie(s) wordt (worden) ingezet?

Ad. 1

Hoe wordt opgetreden is vastgelegd in hoofdstuk 3 van deze landelijke handhavingstrategie. Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, dat wil zeggen op het in overeenstemming brengen met de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. Bestuurs- en strafrechtelijk optreden dienen daarnaast allebei tot ontmoediging, ofwel tot individuele en algemene preventie. Omdat deze aspecten vaak tegelijk aan de orde zijn, is een weloverwogen inzet van het bestuursrecht en/of het strafrecht conform de landelijke handhavingstrategie noodzakelijk.

Ad. 2

De keuze van de in te zetten bestuursrechtelijke interventie(s) vindt plaats aan de hand van de in hoofdstuk 3 van de landelijke handhavingstrategie opgenomen interventieladder en interventiematrix, waarbij het spoedig herstellen van de situatie voor de bevinding de eerste prioriteit is.

2.5 Gezamenlijkheid – overleg, afstemming en planmatig en informatie gestuurd gezamenlijk optreden

Toezicht houden gebeurt op basis van door bevoegde overheden bestuurlijk vastgestelde handhavingprogramma’s, inclusief financiering en menskracht, die zijn afgestemd met alle bij het omgevingsrecht betrokken instanties. Afgestemde handhavingprogramma’s en de landelijke handhavingstrategie borgen in combinatie dat de overheden planmatig gezamenlijk optreden, bij het toezicht en bij bevindingen die tijdens dat toezicht zijn gedaan 11 . Informatie is voor goede risicoanalyses en daarop gebaseerde handhavingprogramma’s onontbeerlijk.

3. Realisatie landelijke handhavingstrategie – stappenplan

Dit hoofdstuk geeft een stappenplan voor het toepassen van de in hoofdstuk 2 opgenomen visie. Startpunt van het stappenplan is een tijdens het toezicht gedane bevinding.

3.1 Stap 1 – Positionering bevinding in de interventiematrix

Zie figuur op www.waalwijk.nl

Ad. 1

De gevolgen van bevindingen beoordeelt de handhaver als:

  • 1.

    vrijwel nihil; of

  • 2.

    beperkt; of

  • 3.

    van belang – er is sprake van aanmerkelijk risico dat de bevinding maatschappelijke onrust geeft en/of milieuschade, natuurschade, waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft; of

  • 4.

    aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar – onder andere het geval als de overtreding maatschappelijke onrust en/of ernstige milieuschade, ernstige natuurschade, ernstige waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft.

Ad. 2

De handhaver typeert de normadressaat als:

  • A.

    goedwillend, proactief en geneigd om de regels te volgen, de bevinding is het gevolg van onbedoeld handelen; of

  • B.

    onverschillig/reactief, neemt het niet zo nauw met het algemeen belang, heeft een onverschillige houding, de bevinding en de gevolgen van zijn handelen laten hem koud; of

  • C.

    is opportunistisch en calculerend, er is sprake van het bewust belemmeren van controlerende, er is sprake van mogelijkheidsbewustzijn, maar de gevolgen van het handelen worden op de koop toe genomen, bewust risico nemend; of

  • D.

    bewust en structureel de regels overtredend en/of crimineel of deel uitmakend van een criminele organisatie, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen.

Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavinghistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.

De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid.

Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’ 13 bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afziebare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.

3.2 Stap 2 – Bepalen verzwarende aspecten

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:

  • 1.

    Verkregen financieel voordeel (winst of besparing). De normadressaat heeft door zijn handelen financieel voordeel behaald of financieel voordeel halen was het doel.

  • 2.

    Status verdachte / voorbeeldfunctie. De normadressaat is: een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon, een overheid, een toonaangevend brancheonderdeel, een certificerende instelling, een persoon die een openbaar ambt bekleedt, de eigen organisatie.

  • 3.

    Financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect. Een bestuurlijke boete kan waarschijnlijk niet geïnd worden of is waarschijnlijk door de normadressaat als (bedrijfs)kosten ingecalculeerd.

  • 4.

    Combinatie met andere relevante delicten. Andere handelingen zijn gepleegd ter verhulling van de feiten, zoals valsheid in geschrift, corruptie of witwassen.

  • 5.

    Medewerking van deskundige derden. De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).

  • 6.

    Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.

  • 7.

    Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.

3.3 Stap 3 – Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is

De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.

Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.

In situaties waarin een handhavinginstantie een BSBm oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde.

Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavinginstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien, zullen apart door handhavinginstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.

Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:

 Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en poging tot omkoping.

 Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

3.4 Stap 4 – Optreden met de interventiematrix

De landelijke handhavingstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 3 daarbij als volgt:

  • 1.

    De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van deze interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 3.1) heeft gepositioneerd.

  • 2.

    De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is.

De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte. In bijlage 2 staan alle interventies eveneens van licht naar zwaar toegelicht.

Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavinginstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de in figuur 3 aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen, en ook de BSBm als strafrechtelijke interventie.

De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:

 Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

 In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavinginstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, et cetera.

3.5 Stap 5 – Vastlegging

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavinginstantie geldende administratieprocedures en -systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod v gaat niet over het toezicht als zodanig (prioriteiten, manieren van toezicht houden, en dergelijke) aan misbruik van bevoegdheid.

Bijlage 1 – Begrippen

Beginselplicht tot handhaven

Uitgangspunt dat het bevoegd gezag verplicht is om op te treden bij een geconstateerde overtreding. De term ‘beginselplicht’ impliceert dat er omstandigheden kunnen zijn om van handhaven en/of het opleggen van een sanctie af te zien. Dit is in het recht geregeld via artikel 5:5 Awb (het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke sanctie op voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond) en artikelen 39 en verder van het Wetboek van strafrecht (strafuitsluitingsgronden). Uit de rechtspraak volgt voorts dat overwogen kan worden van handhaven af te zien als er concreet zicht op legalisatie bestaat, of wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Bestuurlijk handhavingoverleg

Een overleg onder coördinatie van de provincie waaraan de handhaving-partners deelnemen. Het BHO stelt uitgaande van de landelijke handhavingprioriteiten de regionale / lokale handhavingprioriteiten vast.

Bestuurlijk Omgevingsberaad

Centraal bestuurlijk overleg over het stelsel VTH o.l.v de Minister van IenM, gericht op afstemming van de verschillende taken en verantwoordelijkheden. Aan het Bestuurlijk omgevingsberaad doen in ieder geval mee: de ministers van I&M en V&J, drie vertegenwoordigers van de omgevingsdiensten, vertegenwoordigers van de bevoegde overheden en het OM.

Bestuurlijke boete

Een boete die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Bestuurlijke strafbeschikking milieu

Een strafrechtelijke boete die bij strafbeschikking wordt opgelegd ter afdoening van relatief eenvoudige overtredingen. De gevallen waarin dit instrument kan worden toegepast zijn opgenomen in het Feitenboekje Bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten.

Bevinding

Waarneming die ten aanzien van een bepaald onderwerp van onderzoek tijdens een inspectie wordt gedaan. Na beoordeling ervan kunnen bevindingen leiden tot de kwalificatie wel/geen overtreding.

Functioneel Parket

Specialistisch, landelijk opererend onderdeel van het OM, dat zich toelegt op de bestrijding van complexe fraude en milieucriminaliteit.

Fysieke leefomgeving

De fysieke leefomgeving omvat de inrichting van de woonwijk/gemeente inclusief de wegen, parken, industrieterreinen. De kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt deels bepaald door de milieukwaliteit.

Gedoogstrategie

Een bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven.

Handhaving

Het door toezicht bewerkstelligen en zo nodig met toepassing van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke middelen bereiken dat de regelgeving wordt nageleefd.

Handhavingprogramma

Op onderkende risico’s en vastgestelde prioriteiten gericht handhaving-activiteitenprogramma, inclusief financiering en capaciteit.

Interventie

Actieve handeling om een geconstateerd probleem op te lossen.

Legalisatietoets

Toets om na te gaan of legalisatie van een overtreding mogelijk is.

Motiveringsbeginsel

In de Algemene wet bestuursrecht vastgelegd beginsel dat de overheid haar besluiten goed moet motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn.

Nalevingstrategie

Bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd met welke instrumenten naleving wordt gerealiseerd en welke rol handhaving daarbinnen speelt. Een nalevingstrategie bevat in ieder geval een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie.

Normadressaat

Natuurlijke of rechtspersoon voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt.

OM

Openbaar Ministerie.

Omgevingsdiensten

Diensten van provincies en gemeenten voor de uitvoering van de VTH-taken. De Omgevingsdiensten werden eerder ook wel aangeduid als Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s).

Rechtsgelijkheid

Rechtsbeginsel dat bepaalt dat gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld en ongelijke verschillend naar de mate van het verschil.

Rechtvaardigingsgrond

Omstandigheid die de wederrechtelijkheid van een handeling bij nader inzien wegneemt. Mogelijke reden om uiteindelijk geen sanctie op te leggen.

Sanctie

Straf of maatregel die wordt toegepast als rechtsregels worden overschreden.

Sanctiestrategie

Bestuurlijk vastgesteld document, waarin de basisaanpak voor het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden bij overtredingen is vastgelegd. De sanctiestrategie omvat ten minste:

  • a.

    een op elkaar afgestemd bestuursrechtelijk – strafrechtelijk optreden tegen overtreding van de gestelde milieunormen;

  • b.

    een passende reactie op geconstateerde overtredingen;

  • c.

    een stringentere reactie bij voortduring van de overtreding;

  • d.

    een regeling voor optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie en andere overheden;

  • e.

    transparantie over te stellen termijnen voor het opheffen van (standaard)overtredingen en over de zwaarte van sancties daarvoor.

Schulduitsluitingsgrond

Omstandigheid die de verwijtbaarheid van een handeling bij nader inzien wegneemt. Mogelijke reden om uiteindelijk geen sanctie op te leggen.

Strafuitsluitingsgronden

Er zijn twee categorieën strafuitsluitingsgronden: rechtvaardigheids-gronden en schulduitsluitingsgronden. Zie aldaar.

Strategische milieukamer

Overleg tussen het Functioneel Parket van het OM, de inspecteurs-generaal van de ILT, NVWA en de Inspectie SZW, de Nationale Politie, een vertegenwoordiging van de Omgevingsdiensten en het bestuurlijk bevoegd gezag. De SMK stelt de landelijke prioriteiten vast voor de strafrechtelijke handhaving en de afstemming van de strafrechtelijke handhaving op de bestuurlijke handhaving.

Toezicht

Het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd.

Toezichtstrategie

Bestuurlijk vastgesteld document, waarin is vastgelegd welke vormen van toezicht worden onderscheiden en wat de basiswerkwijze daarbij is.

VTH kwaliteitscriteria

Kwaliteitscriteria die inzichtelijk maken welke kwaliteit burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en opdrachtgevers mogen verwachten bij de uitvoering of de invulling van taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH taken).

Zorgvuldigheidsbeginsel

In de Algemene wet bestuursrecht vastgelegd rechtsbeginsel, dat de overheid een besluit zorgvuldig moet voorbereiden en nemen: correcte handeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming.

Bijlage 2 – Toelichting interventies van licht naar zwaar

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis) naar aanleiding van een inspectie die ertoe moet leiden dat de normadressaat naleeft of in staat is na te leven. Aanspreken/informeren gebeurt mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. Aanspreken/informeren is vooral aan de orde bij goedwillende normadressaten die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet naleving zo snel mogelijk zelf op te lossen.

Waarschuwen – brief met hersteltermijn

Waarschuwen betekent dat de normadressaat naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat de handhavinginstantie verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (LOB, LOD), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn.

Bestuurlijk gesprek

Een bestuurlijk gesprek met (de leiding van) de normadressaat in kwestie is een aanvullende escalerende interventie op waarschuwen.

Verscherpt toezicht

Verscherpt toezicht als interventie betreft het naar aanleiding van een inspectie meer of intensiever toezicht houden op de normadressaat. Een bestuurlijk gesprek zal hier vaak aan vooraf gaan. Verscherpt toezicht moet worden aangekondigd, als ook onder welke voorwaarden het verscherpt toezicht weer zal worden opgeheven.

Last onder dwangsom – LOD

Een last onder dwangsom is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De normadressaat krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen door iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom wanneer de last niet tijdig wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.

Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. In het algemeen worden de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    Bestuurlijke waarschuwing, dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken.  Indien niet tijdig hersteld:

  • 2.

    Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder dwangsom met een hersteltermijn.  Indien niet tijdig hersteld:

  • 3.

    Verbeuren en innen dwangsom.

Last onder bestuursdwang – LOB

Een last onder bestuursdwang is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van een overtreding waarbij de handhavinginstantie, wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepast als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.

Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde zorgvuldig te doorlopen stappen als voor de last onder dwangsom. Ook hier kan, bijvoorbeeld in spoedeisende situaties, van deze stappen worden afgeweken:

  • 1.

    Bestuurlijke waarschuwing, dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een last onder bestuursdwang op te leggen met een hersteltermijn plus de termijn om zienswijzen bekend te maken.  Indien niet tijdig hersteld:

  • 2.

    Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder bestuursdwang met een hersteltermijn.  Indien niet tijdig hersteld:

  • 3.

    Uitvoeren bestuursdwang.

In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. De handhavinginstantie kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de normadressaat niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan de handhavinginstantie zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet de handhavinginstantie zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen.

Tijdelijk stilleggen

Tijdelijk stilleggen betekent dat activiteiten of voertuigen als gevolg van de overtreding tijdelijk worden stilgelegd, tot de overtreding is hersteld en van naleving sprake is. Er kan aanleiding zijn om bij tijdelijk stilleggen beleid en/of politiek te informeren. Tijdelijk stilleggen kan onder de LOB vallen.

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder/handhaver, maar de kennisgeving, beschikking en inning gebeuren door het boetebureau (o.a. CJIB). De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn veelal vastgelegd in de wetgeving. Een belangrijk verschil met de BSBm is dat bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan dienen te worden aangetekend, terwijl de normadressaat tegen de BSBm in verzet kan komen bij het OM.

Schorsen of intrekken vergunning, certificaat of erkenning

Als de normadressaat houder is van een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing), dan kan het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat besluit een passende interventie zijn. Deze interventie is met name passend als de normadressaat niet in actie komt naar aanleiding van eerdere correctieve interventies, zoals een last onder dwangsom. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigend besluit is een vergaande interventie die zorgvuldig moet worden voorbereid.

Exploitatieverbod, sluiting

Voor niet vergunningplichtige normadressaten bestaat de mogelijkheid op basis van de Fraudewet om het bedrijf te sluiten of de exploitatie ervan te verbieden. Ook dit zijn vergaande interventies die zorgvuldig moeten worden voorbereid en waarbij het informeren van beleid en politiek noodzakelijk is.

Strafrecht

Bestuurlijke strafbeschikking milieu – BSBm

De bestuurlijke strafbeschikking milieu is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die daartoe bevoegde handhavinginstanties zonder tussenkomst van het OM kunnen opleggen. Voor feiten uit het zogenoemde ‘Feitenboekje Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu- en Keurfeiten’ wordt een combibon uitgeschreven (geldboete) die ter afdoening wordt gezonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De BSBm kan los van (óf óf), parallel met (én én) of volgtijdelijk aan (eerst…dan…) op herstel gerichte interventies worden ingezet.

De BSBm is bedoeld voor relatief eenvoudige overtredingen, waarbij er over de schuldvraag geen twijfel bestaat. De ‘Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingbevoegdheid milieu- en keurfeiten’ geeft in paragraaf 2.7 de beleidsvrijheid binnen gestelde grenzen aan en in paragraaf 2.8 de contra-indicaties

voor het uitvaardigen van een BSBm. Als geen BSBm kan worden uitgevaardigd is in veel gevallen overleg met het OM noodzakelijk.

Proces-verbaal (PV)

BOA’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden dat in deze landelijke handhavingstrategie is geregeld. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.