Beleidsregels reiskostenvergoeding re-integratie

Geldend van 01-04-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels reiskostenvergoeding re-integratie

Het college van burgemeester en wethouders,

Owerwegende dat het noodzakelijk is om aanvullende beleidsregels vast te stellen op het gebied van de reiskosten die gemaakt worden in verband met het volgen van een re-integratietraject door bijstandsgerechtigden

Gelet op het artikel 9 lid 1 sub b Wet werk en bijstand (WWB)

Mede gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

Beleidsregel bij artikel 9 lid 1 sub b WWB

  • 1.1

    Voorwaarden reiskostenvergoeding bij het verplicht volgen van een re-integratietraject:

    • ·

      De klant moet 1 keer per week of vaker een opleidingsinstituut, re-integratiebedrijf of werklocatie (bijvoorbeeld in verband met stage of werkervaring) bezoeken;

    • ·

      Als er sprake is van kinderopvang, mag de extra reisafstand die nodig is om het kind (de kinderen) naar de opvanglocatie te brengen worden opgeteld bij de afstand tussen huis en de trajectlocatie.

    • ·

      De vergoeding geldt voor de heen –en terugreis.

  • 1.2

    Geen reiskostenvergoeding

    • ·

      Geen reiskosten worden vergoed als gebruik gemaakt wordt van een gemotoriseerd vervoermiddel (auto, motorfiets, scooter en bromfiets) en de reisbestemming met dit vervoermiddel zich binnen een afstand van 10 kilometer van het woonadres bevindt. Bij gebruik van een fiets of OV geldt geen beperking voor de reisafstand;

    • ·

      Er worden geen reiskosten verstrekt aan de klant die een arbeidsovereenkomst bij een werkgever is aangegaan. De werkgever en de klant moeten zelf afspraken over de reiskosten maken;

    • ·

      Wanneer er sprake is van incidentele bezoeken, zoals een afspraak met de klantmanager, worden geen reiskosten vergoed.

  • 1.3

    Hoogte van de vergoeding

    • ·

      Vergoeding voor het OV vindt plaats op basis van openbaar vervoer 2e klasse;

    • ·

      Openbaar vervoerkosten worden vergoed na overleggen van de vervoersbewijzen;

    • ·

      De vergoeding voor vervoer met vervoermiddelen anders dan het OV is gelijk aan de fiscaal vrijgelaten kilometervergoeding voor het gebruik van een auto (€0,19 per kilometer);

    • ·

      Voor de reiskilometers anders dan het OV wordt een forfaitair bedrag vergoed op basis van € 0,19, per kilometer. Voor een reisafstand van 10 kilometer betekent dit:

Bij 1 keer per week:

1x 20 kilometer x € 0,19 x 52 weken / 13= € 15,20 per maand, afgerond €15,- per maand;

Voor een reisafstand tot en met 15 kilometer wordt een bedrag van

€ 22,50,- per maand vergoed.

Voor een reisafstand tot en met 20 kilometer wordt een bedrag van € 30,- per maand vergoed.

Op basis van de sleutel aantal keren per week x kilometers x € 0,19 x 52/13 bedragen de vergoedingen afgerond:

Aantal per week

Kilometerafstand (in de berekening x 2)

Vergoeding per maand

1 keer

Tot 10 kilometer

€ 15,-

1 keer

Tot en met 15 kilometer

€ 22,50

1 keer

Tot en met 20 kilometer

€ 30,-

2 keer

Tot 10 kilometer

€ 30,-

2 keer

Tot en met 15 kilometer

€ 45,-

2 keer

Tot en met 20 kilometer

€ 60,-

3 keer

Tot 10 kilometer

€ 45,-

3 keer

Tot en met 15 kilometer

€ 67,50

3 keer

Tot en met 20 kilometer

€ 90,-

En zo verder

  • ·

    De kilometers voor vervoer anders dan het OV, worden gemeten van huis tot de locatie, met behulp de ANWB routeplanner (kortste route);

  • ·

    Kilometers voor vervoer, worden vergoed na overleggen van een bewijs, dat de klant de trajectlocatie inderdaad heeft bezocht (bijv. een presentielijst).

  • 1.4

    Kosten aanschaf fiets

    • ·

      De kosten van een fiets behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten uit het reguliere inkomen betaald worden. De WWB(of IOAW / IOAZ)-uitkering die de klant ontvangt wordt geacht te voorzien in de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, eventueel via reservering of gespreide betaling achteraf.

  • 1.5

    Uitzonderingen

    • ·

      In uitzonderingsgevallen kan afgeweken worden van deze regels als dit als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval noodzakelijk is.

INWERKINGTREDING

Deze beleidregels in werking te laten treden met ingang van 1 april 2014