Planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Wageningen

Geldend van 30-05-2013 t/m heden

Intitulé

Planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Wageningen

Het college van burgemeester en wethouders van Wageningen,

Overwegende dat het noodzakelijk is aanvullende beleidsregels vast te stellen op het gebied van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in geval van de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan, als genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1˚ en 2˚ Wabo.

Gelet op artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1˚ en 2˚ in combinatie gelezen met artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Mede gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen de hierna volgende beleidsregels “Planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Wageningen”.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Aanbouw: de toevoeging van afzonderlijke ruimten aan een woonhuis;

  • 2.

    Achtererfgebied: zoals genoemd in het Besluit Omgevingsrecht;

  • 3.

    Achtergevel: het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

  • 4.

    Bebouwde kom: op grond van de bijlage waarop de vastgestelde bebouwde kom grenzen zijn aangegeven;

  • 5.

    Bed & Breakfast: een aan de woning ondergeschikte toeristisch-recreative voorziening, gericht op het beiden van een mogelijkheid tot overnachting en het reserveren van ontbijt, voor een kortdurendverblijf (waaronder zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

  • 6.

    Beroepsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een beperkt gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aan- of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor een beroep. Het uitoefenen van een vrij beroep waaronder verstaan wordt: een aan de persoon gebonden medisch (arts, tandarts e.d.), paramedisch (fysiotherapie, pedicure e.d.) administratief (adviesbureau, accountant e.d.) en daarmee gelijk te stellen beroep, niet zijnde een bedrijfsmatige activiteit;

  • 7.

    Bestaand gebruik: het gebruik dat op het moment van de aanvraag plaatsvindt en dat op grond van het bestemmingsplan is toegelaten;

  • 8.

    Bijbehorend bouwwerk: zoals genoemd in het Besluit Omgevingsrecht;

  • 9.

    Bijgebouw: een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen en functie al dan niet vrijstaand ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

  • 10.

    Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegestaan;

  • 11.

    Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

  • 12.

    Erf: zoals genoemd in het Besluit Omgevingsrecht;

  • 13.

    Erker: een kleine grondgebonden uitbreiding van een bouwlaag aan de voorgevel van een woning;

  • 14.

    Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 15.

    Hoofdgebouw: zoals genoemd in het Besluit Omgevingsrecht;

  • 16.

    Kleinschalig bedrijfsmatig gebruik van een woning: het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aan-uitbouw en aangebouwd bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen melding- of vergunningsplicht op grond van de Wabo geldt;

  • 17.

    Mantelzorg:

    • ·

      langdurige zorg;

    • ·

      die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende;

    • ·

      door personen uit diens directie omgeving;

    • ·

      waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie welke al voor de zorgvraag aanwezig was;

    • ·

      en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

      Het betreft in principe structurele zorg voor langer dan 3 maanden en minimaal 8 uur per week. De termijn van 3 maanden wordt niet gehanteerd als sprake is mantelzorg die zo intensief is dat het kan leiden tot overbelasting van de mantelzorger. Dit kan worden aangetoond door middel van een indicatie van het Centrum, Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een beschikking van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) of bureau Jeugdzorg.

  • 18.

    Nutsvoorziening: een voorziening, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op:

    • ·

      de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;

    • ·

      de verzorging van telecommunicatie;

    • ·

      de afvoer en verwerking van afvalstoffen;

  • 19.

    Openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1 lid q onder b van de Wegenverkeersweg 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

  • 20.

    Openbare weg: weg als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 21.

    Peil: het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

  • 22.

    Permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

  • 23.

    Recreatie woning: een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

  • 24.

    Uitbouw: de vergroting van een bestaande ruimte van een woonhuis;

  • 25.

    Uitbreiding: een aan- of uitbouw van een hoofdgebouw;

  • 26.

    Voorerfgebied: zoals genoemd in het Besluit Omgevingsrecht;

  • 27.

    Voorgevel van een hoofdgebouw: voorgevel zoals bedoeld in het bestemmingsplan, beheersverordening of indien het bestemmingsplan of beheersverordening hier niet in voorziet, het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

  • 28.

    Voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in bestemmingsplan;

  • 29.

    WMO: Wet Maatschappelijke ondersteuning;

  • 30.

    Woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

  • 31.

    Zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • 1.

    afstanden

    afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erf afscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

  • 2.

    de bouwhoogte van een bouwwerk

    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • 3.

    de bruto-vloeroppervlakte

    de totale, binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief die van eventuele verdiepingen;

  • 4.

    de goothoogte van een bouwwerk

    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • 5.

    de inhoud van een gebouw

    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • 6.

    de oppervlakte van een gebouw

    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • 7.

    de dakhelling

    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • 8.

    de oppervlakte van een overkapping

    tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

  • 9.

    de afstand tot de (zijdelingse) grens van een perceel

    vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een perceel.

Hoofdstuk 2 beleidsregels naar aanleiding van artikel 4 bijlage II Besluit Omgevingsrecht (Bor).

Artikel 3 Een afwijking van het bestemmingsplan is mogelijk onder de voorwaarden zoals hieronder is beschreven:

  • 1. Voor een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom conform artikel 4 lid 1 sub a bijlage II Bor is een omgevingsvergunning mogelijk mits:

    • a.

      de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen of buiten het bouwvlak worden gebouwd, en;

    • b.

      de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, buiten het bouwvlak slechts op die gronden mogen worden gebouwd met dezelfde bestemming als de gronden waarop het hoofdgebouw is geplaatst;

    • c.

      binnen het bouwvlak geldt geen maximale oppervlaktemaat. De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bij een hoofdgebouw bedragen niet meer dan:

      • 1.

        30 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 150 m 2 , mits het bebouwingspercentage (vergunningsvrij en vergund) van het bouwperceel maximaal 60% bedraagt;

      • 2.

        50 m 2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 150 m 2 tot en met 500 m 2 , mits het bebouwingspercentage (vergunningsvrij en vergund) van het bouwperceel maximaal 60% bedraagt;

      • 3.

        75 m 2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m 2 , mits het bebouwingspercentage (vergunningsvrij en vergund) van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;

    • d.

      de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen respectievelijk niet meer dan 3,00 en 5,00 meter bedragen.

  • 2. Voor een bijbehorend bouwwerk bij een woning buiten de bebouwde kom conform artikel 4 lid 1 sub b bijlage II Bor, is een omgevingsvergunning mogelijk mits wordt voldaan aan de onderstaande eisen:

    • a.

      de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen of buiten het bouwvlak worden gebouwd, en;

    • b.

      de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, buiten het bouwvlak slechts op die gronden mogen worden gebouwd met dezelfde bestemming als de gronden waarop het hoofdgebouw is geplaatst;

    • c.

      binnen het bouwvlak geldt geen maximale oppervlaktemaat. De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak bij een hoofdgebouw bedragen niet meer dan:

      • 1.

        30 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 150 m 2 , mits het bebouwingspercentage (vergunningsvrij en vergund) van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;

      • 2.

        50 m 2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van 150 m 2 tot en met 500 m 2 , mits het bebouwingspercentage (vergunningsvrij en vergund) van het bouwperceel maximaal 50% bedraagt;

      • 3.

        75 m 2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m 2 , mits het bebouwingspercentage (vergunningsvrij en vergund) van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;

    • d.

      de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen respectievelijk niet meer dan 3,00 en 5,00 meter bedragen.

  • 3. Voor een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 4 lid 2 bijlage II Bor is een omgevingsvergunning mogelijk mits:

    • a.

      niet hoger dan 5 meter, en;

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m2 bedraagt;

  • 4. Voor een bouwwerk geen gebouw zijnde als bedoeld in artikel 4 lid 3 bijlage II Bor is een omgevingsvergunning mogelijk mits voldaan wordt aan de volgende eisen:

    • a.

      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is ten hoogste 10,00 meter;

    • b.

      de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2.

  • 5. Voor eendakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw als bedoeld in artikel 4 lid 4 bijlage II Bor is een omgevingsvergunning mogelijk mits voldaan wordt aan het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht.

  • 6. Voor een antenne installatie zoals bedoeld in artikel 4 lid 5 bijlage II Bor is een omgevingsvergunning mogelijk mits het past binnen het gemeentelijk antennebeleid.

  • 7. Voor een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder W, van de Elektriciteitwet 1998 is een omgevingsvergunning mogelijk zoals bedoeld in artikel 4 lid 7 bijlage II Bor mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.

  • 8. Voor een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanden is een omgevingsvergunning mogelijk zoals bedoeld in artikel 4 lid 7 bijlage II Bor mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.

  • 9. Het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen t.b.v. het evenement hieronder begrepen is een omgevingsvergunning mogelijk zoals bedoeld in artikel 4 lid 8 bijlage II Bor mits er een mogelijkheid bestaat dat er een evenementenvergunning verleend kan worden.

  • 10. Voor het gebruiken van bouwwerken binnen de bebouwde kom, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten zoals bedoeld in artikel 4 lid 9 bijlage II Bor is een omgevingsvergunning mogelijk mits voldaan wordt aan de volgende eisen:

    • a.

      Gebouw, woning of woongebouw zijnde:

      • 1.

        er wordt geen toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan verleend voor het omzetten van een woning of woongebouw in een andere functie.

      • 2.

        kamerverhuur wordt per aanvraag bekeken zolang hier nog geen beleid voor is vastgesteld.

    • b.

      Voor het gebruik van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het ontvangen van mantelzorg:

      • 1.

        ontheffing wordt uitsluitend verleend voor percelen waarop een (dienst) woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;

      • 2.

        p er bouwperceel is maximaal 1 aan-of uitbouw of aan de (dienst) woning gebouwd bijgebouw als mantelzorgvoorziening toegestaan;

      • 3.

        e r wordt aangetoond dat er sprake is van mantelzorg.

      • 4.

        de specifieke beleidsregels voor aan- of uitbouwen of bijgeb ouwen, zoals opgenomen onder 3.1 en 3.2, worden in acht genomen;

    • c.

      Gebouw, een woning een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw voor de uitoefening van een aan-huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijnde:

      • 1.

        woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep op maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum per woning van - 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²; - 60 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²; - 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;

    • d.

      Gebouw, geen woning of woongebouw kan slechts toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan worden verleend indien de dringende noodzaak wordt aangetoond en de overwegingen om van het bestemmingsplan af te wijken zorgvuldig is onderbouwd. In de onderbouwing dient in ieder geval aangegeven te worden waarom:

      • 1.

        de nieuwe functie past binnen de omgeving;

      • 2.

        er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en de parkeerdruk in de omgeving ontstaat;

      • 3.

        de nieuwe functie geen onevenredige negatieve milieueffecten veroorzaakt voor de omgeving.

      • 4.

        er wordt geen toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan verleend voor het veranderen van de gebruiksfunctie, recreatief woongebruik, naar een woongebruik voor permanente bewoning;

    • e.

      Er kan toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan worden verleend voor het exploiteren van een Bed & Breakfast indien het aan de volgende voorwaarden voldoet:

      • 1.

        het betreft een bedrijfsmatige activiteit in of bij een woning;

      • 2.

        er mag nachtverblijf worden verschaft aan maximaal 5 personen;

      • 3.

        de bed & breakfast mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren, waartoe realisatie van een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;

      • 4.

        er wordt voldaan aan artikel 3 lid 10 sub c en sub d onder 2;

      • 5.

        inzake het toegestane vloeroppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit, mogen ruimtes die gemeenschappelijk worden gebruikt buiten beschouwing worden gelaten.

  • 11. Er kan toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan worden verleend voor het wijzigen van het gebruik van een recreatiewoning conform artikel 4 lid 10 bijlage II Bor, mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.

Artikel 4 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels Planologische afwijkingsmogelijkheden gemeente Wageningen 2012”.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van datum 30 mei 2013.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Wageningen op 14 mei 2013.

Bijlagen

  • ·

    Kaart bebouwde kom;

  • ·

    www.overheid.nl t.b.v. artikel 4 bijlage II Besluit Omgevingsrecht inclusief toelichting;

  • ·

    Toelichting op de beleidsregels.

Kaart bebouwde kom

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

Beleidsregel

In deze notitie zijn beleidsregels geformuleerd voor de planologische afwijkingsmogelijkheden zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze wet en het daarbij behorende Besluit is op 1 oktober 2010 in werking getreden.

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 wordt een uiteenzetting gegeven van de werking van de nieuwe regels zoals opgenomen in de Wabo en het BOR met, waar nodig, een verwijzing naar de huidige regels. In hoofdstuk 2 wordt het gemeentelijk beleid ter zake de uitvoering van de planologische afwijkingsmogelijkheden beschreven. Als bijlage bij de beleidsregels, zoals beschreven in hoofdstuk 2, is een toelichting met daarin opgenomen de wettelijke basis vanuit het Bor weergegeven.

Behoefte aan beleid

Iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te worden afgewogen naar de bijzondere omstandigheden van het geval. Dit neemt niet alleen tijd in beslag maar mede door verschillende inzichten door de jaren heen kan het gebeuren dat in het ene geval wel en in het andere geval geen ontheffing wordt verleend. Dit is niet wenselijk.

Het beleid vergroot de rechtszekerheid wat vooral in juridische procedures van groot belang is. Het is gewenst dat er een uniform beleid wordt gevoerd en dat de gebruiksmogelijkheden in oudere bestemmingsplannen gelijk worden getrokken met vergelijkbare nieuwe bestemmingsplannen.

Het beleid heeft tot gevolg dat bij aanvragen van een omgevingsvergunning kan worden verwezen naar het beleid. Oftewel, de toewijzing of afwijzing hoeft niet telkens uitgebreid te worden gemotiveerd. Tevens wordt met dit beleid team Grondgebiedzaken ontlast.

Planologische afwijkingsmogelijkheden in de Wabo Van oudsher is het afwijken van de voorschriften uit een bestemmingsplan geregeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) of Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Met de komst van de Wabo is dit gewijzigd, de planologische afwijkingsmogelijkheden staan voortaan in de Wabo, en dus niet meer in de Wro.

Voor het plaatsen van antenne-installaties wordt apart beleid vastgesteld. Dit antenne-beleid sluit aan bij het landelijke beleid van het antennebureau.

Procedure

De aanvraag van een omgevingsvergunning hoeft maar één procedure te doorlopen. Dat kan een reguliere procedure zijn of een uitgebreide procedure. Voor de reguliere procedure komen projecten in aanmerking zoals een uitbreiding van een woning of het kappen van een boom. In deze procedure geldt een zogenoemde fatale termijn. Dat wil zeggen dat de vergunning, als die niet tijdig is verstrekt, automatisch (van rechtswege) wordt verstrekt. De uitgebreide procedure geldt meer voor complexe projecten waar een belangafweging en inspraakmogelijkheid nodig is, zoals voor het bouwen van een nieuwe woonwijk in afwijking van het bestemmingsplan. De vergunning vereist dan maatwerkvoorschriften voor het desbetreffende project. In de uitgebreide procedure geldt de fatale termijn niet.

Voor verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in dit beleid wordt gebruik gemaakt van de reguliere procedure van hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Wabo geeft hierop enkele aanvullingen. Dit zijn onder andere:

Er moet een ontvangstbewijs als een bericht met nadere gegevens over het verloop van de procedure aan de aanvrager worden gestuurd (art. 3.1 Wabo);

Het bevoegd gezag geeft onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een huis- aan huis blad (Stad Wageningen) (art. 3.8 Wabo);

Het bevoegd gezag beslist binnen acht weken (eventueel verlengd met zes weken) na de datum van ontvangst van de aanvraag (art. 3.9 lid 1 en 2 Wabo);

Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na bekendmaking van het besluit doet het bevoegd gezag mededeling van die beschikking op dezelfde wijze als kennis is gegeven van de aanvraag (art. 3.9 lid 1, onder a, Wabo);

Als niet binnen de wettelijke termijn een besluit is genomen, is het besluit van rechtswege verleend en doet het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk mededeling van die beschikking op dezelfde wijze als kennis is gegeven van de aanvraag (art. 3.9 lid 3 en 4 Wabo).

Belangenafweging

De toelichting van de invoeringswet Wabo geeft aan dat een ontheffing binnen de reguliere voorbereidingsprocedure niet meer ter inzage hoeft te worden gelegd. Belanghebbenden die niet in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze(n) in te dienen kunnen nu alleen nog maar bezwaar maken tegen de verleende vergunning, waarna de beslissing op bezwaar open staat voor beroep. Team Vergunningen heeft een werkafspraak gemaakt dat bij gevoelige aanvragen de omgevingsvergunning toch twee weken ter inzage wordt gelegd, zodat belanghebbenden eventueel een zienswijzen kunnen indienen.

Beleid Planologische AfwijkingsmogelijkhedenZoals is aangegeven in artikel 2.10 lid 2 Wabo wordt slechts geweigerd als de vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 Wabo niet mogelijk is. De Wabo geeft een aanleiding om een goed “ontheffingenbeleid” (artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1˚ en 2˚ Wabo) te hebben. Op grond van dit beleid kan het meewerken aan of het weigeren van een afwijking van het bestemmingsplan worden gemotiveerd.

In overeenstemming met artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan het beleid door burgemeester en wethouders worden vastgesteld omdat dit bestuursorgaan volgens de Wabo bevoegd is om omtrent de bedoelde afwijkingen te beslissen.

Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden, als genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1˚ en 2˚ Wabo, de beleidsregels worden toegepast.

Planschade – overeenkomst

Bij het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan, met gebruikmaking van artikel 3 t/m artikel 3 lid 10 sub e van deze beleidsregels, dient overeenkomstig de geldende gemeentelijke procedureverordening planschades een planschadeovereenkomst te worden afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente om de economische uitvoerbaarheid aan te beleidsregels.

Inspraak

Burgemeester en wethouders blijven bevoegd om af te wijken van de regeling, wanneer deze voor een of meer belanghebbende gevolgen heeft, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.