Regeling vervallen per 06-08-2019

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen

Geldend van 17-04-2014 t/m 05-08-2019

Intitulé

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de Gemeente Wageningen

Het college van burgemeester en wethouders

Overwegende dat het noodzakelijk is aanvullende beleidsregels vast te stellen op het gebied van handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,

Mede gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving en aanverwante regelgeving.

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:

  • 1.

    herstelsanctie;

  • 2.

    bestraffende sanctie.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

  • 1. De kwaliteitseisen waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle aanverwante regelgeving.

  • 2. In deze Beleidsregels handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 3. In het afwegingsoverzicht dat als bijlage aan deze beleidsregels is toegevoegd, worden voor de prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsancties

  • 1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, een voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en aanverwante regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).

  • 2. Bij het uitvoeren van het herstellende traject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang,

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod

    • d.

      stap 4: verwijdering uit het landelijke register kinderopvang of het register peuterspeelzalen

  • 3. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan, dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis, zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 5. Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal 2 weken

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden

    • c.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden

Artikel 5 Verwijdering uit het landelijk register kinderopvang

Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal), zal de registratie worden verwijderd uit het landelijk register kinderopvang dan wel peuterspeelzaalwerk.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Uitsluiting gesubsidieerde kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde locaties van VVE kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen.

Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtredingen zoals genoemd in het afwegingsoverzicht in de bijlage.

Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht, als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt, dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldig, tenzij het genoemde boetebedrag specifiek en alleen ziet op een voorziening voor gastouderopvang. In het laatste geval vindt er geen vermenigvuldiging met 0,5 plaats.

Artikel 9 Recidive

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

a.1,5 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag, indien een door een bestuurlijke boete te

handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere

overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden;

b.2 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag, indien er sprake is van een derde of

volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat

de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan.

Artikel 10 Matiging

  • 1. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    - de ernst van de overtreding,

    - de mate van verwijtbaarheid,

    - de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    - de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

    boeteoplegging volgens deze Beleidregels handhaving onevenredig is.

  • 2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 11 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen”.

Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 17 april 2014

  • 2.

    Het handhaving- en sanctiebeleid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van 5 maart 2013 wordt ingetrokken met ingang van 17 april 2014.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Wageningen d.d.

8 april 2014.

Bijlage: Afwegingsoverzicht

Domein

Prioriteit

Bestuurlijke boete

Ouders

Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld

Gemiddeld

€ 2.500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

Laag

€ 500,-

Houder heeft een oudercommissie ingesteld

Laag

€ 500,-

Voorwaarden oudercommissie

Laag

€ 500,-

Adviesrecht oudercommissie

Gemiddeld

€ 750,-

Informatie aan de ouders

Laag

€ 500,-

Het gastouderbureau is goed bereikbaar

Hoog

€ 1250,-

De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats

Gemiddeld

€ 1000,-

In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB)

Gemiddeld

€ 1000,-

Personeel

Verklaring omtrent gedrag (VOG)

·in bezit zijn van VOG

·VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd

·VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden

Hoog

€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaam-heden

Gebruik voorgeschreven voertaal

Hoog

€ 4.000,-

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling

Gemiddeld

€ 3.000,- per gastouder met < 16 uur

Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders

Hoog

€ 4.000,- per beroepskracht die niet voldoet

Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling

Hoog

€ 2.000,-

Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen)

Gemiddeld

€ 3.000,-

De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op

Gemiddeld

€ 3.000,- als geen beleid

€ 1.000,- als te oud beleid

De gastouder is goed telefonisch bereikbaar

Gemiddeld

€ 750,-

Veiligheid en gezondheid

Risico-inventarisatie veiligheid / gezondheid

·hebben

·maximaal 1 jaar oud

·actuele situatie

Hoog

€ 8.000,- indien risico-inventarisatie ontbreekt;

€ 4.000,- als > dan 1 jaar of niet actuele situatie

Ongevallenregistratie

Hoog

€ 4.000,-

De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt

Hoog

€ 8.000,-

€ 4.000,- bij geen jaarlijkse check RI

Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid

Hoog

€ 8.000,-

Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidssrisico’s op de vaste thema’s

Hoog

€ 2.000,- per niet beschreven thema

Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties en plannen van aanpak

Hoog

€ 4.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties

Hoog

€ 1.000,- per gastouder die er niet naar handelt

Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau

Hoog

€ 4.000,-

Meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 8.000,-

Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling

Hoog

€ 2.000,-

Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven.

Hoog

€ 2.000,-

Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder

Hoog

€ 2.000,-

Vierogenprincipe is ingevoerd

Hoog

€ 8.000,-

Accommodatie en inrichting

Binnenspeelruimte

Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte

Gemiddeld

€ 2.000,- per ontbrekende ruimte

Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO)

Gemiddeld

3-3.5 m2 = € 2.000,-

< 3 m2 = € 3.000,-

De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Gemiddeld

€ 2.000,-

Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang)

Gemiddeld

€ 2.500,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij

Gemiddeld

€ 1.000,-

Buitenspeelruimte

Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind

Gemiddeld

2-2.5 m2 = € 1.000,-

< 2 m2 = € 2.000,-

De buitenspeelruimte is toegankelijk

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang)

Gemiddeld

€ 1.000,-

Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO)

Gemiddeld

€ 1.000,-

De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr)

Opvang in groepen

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal)

Hoog

€ 4.000,-

De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz)

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO)

Hoog

€ 4.000,-

Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep

Hoog

€ 2.000,- indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders

Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes

Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen)

Hoog

€ 1.000,-

Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang)

Hoog

€ 1.000,-

Beroepskracht-kind-ratio

Beroepskracht-kind-ratio

Hoog

€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht

Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio bij openingstijden van ≥ 10 uur (dagopvang)

Hoog

€ 2.000,-

Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kind-ratio (BSO)

Hoog

€ 2.000,-

Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld.

Hoog

€ 1.000,-

De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden

Gemiddeld

€ 1.000,-

De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig

Gemiddeld

€ 1.000,-

Pedagogisch beleid

Pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 3.000,-

Inhoud pedagogisch beleidsplan

Gemiddeld

€ 750,-

Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders

Gemiddeld

€ 1.000,-

Waarborgen emotionele veiligheid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie

Gemiddeld

€ 1.000,-

Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden

Gemiddeld

€ 1.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen

Hoog

€ 4.000,-

Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt

Hoog

€ 4.000,-

Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid

Gemiddeld

€ 1.000,-

Klachten

Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;

€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

Klachtenregeling oudercommissie

Laag

€ 1.500,- indien regeling ontbreekt;

€ 500,- indien regeling niet aan de eisen voldoet

Administratie gastouderbureau

Een contract per vraagouder

Gemiddeld

€ 1.000,- per ontbrekende overeenkomst

Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten

Hoog

€ 1.500,- per ontbrekende VOG

Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders

Gemiddeld

€ 1.500,- per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is

Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak

Gemiddeld

€ 1.500,- per ontbrekend stuk

Kwaliteitscriteria gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is

Hoog

€ 2.000,- per kind teveel

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau

Gemiddeld

€ 1.250,-

Overige overtredingen

Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb

Hoog

€ 3.900 (boete tweede categorie)

Exploitatie zonder toestemming college

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Wijzigingen melden

Hoog

€ 2.000,-

Overtreding aanwijzing/bevel

Hoog

Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding

Overtreden exploitatieverbod

Hoog

€ 19.500,- (boete vierde categorie)

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

Hoog

€ 5.000,-

Toelichting

Inleiding

Het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) van de gemeente Wageningen is op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bevoegd gezag voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen. De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (hierna: VGGM) inspecteert in opdracht van de gemeente de kwaliteit van alle kindcentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouders) in de gemeente Wageningen en adviseert de gemeente naar aanleiding van deze inspecties.

Afhankelijk van de geconstateerde overtreding(en) en het advies van de VGGM is het aan het college om wel of niet handhavend op te treden. Het afwegingsmodel ‘Handhaving- en sanctiebeleid Kinderopvang van de gemeenten regio Gelderland-Midden’ (vastgesteld op 5 maart 2013) dient momenteel als basis voor de handhaving. Het handhaving- en sanctiebeleid is niet meer actueel omdat de wet- en regelgeving op het gebied van kinderopvang gewijzigd is.

Nieuwe wet- en regelgeving, nieuw beleid

Kinderopvang moet bijdragen aan een goede ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) neemt maatregelen om de kwaliteit van en veiligheid in de kinderopvang te vergroten. Onderstaand een aantal belangrijke maatregelen die sinds 1 juli 2013 en 1 januari 2014 in de wet- en regelgeving zijn verankerd:

  • ·

    Continue Screening; sinds 1 maart 2013 worden medewerkers in de kinderopvang continu gecontroleerd op strafbare feiten. Hebben medewerkers in de kinderopvang en peuterspeelzalen een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) van vóór 1 maart 2013, dan moeten ze vanaf 1 juli 2013 een nieuwe VOG aanvragen. Dit is om te voorkomen dat er mensen in kindercentra werken die na hun aanstelling strafbare feiten hebben gepleegd. Stagiaires, uitzendkrachten en vrijwilligers vallen niet onder de continue screening. Zij moeten iedere 2 jaar een nieuwe VOG aanleveren.

  • ·

    Vierogenprincipe; vanaf 1 juli 2013 is het vierogenprincipe verplicht in de kinder(dag)opvang. Dit houdt in dat er altijd een andere volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met de beroepskracht. Toezicht en handhaving hierop is per 1 januari 2014 mogelijk.

  • ·

    Wettelijke meldplicht: vanaf 1 juli 2013 geldt er een wettelijke meldplicht voor professionals in de kinderopvang. Ze moeten (vermoedens van) kindermisbruik en –mishandeling melden bij de werkgever of vertrouwenspersoon van de Inspectie van het Onderwijs. Toezicht en handhaving hierop is mogelijk per 1 januari 2014.

  • ·

    Meer verantwoordelijkheid gastouderbureaus: gastouderbureaus zijn ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opvang (pedagogisch beleid en veiligheid en gezondheid) van hun gastouders. Vanaf 1 juli 2013 kunnen zij daarop worden aangesproken.

Als gevolg van de wetswijzigingen moeten gemeenten hun handhavingbeleid aanpassen en opnieuw vaststellen. Het huidige handhavingbeleid (vastgesteld op 5 maart 2013) is gebaseerd op het VNG-afwegingsmodel. Omdat dit model erg omvangrijk en in de praktijk niet altijd goed uitvoerbaar is, heeft de VNG samen met een juristenpool en een landelijke werkgroep een nieuw handhavingsmodel opgesteld. In vergelijking tot het oude afwegingsmodel is dit model veel compacter. Dit komt vooral omdat nu niet meer alle overtredingen per voorziening (KDV/BSO/GOB/GO/PSZ) zijn overgenomen en niet voor elke overtreding apart de te volgen stappen in het handhavingtraject zijn vastgelegd. De stappen van het herstellende handhavingtraject worden algemeen in de beleidsregels benoemd; van stap 1 tot en met stap 4. Het voordeel van het niet meer expliciet opnemen van de overtredingen is ook dat, als de regelgeving wijzigt, het handhavingbeleid niet opnieuw hoeft te worden vastgesteld.

Intrekken oude beleid

De vastgestelde Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014 maken het mogelijk te handhaven bij alle voorzieningen voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Het Handhaving- en Sanctiebeleid Kinderopvang dat op 5 maart 2013 is vastgesteld, komt hiermee te vervallen.

Toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.

·Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis, zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.

Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen, dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

·Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellende traject te zetten.

De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

·Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:

  • o

    zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;

  • o

    als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.

·Stap 4: verwijdering uit het landelijke register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:

• indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;

• indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;

• indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Het college kan overwegen om voor de eerste stap in het herstellende traject (aanwijzing) een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.

Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Telkens zal afgewogen worden of toepassing in dit specifieke geval onder meer proportioneel is.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).

In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. Het beleid houdt in dat het college een bestuurlijke boete kan opleggen ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels).

Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd, tenzij het genoemde boetebedrag specifiek en alleen ziet op een voorziening voor gastouderopvang. In het laatste geval vindt er geen vermenigvuldiging met 0,5 plaats. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen en geharmoniseerde kinderopvanginstellingen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen of kinderopvanginstellingen wordt via de subsidie ingegrepen.

Overeenkomstig artikel 4:84 Awb heeft het college de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregels buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, mits gemotiveerd.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

In dit artikel is geregeld op welke situaties deze beleidsregels van toepassing zijn.

Artikel 2 Vormen van sanctioneren

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.

Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.

Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Artikel 3 Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden, staan in de wet- en regelgeving. Een opsomming van de kwaliteitseisen, m.u.v. de ‘overige overtredingen’ (zie blz. 16 van het afwegingsoverzicht), is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsancties

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.

Artikel 5 Verwijdering uit het landelijk register kinderopvang

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavings-traject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Uitsluiting gesubsidieerde kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen

Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen, wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen en gesubsidieerde kinderopvanginstellingen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.

Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen als de kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, of bij overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”, maar daartoe niet verplicht is.

Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.

Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen neergelegde boetemaximum, heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1500,-

Uitzonderingen hierop zijn:

  • ·

    In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • ·

    Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd en het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag leidend.

Het voorgaande laat onverlet, dat het college op grond van artikel 5:46 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 9 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%.

Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.

Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

Artikel 10 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Samenloop

Dit artikel spreekt voor zich.

Citeertitel

Spreekt voor zich.

Inwerktreding

Spreekt voor zich.