Bouwbeleidsplan

Geldend van 03-04-2008 t/m heden

Intitulé

Bouwbeleidsplan

Inhoudsopgave

HUIDIGE SITUATIE, BELEIDSVISIE EN PRIORITEITSSTELLING

1. Inleiding

2. Opbouw van het bouwbeleidsplan

3. Organisatie en taken van bouwzaken binnen de gemeente Wageningen

4. Beleidsvisie

5. Risico-inventarisatie en prioriteitstelling

6. Toetsings- en toezichtstrategie

7. Aanbevelingen en verdere uitwerking bouwbeleidsplan Gemeente Wageningen

HUIDIGE SITUATIE, BELEIDSVISIE EN PRIORITEITSSTELLING

1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling bouwbeleidsplan

In de Woningwet is, vanuit het oogpunt van het algemene belang, de zorgplicht van de gemeente voor

naleving van de bouwregelgeving op haar grondgebied vastgelegd. De wettelijke taak komt er op neer

dat ervoor gezorgd moet worden dat bouwwerken veilig, gezond, bruikbaar en energiezuinig worden

gebouwd en dat ook blijven. Het toezicht op de naleving van de bouwregelgeving moet er tevens voor

zorgen dat de ruimte zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt en dat bouwwerken voldoen aan de redelijke

eisen van welstand. Om de wettelijke taken te kunnen uitvoeren zijn er in de Woningwet en hierop

gebaseerde besluiten en regelingen instrumenten toegekend, zoals vergunningen, toezicht en

handhaving.

In de Woningwet is niet omschreven in welke mate de taken moeten worden uitgevoerd. Dit heeft tot

gevolg gehad dat er zich, afhankelijk van de omstandigheden nog al wat verschillen voordoen in de

taakopvatting of de taakstelling ten aanzien van de uitvoering van de bouwregelgeving. Doordat de

kwaliteit en de intensiteit van de werkzaamheden en producten niet nader zijn gedefinieerd ontstaat er

voor het management, bestuur, klanten en de medewerkers een ondoorzichtige situatie.

In de toelichting op de Woningwet wordt daarom aangegeven dat iedere gemeente een bouwbeleidsplan moet opstellen om het taakveld vorm en inhoud te geven. Op dit moment is het vaak

'roeien met de riemen' die de afdeling heeft. Van rijkswege worden geen specifieke (extra) middelen

beschikbaar gesteld om tot een adequate uitvoering van nieuwe regelgeving en nieuwe taken of

aandachtsgebieden te komen. Dit heeft in de afgelopen jaren geleid tot een toenemende druk op de

afdeling.

De gemeente heeft niet de mogelijkheid om te bepalen dat bepaalde producten en diensten niet

(meer) worden aangeboden. De uitvoering van de bouwregelgeving berust immers op een wettelijke

verplichting. De enige manier om de wettelijke taken vorm en inhoud te geven is door keuzes te

maken ten aanzien van de wijze en het niveau waarop de producten en diensten worden aangeboden.

In het collegeprogramma 2006-2010 is 'de transparante overheid' een belangrijk speerpunt van beleid.

Het college van burgemeester en wethouders hecht aan een overheid die duidelijk maakt waaraan ze

werkt en waarvoor ze staat. Daarop kan worden aangesproken en verantwoording aflegt. Het bouwbeleidsplan past nadrukkelijk in het streven naar een transparante overheid. Het bouwbeleidsplan moet de invulling van de gemeentelijke taken op het gebied van de uitvoering van de

bouwregelgeving transparanter en eenduidiger te maken door het stellen van duidelijke kaders voor

de wijze van uitvoering en inzet van capaciteit en middelen.

Het bouwbeleidsplan moet dus inzicht geven in de organisatie van de uitvoering van de taken op het

gebied van bouwregelgeving. Dat betekent niet dat het bouwbeleidsplan een volledig op zichzelf

staand proces is.

Het bouwbeleidsplan heeft een directe relatie met de regelgeving op het gebied van bouwregelgeving.

Sterker nog, de regelgeving op het gebied van bouwen is uitgangspunt en kader voor het

bouwbeleidsplan. In het bouwbeleidsplan wordt voor alle taken op het gebied van bouwregelgeving

een risico-inventarisatie gemaakt. Daarbij worden waarden en risico's die de gemeente loopt bij de

uitvoering (of het niet uitvoeren) van taken benoemd en gewaardeerd. Bij het vaststellen van de

intensiteit en inhoud van toetsing en toezicht worden deze risico's als uitgangspunt genomen.

1.2 Ontwikkeling van een bouwbeleidsplan

1.2.1 Inhoud van deze notitie

Het ontwikkelen van een bouwbeleidsplan valt uiteen in de volgende onderdelen:

Fase 1 omvat het in beeld brengen van de taken op het gebied van bouw- en woningtoezicht, de

huidige capaciteit en middelen voor de uitvoering van deze taken en de werkprocessen die bij de

taakuitoefening worden gehanteerd.

Fase 2 omvat de beleidsuitgangspunten en de (bestuurlijke) prioriteiten die worden gesteld bij het

bouw- en woningtoezicht in de gemeente Wageningen. Deze beleidsuitgangspunten en prioriteiten

vormen de basis voor het formuleren van de programmering van bouw- en woningtoezichtstaken.

Fase 3 omvat de vertaling van de beleidsuitgangspunten en prioriteiten naar de strategie voor de

toetsing en het toezicht. De strategie voor toetsing en toezicht houdt in dat hier wordt vastgelegd op

welke wijze de taken op het gebied van bouwregelgeving worden uitgevoerd. De beleidsregels die hier

worden bepaald leiden tot een duidelijk inzicht voor het bestuur, de medewerkers en niet in de laatste

plaats voor de burgers van Wageningen in de wijze waarop de gemeente uitvoering geeft aan haar

taken op het gebied van bouwregelgeving.

1.2.2 Beleidscyclus

Deze notitie voorziet in het vastleggen van regels over de wijze van uitvoering van de taken op het

gebied van bouwregelgeving. De in dit bouwbeleidsplan neergelegde strategie voor de intensiteit en

inhoud van toetsing en toezicht zal binnen de organisatie moeten worden geïmplementeerd en

geborgd. Dit betekent dat dit bouwbeleidsplan uiteindelijk moet leiden tot het vaststellen van een

uitvoeringsprogramma waarin de regels worden vertaald naar concrete inzet van (personele) middelen

en vastlegging van procedures in protocollen en checklisten. De uitvoeringsnota wordt opgesteld aansluitend bij de vaststelling van het bouwbeleidsplan en binnen 1 jaar ter vaststelling

aan het college aangeboden.

Het hiervoor geschetste proces van beleidsontwikkeling past binnen het concept van programmatisch

Handhaven zoals ook door het cluster Handhaving en toezicht wordt gedaan met het

handhavingsprogramma. Naast het beleids- en uitvoeringskader gaat dit proces uit van jaarlijkse

evaluatie en bijsturing van het beleids- en uitvoeringskader.

1.3 Reikwijdte van het bouwbeleidsplan

Dit bouwbeleidsplan ziet alleen op de taken van de gemeente op het gebied van de uitvoering van

bouwregelgeving. Dit betekent dat een aantal taken die wel door de clusters Vergunningverlening en

Handhaving en Toezicht worden uitgevoerd buiten de reikwijdte van deze notitie vallen. Dit geldt

onder andere voor APV-, kap-, inrit-, monumenten-, aanleg- en gebruiksvergunningen. Ook de

milieutaken vallen buiten dit bouwbeleidsplan.

2. Opbouw van het bouwbeleidsplan

Het nu voorliggende bouwbeleidsplan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de clusters

Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht. Voor de totstandkoming van de verschillende

onderdelen van dit bouwbeleidsplan is de navolgende werkwijze gehanteerd.

2.1 Werkwijze inventarisatiefase (fase 1)

Voor het verkrijgen van een overzicht van de bestaande werkwijzen en processen binnen het taakveld

bouwregelgeving is een aantal gesprekken gevoerd met medewerkers van de afdeling Vergunningen

en Grondzaken. In onderstaande tabel is aangegeven welke medewerkers zijn geconsulteerd en

welke onderwerpen daarbij aan de orde zijn gekomen.

Tabel 1 Overzicht inventarisatiegesprekken

Gesprekspartner

Onderwerp

Coördinator cluster Vergunningverlening

Productenstructuur, kengetallen

Producten en capaciteit, formatiestructuur,

Functie- en taakomschrijvingen

Coördinator cluster Handhaving en toezicht

Productenstructuur, kengetallen

Producten en capaciteit, formatiestructuur,

Functie- en taakomschrijvingen

Bouwtechnisch medewerkers cluster

Vergunningverlening

Taakuitvoering, (werk) processen

prioriteitstelling

Juridisch medewerker Vergunningverlening

Juridische werkprocessen

Bouwtechnisch medewerkers handhaving cluster

Handhaving en toezicht

Taakuitvoering, werkprocessen, prioriteitsstelling

Naast de inventariserende gesprekken is gebruik gemaakt van de volgende documenten

• Overzicht aantallen/kengetallen/capaciteit cluster Vergunningverlening

• Beschrijving werkzaamheden 2006 handhaving cluster Handhaving en Toezicht

• Functiebeschrijvingen clusters Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht

2.2 Werkwijze beleidsvisie en prioriteitstelling (fase 2)

De beleidsvisie is tot stand gekomen aan de hand van reeds bestaande visiedocumenten van college

en raad, en een workshop met medewerkers van de clusters vergunningverlening en handhaving en

Toezicht. Tijdens de workshop is met de betrokkenen gediscussieerd over de doelstellingen, de

belangen en de risico's die met het taakveld bouw-en woningtoezicht samen hangen. De uitkomsten

van de workshop zijn betrokken bij het formuleren van doelstellingen.

Voor de prioriteitstelling is gebruik gemaakt van een risico-inventarisatie op basis van de hiervoor

bestaande modellen van het Ministerie van Justitie (programmatisch handhaven). De risicoinventarisatie

is uitgevoerd met medewerking van de medewerkers van de clusters

Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht.

2.3 Werkwijze strategie toetsing en toezicht (fase 3)

De strategie voor de uitvoering van de taken op het gebied van bouwregelgeving is opgesteld in

samenwerking met de clusters Handhaving en Toezicht en Vergunningverlening. Daarbij is gebruik

gemaakt van informatie over werkwijzen en cijfermatig onderbouwing die beschikbaar zijn binnen

3. Organisatie en taken van bouwzaken in gemeente Wageningen

3.1. Organisatie-en productenstructuur

Binnen de gemeentelijke organisatie is de uitvoering van de bouwregelgeving ondergebracht bij de

afdeling Vergunningen en Grondzaken. Binnen deze afdeling zijn de vergunningverlenende taken

ondergebracht bij de cluster Vergunningverlening (backoffice) en Loket (Frontoffice) en de

toezichtstaken bij de cluster Handhaving en Toezicht.

3.2 Productenstructuur en primaathouderschap

Als onderlegger voor het bouwbeleidsplan is het noodzakelijk te komen tot een afbakening van de

producten en diensten die binnen het taakveld Bouw- en Woningtoezicht in de gemeente Wageningen

worden geleverd. De te onderkennen producten van het taakveld Bouw- en Woningtoezicht vormen

het vertrekpunt voor het bepalen van de visie die Bouw- en Woningtoezicht op het taakveld wil

ontwikkelen en de keuzes ten aanzien van de wijze en het niveau waarop invulling wordt gegeven aan

de taken. Hieronder is een overzicht opgenomen van de producten binnen het taakveld Bouw- en

Woningtoezicht. Deze producten strekken zich uit over het gehele taakveld en zijn onderverdeeld over

de clusters Vergunningverlening, Loket en Handhaving en Toezicht.

Tabel 2 Productenstructuur en primaathouderschap

Cluster

Loket

Cluster

Vergunningverlening

Cluster

Handhaving

en toezicht

Vergunningverlening

1a principe verzoek bouwplan / schetsplan

X

1b reguliere bouwvergunning (fase 1/2)

X

1c lichte bouwvergunning

X

1d advisering welstand

X

1 e wijzigingsvergunning

X

1 f mededeling vergunningsvrij bouwwerk

X

1 l sloopmelding/ sloopvergunning

X

1 p bezwaar

X

Handhaving

2a controle verleende bouwvergunningen

2b jurisiche handhaving bij afwijking van de

bowvergunning

X

2c controle sloopvergunningen

X

2d juridische handhaving slopen

X

3 handhaving bestaande bouw en gebruik

X

3a controle/toezicht illegale bouw en gebruik

X

3b juridische handhaving illegale bouw en gebruik

X

3c klacht

X

4 staat van de volksgezondheid

X

Informatievoorziening

4a CBS- statistiek

X

4b informatie bouwregelgeving en -mogelijkheden

X

4c informatie archief

X

4d applicatiebeheer voortgangssysteem

X

Advisering

5a advies bouwbeleid en -regelgeving

X

5b advies gemeentelijke beleidsnota

X

5c deelname projecten

X

Toelichting op de tabel

Het bouwbeleidsplan ziet alleen op de producten die in voorgaande tabel zijn genoemd.

De technisch medewerker vergunningverlening is primaathouder voor de reguliere

bouwvergunningverlening. Dit betekent dat het gehele traject van de bouwaanvraag onder zijn of haar

verantwoordelijkheid valt. Pas als er een bezwaarprocedure aan de orde komt verschuift het

primaathouderschap naar de juridisch medewerker vergunningverlening. De technisch medewerker

vergunningverlening is derhalve een generalist. De bouwtechnische toetsing vormt slechts een klein

onderdeel van alle werkzaamheden.

De informatieve taken (voorlichting, informatieverstrekking, archief) liggen in beginsel bij de cluster

Loket. De afhandeling van lichte bouwvergunningen is in juli 2006 overgedragen aan de cluster Loket.

Zij handelen alle lichte bouwaanvragen geheel af. Pas als er sprake is van zienswijzen en/of bezwaar

verschuift het primaathouderschap naar de juridisch medewerker van de cluster Vergunningverlening.

3.3 Duurzaam bouwen

In het in de vorige paragraaf weergegeven overzicht van producten (taken) is 'duurzaam bouwen' niet

Opgenomen als een taak opgenomen. In het collegeprogramma is 'duurzaam bouwen' als expliciet

beleidsspeerpunt genoemd. De reden dat het niet als afzonderlijke taak in dit bouwbeleidsplan is

benoemd is dat de uitvoering van het programma duurzaam bouwen feitelijk onderdeel uitmaakt van

de bouwvergunningverlening.

De gemeente Wageningen is begonnen met het implementeren van 'duurzaam bouwen'. Er is voor

gekozen om dit projectmatig op te pakken en zo binnen de bestaande structuur op te laten nemen.

Duurzaam bouwen is een methode die begint bij de informatievoorziening en doorvoert bij

vergunningverlening en toezicht.

3.4 Relaties met andere clusters en afdelingen

Bij het uitvoeren van de bouw- en woningtoezichtstaken bestaat er tussen de verantwoordelijke

clusters Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht en andere clusters en afdelingen vele

relaties.

Allereerst is er tussen de clusters Vergunningverlening, Loket en Handhaving en Toezicht natuurlijk

een directe relatie. Het laatstgenoemde cluster is immers verantwoordelijk voor het toezicht en de

handhaving binnen het taakveld Bouw- en Woningtoezicht.

Daarnaast bestaan er relaties met andere clusters en afdelingen:

• Afdeling Stadsontwikkeling, cluster Plannen: bestemmingsplannen, overleg/advies aanvraag

• Afdeling Brandweer en Veiligheid: brandveiligheidsadvies, toetsing brandveiligheid,

gebruiksvergunningen

• Afdeling Financien: leges, gereedmeldingen WOZ, CBS-statistiek

Inzicht in de onderlinge relaties is van belang omdat andere afdelingen eveneens taken en/of

taakonderdelen verrichten die verband houden met de uitvoering van bouwregelgeving. Naast de in

voorgaand genoemde clusters en afdelingen bestaat er ook een directe relatie met het taakveld

milieu. De milieutaken vallen echter ook grotendeels onder de verantwoordelijkheid van de afdeling

Vergunningen en grondzaken.

4. Beleidsvisie

4.1 Inleiding

Het taakveld bouwregelgeving is zo veel omvattend dat het van belang is een visie te formuleren over

de doelstellingen die de gemeente met de uitvoering en naleving van wetten en regels op dit taakveld

nastreeft. De visie op bouwregelgeving is dan ook een samenstel van ambtelijke en bestuurlijk

opvattingen over de uitvoering (vergunningverlening) en de naleving (handhaving) van regels op dit

beleidsterrein. De visie bevat algemene uitgangspunten voor het vormgeven van de organisatie en de

programmering van taken op het gebied van bouwregelgeving.

Bij het bepalen van de prioriteiten in de uitvoering van de taken op het gebied van bouw- en

woningtoezicht staat de inventarisatie van risico's centraal. Leidende gedachte daarbij is dat de

interne en externe risico's die de gemeente loopt in belangrijke mate de (bestuurlijke) aandacht voor

een onderwerp zullen bepalen. Een inventarisatie en waardering van de risico's is dan ook van

belang.

4.2 Inhoud beleidsvisie

De afdeling VG is bezig zich te ontwikkelen tot een afdeling met een voor burgers, bedrijven en

instellingen herkenbaar en transparant vergunningtraject en handhavingsbeleid. Voortzetting en

verbetering dient te geschieden door middel van kwalitatief hoogwaardige vergunningverlening,

toezicht, controle en handhaving. De vergunning vormt namelijk mede de basis voor een goede

kwaliteitvan de leefomgeving. Ook communicatie en voorlichting zijn hierbij essentiële middelen.

Door een consequent (handhavings)beleid wordt het nalevingsgedrag van burgers, bedrijven en

instellingen vergroot. Deze lijken steeds minder gericht op hun eigen verantwoordelijkheid voor het

naleven van normen en juist meer op het ontwijken van vergunningvereisten, toezicht en controle.

Wanneer er iets mis gaat in de bouw, wordt al snel met de vinger naar de overheid gewezen. Het

moet glashelder zijn dat niet de overheid maar de overtreder primair verantwoordelijk is voor het

overtreden van regels. De overheid is belast met enerzijds de controle/toetsing vooraf of aan de

bouwregelgeving wordt voldaan en anderzijds het toezicht op het nalevinggedrag van burgers,

bedrijven en instellingen. Indien noodzakelijk volgt een eventuele sanctionering van dat gedrag. Een

aanvrager beseft onvoldoende dat het vooraf laten toetsen van een bouwplan het eigen belang dient,

niet in de laatste plaats omdat bouwactiviteiten de eigen woonomgeving beïnvloeden.

Kortom, het doel van vergunningverlening is vooraf te toetsen of aan de te stellen eisen wordt

voldaan. Het doel van handhaving is het bereiken van datgene wat met wet- en regelgeving wordt

beoogd. Het gaat hier dus om gedragsbeïnvloeding, met toezicht en handhaving als één van de

instrumenten. Hiermee kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de veiligheid binnen onze

gemeente.

Tweesporenbeleid

Om het beleid vorm te geven kiest de gemeente Wageningen voor een tweesporenbeleid waarbij

aandacht wordt gegeven aan zowel de preventieve als de repressieve taken.

Preventieve taken

Een belangrijk kenmerk hierbij is dat de overtreding nog niet heeft plaatsgevonden. Ter voorkoming

van overtredingen worden de volgende middelen ingezet:

• Het wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de burger;

• Communicatie en voorlichting;

• Vergunning verlening;

• Toezicht tijdens de bouw

• Zichtbaar optreden.

Repressieve taken

Repressieve taken komen aan de orde als een burger de eigen verantwoordelijkheid niet neemt, dus

nadat de overtreding heeft plaatsgevonden. Hierbij kan gedacht worden aan:

• Opzet of grove nalatigheid;

• Bewust handelen zonder of in afwijking van een verleende vergunning;

• Doorgaan met de overtreding, ook na attendering of waarschuwing;

• Een zodanige overtreding, dat deze onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt;

• Klachten of meldingen van (extreme) overlast en dergelijke.

In deze gevallen heeft voorlichting en communicatie kennelijk niet gewerkt. Dreigen met en indien

noodzakelijk het daadwerkelijk toepassen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhaving is hier

dan aan de orde. Consequent en rechtvaardig optreden kan het vertrouwen in de gemeentelijke

overheid verbeteren. Gestreefd wordt naar een pro-actief preventief beleid.

4.3 Uitgangspunten uitvoering

De uitgangspunten voor vergunningverlening en bestuursrechtelijk handhaven zijn:

• De overheid geeft zelf het goede voorbeeld;

• De eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop;

• Slecht gedrag wordt niet beloond; lapt een burger, een bedrijf of een instelling regels en

wetten aan zijn laars, dan dient deze hierop te worden aangesproken door de overheid;

• De overheid heeft een beginselplicht tot handhaving en dient rechtvaardig, voorspelbaar en

consequent te handelen, waardoor geen rechtsongelijkheid ontstaat;

• Het beleid is transparant, integraal en programmatisch; de overheid moet duidelijk zijn in wat

wel en niet wordt toegestaan, in goede samenwerking met andere handhavingpartners;

• Pro-actieve handhaving;

• Via communicatie, zowel in actieve als passieve zin mensen overtuigen dat regels een doel

dienen: voorlichting, informatie als een geïntegreerd onderdeel van de handhaving.

Randvoorwaarden

Een drietal voor zichzelf sprekende randvoorwaarden, die onontbeerlijk zijn voor de slaagkans van het

bouwbeleidsplan en het handhavingsprogramma, zijn:

• Bestuurlijke en politieke bereidheid tot handhaven;

• Actuele, handhaafbare en naleefbare regels:

• Voldoende financiële middelen voor zowel personele kosten (capaciteit) als voor facilitaire

Ondersteuning

5. Risico-inventarisatie en prioriteitstelling

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de inventarisatie van risico's binnen het taakveld bouw- en woningtoezicht en de

prioriteitstelling van de binnen het veld uit te voeren taken uiteengezet. Alvorens nader in te gaan op

de methode van inventariseren wordt in de volgende paragraaf het doel van de inventarisatie

uiteengezet. Ook de werkwijze die bij het in beeld brengen van de prioriteiten is gevolgd komt aan

bod. Tot slot is de risicomatrix opgenomen. In deze matrix is per taakonderdeel de toegekende

prioriteit terug te vinden.

5.2 Doel risico-inventarisatie

Het benoemen van de risico's is een belangrijke stap in de prioritering van de taken. De belangrijkste

gedachte achter een risico-inventarisatie is dat de mate van externe en interne risico's maatgevend is

voor de intensiteit van de toetsing, het toezicht en de handhaving. Daarbij moet worden onderkend dat

ondergeschikte risico's hoog op de politieke agenda kunnen staan, omdat maatschappelijke of politieke opvattingen daartoe dwingen. Ook kunnen ondergeschikte taken metzo'n grote frequentie tot

problemen leiden dat een hoge prioriteit voor de handhaving noodzakelijk is.

Het benoemen van risico's en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een

organisatie waarin de intensiteit van toetsing, toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de

kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen.

5.3 Reikwijdte risico-inventarisatie

Benadrukt moet worden dat de risico-inventarisatie geen wetenschappelijk onderzoek inhoudt. De

analyse heeft tot doel om de terreinen van gemeentelijk handelen op een aantal risicoaspecten te

inventariseren, om zo koers te zetten voor de ontwikkeling van de programmering.

De elementen die hoog scoren in de analyse zullen logischerwijs ook bij de programmering een

belangrijke positie innemen. Elementen die laag scoren kunnen later worden ingevoegd of zelfs

helemaal achterwege worden gelaten. De gekozen opzet van de risico-inventarisatie waarborgt dat

het bouwbeleidsplan op voldoende draagvlak kan rekenen van bestuur en organisatie. Enerzijds

omdat de analyse in overleg met het bestuur en (een vertegenwoordiging van) de organisatie is

opgesteld. Anderzijds omdat er voldoende ruimte is om subjectieve risicoperceptie in de analyse op te

nemen.

Op basis van de resultaten van de risico-inventarisatie wordt een overzicht gegeven van de

onderwerpen (taakvelden) die in de programmering van het bouwbeleidsplan worden betrokken.

Daarbij wordt tevens een zekere rangorde tussen die taakvelden aangegeven. Ook zal de risicoinventarisatie de basis moeten vormen voor de programmering van de werkzaamheden op het gebied van bouw- en woningtoezicht. Een directe relatie tussen de risico-inventarisatie (prioriteiten) en de bestuurlijk-ambtelijke visie aan de ene kant en de intensiteit van toetsing, toezicht en handhaving aan de andere kant ligt natuurlijk voor de hand.

5.4 Methode van risico-inventarisatie

Om de taken, de risico's en de prioriteiten in beeld te brengen is een risico-inventarisatie uitgevoerd.

Hierbij is gebruik gemaakt van een risicomatrix die is gebaseerd op het model van het

Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie en past binnen

het beleidsconcept handhaven op niveau. Bij de opzet van de risicomatrix is gebruik gemaakt van

dezelfde systematiek als bij het concept programmatisch handhaven. Dit houdt in bij het stellen van de

prioriteiten in de taken als eerste stap de risico's van regelovertreding in beeld zijn gebracht.

Bij het in beeld brengen van de risico's gaat het om het belang dat een bepaalde regel heeft bij de

bescherming tegen bepaalde risico's. Anders gezegd: hoe belangrijk is een taakveld voor het

voorkomen van negatieve effecten op een aantal gebieden (risicocategorieën). De in het kader van

dit bouwbeleidsplan onderscheiden risicocategorieën zijn:

Veiligheid: Hier gaat het om situaties waarin de veiligheid van mens en dier fysiek wordt bedreigd.

Gezondheid: Hier gaat het om situaties waarin het lichamelijk welzijn van mens en dier wordt

bedreigd.

Imago: Dit effect leidt tot aantasting van het beeld van de gemeente Wageningen bij burgers en

bedrijven.

Hinder en overlast: Het gaat hier om hinder en overlast op het ongestoorde genot van de openbare

ruimte en andere in het maatschappelijk verkeer gangbare leefomstandigheden.

Omgevinswaarden: Het effect heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de omgeving in de

brede zin van het woord.

Cultuur-historische waarden: Als dit effect optreedt zal dit leiden tot negatieve beïnvloeding van

aanwezige monumentale en/of ensemble waarden, architectonische en artistieke waarden, of een

samenstel daarvan.

Schade: Het effect leidt mogelijk tot financiële vergoedingsverplichting voor de gemeente

Wageningen.

Juridische aansprakelijkheid: Dit effect leidt tot (mede) aansprakelijkheid van de gemeente

Wageningen in rechte.

5.5 Werkwijze risico-inventarisatie

De risico-inventarisatie is uitgevoerd met medewerking van de medewerkers van de clusters

Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht. De betrokken medewerkers hebben een risicomatrix

waarin voornoemde elementen van de risico-inventarisatie zijn opgenomen ingevuld. De ingevulde

risicomatrixen zijn in de bijlage opgenomen. De ingevulde risicomatrices zijn vervolgens vertaald in de

hieronder opgenomen risicomatrix. De in deze matrix opgenomen scores vormen de gemiddelden van

de door de betrokkenen ingevulde matrix.

Opbouw van de risicomatrix

De taakvelden van bouw- en woningtoezicht zijn in de verticale kolom opgenomen. In de horizontale

kolom zijn de risicocategorieën opgenomen die in dit geval worden onderscheiden.

Voor elk risico dat zich bij een handhavingstaak voordoet is een score ingevuld, waarbij de hoogte

afhankelijk is van de mate waarin het taakveld bijdraagt in het voorkomen van de negatieve effecten

op de risicocategorieën. De volgende onderverdeling is daarbij gemaakt:

1 = zeer klein

2 = klein

3 = gemiddeld

4 = groot

5 = zeer groot.

Bestuurlijke voorkeuren en prioriteiten

De omvang van het risico (uitgedrukt in een cijfer) zegt nog niet alles over de prioriteit die een taak

moet krijgen. Het kan zijn dat een taakonderdeel dat een laag of gemiddeld gewaardeerd risico heeft

toch een hoge prioriteit heeft. Er zijn immers taken waarbij de (bestuurlijke) belangen groot zijn, zodat

een hoge prioriteit van dat taakonderdeel gewenst is. Daarom is naast de in cijfers uitgedrukte risico's

bij de prioriteitstelling ook gekeken naar de te beschermen (bestuurlijke) belangen. Dit betekent

concreet dat een taakonderdeel met een laag of gemiddeld risico toch een hoge of zeer hoge prioriteit

heeft gekregen als de te beschermen belangen hierom vragen. In de onderstaande prioritering is de

bestuurlijke voorkeur voor een taakveld aangegeven door middel van een * achter de toegekende

prioriteit.

5.6 Prioriteitstelling taakveld Bouw- en Woningtoezicht

Op basis van de risico-inventarisatie zijn de prioriteiten binnen het beleidsterrein Bouw- en

Woningtoezicht bepaald. Deze prioriteiten zijn opgenomen in tabel 2 (zie bijlage bij bouwbeleidsplan).

5.7 Verantwoording van de uitkomsten van de inventarisatie

Vergunningverlening bouwregelgeving

Uit voorgaande matrix kan worden afgeleid dat bij vergunningverlening de belangrijkste prioriteiten

liggen bij de bouwbesluittoets voor reguliere bouwvergunningen nieuwbouw en sloopvergunningen

waarbij sprake is van asbest. Ten aanzien van de bouwbesluittoets bij reguliere vergunningen geldt

dat de hoogste prioriteit wordt toegekend aan de bouwergunningen met een bouwsom groter dan €

100.000,-. De belangrijkste reden hiervoor is dat bij dergelijke bouwplannen over het algemeen

sprake is van grote gebouwen waarin veel mensen bijeen (kunnen) zijn en de veiligheid in dergelijke

gebouwen absolute prioriteit dient te hebben (gedacht kan bijvoorbeeld worden aan gebouwen van

Wageningen UR). Ook de sloop van asbest heeft hoge prioriteit vanwege de veiligheid en

gezondheidsrisico's voor mensen en de mogelijke nadelige effecten op de omgeving

indien op een verkeerde wijze asbest wordt verwijderd en afgevoerd.

Verbouwactiviteiten scoren lager omdat de omvang van deze bouwactiviteiten over het algemeen

kleiner is dan bij nieuwbouw. De lage prioriteit voor de bouwwerken geen gebouwen zijnde en de

lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken is ook te verklaren vanuit het feit dat het hier veelal om kleine bouwwerken gaat die niet voor bewoning worden gebruikt. De risico's bij dergelijke bouwwerken

zijn daarom klein. Ook tijdelijke bouwwerken scoren laag. Gelet op de tijdelijkheid is dit ook verantwoord.

De veiligheid op de bouwplaats kan voor de reguliere vergunning worden geregeld in een verplicht te

stellen bouwveiligheidsplan. Een bouwveiligheidsplan heeft alleen betrekking op de veiligheid van de

weg, weggebruikers, naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers. Het

bouwveiligheidsplan kan een aanzienlijke verbetering opleveren voor de externe veiligheid. De

veiligheid op de bouwplaats heeft een gemiddelde prioriteit gekregen.

Toezicht bouwregelgeving

Bij Handhaving en Toezicht is de hoogste prioriteit eveneens toegekend aan het reguliere

bouwvergunningen. Ook hier is nog onderscheid aan te brengen tussen de verschillende categorieën,

met dien verstande dat ook hier het toezicht op bouwvergunningen van meer dan € 100.000 en meer

dan € 1.000.000,- grotere prioriteit heeft dan het toezicht op categorie tot € 100.000,-. Ook hier krijgt

toezicht op lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken lage prioriteit.

De eindoplevering is als afzonderlijke toezichtscategorie opgenomen om op uitvoeringsniveau de

handhaving te kunnen differentiëren op grond van de risicobeoordeling. In beginsel is de oplevering

natuurlijk onderdeel van de gehele toezichtscyclus.

Stillegging van de bouw krijgt een gemiddelde prioriteit toegekend. Stillegging van de bouw is een

gevolg van afwijking van de bouwvergunning of bouwen zonder vergunning. Beide zijn als

afzonderlijke categorie in de inventarisatie opgenomen en scoren hoog.

Regulier woningtoezicht (staat volkshuisvesting en bestaande bouw) wordt een hoge prioriteit

toegekend. Er zijn voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat een structurele aandacht gewenst kan zijn

(balkonincidenten, platte dakenproblematiek, gebrek aan ventilatie, gas- en electra). Het reguliere

toezicht is echter een arbeidsintensieve aangelegenheid. Het ligt dat ook in de rede om naast het

stimuleren van de eigen verantwoordelijk van burgers een plan van aanpak op te stellen dat recht doet

aan de risico's. Daarbij zou voor een projectmatige of steekproefsgewijze aanpak gekozen kunnen

worden, om zo de risico's op een aanvaardbaar niveau te houden.

Het toezicht op bouwen zonder vergunning (illegale bouw) wordt hoog gewaardeerd. Ook in het

handhavingsprogramma 2008 van de cluster Handhaving en Toezicht krijgt illegale bouw een hoge

waardering.

6.1 Toetsingsstrategie

De toetsingstrategie voor (bouw)aanvragenheeft tot doel om tot een zo efficiënt en effectief mogelijke

inzet van de beschikbare middelen te komen. De beleidsvisie en prioriteitstelling vormt de basis voor

de toetsingsstrategie. Dat wil zeggen dat de in de risico-inventarisatie aangebrachte prioriteiten in de

taken leidend zijn voor het bepalen van de toetsingsintensiteit.

De toetsing van bouwaanvragen valt uiteen in een aantal onderdelen. De verschillende deelaspecten

zijn:

• Bouwtechnische toetsing

• Ontvankelijkheidstoets

• Toetsing aan bestemmingsplan

• Toetsing aan welstandseisen

• Toetsing aan bouwverordening

Bouwtechnische toets

Bij de bouwtechnische toetsing van bouwaanvragen staat de toets aan het Bouwbesluit centraal. Op

grond van de Woningwet dient een bouwaanvraag te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003.

De gemeente controleert of een bouwplan inderdaad voldoet aan de toepasselijke eisen. Het niveau

van toetsing aan het Bouwbesluit wordt op dit moment door de bouwplantoetsers in individuele

gevallen bepaald mede op basis van het soort bouwwerk en de beschikbare tijd. Deze wijze van

toetsing is weinig transparant. Door te bepalen op welke wijze en in welke intensiteit de toets van het

Bouwbesluit bij de diverse soorten bouwwerken moet worden uitgevoerd ontstaat er een uniforme

wijze van toetsing die transparanter is en inzichtelijk maakt op welke wijze de gemeente Wageningen

bouwplannen beoordeeld.

Ontvankelijkheidstoets

De systematiek van de Woningwet en het Bouwbesluit 2003 (m.n. de afhandelingstermijnen voor

bouwaanvragen), maken het noodzakelijk om aandacht te schenken aan de toets op ontvankelijkheid.

Een goede en inhoudelijk juiste beoordeling van aanvragen is alleen mogelijk als alle vereiste stukken

er zijn. De indieningsvereisten voor bouwaanvragen zijn landelijk geüniformeerd en toegeschreven

aan verschillende categorieën van bouwwerken. De marges voor de gemeente voor het toestaan van

uitzonderingen zijn gering.

De gemeente Wageningen verricht een volledige ontvankelijkheidstoets bij alle aanvragen om

bouwvergunning. Als richtlijn zal gelden dat binnen één week na ontvangst van de aanvraag

schriftelijk om aanvullende gegevens wordt verzocht. Als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of niet

volledig worden geleverd wordt de aanvraag altijd buiten behandeling gelaten. De aanvrager krijgt

hiervan schriftelijk bericht.

Bouwverordening, welstand en bestemmingsplan

Uitgangspunt is dat aanvragen altijd integraal worden getoetst aan het bestemmingsplan, de

welstandsnota en de gemeentelijke bouwverordening. Uitzondering hierop is de balievergunning

daarvoor geldt dat de toetsing door een gecertificeerd bureau is gedaan.

6.2 Toezichtstrategie

Bij de programmering van het toezicht worden de taken die in de risico-inventarisatie zijn benoemd als

uitgangspunt gehanteerd. Daarbij wordt de programmering van de toezichtstaken direct gerelateerd

aan de risicoperceptie die uit de inventarisatie blijkt. Als een specifieke toezichtstaak laag scoort in de

risico-inventarisatie zal dat zijn doorwerking moeten krijgen in intensiteit van het toezicht. Daarbij dient

natuurlijk wel een zekere ondergrens in het oog te worden gehouden. Immers, de gemeente heeft een

groot aantal wettelijke taken in medebewind uit te voeren en kan die taken niet verwaarlozen.

Toezicht vindt plaats in diverse vormen. De drie toezichtsvormen die hier worden onderscheiden zijn:

Regulier- of planmatig toezicht

Regulier toezicht is toezicht dat voortvloeit uit de wettelijke handhavingstaken die de gemeente

Wageningen heeft. Feitelijk omvat dit het toezicht dat direct samenhangt met bijvoorbeeld vergunning of ontheffingverlening. Deze vorm van toezicht ligt voor de hand voor taken met een hoog risicoprofiel.

Incidenteel toezicht

Onder incidenteel toezicht wordt het toezicht verstaan dat op basis van handhavingsacties die naast

het reguliere toezicht plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld zijn naar aanleiding van klachten en/of

meldingen van burgers (het zogenaamde piepsysteem), externe partijen en/of interne afdelingen.

Incidenteel toezicht hangt dus niet noodzakelijkerwijs samen met de verlening van vergunningen en/of

ontheffingen. Dit toezicht ligt voor de hand bij taken met een laag of zeer laag risicoprofiel of bij taken

die sporadisch voorkomen.

Projectmatig toezicht.

Onder projectmatig toezicht worden de speciale gebieds- of themagerichte handhavingsacties

verstaan. Deze acties kunnen zowel door de gemeente worden geïnitieerd als ook vanuit de

rijksoverheid. Deze vorm van toezicht kan worden toegepast bij niet-vergunninggebonden taken en

taken met een gemiddeld risicoprofiel.

Voorgaande toezichtsvormen zijn reeds vastgelegd in de notitie 'Integraal handhavingsbeleid

gemeente Wageningen 2006.'

7. Aanbevelingen verdere uitwerking bouwbeleidsplan

7.1 Uitwerking van het bouwbeleidsplan

In de voorgaande hoofdstukken zijn de beleidsvisie en prioriteiten met betrekking tot de uitvoering van

de bouwregelgeving en de toetsings- en toezichtstrategie die de gemeente Wageningen daarbij

hanteert neergelegd. Daarmee is de kern van het bouwbeleidsplan neergelegd en bevat het

bouwbeleidsplan uitvoeringsregels voor de taken op het gebied van bouwregelgeving. In dat opzicht

zijn de in dit bouwbeleidsplan neergelegde uitvoeringsregels te beschouwen als beleidsregels in de

zin van de Algemene wet bestuursrecht. Er moet worden geconstateerd dat er enkele onderdelen die

nadere invulling behoeven.

Deze nadere invulling kan plaatsvinden nadat het komende jaar ervaring is opgedaan met de in dit

bouwbeleidsplan neergelegde uitvoeringsregels. Dan ontstaat er vanuit de praktijk (cijfermatig) inzicht

over de gevolgen van de neergelegde uitvoeringsregels en kan een optimaal uitvoeringsprogramma

worden opgesteld dat een waarheidsgetrouw beeld geeft van de benodigde en beschikbare capaciteit

binnen de verantwoordelijke clusters.

Naast het uitvoeringsprogramma behoeft ook de toetsingsstrategie op een aantal punten nog nadere

uitwerking. Met name de borging van het toetsniveau en de wijze van vastlegging van toetsgegevens

behoeft daarbij aandacht. Door het samenstellen van protocollen en checklists moet de feitelijke

bouwbesluittoets verder worden ingevuld.

Om voorgaande uitwerkingen van dit bouwbeleidsplan optimaal te faciliteren is het noodzakelijk om

het komende jaar een monitoringssysteem op te zetten, waarmee de benodigde kengetallen kunnen

worden verzameld. Op basis van deze kengetallen kan een uitvoeringsprogramma worden opgesteld.

7.2 Aanbevelingen

Ten einde de verdere uitwerking van dit bouwbeleidsplan vorm te geven worden de navolgende

aanbevelingen gedaan:

1.De in dit bouwbeleidsplan neergelegde toetsings- en toezichtstrategie als werkprogramma

te implementeren binnen de clusters Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht.

2.Een systeem van monitoring te ontwikkelen ten behoeve van de verdere uitwerking van de

toetsingsstrategie Bouwbesluit en het opstellen van een uitvoeringsprogramma.

3.Voor het jaar 2008/2009 een uitvoeringsprogramma op te stellen waarin de vertaling van de toetsings- en toezichtstrategie naar de inzet van capaciteit en middelen wordt neergelegd. Onderdeel van het uitvoeringsprogramma is het opstellen van een bouwbesluitmatrix.

GEMEENTE WAGENINGEN

HOE BELANGRIJK IS HET TAAKVELD VOOR HET VOORKOMEN VAN NEGATIEVE EFFECTEN OP HET GEBIED VAN:

TAAKVELDEN

Veiligheid

Gezondheid

Imago

Hinder en overlast

Omgevingswaarden

Cult. hist. waarden

Schade

(Jur.) aansprakelijkheid

SCORE

Bestuurlijke prioriteit

PRIORITEIT

Toets bestemmingsplanvoorschriften

1,7

1,7

3

2,7

3,7

3,7

3,3

3,3

2,9

Gemiddeld

Welstandstoetsing

1

1

2,7

1,3

4,3

3,7

2

1,7

2,2

Gemiddeld

Toetsing Bouwbesluit bouwvergunningen (verbouw)

4

4

2,7

1,7

1

1,3

2

2

2,3

Gemiddeld

Toetsing Bouwbesluit bouwvergunningen (nieuwbouw)

·Tot € 100.000,-

3,3

3,3

2,3

1,7

1,3

1,3

2,7

2,7

2,3

Gemiddeld

·Van €100.000,- tot €1.000.000,-

4,3

4,3

3,3

2

2,3

1,3

3,7

3,7

3,1

*

Hoog

·Meer dan

€1.000.000

5

5

4

2,3

2,7

1,3

4,3

4,3

3,6

*

Hoog

Toetsing bouwbesluit lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken

2,3

2

2

1,7

2

1,7

1,7

1,7

1,9

Laag

Toetsing bouwbesluit bouwvergunningen overige bouwwerken geen gebouw zijnde

2,3

2

2

1,7

2

2

1,7

1,7

1,9

Laag

Tijdelijke bouwvergunningen (artikel 45 Woningwet)

2,3

1,7

2

2

2

1,7

1,7

1,7

1,9

Laag

Sloopvergunningen (asbest)

5

5

3,7

4

2,7

1,7

3,3

4

3,7

Hoog

Sloopvergunningen (geen asbest)

2,7

2,7

2,3

2,3

1,7

1,7

2,3

2,3

2,3

Gemiddeld

Bouwplaats (Bouwverordening: veiligheid op de bouwplaats )

3,7

2,3

2,7

2,7

1

1

2,7

2,7

2,4

Gemiddeld

Reclamevergunningen

1

1

2,7

2,7

3,3

2,7

1,3

2

2,1

Gemiddeld

Toezicht bouwvergunningen kleine bouwwerken

2,3

2,3

2,3

2,7

2,7

2

2

2,3

2,3

Gemiddeld

Toezicht bouwvergunningen

·Tot € 100.000,-

3,3

3,3

2,7

2,3

2,3

1,7

2,3

2,3

2,5

Gemiddeld

·Van €100.000,- tot €1.000.000,-

4

4

3,7

3

3,3

3,3

2,7

3

3,4

Hoog

·Meer dan

€1.000.000

5

5

3,7

3,3

3,3

2,7

3,7

4

3,8

Hoog

Toezicht Bouwplaats

4,3

4,3

2,7

3

2,3

2

2,7

3,3

3,1

Hoog

Eindoplevering

4,3

3,3

2,7

1,7

1,7

2

2,7

2,7

2,6

Gemiddeld

Stillegging bouw

3,3

3

2,7

3,7

2

2

2,7

2,7

2,8

Gemiddeld

Illegale bouw (bouwen zonder

vergunning)

4

3,3

4

3,3

3,3

3

2,7

3,3

3,4

Hoog

Toezicht vergunning vrije bouw

(bouwbesluit en welstand)

2

1,7

1,7

1,7

1,7

1,3

1,7

1,7

1,7

Laag

Toezicht tijdelijke bouwvergunningen

2,7

2

2

2,3

2

1,7

1,7

1,7

2

Gemiddeld

Toezicht slopen (asbest)

4,3

4,3

4

3,3

2,3

1,7

3,7

4

3,5

Hoog

Toezicht slopen (geen asbest)

2,7

2,3

2

2,7

1,7

1,3

2

2

2,1

Gemiddeld

Toezicht illegaal gebruik (bebouwd)

3,7

3,7

3,3

3

2

1,7

2,3

2,7

2,8

*

Hoog

Toezicht illegaal gebruik (onbebouwd)

2

1,7

3

3

3

1,7

2

2,7

2,4

*

Hoog

Toezicht staat volkshuisvesting

4,3

4

3,7

3

2

2

2,3

2,3

3

Hoog

Toezicht voorschriften bestaande bouw (bouwbesluit)

3,3

3,3

3,3

2,7

2

2

2,3

2,3

2,7

Gemiddeld

1. Doel en opzet uitvoeringsnota

1.1 Inleiding

De uitvoeringsnota bevat de beleidsregels voor de uitvoering van taken op het gebied van de

bouwregelgeving in de gemeente Wageningen. De nota bevat een afwegings- en verantwoordingskader voor de toetsing van aanvragen en het toezicht op de daarop verleende

vergunningen. Daarnaast wordt het toezicht geregeld op een aantal gemeentelijke niet-vergunninggebonden taken. Ook wordt het uitvoeringskader geschetst voor de voorbereiding van de

handhavingstaken van de cluster Handhaving en Toezicht.

De nota is een doorwerking van de doelstellingen uit de beleidsvisie en prioriteitstelling. Voor elk van

de gemeentelijke taken op het gebied van bouwregelgeving is een risico-inventarisatie opgesteld.

Elke taak heeft een risicoprofiel. Dat risicoprofiel is de basis voor de intensiteit van de toetsing en de

intensiteit van het toezicht.

1.2 Opzet en opbouw van de uitvoeringsnota

De uitvoeringsnota is de kern van het bouwbeleidsplan. Hierin wordt vastgelegd hoe de gemeentelijke

taken uniform, toetsbaar en verantwoord worden uitgevoerd op een niveau dat recht doet aan de

bestuurlijke ambities.

Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen vergunninggebonden en niet-vergunninggebonden

taken. Daarbij staan de bouwvergunningprocedures centraal. Daarnaast wordt aandacht gegeven aan

andere vergunningen en besluiten die aan bouwen zijn gerelateerd, zoals de sloopvergunning. Het

vastleggen van een systematiek voor de toetsing van aanvragen staat centraal in hoofdstuk 2.

In hoofdstuk 3 staat het toezicht centraal. Bij het vergunninggebonden toezicht geldt de frequentie en

toezichtsmomenten worden afgestemd op de toetsingsstrategie. Naast het vergunninggebonden

toezicht moet ook voor het niet-vergunninggebonden toezicht een strategie worden uitgewerkt. Dit

vindt plaats in hoofdstuk 3.

Hoofdstuk 4 is gewijd aan de planning, evaluatie en verantwoording van het bouwbeleidsplan.

Ingegaan wordt op de wijze waarop het bouwbeleidsplan jaarlijks wordt geëvalueerd en de inzet van

de capaciteit in relatie tot de strategie wordt verantwoord.

2. Toetsingstrategie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de toetsingstrategie voor bouw (gerelateerde) aanvragen uiteengezet.

Allereerst wordt de toetsingstrategie voor bouwaanvragen beschreven. Vervolgens wordt de

toetsingstrategie voor enkele bouwgerelateerde vergunningen beschreven. De toetsingstrategie voor

(bouw)aanvragen heeft tot doel om tot een zo efficiënt en effectief mogelijke inzet van de beschikbare

middelen te komen. De beleidsvisie en prioriteitstelling vormt de basis voor de toetsingsstrategie. Dat

wil zeggen dat de in de risico-inventarisatie aangebrachte prioriteiten in de taken leidend zijn voor het

bepalen van de toetsingsintensiteit.

2.2 Toetsing van bouwaanvragen

De toetsing van bouwaanvragen valt uiteen in een aantal onderdelen. Hieronder worden de

deelaspecten van de toetsing van bouwaanvragen beschreven. De verschillende deelaspecten zijn:

• Bouwtechnische toetsing

• Ontvankelijkheidstoets

• Toetsing aan bestemmingsplan

• Toetsing aan welstandseisen

• Toetsing aan bouwverordening

Voor elk van de hiervoor genoemde onderdelen wordt hierna de intensiteit van toetsing bepaald.

2.3 Bouwtechnische toets

Bij de bouwtechnische toetsing van bouwaanvragen staat de toets aan het Bouwbesluit centraal. Op

grond van de Woningwet dient een bouwaanvraag te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003.

De gemeente controleert of een bouwplan inderdaad voldoet aan de toepasselijke eisen. Het niveau

van toetsing aan het Bouwbesluit wordt op dit moment door de bouwplantoetsers in individuele

gevallen bepaald mede op basis van het soort bouwwerk en de beschikbare tijd. Deze wijze van

toetsing is weinig transparant. Door te bepalen op welke wijze en in welke intensiteit de toets van het

Bouwbesluit bij de diverse soorten bouwwerken moet worden uitgevoerd ontstaat er een uniforme

wijze van toetsing die transparanter is en inzichtelijk maakt op welke wijze de gemeente Wageningen

bouwplannen beoordeeld.

Formeel dienen alle aspecten van het Bouwbesluit volledig te worden getoetst. Gelet op de

beschikbare capaciteit en op de omvang en de complexheid van de materie, is dit veelal echter niet

mogelijk en dienen er keuzes te worden gemaakt. Het is dan gewenst deze keuzes expliciet te maken

en aan te geven waarop wel wordt getoetst en waarop niet. Dit geeft voor een ieder (aanvrager,

vergunningverlener en toetser) duidelijkheid.

Om meer transparantie aan te brengen in de wijze van toetsing van bouwaanvragen aan het

Bouwbesluit 2003 worden in dit bouwbeleidsplan regels vastlegt over de intensiteit van de beoordeling

van verschillende categorieën van bouwwerken. De risico-inventarisatie is daarbij uiteraard van

belang. Dit betekent dat de intensiteit van toetsing van bouwaanvragen recht moet doen aan de

geïdentificeerde risico's.

2.3.1 Bouwbesluitmatrix - intensiteit van toetsing aan het Bouwbesluit 2003

2.3.1.1 Indeling in categorieën bouwwerken

Om de intensiteit van toetsing van bouwaanvragen aan het Bouwbesluit te bepalen is de

bouwbesluitmatrix ontwikkelt. Deze matrix geeft inzicht in de wijze waarop bouwplannen in de

gemeente Wageningen worden getoetst aan het Bouwbesluit 2003.

In de bouwbesluitmatrix is onderscheid gemaakt tussen de soorten bouwwerken. Voor het maken van

dit onderscheid is er voor gekozen dezelfde categorieën van bouwwerken te identificeren als ook in de

risico-inventarisatie is gebeurd. Uitzondering is dat het in de risicomatrix aangebrachte onderscheid

tussen reguliere bouwvergunningen verbouw en nieuwbouw achterwege wordt gelaten. Reden

hiervoor is dat de reguliere bouwvergunning verbouw een zelfde prioriteit krijgt als de reguliere

vergunning nieuwbouw tot € 100.000. Een onderscheid in toetsing kan daardoor achterwege blijven.

In de onderstaande bouwbesluitmatrix worden derhalve de volgende soorten bouwwerken c.q

bouwaanvragen onderscheiden:

  • -

    Reguliere bouwvergunningen

    • o

      Tot €100.000

    • o

      Van € 100.000- € 1.000.000

    • o

      Meer dan € 1.000.000

  • -

    Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en bouwwerken geen gebouw

Het bouwbesluit bestaat uit vier thema's, te weten veiligheid,gezondheid, bruikbaarheid en

energiezuinigheid. In de bouwbesluitmatrix zijn aan de hand van deze vier thema's in de verticale

kolom de verschillende deelonderwerpen uit het Bouwbesluit benoemd. Per onderwerp is vervolgens

aangegeven in hoeverre een bepaald bouwwerk c.q. categorie bouwaanvraag aan dit onderdeel van

het Bouwbesluit wordt getoetst.

2.3.1.2 Bepalen van de toetsintensiteit

Op basis van hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven is hieronder per

bouwaanvraag/bouwwerk bepaald aan welke onderdelen van het Bouwbesluit 2003 wordt getoetst.

Tabel 1 Bouwbesluitmatrix

Bouwbesluitmatrix

Licht

Regulier

verbouw

Regulier

nieuwbouw tot 100.000

Regulier

nieuwbouw 100.000-1.000.000

Nieuwbouw

>

Hoofdonderwerp

Onderdeel

Veiligheid

Constructieve veiligheid

x

x

x

x

Brandveiligheid

x

x

x

x

Overig

x

x

Gezondheid

Geluid

Luchtverversing

x

x

x

Daglicht

x

x

x

Overig

x

Bruikbaarheid

Toegankelijkheid en bereikbaarheid

x

x

Verblijfsgebied en verblijfsruimte

x

x

Toilet- en badruimte

x

Overig

x

x

Energiezuinigheid

Thermische isolatie

Beperking

Energieprestatie

x

x

Duurzaam bouwen

x

2.3.2 Verantwoording van het toetsniveau

Het toetsniveau zoals dat is vastgelegd in de matrix is gebaseerd op de risico-inventarisatie en de

beleidsvisie. Daarin is bepaald dat veiligheid en gezondheid prioritaire waarden zijn. Dit heeft dan ook

tot gevolg dat toetsing aan de voorschriften van veiligheid en gezondheid bij alle bouwwerken plaatsvindt.

Bij lichte bouwvergunningen wordt eveneens getoetst aan constructieve veiligheid. Hierbij moet de

kanttekening worden geplaatst dat dit alleen plaatsvindt in die gevallen dat een lichte bouwvergunning conform daadwerkelijk wordt aangevraagd. Sinds 1 oktober bestaat de mogelijkheid een lichte

bouwvergunning direct aan de balie af te halen. In dat geval vindt toetsing aan het Bouwbesluit in het

geheel niet plaats.

Bij bouwwerken met bouwkosten boven € 1.000.000 wordt getoetst aan alle voorschriften van het

Bouwbesluit. In deze gevallen gaat het veelal om bouwwerken die een publieksfunctie hebben

(bijvoorbeeld universiteitsgebouwen). Een volledige toets aan het Bouwbesluit is in die gevallen

noodzakelijk om de risico's voor de gemeente zoveel mogelijk te beperken. Ook wordt hier in alle

gevallen getoetst aan het aspect duurzaam bouwen.

Voor de toetsing van bouwplannen aan het Bouwbesluit zal overigens een checklist worden

ontwikkeld waarlangs de toets moet worden uitgevoerd. Doel van deze checklist is vooral op de wijze

van toetsing transparant te maken en de eigen afwegingen van de bouwpiantoetser bij de uitvoering

van de toets inzichtelijk te maken.

2.3.3 De feitelijke bouwbesluittoets

In de bouwbesluitmatrix is voor de soorten bouwwerken bepaald aan welke thema's en de

onderwerpen binnen deze thema's de bouwplannen worden getoetst. De bouwbesluitmatrix zegt niets

over het niveau waarop vervolgens wordt getoetst. De voorschriften inzake bijvoorbeeld constructieve

veiligheid of toegankelijkheid en bereikbaarheid omvatten meerdere subonderwerpen. Ook is het

mogelijk om een voorschrift globaal te toetsen of juist volledig (bijv. door berekeningen na te rekenen

in plaats van op volledigheid te controleren).

De hiervoor opgenomen matrix laat dus ruimte voor een eigen beoordeling door de bouwplantoetser.

Het is omwille van transparante besluitvorming en verantwoording noodzakelijk inzichtelijk te maken

op welke wijze de toets van een bouwplan heeft plaatsgevonden.

Binnen het landelijke project CKB (Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen) is een

methode ontwikkelt waarmee de wijze van toetsing van bouwplannen aan het Bouwbesluit kan

worden bepaald. Binnen dit project dat wordt gesteund door het ministerie van VROM is door een

aantal partijen een toetsmethode ontwikkelt voor de toetsing van bouwplannen aan het Bouwbesluit.

Het project CKB hanteert een werkwijze voor het bepalen van de toetsniveaus per bouwplan. Dit

werkt in grote lijn als volgt.

Binnen de CKB-systematiek zijn in totaal 32 (!) soorten bouwwerken gedefinieerd aan de hand van

parameters (bijv. de aard van het bouwwerk, de bouwsom, de ligging van het bouwplan enz.).

Vervolgens is per bouwwerk voor elk van de toepasselijke voorschriften gedefinieerd wat precies

onder de verschillende toetsniveaus moet worden verstaan (dus er is exact omschreven hoe en met

welke diepgang getoetst moet worden).

In de praktijk werkt het CKB-systeem via een webbased software programma. Om het toetsniveau te

bepalen dienen bij het binnenkomen van de aanvraag in het systeem de kenmerken van de

bouwaanvraag te worden ingevuld. Het systeem genereert vervolgens de toetsregels die van

toepassing zijn bij het vastgestelde toetsingsniveau voor de betreffende aanvraag. De uitkomst is een

checklist aan de hand waarvan de toetser de aanvraag moet beoordelen. Deze checklist bevat

gesloten vragen (Ja/Nee) per afdeling van het Bouwbesluit die de toetser langs moet gaan.

Nadeel van de systematiek van CKB is dat het ontwikkelen en onderhouden van het systeem

aanzienlijk veel tijd kost. Immers, allereerst zullen alle toetsniveaus (die de gemeente in beginsel zelf

bepaald) moeten worden ingevoerd. Daarnaast betekent de strikte checklist dat een efficiënte

afhandeling van aanvragen in het gedrang kan komen. Daarnaast is het de vraag of de checklist niet

leidt tot een obligate wijze van beoordelen van bouwplannen, hetgeen wellicht niet daadwerkelijk leidt

tot een verhoging van de kwaliteit van toetsing. Tot slot vergt het toetsprotocol ook vaardigheden van

de toetser om te gaan met het toetsprogramma.

Het is de vraag of een efficiënte afhandeling van bouwaanvragen niet in het gedrang komt als iedere

aanvraag langs een dergelijke strakke systematiek moet worden afgewikkeld. Bovendien wordt op

deze manier het beoordelingsvermogen van de plantoetser uitgeschakeld. Daarom heeft de gemeente

Wageningen er vooralsnog voor gekozen de CKB-systematiek niet te volgen.

Het voorgaande betekent niet dat verdere invulling van de wijze van toetsing en de verantwoording

hiervan niet noodzakelijk is. Op dit moment is verdere invulling van de toetsingsstrategie echter niet

goed mogelijk omdat er onvoldoende kengetallen aanwezig zijn (bijv. met betrekking tot de

bouwbesluittoets). Het is de bedoeling dat de borging van de bouwplantoets dan ook wordt uitgewerkt

en vastgelegd in een protocol/checklist. Het is de bedoeling dat binnen 1 jaar na vaststelling van dit

bouwbeleidsplan de bouwplantoets middels een protocol/checklist is gewaarborgd.

2.4 Overige toetsingsgronden bouwaanvraag

De toets aan het bouwbesluit is weliswaar een belangrijke maar niet de enige toetsingsgrond voor

een bouwaanvraag. Op basis van artikel 44 van de Woningwet worden bouwplannen eveneens

getoetst aan het bestemmingsplan, welstandsnota en de bouwverordening. Daarnaast moet worden

beoordeeld of een bouwplan ontvankelijk is. Hierna wordt ten aanzien van de opgesomde

toetsingsgronden de gemeentelijke wijze van beoordeling beschreven.

2.4.1 Ontvankelijkheidstoets

De systematiek van de Woningwet en het Bouwbesluit 2003 (m.n. de afhandelingstermijnen voor

bouwaanvragen), maken het noodzakelijk om aandacht te schenken aan de toets op ontvankelijkheid.

Een goede en inhoudelijk juiste beoordeling van aanvragen is alleen mogelijk als alle vereiste stukken

er zijn. De indieningsvereisten voor bouwaanvragen zijn landelijk geüniformeerd en toegeschreven

aan verschillende categorieën van bouwwerken. De marges voor de gemeente voor het toestaan van

uitzonderingen zijn gering.

De gemeente Wageningen verricht een volledige ontvankelijkheidstoets bij alle aanvragen om

bouwvergunning. Als richtlijn zal gelden dat binnen één week na ontvangst van de aanvraag

schriftelijk om aanvullende gegevens wordt verzocht. Als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of

niet volledig worden geleverd wordt de aanvraag altijd buiten behandeling gelaten. De aanvrager krijgt

hiervan schriftelijk bericht.

2.4.2 Bouwverordening, welstand en bestemmingsplan

Uitgangspunt is dat aanvragen altijd integraal worden getoetst aan het bestemmingsplan, de

welstandsnota en de gemeentelijke bouwverordening. Uitzondering hierop is de balievergunning.

  • o

    De anticumulatiebepaling

  • o

    De bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer (hulpdiensten)

  • o

    De bluswatervoorziening

  • o

    De bereikbaarheid voor gehandicapten

  • o

    De parkeervoorzieningen

  • o

    De voorschriften voor brandveiligheidinstallaties

De toetsing van eisen in het kader van brandveilig gebruik (de gebruiksvergunning) vindt overigens

door de brandweer plaats. De gebruiksvergunning valt buiten de reikwijdte van dit plan.

In wezen geldt voor de bouwverordening dat daarin gemeentelijke regels zijn opgenomen, waaraan

een bouwplan integraal moet worden getoetst. In de op te stellen checklists zullen deze voorschriften

dan ook worden geïntegreerd.

2.5 Overige bouwgerelateerde vergunningen

In de voorbereiding op deze uitvoeringsnota is ten behoeve van de risico-inventarisatie een aantal

bouwgerelateerde vergunningen geïnventariseerd, te weten:

• de sloopvergunning

• het bouwveiligheidsplan

Ook voor deze taken zal hier een uitvoeringskader worden geschetst.

2.5.1 Sloopvergunning

In de risico-inventarisatie krijgen sloopaanvragen waarbij er sprake is van asbest een hogere prioriteit

toegekend dan de overige sloopaanvragen.

Bij de afhandeling van sloopaanvragen waarbij sprake is van asbest zal altijd volledig worden

getoetst aan de eisen die de bouwverordening hieraan stelt. Bij de overige sloopaanvragen zal

onderscheid worden gemaakt tussen sloopaanvragen waarbij er sprake is van externe risico's

(risicovolle sloopaanvragen) en overige aanvragen. Bij de beoordeling van risicovolle aanvragen zal

volledig worden getoetst aan de bouwverordening,waarbij met name aandacht wordt besteed aan

sloopveiligheid. De overige aanvragen worden slechts globaal beoordeeld.

• Het volume van het te slopen bouwwerk is groter dan 700 m3.

• Het te gebruiken sloopmaterieel leidt tot belasting van de omgeving (bijvoorbeeld gebruik van een

mobiele puinbreker)

• Omgevingsfactoren (waardevolle gebouwen, belendende percelen, kwetsbare gebieden, direct

gelegen aan de openbare weg) leiden tot het stellen van bijzondere voorwaarden.

De gemeente zal checklists ontwikkelen waarin bovenstaande elementen zijn uitgewerkt en kunnen

worden gebruikt als leidraad bij de beoordeling van aanvragen.

2.5.2 Bouwveiligheidsplan

In de AmvB 'indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning' is vastgelegd dat bij een aanvraag om

een reguliere bouwvergunning een bouwveiligheidsplan wordt overlegd. B&W kunnen daarvan

afwijken en bepalen dat geen bouwveiligheidsplan nodig is, of dat dit plan later kan worden

verstrekt.

Dat moet dan wel in de vergunning worden aangegeven. Er is sprake van beleidsvrijheid voor de

gemeente. En dus is het gewenst dat daarover een aantal criteria wordt vastgelegd, opdat de aanvrager zicht krijgt in de mogelijke verplichtingen die hieruit voortvloeien.

Het bouwveiligheidsplan heeft alleen betrekking op:

• de veiligheid op de weg

• de in de weg gelegen werken

• de weggebruikers

• de naburige bouwwerken

• open erven en terreinen en hun

Overige veiligheidsaspecten, arbeidsomstandigheden vallen onder andere regelingen.

Een bouwveiligheidsplan zal alleen worden geëist bij grotere bouwplannen die mogelijk uitstraling

hebben naar het publieke domein. Daarmee wordt bedoeld dat een bouwveiligheidsplan van belang

kan zijn bij bouwwerken waarbij er risico's bestaan op het gebied van veiligheid voor de openbare

ruimte.

3. Toezichtstrategie

3.1 Inleiding

Bij de programmering van het toezicht worden de taken die in de risico-inventarisatie zijn benoemd als

uitgangspunt gehanteerd. Daarbij wordt de programmering van de toezichtstaken direct gerelateerd

aan de risicoperceptie die uit de inventarisatie blijkt. Als een specifieke toezichtstaak laag scoort in de

risico-inventarisatie zal dat zijn doorwerking moeten krijgen in intensiteit van het toezicht. Daarbij dient

natuurlijk wel een zekere ondergrens in het oog te worden gehouden. Immers, de gemeente heeft een

groot aantal wettelijke taken in medebewind uit te voeren en kan die taken niet verwaarlozen.

Voor het ramen van de capaciteit voor de reguliere toezichtstaken en het toezicht op de

gebruiksbepalingen uit de bestemmingsplannen moet een aantal aannames worden gedaan die aan

de praktijk moeten worden getoetst. Het is op voorhand nooit mogelijk te ramen hoeveel acties uit

deze toezichtstaken zullen voortvloeien. De gemeente heeft immers geen invloed op het aantal

overtredingen dat plaatsvindt.

3.2 Definitie toezicht

Het is eerst noodzakelijk te definiëren welke activiteiten als toezichtsactiviteiten moeten worden

beschouwd. Bij urenramingen vallen de volgende activiteiten onder toezicht:

• Reistijden naar en van de locatie waar toezicht wordt gehouden

• Inspectie ter plaatse

• Verslaglegging van de inspectie

• Informerende correspondentie direct naar aanleiding van de

inspectie

• Dossiervoorbereiding

Uitgangspunt is dat een dossier voldoende juridische basis vormt voor de start van een

handhavingstraject.

3.3 Vormen van toezicht

Toezicht vindt plaats in diverse vormen. De drie toezichtsvormen die hier worden onderscheiden zijn:

• Regulier- of planmatig

Regulier toezicht is toezicht dat voortvloeit uit de wettelijke handhavingstaken die de gemeente

Wageningen heeft. Feitelijk omvat dit het toezicht dat direct samenhangt met bijvoorbeeld vergunning of ontheffingverlening. Deze vorm van toezicht ligt voor de hand voor taken met een hoog risicoprofiel.

• Incidenteel

Onder incidenteel toezicht wordt het toezicht verstaan dat op basis van handhavingsacties die naast

het reguliere toezicht plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld zijn naar aanleiding van klachten en/of

meldingen van burgers (het zogenaamde piepsysteem), externe partijen en/of interne afdelingen.

Incidenteel toezicht hangt dus niet noodzakelijkerwijs samen met de verlening van vergunningen en/of

ontheffingen. Dit toezicht ligt voor de hand bij taken met een laag of zeer laag risicoprofiel of bij taken

die sporadisch voorkomen.

• Projectmatig

Onder projectmatig toezicht worden de speciale gebieds- of themagerichte handhavingsacties

verstaan. Deze acties kunnen zowel door de gemeente worden geïnitieerd als ook vanuit de

rijksoverheid. Deze vorm van toezicht kan worden toegepast bij niet-vergunninggebonden taken en

taken met een gemiddeld risicoprofiel.

Voorgaande toezichtsvormen zijn reeds vastgelegd in de notitie 'Integraal handhavingsbeleid

gemeente Wageningen 2006.'

3.4 Toezichtniveaus

Behalve de drie vormen van het toezicht worden in de handhavingsnotitie ook vier niveaus van

toetsing worden onderscheiden. Door het hanteren van verschillende niveaus van toetsing kan de

beschikbare handhavingscapaciteit binnen de gestelde prioriteiten zo efficiënt mogelijk worden

ingezet. De vier te onderscheiden toetsingsniveaus zijn:

Niveau 1: Steekproef

De betrokken regel wordt incidenteel getoetst.

Niveau 2: Hoofdlijnen toets

De betrokken regel wordt bij dit toetsingsniveau beperkt in de breedte en beperkt in de diepte getoetst

Niveau 3: Representatief

De betrokken regel wordt in de volle breedte en steekproefsgewijs in de diepte gecontroleerd.

Niveau 4: Volledige toets

De betrokken regel wordt in de volle breedte en diepte getoetst.

In de handhavingsnotitie is vastgelegd dat de hoofdregel is dat bij handhavingstaken met een hoge

prioriteit in de regel een hoog toetsingsniveau wordt gehanteerd (3 of 4). Bij taken met een

gemiddelde prioriteit wordt een gemiddeld toetsingsniveau (2) en bij een lage prioriteit wordt een laag

toetsingsniveau (1) gehanteerd. Door de koppeling te leggen tussen de mate van prioriteit en het

toetsingsniveau wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de prioriteitstelling binnen de beschikbare

capaciteit.

De vertaling van bovenstaande toezichtsniveaus vindt plaats door per niveau het aantal

toezichtsmomenten te bepalen. De verdeling is daarbij als volgt:

Steekproefniveau : 1 - 3 toezichtsmomenten

Hoofdlijnenniveau : 4 - 6 toezichtsmomenten

Representatief niveau : 7 - 9 toezichtsmomenten

Volledig niveau : 10 en meer toezichtsmomenten.

Hierna wordt per toezichtstaak het niveau van toezicht bepaald

3.5 Toezicht vergunninggebonden taken

Het vergunninggebonden toezicht is de belangrijkste vorm van toezicht. Dit toezicht is gekoppeld aan

vergunningen. Zoals hiervoor beschreven vindt het toezicht op (bouw)vergunningen planmatig plaats.

Dat wil zeggen dat op basis van het aantal vergunningen (gebaseerd op de ervaringscijfers uit

voorgaande jaren) een planning wordt gemaakt van de benodigde toezichtscapacteit. Dit gebeurt

door het bepalen van het aantal toezichtsmomenten (frequenties en de uren die voor elk toezichtsmoment nodig zijn) te vermenigvuldigen met het aantal vergunningen.

3.5.1 Toezichtsmomenten en frequenties

Een bouwwerk dient tijdens de bouw op een aantal essentiële punten beoordeeld te worden om een

volledig beeld te kunnen krijgen van de kwaliteit en de bouwwijze. Het is ondoenlijk om elk bouwwerk

op elk punt van de bouw te controleren.

In de risico-inventarisatie zijn veiligheid en gezondheid als dominante risico's aangemerkt. Het beheersen van die risico's behoort dan ook in de definiëring van het toezicht centraal te staan.

In de keuze van de toezichtsmomenten is met dit uitgangspunt rekening gehouden.

De volgende toezichtsmomenten kunnen worden onderscheiden:

  • 0.

    Verificatie van gegevens over de bouwplaats

  • 1.

    Bevestiging van werkafspraken met de bouwer

  • 2.

    Uitzetten van de bouw / controle van de uitgezette bouw

  • 3.

    Heien

  • 4.

    Controleren van wapening van de fundering

  • 5.

    Begane grondvloeren

  • 6.

    Verdiepingsvloeren

  • 7.

    Eventuele staalconstructies

  • 8.

    Kap

  • 9.

    Afbouw en installaties

  • 10.

    Eindoplevering.

Het aantal gedefinieerde toezichtsmomenten hoeft niet altijd daadwerkelijk te worden uitgevoerd. Bij

kleinere projecten kan een selectie worden gemaakt. Bij grotere projecten kan een toezichtsmoment

tot meerdere bezoeken noodzaken.

Voor de diverse frequent voorkomende bouwwerken worden hieronder de toezichtsmomenten

uiteengezet. De cijfers in de laatste kolommen verwijzen naar de hierboven beschreven

toezichtsmomenten. De in de kolom 'toezicht vast' opgenomen toezichtsmomenten moeten in ieder

geval worden gehouden. De in de kolom 'toezicht variabel' opgenomen toezichtsmomenten worden

door de bouwinspecteur bepaald, met dien verstande dat het maximum aantal in de kolom

'toezichtfrequentie' is opgenomen.

De gemeente kiest er nadrukkelijk voor niet alle toezichtsmomenten op voorhand geheel vast te

leggen. Wel is per categorie bouwwerk de maximale toezichtsfrequentie benoemd en de vaste

toezichtsmomenten, De overige toezichtsmomenten worden in het werk beoordeeld.

3.5.1.1 Lichte bouwvergunning en reguliere bouwvergunning verbouw

De bouwvergunningen die in de risico-inventarisatie een lage prioriteit hebben gekregen worden ook

op steekproef toetsniveau gecontroleerd. Dit betekent een minimum van 1 controle en een maximum

van 3 controles.

Tabel 2

Omschrijving

Toezicht moment vast

Toezicht moment variabel

Lichte bouwvergunning (toezicht kleine bouwwerken)

10

De lichte bouwvergunningen wordt in principe alleen bij de eindoplevering gecontroleerd. Er kan

Voor bepaalde verbouwactiviteiten een uitzondering worden gemaakt door het inzetten van een extra

toezichtsmoment indien de aard van het bouwplan of de bouwer dat nodig maakt.

3.5.1.2 Reguliere bouwvergunning

De categorie reguliere bouwvergunning is onderverdeeld in drie typen, conform de verdeling in de

risico-inventarisatie. Dit houdt in dat de frequentie en diepgang van het toezicht is gekoppeld aan de

omvang van het bouwwerk (gebaseerd op de bouwkosten). Bij bouwwerken tot€ 100.000 is het

toezicht derhalve op hoofdlijnenniveau , terwijl er bij bouwwerken met bouwkosten van meer dan €

1.000.000 sprake is van volledig toezicht.

Tabel 3

Omschrijving

Toezicht momenten vast

Toezicht momenten variabel

Reguliere bouwvergunning tot 100.000

2,4,10

2x

Reguliere bouwvergunning van 100.000-

2,4,5,6,7,8,10

1x

Reguliere bouwvergunning meer dan 1.000.000

Alle

Eventueel

herhalingscontrole

De reguliere bouwvergunningen nieuwbouw van meer dan € 1.000.000 worden in een frequentie van 10 toezichtsmomenten gecontroleerd. Dit betekent dat alle onderscheiden toezichtsmomenten worden

uitgevoerd. Overigens moet worden opgemerkt dat het aantal toezichtsmomenten nog meer kan zijn

dan tien, omdat sommige toezichtsmomenten wellicht meerdere malen moeten worden uitgevoerd. Dit

is echter niet vastgelegd omdat dergelijke herhalingscontroles afhankelijk zullen zijn van de op dat

moment beschikbare capaciteit.

3.6 Toezicht bouwgerelateerde vergunningen en taken

3.6.1 Sloopvergunning

Bij de sloopvergunning is voor de toetsing het onderscheid gemaakt tussen sloopvergunningen

waarbij asbestverwijdering aan de orde is en sloopvergunningen zonder asbest. Het aantal

toezichtsmomenten zal hierop eveneens worden afgestemd.

Bij sloopvergunningen asbest zal de frequentie hoger zijn dan bij sloopvergunningen waarbij geen

asbest wordt verwerkt.

Bij sloopvergunningen waarbij geen asbest wordt verwerkt wordt maximaal 2 maal gecontroleerd. In

ieder geval wordt na afloop van de werkzaamheden gecontroleerd of deze conform de voorwaarden

zijn uitgevoerd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid een extra toezichtsmoment in te lassen indien de

aard en omvang van de werkzaamheden dit nodig maken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij

sloopwerkzaamheden waarbij er risico's zijn voor het publieke domein. In dat geval zal er een

sloopveiligheidsplan gevraagd worden en zal extra controle op de naleving hiervan noodzakelijk zijn.

Tabel 4

Omschrijving

Frequentie maximaal

Toezichtsmomenten vast

Sloopvergunning asbest

3

2 (aanvraag en na afloop)

Sloopvergunning geen asbest

2

1 (na afloop)

3.6.2 Bouwveiligheidsplan

Het bouwveiligheidsplan (op grond van de bouwverordening) zal vooral bij grotere reguliere

vergunningen verplicht worden gesteld. Uitgegaan kan worden van 1 extra toezichtsmoment, waar

expliciet de bouwplaats gecontroleerd wordt op de gestelde voorwaarden. Voor het overige zal

het toezicht op de bouwplaats worden geïntegreerd in het bouwtoezicht.

3.6.3 Niet vergunninggebonden gebiedstoezicht

Een groot aantal toezichtstaken kan onder de noemer gebiedsgericht toezicht worden geschaard.

Kern hiervan is dat niet de activiteit (zoals de vergunning) maar het gebied centraal staat. Het

toezicht

op niet-vergunning gebonden toezicht vraagt een eigen aanpak. Het is de gemeente zelf die initiatief

moet nemen om toezicht te houden.

3.6.3.1 Illegale bouw en gebruik

Het toezicht op illegale bouw en gebruik vindt tot op heden voornamelijk op adhoc basis plaats, naar

aanleiding van klachten of handhavingsverzoeken. In de risico-inventarisatie heeft illegale bouw een

hoge prioriteit gekregen. Illegaal gebruik heeft een gemiddelde prioriteit gekregen. Dit betekent dat

meer planmatig (en gebiedsgericht) toezicht wenselijk is.

Planmatig toezicht betekent in dit verband dat conform een vooraf vastgestelde frequentie wordt

gecontroleerd op illegale bouwwerken en gebruik. Het gebiedsgerichte karakter van deze controles

houdt in dat onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende gebiedskarakteristieken binnen het

grondgebied van de gemeente. De frequentie waarin toezicht plaatsvindt wordt daarbij afgestemd op

de gebiedskarakteristiek.

• Industrieterreinen en haven

• Buitengebieden, inclusief camping

• Centrum

• Bebouwde kom overig

Voor elk van deze onderscheiden gebieden is een toezichtsfrequentie vastgesteld. Die frequentie

hangt samen met de enerzijds de waarden van het gebied en anderzijds het beslag op de

organisatie dat deze vorm van toezicht vraagt.

Tabel 5

Omschrijving

Toezichtfrequentie

Industrieterrein en haven

1 keer per jaar

Buitengebieden, inclusief camping

2 keer per jaar

Centrum

1 keer per jaar

Bebouwde kom overig

1 keer per jaar

Elk gebied wordt conform de vastgestelde frequentie gecontroleerd op illegaal gebruik en illegale

bouw. Daarvoor wordt een gebied zonodig in deelgebieden opgedeeld. Aan de hand van een vooraf

vastgesteld protocol wordt een controle uitgevoerd. Er wordt een verslag gemaakt van de

bevindingen.

Toezicht op de camping omvat hier slechts het reguliere toezicht op illegaal gebruik en bouwen. De

specifieke problematiek inzake permanente bewoning van recreatieverblijven valt hier niet onder.

Dit wordt projectmatig aangepakt.

3.6.3.2 Staat van de volkshuisvesting

Op grond van artikel 14 van de Woningwet heeft de gemeente de taak om de staat van de

volkshuisvesting te controleren. Deze taak krijgt in de risico-inventarisatie een hoge prioriteit.

Planmatige controles zijn noodzakelijk te meer omdat op dit onderdeel in de voorgaande jaren een

achterstand is opgelopen. In de programmering is daarom structureel capaciteit ingeruimd voor het

planmatig uitvoeren van deze controles.

Het uitvoeren van planmatige controles op dit taakveld betekent dat gedurende enkele uren per week

toezicht zal worden uitgevoerd. Daarbij wordt wel een gebiedsgerichte aanpak gevolgd. Dit houdt in

dat het toezicht op de staat van de volkshuisvesting zich met name concentreert in het oude stadscentrum. Studentenpanden vormen daarbij het belangrijkste aandachtspunt.

3.6.3.3 Tijdelijke bouwvergunning

Het toezicht op de tijdelijke bouwvergunning krijgt in de risico-inventarisatie een gemiddelde prioriteit.

Het aantal toezichtsmomenten voor deze taak is sterk afhankelijk van het aantal afgegeven tijdelijke

bouwvergunningen per jaar. Omdat het om een relatief klein aantal per jaar gaat wordt de controle op

tijdelijke vergunningen opgenomen in de controle op illegale bouw en gebruik.

3.6.3.4 Toezicht vergunningvrije bouw

Het toezicht op vergunningvrij bouwen heeft een lage prioriteit gekregen in de risico-inventarisatie.

Het toezicht op vergunningvrije bouwwerken omvat vooral het toezicht op het Bouwbesluit en welstand

(welstandsexcessen).

Gelet op de lage prioriteit die dit taakonderdeel heeft gekregen wordt voor deze taak geen actief

toezicht opgenomen. Wel wordt dit onderdeel meegenomen in de programmering van het thematisch

toezicht.

3.7 Thematisch toezicht

In de programmering van het toezicht wordt de mogelijkheid gecreëerd om bijzondere thema's te

benoemen waarop gedurende enige tijd georganiseerd toezicht wordt gehouden. Het betreft dan

onderwerpen die bijzondere bestuurlijke aandacht hebben of onderwerpen waarop een achterstand

moet worden ingehaald.

3.8 Reageren op klachten en handhavingsverzoeken

Voor een aantal gemeentelijke toezichtstaken op het gebied van bouwregelgeving zal geen actief

toezicht worden uitgevoerd of is er sprake van een licht toezichtsregime. Het kan natuurlijk zijn dat

een klacht of handhavingsverzoek binnenkomt die betrekking heeft op één van deze taken.

Uitgangspunt is dat er op klachten wordt gereageerd binnen 8 weken (Algemene wet bestuursrecht).

In principe moet de klager dan uitsluitsel krijgen hoe de gemeente met de klacht omgaat. Voor de

afhandeling van klachten en handhavingsverzoeken zal een protocol worden opgesteld.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat het scharen van een activiteit onder een toezichtsregime

niet betekent dat voor deze taken niet meer op klachten en handhavingsverzoeken wordt gereageerd.

Wel kan een klacht aanleiding geven de planning aan te passen om een efficiënte aanpak te

bewerkstelligen.

Bij de jaarlijkse beleidsevaluatie zal worden bekeken in hoeverre de klachten en

handhavingsverzoeken (meer) gestructureerd toezicht op een bepaald terrein nodig maken.

4. Programmering, verantwoording en evaluatie

4.1 Inleiding

In de vorige hoofdstukken is het uitvoeringsprogramma vastgesteld die de werkorganisatie in

Wageningen zal hanteren bij de uitvoering van de bouwregelgeving. Doel daarvan is om effectief en

efficiënt met de bouwregelgeving om te gaan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidscyclus van

het bouwbeleidsplan. Achtereenvolgens komen aan de orde:

• De programmering

• De planning- en ontrolecyclus

• Verslag en evaluatie

4.2 Programmerinig

Al in paragraaf 1.2 van deel 1 van dit bouwbeleidsplan is aangegeven dat op basis van de toetsingsen

toezichtstrategie uiteindelijk een uitvoeringsprogramma zal moeten worden gemaakt, waarin de

vastgestelde wijze van uitvoering van taken wordt vertaald naar de inzet van capaciteit en middelen.

In dit bouwbeleidsplan is een dergelijk uitvoeringsprogramma nog niet opgenomen. Het vastgestelde

bouwbeleidsplan zal in het komende jaar binnen de organisatie worden geïmplementeerd. Door het

in de praktijk toetsen van de vastgestelde wijze van uitvoering wordt inzichtelijk gemaakt welke effecten het bouwbeleidsplan heeft op de organisatie en de verdeling van capaciteit en middelen. Vervolgens kan gericht, op basis van ervaringscijfers een uitvoeringsprogramma worden opgesteld. Het is de bedoeling voor het jaar 2009 een uitvoeringsprogramma vast te stellen.

4.3 Planning en controlecyclus

Ondanks de zorgvuldige en zo compleet mogelijke opzet van deze nota is het niet mogelijk om een

nota op te stellen die in alle situaties in lijn is met de praktijk. De nu voorliggende nota zal dan ook

steeds moeten worden aangepast en aangevuld, al naar gelang de ervaring in de praktijk en

ontwikkelingen in de regelgeving en jurisprudentie. Om daarin te voorzien is het nodig dat deze nota

deel uit maakt van een planning- en controlecyclus waarin jaarlijks een planning van activiteiten wordt

gemaakt en na afloop van een jaar wordt bezien welke ervaringen zijn opgedaan.

In de in 2007 gewijzigde Woningwet heeft dit proces een wettelijke basis gekregen. Zoals ook in

andere wetten, zoals de Wet Milieubeer is de verplichting opgenomen dat burgemeester en

wethouders jaarlijks hun voornemens bekend maken over de wijze waarop in het komende jaar

uitvoering zal worden gegeven aan toezicht en handhaving van de Woningwet. Daarnaast moet het

college jaarlijks verslag doen aan de gemeenteraad over het gevoerde beleid.

In onderstaand schema zijn de elementen van de beleidscyclus van het bouwbeleidsplan in

grote lijnen geschetst.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling Centraal in bovenstaand schema staat het bouwbeleidsplan. Op basis van deze nota wordt

jaarprogramma gemaakt. Dat jaarprogramma bevat een realistische raming van de activiteiten die in

het begrotingsjaar worden uitgevoerd. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de

organisatorische en financiële mogelijkheden en de bestuurlijke ambities op het terrein van de

bouwregelgeving. Het jaarprogramma is leidend voorde uitvoering van de bouwregelgeving.

Nadat het begrotingsjaar is afgerond wordt er verslag gedaan aan de gemeenteraad over de wijze

waarop de geplande taken zijn uitgevoerd. Dit jaarverslag is een verplichting op grond van de

Woningwet maar vormt ook de periodieke evaluatie van het beleid. Door evaluatie is aanvulling en

aanpassing van het beleid mogelijk.

4.4 Inhoud van verslag en evaluatie

Het jaarverslag is een pendant van het jaarprogramma (de capaciteitsraming). Anderzijds is het

jaarverslag een instrument voor evaluatie en beleidsaanpassing. In het overzicht van de activiteiten

wordt aangegeven hoe de ramingen zich verhouden tot de werkelijke activiteiten. Bij substantiële

afwijkingen wordt verantwoord wat hiervan de oorzaken zijn en eventueel hoe de problemen voor het

volgende jaar kunnen worden opgelost.

Het jaarverslag zal dan ook een scala aan gegevens bevatten aan de hand waarvan inzicht zal

worden gegeven over de manier waarop met de bouwregelgeving is omgegaan. Ten behoeve van

een jaarverslag vorm zal worden gegeven. Dit protocol vormt onderdeel van het bouwbeleid.