Beleidsregels kostenvergoeding fiscale procedures

Geldend van 31-12-2010 t/m heden

Beleidsregels kostenvergoeding fiscale procedures

Burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk,

gelet op de artikelen 7:15, lid 2 en 7:28, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat besluit behorende bijlage

besluiten:

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels voor de toepassing van de wegingsfactoren Bpb in verband met de vergoeding in

fiscale procedures van kosten van bezwaar en administratief beroep, niet zijnde procedures in het kader van de Wet WOZ.

Artikel 1 Reikwijdte beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing bij het vergoeden van kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar- of administratief beroepschrift tegen een fiscale beschikking redelijkerwijs heeft moeten maken. De beleidsregels zien op bezwaarprocedures in het kader van alle gemeentelijke heffingen en retributies welke zijn gebaseerd op de door de gemeenteraad vastgestelde verordeningen, en ook op procedures die zien op de invordering en/of kwijtschelding van de verschuldigde aanslagen.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Bpb: Besluit proceskosten bestuursrecht;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Wet WOZ: Wet Waardering Onroerende Zaken;

  • d.

    Belastingbedrag: het bedrag van een belastingaanslag;

  • e.

    “de beroepsmatige derde”: de derde die beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend als

bedoeld in artikel 1, onderdeel a, Bpb en hiervoor de kosten bij de belanghebbende in rekening heeft gebracht:

f.belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag en de

naheffingsaanslag, bedoeld in artikel 2, lid 3, onder e, van de Algemene wet inzake

rijksbelastingen.

Artikel 3 Bezwaar tegen de belastingaanslag

1. Voor toepassing van de wegingsfactoren, genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Bpb, wordt een zaak aangemerkt als:

  • a.

    zeer licht (wegingsfactor 0,25) indien de inspanning van de beroepsmatige derde en bewerkelijkheid van de zaak van geringe omvang te achten is, zoals, maar niet uitsluitend:

    • 1.

      de tenaamstelling van het aanslagbiljet;

    • 2.

      het al dan niet eigenaar of gebruiker zijn van een pand;

    • 3.

      het al dan niet hebben van een rioolaansluiting;

    • 4.

      de te hanteren grondslag voor toepassing van de rioolheffing of afvalstoffenheffing;

    • 5.

      het ter beschikking houden van een woning in het kader van de woonforensenbelasting;

    • 6.

      het al dan niet hebben van voorwerpen in, op, of boven gemeentegrond in het kader van de heffing van precariobelasting;

    • 7.

      het aantal belastbare overnachtingen in het kader van de toeristenbelasting;

    • 8.

      de hoogte van de bouwsom in het kader van de heffing van leges;

    • 9.

      een onjuiste grondslag voor heffing van de grafrechten, marktgelden, parkeergelden, hondenbelasting of leges, niet zijnde bouwleges;

    • 10.

      een administratief beroep inzake kwijtschelding, een bezwaar tegen de in rekening gebrachte invorderingskosten, of een bezwaar inzake invorderingsrente.

2. In alle overige gevallen wordt voor de toepassing van de wegingsfactoren, genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het BPB, een zaak aangemerkt als:

  • a.

    zeer licht (wegingsfactor 0,25), als in geschil is een belastingbedrag van € 1 of meer, maar minder dan € 500 of de complexiteit als zeer laag is aan te merken;

  • b.

    licht (wegingsfactor 0,5), als in geschil is een belastingbedrag van € 500 of meer, maar minder dan € 1000 of de complexiteit als laag is aan te merken;

  • c.

    gemiddeld (wegingsfactor 1), als in geschil is een belastingbedrag van € 1000 of meer, maar minder dan € 7000 of de complexiteit als gemiddeld is aan te merken;

  • d.

    zwaar (wegingsfactor 1,5), als in geschil is een belastingbedrag van € 7000 of meer, maar minder dan € 23.000 en de complexiteit als meer dan gemiddeld is aan te merken;

  • e.

    zeer zwaar (wegingsfactor 2), als in geschil is een belastingbedrag van € 23.000 of meer, of de complexiteit als hoog is aan te merken.

3. Samenhangende zaken, waarbij sprake is van nagenoeg gelijktijdige indiening, nagenoeg identieke besluiten, nagenoeg vergelijkbare gronden, door dezelfde persoon of ‘beroepsmatige derde’ ingediend, worden voor de bepaling van de vergoeding als één zaak aangemerkt.

Artikel 4 Bezwaar of administratief beroep tegen een andere fiscale beschikking dan een belastingaanslag

Indien in een bestuurlijke voorprocedure een andere fiscale beschikking, niet zijnde een

WOZ-beschikking, dan een belastingaanslag aan de orde is, wordt het gewicht van die zaak

als gemiddeld (wegingsfactor 1) aangemerkt.

Artikel 5 Bijzondere omstandigheden

Van de vaststelling van de wegingsfactoren zoals in de artikelen 2 tot en met 4 van dit beleid is vastgelegd, kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken. Dit kan slechts in overleg met en na toestemming van de heffingsambtenaar en/of plaatsvervangend heffingsambtenaar.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking, en zijn van toepassing voor beschikkingen genomen na de bekendmaking van deze beleidsregels.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels kostenvergoeding fiscale procedures”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 december 2010,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk,

de secretaris, de burgemeester,

Drs. A. de Wit Drs. A. Kleijngeld

Toelichting op het beleid toepassing wegingsfactoren Bpb in fiscale procedures

Algemene toelichting

Een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb kan betrekking hebben op kosten van “de beroepsmatige derde”. Het bedrag van dergelijke kosten wordt vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen overeen-komstig de lijst A in het Bpb en die punten te vermenigvuldigen met € 218,-- per punt en met de toepasselijke wegingsfactoren. Het Bpb kent wegingsfactoren die variëren van zeer licht (0,25), licht (0,5), gemiddeld (1), zwaar (1,5) tot zeer zwaar (2). De uitkomst dient in overeenstemming te zijn met de bewerkelijkheid en de complexiteit van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener.

Het bestuursorgaan heeft de bevoegdheid om in uitvoeringsvoorschriften vast te leggen op welke wijze de wegingsfactoren worden gehanteerd. Deze beleidsregels hebben betrekking op de wijze waarop de wegingsfactoren worden gehanteerd in het kader van fiscale procedures, uitgezonderd procedures in het kader van de wet WOZ. Voor procedures in het kader van de Wet WOZ bestaan aparte beleidsregels.

* volgens het besluit in 2010, in andere jaren kan er per punt een ander wettelijk bedrag zijn vastgesteld. Voorheen was dit bedrag € 161,-.

Toelichting op artikel 1

De beleidsregels vormen een codificering van de reeds gevoerde vaste gedragslijn. Ter motivering van een besluit op een verzoek om proceskostenvergoeding kan er vanaf de inwerkingtreding worden volstaan met een verwijzing naar deze beleidsregels.

Het moet daarnaast gaan om redelijkerwijs door belanghebbende gemaakte kosten. Zo volgt uit jurisprudentie dat indien er sprake is van een kenbare fout die door de gemeente eenvoudig hersteld kan worden, het niet redelijk is dat een belanghebbende onnodige kosten maakt in de vorm van de inschakeling van een gemachtigde.

Toelichting op artikel 3

Een bezwaar tegen de aanslag gemeentelijke belastingen of tegen aanslagen leges is per definitie eenvoudig voor “de beroepsmatige derde”. Immers, indien er iemand is die weet hoe deze eenvoudige heffingen werken, dan is het vanzelfsprekend deze “beroepsmatige derde”. De complexiteit van de gemeentelijke heffingen is voor een beroepsmatige derde erg laag, zeker in vergelijking met procedures die deze personen of organisaties voeren in het kader van de door het Rijk geheven belastingen. De lage complexiteit van deze gemeentelijke heffingen is ook terug te zien in de bezwaarschriften tegen de opgelegde aanslagen, die vrijwel altijd door de belastingplichtige zelf worden ingediend.

Toelichting op artikel 4

Dit artikel is een restbepaling waaronder beschikkingen vallen die niet onder de artikelen 3

en 4 kunnen worden gecategoriseerd. Te denken valt aan toekomstige specifieke vaststellingsbeschikkingen die zien op fiscale zaken en nu nog niet per categorie te benoemen zijn.

Toelichting op artikel 5

Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van de berekening van het bedrag van de kostenvergoeding. De volgorde is nu als volgt: het bedrag van de kostenvergoeding wordt vastgesteld met inachtneming van het Bpb en dit beleid. Voor de vaststelling van de toe te passen wegingsfactoren, wordt uitgegaan van vaste regels zoals vastgelegd in de artikelen 2 tot en met 5 van dit beleid. Onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Gedacht kan worden aan uitzonderlijk ingewikkelde bezwaarschriften, waarbij middels een uitgebreid betoog de berekeningen ten aanzien van de kostendekking van bepaalde gemeentelijke heffingen in twijfel worden getrokken.

Aangezien het inherent aan “bijzondere omstandigheden” is dat het om omstandigheden zal gaan die zich niet of moeilijk van tevoren laten definiëren in eenduidige regels, bevat artikel 5 de clausule dat toepassing van “bijzondere omstandigheden” slechts mogelijk is door de heffingsambtenaar en/of plaatsvervangend heffingsambtenaar. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de eenheid van beleid in gevaar komt.

Toelichting op artikel 6

Dit beleid dient te worden toegepast de dag na de bekendmaking. Bij lopende procedures zullen, overeenkomstig de bestaande vaste gedragslijn, de gemaakte keuzes inzake kostenvergoeding afzonderlijk dienen te worden gemotiveerd.