Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2011

Verordening voorzieningenmaatschappelijke ondersteuninggemeente Waalwijk 2011

Gemeente Waalwijk, november 2011

De raad van de gemeente Waalwijk;

Gelezen het voorstel van het college van 19 oktober 2010

Gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning

B E S L U I T:

Vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

gemeente Waalwijk 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel: de verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperking door het treffen van algemene-, collectieve- en individuele voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen ten opzichte van mensen zonder beperkingen in een gelijkwaardige situatie, zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet (minimaal 8 uur per week voor minimaal 3 maanden);

  • f.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • g.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • h.

    Algemene of collectieve voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een veelal beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • i.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten:

    • ·

      Eigen bijdrage: een door het CAK vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager komt;

    • ·

      Eigen aandeel: een door het college vast te stellen eigen aandeel in de kosten, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager komt.

  • k.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • l.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk te stellen regels van toepassing zijn;

  • m.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager en van diens huisgenoot;

  • n.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • o.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • p.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager gemeenschappelijke een woning bewoont;

  • q.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • r.

    Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk: het door het college op grond van deze verordening vastgestelde besluit waarin nadere regels opgenomen worden over de uitvoering van deze verordening.

  • s.

    Voucher: een voorziening die als waardebon wordt verstrekt en waarmee wmo gerechtigde een voorziening kan verkrijgen bij instellingen waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten;

  • t.

    Goedkoopst adequate oplossing: de algemene Wmo- of individuele Wmo-voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte oplossingen de meest goedkope, maar nog wel adequate oplossing biedt voor het compenseren van de beperkingen van een belanghebbende;

  • u.

    Inkomen: het belastbaar jaarinkomen. Dit is het inkomen waarover inkomsten-belasting en volksverzekeringen verschuldigd is;

  • v.

    Norminkomen: het inkomen, zoals omschreven in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 Wet werk en bijstand (WWB). Indien de persoon met beperkingen minderjarig is, wordt onder inkomen verstaan het inkomen van zijn ouders of pleegouders, volgens de berekening van hoofdstuk 3 paragraaf 3.2 WWB.

  • w.

    Inkomensgrens: een door de gemeente gestelde voorwaarde dat men alleen recht heeft op een Wmo-voorziening wanneer het (gezamenlijke) inkomen van de aanvrager niet hoger is dan een bepaalde inkomensgrens. De gemeente bepaalt eveneens om welke voorzieningen het gaat.

  • x.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • Y.

    Forfaitaire vergoeding: een vergoeding die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1.2 Beperkingen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Waalwijk;

    • c.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • d.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten of op grond van de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in de vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 2.1. Keuzevrijheid.

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk neergelegde criteria.

Artikel 2.2. Voorziening in natura

Bij de verstrekking van een voorziening in natura is de verkrijger gehouden de voorwaarden in acht te nemen, die gelden op grond van de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst die is gesloten tussen de leverancier en de aanvrager resp. de gemeente en de aanvrager.

Artikel 2.3. Voorziening als voucher

Een voucher kan worden verstrekt ten aanzien van hulp bij het huishouden. De voucher kan worden ingewisseld bij aanbieders waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten.

2.

De wijze waarop de voucher wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk.

Artikel 2.4. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk in de beschikking opgenomen.

Artikel 2.5 Persoonsgebonden budget.

1.

Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6, lid 1 en 6 a van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a.

    een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

  • b.

    de omvang van het persoonsgebonden budget is, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk;

  • c.

    de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk;

  • d.

    bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget is de verkrijger gehouden de voorwaarden in acht te nemen, die gelden op grond van een Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Waalwijk die wordt afgesloten tussen de gemeente en de aanvrager.

  • e.

    Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer wordt gebruikt, op verzoek van belanghebbende worden opgehaald door de gemeente of de financiële restwaarde worden teruggevorderd.

2.

In een beschikking tot toekenning van een persoonsgebonden budget worden de omvang en de looptijd ervan vastgesteld.

3.

Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

4.

Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

5.

Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, kan door het college aan de budgethouder, voor zover van toepassing, gevraagd worden ter zake doende documenten te overleggen.

6.

Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 2.6 Eigen bijdragen en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet kan de aanvrager een eigen bijdrage worden opgelegd, of kan de financiële tegemoetkoming worden afgestemd op het inkomen en kan deze zijn gemaximaliseerd ongeacht het (gezamenlijke) inkomen van de aanvrager. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk de omvang van deze eigen bijdrage vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van psychosociale omstandigheden, ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectieve voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura of

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;

Artikel 3.2 Algemene hulp bij het huishouden.

1.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

  • b.

    problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

2.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1 onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

  • b.

    problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt, door de klant niet gewenst is of niet beschikbaar is.

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week;

Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week;

Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week;

Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;

Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;

Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.

Artikel 3.5 Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk.

Artikel 3.6 Uitsluiting vanwege woon- of verblijfsituatie

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet

kan voor de in de Verordening artikel 3.1 vermelde voorzieningen worden uitgesloten op grond van diens woon- of verblijfsituatie zoals vastgelegd in in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.1 Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.2 Collectieve woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is, niet tot een snelle en adequate oplossing leidt of door de aanvrager niet gewenst is.

3.

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk genoemde inkomensgrens worden de voorziening als bedoeld in de artikel 4.3. sub a, geacht te behoren tot de algemeen gebruikelijke voorziening in een woning.

4.

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, danwel door de aanvrager wordt gehuurd, wordt gedurende een periode van maximaal negenendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht.

Artikel 4.3 Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 4.1 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 4.4 Individuele woonvoorzieningen.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder a. in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

2.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3 onder b. en c. in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren, het medisch verantwoord is dat een woning geschikt gemaakt wordt en

  • a.

    de noodzakelijke aanpassingskosten beneden een bedrag van € 5.000,-- liggen, of

  • b.

    indien de kosten boven een bedrag van € 5.000,00 liggen en er binnen 6 maanden geen geschikte woning of een eenvoudig geschikt te maken woning binnen de woonkern aanwezig is;

3.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.3, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

4

Een persoon, die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, maar die besluit niet te verhuizen en op eigen kosten zijn woning adequaat aan te passen, kan voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen, die gelijk is aan de hoogte van de verhuiskostenvergoeding/het bedrag zoals bedoeld in lid 3.

5

Het college kan ook een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten verstrekken aan de persoon, die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een gehandicapte een woonruimte zal ontruimen.

Artikel 4.5 Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die het eigendom is van een verhuurder die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 4.6 Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, AWBZ-instellingen inclusief verzorgingshuizen, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 4.7 Hoofdverblijf.

1

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

2

In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

3

De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

4

De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk vast te leggen maximumbedrag.

5

Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 4.8 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

1

Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte.

2

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in lid 1 als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

3

Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in lid 1 voor een periode van maximaal 6 maanden.

Artikel 4.9 Kosten van huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan een door het college vast te stellen bedrag is aangepast op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet voorzieningen gehandicapten of op grond van het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden.

Artikel 4.10 Beperkingen.

  • 1. De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt afgewezen indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan hellingbanen en extra trapleuningen, het verbreden van toegangsdeuren, drempelhulpen of vlonders, opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw, die door de gehandicapte noodzakelijkerwijs gebruikt worden om de normale woonfuncties uit te oefenen.

    • d.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

    • e.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • b.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

    • c.

      Indien er sprake is van renovatie of normale afschrijvingsduur.

Artikel 4.11 Bepalingen waardevermeerdering bij een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning

1.

Indien de voorziening van bouwkundige of woontechnische aard meer bedraagt dan

€ 5.000,-- en de voorziening leidt tot waardevermeerdering dient dat deel van de voorziening door de Wmo gerechtigde of eigenaar zelf te worden bekostigd.

2.

De eigenaar-bewoner die, anders dan op basis van het vorige lid, een woonvoorziening heeft ontvangen vanwege het feit dat hij niet in staat is om zelf in de kosten te voorzien, die leidt tot waardevermeerdering van de woning en waarvan de kosten van de waardevermeerdering gefinancierd zijn door de Wmo, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 4.12 Voorwaarden vergoedingen aanpassingskosten woonwagens

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

  • d.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woonwagenwet.

Artikel 4.13 Maximale aanpassingskosten woonwagen

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten een in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk door het college vastgesteld bedrag.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming.

Artikel 5.2 Het recht op een collectieve vervoersvoorziening

1.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van psychosociale omstandigheden, ziekte of gebrek

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

2.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet komt niet voor een collectieve vervoersvoorziening (het geldende Wmo-tarief) in aanmerking indien diens inkomen of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Waalwijk voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrens.

3.

Voor het gebruik van het collectief systeem van vraagafhankelijk vervoer is een eigen betaling verschuldigd per zone, waarvan de hoogte is vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk.

Artikel 5.3 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking komen wanneer

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a, onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a., niet aanwezig is.

Artikel 5.4 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Waalwijk voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrens, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 5.5 Omvang in gebied

Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 5.6 Parkeervoorziening

In aanvulling op de bij artikel 5.4 genoemde voorziening kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten van:

  • a.

    aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats aan de openbare weg;

  • b.

    de gehandicaptenparkeerkaart;

  • c.

    de noodzakelijke medische keuring.

    Artikel 5.7 Bepalingen van overgangsrecht

    1.

    De gehandicapte aan wie in het verleden een forfaitaire vergoeding is verstrekt voor gebruik eigen auto, behoudt deze vergoeding zolang hij/zij in het bezit is of gebruik maakt van de auto waarvoor de tegemoetkoming is verstrekt, mits de inkomensgrens van 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Waalwijk voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen niet overschreden wordt.

    2.

    De gehandicapte aan wie vóór 1 januari 2000 een forfaitaire vergoeding is toegekend voor het gebruik van eigen auto en blijkens een medische indicatie is aangewezen op het gebruik van een eigen auto komt in aanmerking voor een vergoeding zoals bepaald in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Waalwijk.

    3.In die gevallen waarbij het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Waalwijk voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrens, wordt bij bestaande gevallen een overgangsregeling gehanteerd van tenminste 3 maanden, dit om de klant op de verandering voor te bereiden.

    3.Artikel 5.8 Financiële tegemoetkoming aanpassingskosten auto

    3.Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Waalwijk voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrens, dan komt men niet in aanmerking voor een vergoeding voor kosten voor autoaanpassingen.Voor de tegemoetkoming voor de aanpassing van de (eigen) auto geldt een maximum zoals gesteld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk

    3.De overige bepalingen staan opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk, artikel 5.5.

    3.Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

    3.Artikel 6.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen.

    3.De door het college ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een collectieve voorziening waaronder een collectieve rolstoelvoorziening;

    • b.

      een rolstoelvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

    • c.

      een financiële tegemoetkoming te besteden aan een sportrolstoel.

    3.Artikel 6.2 Collectieve rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik, individuele rolstoelvoorziening en sportrolstoel.

    3.1.

    3.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

    3.2.

    3.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

    3.3.

    3.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

    3.Artikel 6.3 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

    3.In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

    3.Artikel 6.4 Uitsluitingsgronden

    3.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet wordt maximaal één elektrische voorziening toegekend.

    3. Hoofdstuk 7 het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

    3.Artikel 7.1. Gebruik aanvraagformulier.

    3.Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

    3.Artikel 7.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

    3.De aanvraag dient te worden ingediend bij het Loket Waalwijk Wijzer, bij welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

    3.Artikel 7.3 Inlichtingen, onderzoek, advies.

    3.1.

    3.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem nadere informatie te laten overleggen;

    • b.

      op een door het college te betalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

    3.2.

    3.Het college vraagt aan door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het gaat om een aanvraag van een persoon die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

    3.3.

    3.Een aanvrager is verplicht aan het college of de door het college aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

    3.4.

    3.Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

    3.5.

    3.Indien het in artikel 7.3 lid 2 genoemde onderzoek niet kan plaatsvinden vanwege het niet verschijnen van de aanvrager door nalatigheid van de aanvrager, kan het college de door de adviseur in rekening gebrachte kosten verhalen op de aanvrager.

    3.Artikel 7.4 Samenhangende afstemming.

    3.Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

    3.Artikel 7.5 Voorwaarden

    3.Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.

    3.Artikel 7.6 Wijzigingen in de situatie.

    3.Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

    3.Artikel 7.7 Opschorting

    3.1.

    3.Indien de belanghebbende de voor het behoud van een verleende voorziening van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleend aan het onderzoek schort het college het recht op de voorziening op vanaf de dag van het verzuim.

    3.2.

    3.Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

    3.3.

    3.Als de belanghebbende het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, beëindigt het college na het verstrijken van deze termijn de voorziening met ingang van de eerste dag waarover het recht op de voorziening is opgeschort.

    3.4.

    3.Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van de herziening af te zien.

    3.Artikel 7.8 Intrekking van een voorziening

    3.1.

    3.Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    3.2.

    • a.

      Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

    • b.

      In afwijking van het tweede lid onder a kan een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten worden ingetrokken, indien blijkt dat de belanghebbende 1 jaar na de toekenning niet daadwerkelijk is verhuisd.

    3.3.

    3.In de in de leden 1 en 2 onder a bedoelde gevallen dient de verstrekte voorziening te worden gerestitueerd binnen 6 weken nadat het intrekkingsbesluit aan betrokkene is meegedeeld.

    3.Artikel 7.9 Terugvordering

    3.1.

    3.Ingeval een voorziening is ingetrokken kan een basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

    3.2.

    3.In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens

    3. Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

    3.Artikel 8.1 Hardheidsclausule.

    3.1.

    3.Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    3.2.

    3.Wanneer de aanvrager het niet eens is met de door het zorgloket aangewezen voorziening wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om een second opinion bij een niet bij de aanvrage betrokken deskundige aan te vragen, voordat er een definitief besluit door het zorgloket wordt genomen. Voor de aanvraag van een second opinion wordt een nader te bepalen drempelbedrag in rekening bij de aanvrager gebracht. Wanneer de aanvraag alsnog conform de vraag van de klant wordt toegekend, wordt dit bedrag terugbetaald.

Artikel 8.2 Vaststellen Besluit

De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid tot het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en het persoonsgebonden budget aan het College

Artikel 8.3 Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 8.4 Evaluatie.

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Binnen15 maanden na inwerkingtreding van de verordening zal het college aan de raad een verslag toezenden over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 8.5 Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 2.

    De verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente

Waalwijk wordt met het inwerkingtreden van de verordening 2011 ingetrokken.

3.Voor aanvragen ingediend vóór het inwerkingtreden van de verordening 2011 zijn de

bepalingen van de verordening 2010 van toepassing.

Artikel 8.6 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Waalwijk 2011 (Verordening Wmo 2011).

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waalwijk, op

9 december 2010

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken drs. A. M. P. Kleijngeld