Haven- en kadeverordening Wageningen 2016

Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Intitulé

Haven- en kadeverordening Wageningen 2016

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

gelet artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het ter bevordering van een goed havenbeheer noodzakelijk is regels vast te stellen met betrekking tot de orde, de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van de dienstverlening in de haven;

besluit

vast te stellen de Haven- en kadeverordening Wageningen 2016

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    ADN: Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren.

  • -

    afvalstoffen: scheepsafval, ladingresiduen, vloeibare of vaste afvalstoffen die ontstaan bij het schoonmaken van een schip;

  • -

    AIS:Automatic Identification System of afgekort AIS is een systeem gebaseerd optransponder-technologie waarmee de veiligheid van scheepvaart op het binnenwater verhoogd wordt;

  • -

    autoafzetplaats: voorziening die de mogelijkheid biedt een auto van en aan boord te zetten, aangegeven op de kaart, behorende bij deze verordening.

  • -

    behandelen van een gevaarlijke stof: laden, lossen, intern verpompen, verplaatsen, mengen, blenden of schoonmaken van een gevaarlijke stof, met uitzondering van onderling overpompen van bunkerolie of LNG-brandstof, het bunkeren of het LNG-bunkeren;

  • -

    bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Scheepvaartverkeerswet;

  • -

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • -

    binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn ladingtanks;

  • -

    brandbare vloeistof: een vloeistof met een vlampunt dat lager ligt dan, of gelijk is aan 100 graden Celsius en uitsluitend een brandbare eigenschap heeft;

  • -

    brandstofolie: elke olie die wordt gebruikt als brandstof voor de voorstuwings- of hulpwerktuigen van schepen;

  • -

    bunkeren: overslag van brandstofolie of smeerolie van een tankschip naar een ander schip;

  • -

    bunkerolie: brandstofolie of smeerolie

  • -

    bijboot: een klein vaartuig dat behoort tot een bedrijfsvaartuig en geschikt is voor onderhoud en/of het bereiken van het bedrijfsvaartuig of de wal.

  • -

    carrouselschepen: schepen die via de Stichting Er-varen in het kader van de schepencarrousel als zodanig bij de gemeente worden aangemeld;

  • -

    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • -

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;

  • -

    haven: de Rijnhaven en het naar deze haven voerende kanaal, welke voor de scheepvaart open staan, alsmede de met het havenkanaal in open verbinding staande jachthaven, met uitzondering van het in erfpacht uitgegeven gedeelte van de jachthaven.Wateren die in het beheer zijn van onze gemeente en die voor de scheepvaart openstaan, alsmede alle daartoe behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;

  • -

    havenmeester: door het college als zodanig benoemde ambtenaar, alsmede diens plaatsvervanger;

  • -

    historisch schip: een varend schip of woonschip dat recent een positieve beoordeling van de betreffende behoudsorganisatie voor historische schepen heeft gekregen en/of door het college eveneens als behoudenswaardig wordt beoordeeld;

  • -

    ISPS code: Internatonal Ship and Port Facility Security Code;

  • -

    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • -

    ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen;

  • -

    ontvangstvoorziening: voorziening geschikt voor de ontvangst van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;

  • -

    open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimumontstekingstemperatuur van die stof;

  • -

    overslag: laden of lossen van een lading in of uit een schip;

  • -

    passagiersschip: elk schip dat is ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers en dat in het bezit is van de toereikende en geldige certificaten;

  • -

    personenvervoer: tegen vergoeding vervoeren van personen;

  • -

    pleziervaartuig: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • -

    RPR: Rijnvaart Politie Reglement;

  • -

    schadelijke stoffen; stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet ter voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;

  • -

    scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I, IV, V en VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels, alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden;

  • -

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • -

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

  • -

    schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het gasvrij, schoon- of droogmaken van ruimten van een vaartuig, die ladingresten van een onverpakte vloeibare gevaarlijke stof bevatten of laatstelijk hebben bevat.

  • -

    smeerolie: elke vloeistof bestemd voor smering van machines aan boord van schepen;

  • -

    spudpaal: voorziening waarmee een schip zichzelf in de onderwaterbodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het schip zelf is uitgerust.

  • -

    tankschip: schip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer van onverpakte vloeibare lading in zijn laadruimten.

  • -

    zeeschip: schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing in de haven, op de kaden en andere havenwerken.

Artikel 1.3 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen vier weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag deze termijn eenmaal met ten hoogste 4 weken verlengen.

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

Het college kan aan een vergunning, vrijstelling en ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

Artikel 1.5 Geldigheidsduur

  • 1. Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning of vrijstelling verleend voor onbepaalde tijd.

  • 2. Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal zes maanden wordt verleend.

Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven noodzakelijk is;

  • b.

    de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • c.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na de verlening daarvan, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan deze is vereist;

  • d.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • e.

    hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • f.

    de houder dit verzoekt.

Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van toestemmingen

Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.

Artikel 1.8 Normadressaat

  • 1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst een havenmeester aan.

Artikel 1.10 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening in of in de omgeving van de haven of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, over:

  • a.

    de gegevens die aan de havenmeester moeten worden gemeld voordat met een schip een haven wordt aangedaan, voordat ligplaats wordt ingenomen of voordat bepaalde activiteiten worden ondernomen;

  • b.

    de wijze waarop de melding, bedoeld onder a, dient plaats te vinden;

  • c.

    de wijze waarop een aanvraag om een vergunning dient plaats te vinden;

  • d.

    de voorwaarden waaronder schepen zich in een door het college aangewezen gebied mogen bevinden, welke betrekking kunnen hebben op daar te ondernemen activiteiten en op eisen waaraan schepen of bemanning moeten voldoen om deze activiteiten te mogen ondernemen;

  • e.

    de aanvraag van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.3 en 3.7;

  • f.

    de wijze van afmeren van schepen en het innemen van een ligplaats.

§ 2 Orde in en gebruik van de haven

Artikel 2.1 Verkeerstekens

  • 1. Het college kan in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Rijnvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2. Het is verboden te handelen in strijd met verkeerstekens of de daarbij behorende nadere aanduidingen.

  • 3. Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.2 Ligplaatsenoverzicht

Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval bevat een kaart van de haven met daarop aangegeven:

  • a.

    de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om ligplaats te nemen;

  • b.

    indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor bepaalde categorieën schepen;

  • c.

    indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor ligplaatsvergunninghouders.

Artikel 2.3 Verbod nemen ligplaats

  • 1. De schipper / kapitein is verplicht om, zodra hij met zijn schip de haven is binnengevaren en/of afgemeerd is, zich bij de havenmeester te melden.

  • 2. Het is verboden een schip ligplaats in te (doen) nemen of zich met een schip te bevinden op een plaats die daartoe niet is bestemd, tenzij dit geschiedt in overeenstemming met geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen en met instemming van de havenmeester.

  • 3. Het college kan toestemming verlenen om een ligplaats in te nemen in afwijking van de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen.

Artikel 2.4 Duur verblijf in haven

  • 1. Het is verboden met een schip langer dan 1 week achtereen te verblijven in de haven.

  • 2. Als een schip terugkeert in de haven zonder dat er sprake is geweest van bedrijfsmatig vervoer als bedoeld in artikel 1 van de Binnenvaartwet, wordt de looptijd dan wel overschrijding van de periode, bedoeld in het eerste lid, geacht niet te zijn onderbroken dan wel beëindigd.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.5 Verbod opvijzelen boor- of werkeiland

(n.v.t.)

Artikel 2.6 Voorzieningen en voorwerpen

  • 1. Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te hebben, te plaatsen of aan te brengen, als daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, voor het laden en lossen van schepen.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.7 Verhalen van schepen

  • 1. Het college kan een eigenaar, exploitant, kapitein of schipper mondeling of schriftelijk opdragen een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van de bescherming van de orde, de veiligheid of het milieu in of in de omgeving van de haven noodzakelijk is.

  • 2. Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een schip te verhalen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant verhalen of doen verhalen.

  • 3. In spoedeisende gevallen of als de exploitant onbekend is, kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant direct verhalen of doen verhalen.

Artikel 2.8 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1. Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het schip:

    • a.

      aan de grond zit;

    • b.

      gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt; of

    • c.

      ter hoogte van de kade of oever wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren.

  • 2. Tijdens het gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven is een persoon die bekend is met de bediening van het schip in de stuurhut aanwezig, met uitzondering van schepen die een “Alleenvaartcertificaat” hebben.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing als het een aan een ander schip gemeerd bunker- of bevoorradingsschip betreft, dat moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 4. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 2.9 Plezier- en zeilvaart in de haven

  • 1. De Rijnhaven Wageningen is primair een haven bedoeld voor schepen die bedrijfsmatige activiteiten uitvoeren.

  • 2. Het is verboden zich met een pleziervaartuig, waarmee al dan niet eveneens bedrijfsmatig wordt gevaren, in de haven te bevinden.

  • 3. Het is verboden in de haven een vaartuig uitsluitend door middel van zijn zeil voort te bewegen indien het vaartuig over een motor beschikt.

  • 4. Het is verboden in de haven te varen met een zeilplank of een waterjetski.

  • 5. Het is verboden in de haven een waterskiër voort te bewegen dan wel zich op waterski's voort te bewegen of te doen voortbewegen.

  • 6. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid.

Artikel 2.10 Overlast aan vaartuigen

Tenzij bij of krachtens deze verordening anders bepaald is het anderen dan de eigenaar, kapitein of schipper van een schip niet toegestaan, zonder goedkeuring van de eigenaar, kapitein of schipper dat schip vast te houden, zich daarop te begeven, zich daarop te bevinden of los te maken.

Artikel 2.11 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

  • 1. Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken aan het schip of de omgeving, worden direct aan de havenmeester gemeld.

  • 2. De melding bedoeld in het eerste lid vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal of per e-mail.

Artikel 2.12 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water

Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de kapitein of schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten, dan wel een aanwijzing als bedoeld in artikel 5.1 daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken. Het is verboden zonder ontheffing van het college met een vaartuig in een haven of langs een steiger, kade of laad- en losplaats ijs te breken.

Artikel 2.13 Aanwijzing gebieden

(n.v.t.)

§ 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven

Artikel 3.1 Binnenvaren haven met lading, vallende onder de Wet VBG of ADN , verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van het college met een schip met een lading die valt onder het VBG of ADN, of met een zeeschip met een lading die valt onder de IMDG- code de haven binnen te varen of ligplaats in te nemen.

  • 2.

    Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het vervoer en de overslag van de hier bedoelde stoffen van en naar een inrichting die voor het bewerken, opslag en overslag van deze stoffen in het bezit is van een geldende vergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;.

Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven

Het is eenieder verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.

Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester; en

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 3.4 Veilige toegang

  • 1. Een afgemeerd schip beschikt over een toegang welke geen gevaar of schade aan personen kan veroorzaken.

  • 2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot binnenschepen waarbij:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen; of

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 3.5 Verbod gebruik hoofdmotor

  • 1. Het is verboden op een afgemeerd schip de hoofdmotor in werking te hebben, met uitzondering van direct voor vertrek van het schip.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.6 Bunkeren

Het bunkeren van een schip vanaf de wal is alleen toegestaan na melding bij de havenmeester en het gebruik van voldoende veiligheidvoorzieningen zoals een Bunker Overvul Beveiliging (BOB).

Artikel 3.7 Afgifte scheepsafval

  • 1. Het is verboden om ander dan huishoudelijk afval te deponeren in de daartoe geplaatste afvalbakken op het haventerrein.

  • 2. Spoelwater van ladingrestanten dat conform het “Verdrag inzake de verzameling , afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart”, zoals vermeld in deel B in het riool geloosd dient te worden kan alleen plaatsvinden na toestemming van de havenmeester en aanwijzing van de betreffende ontvangstvoorziening.

Artikel 3.8 Deugdelijk afmeren

  • 1. Het is eenieder verboden te laden of te lossen op een schip dat op ondeugdelijke wijze is afgemeerd.

  • 2. Het is verboden om de Safe Working Load van aan de wal geplaatste bolders te overschrijden. De Safe Working Load van bolders geldt bij een hoek van de tros met de kade van maximaal 45 graden.

Artikel 3.9 Gebruik van ankers

  • 1.

    Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij:

    Dit geschiedt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havenmeester is gemeld.

  • 2.

    De melding bedoeld in het eerste lid, onder b, vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal, per fax of per e-mail.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 3.10 Gebruik van spudpalen

  • 1. Het is verboden een spudpaal te gebruiken, tenzij dit geschiedt in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 2.1.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 3.11 Opvolgen aanwijzingen havenmeester

De gezagvoerder of schipper is op aanwijzing van de havenmeester verplicht:

  • a.

    zijn schip naar een andere ligplaats te brengen;

  • b.

    te gedogen dat schepen op de zijde van het zijne liggend aan zijn schip wordt afgemeerd of over zijn schip toegang naar of van de wal wordt verleend;

  • c.

    te gedogen dat trossen en lijnen van een schip dat in een haven verhaald wordt, aan het zijne worden vastgemaakt;

  • d.

    er voor zorg te dragen, dat een goede en veilige afloop is zeker gesteld.

Artikel 3.12 Gebruik generatoren door binnenschepen

  • 1. Het is verplicht om in de havenkom aan boord van een binnenschip walstroom te gebruiken, omdat de Rijnhaven wil bijdragen aan een duurzame samenleving.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 3.13 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Het is eenieder verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend; of

    • b.

      per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:

      • 1°.

        als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip, er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;

      • 2°.

        dat doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn beschikbaar zijn, en;

      • 3°.

        de werkzaamheden plaatsvinden op ten minste 25 meter van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.14 Ontsmetten van schepen

  • 1. Het is verboden een schip of de lading te ontsmetten door het te behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het verboden een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid, van de Wet gewasbescherming en biociden, en voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.

  • 3. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 3.15 Overslagwerkzaamheden van schip naar schip

1.Overslagwerkzaamheden van droge ladingschip naar droge ladingschip mag alleen plaatsvinden na melding bij de havenmeester. Overslagwerkzaamheden van tankschip naar tankschip mag alleen plaatsvinden na toestemming van de havenmeester.

Artikel 3.16 Auto afzetplaats

(N.v.t.)

Artikel 3.17 Zeescheepvaart

Zeegaande schepen die onder de ISPS (International Ship Port Security) vallen mogen alleen afmeren aan gecertificeerde havenfaciliteiten.

Artikel 3.18 Gebruik van (verkeers)objecten

  • 1. Het is verboden om meerboeien en tonnen in het openbaar water, alsmede tekens, lantaarnpalen, bomen of soortgelijke objecten in de openbare ruimte voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor deze zijn bestemd.

  • 2. Het is verboden om meerpotten, haalkommen, bolders, palen en andere voor het afmeren bestemde voorwerpen en objecten voor een ander doel te gebruiken.

  • 3. Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.19 Gedoogplicht ligplaats schepen voor bedrijven

  • 1. Ieder bedrijf dat aan een haven of een kade is gevestigd, moet gedogen dat schepen aan de aan zijn vestiging grenzende kade of oever ligplaats nemen, indien dat door de havenmeester als noodzakelijk wordt geoordeeld.

  • 2. Wanneer twee of meer schepen gelijktijdig bij twee aangrenzende bedrijven moeten laden en/of lossen en een of meer vaartuigen daarbij gedeeltelijk voor het aangrenzende bedrijf ligplaats moeten nemen, wordt bij het schip dat het eerst ligplaats heeft genomen ook het eerst met laden en/of lossen begonnen en dient het schip dat bij het aangrenzende bedrijf moet laden en/of lossen, te wachten tot het eerste schip met het laden en/of lossen gereed is.

  • 3. Indien bij het schip als bedoeld in het tweede lid, waarbij het eerst met het laden en/ of lossen is begonnen de overslag tijdelijk wordt gestaakt, zal het voor de duur van deze onderbreking plaats moeten maken voor het andere schip.

Artikel 3.20 Veroorzaken geluidshinder

  • 1. Het is verboden voor vaartuigen in de havens of vaartuigen liggend aan een steiger of kade, zonder noodzaak geluidssignalen te geven of anderszins voor de omgeving geluidhinder te veroorzaken.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet indien en voor zover de Algemene Plaatselijke Verordening van toepassing is.

Artikel 3.21 AIS-verplichting

Het college is bevoegd om ontheffing te verlenen van de permanente verplichting volgens het RPR om de AIS-apparatuur permanent ingeschakeld te hebben.

§ 4 Handhaving

Artikel 4.1 Aanwijzingen

  • 1. Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4.3 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de havenmeester, en de voorman veer, haven, markt.

  • 2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 4.4 Betreden van woonruimten

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

§ 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsrecht

  • 1. De Haven- en kadeverordening vastgesteld bij raadsbesluit van 15 september 1975, nr. 6154,wordt ingetrokken.

  • 2. Een krachtens de Havenverordening verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als vergunning, ontheffing of vrijstelling verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een vergunning, ontheffing of vrijstelling krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2016.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Haven- en kadeverordening Wageningen 2016

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 april 2016.
De voorzitter,
De griffier,

afbeelding binnen de regeling

Toelichting Algemeen

Deze verordening bevat de kaderstellende regels die van toepassing zijn op schepen wanneer deze een haven aandoen die wordt beheerd door de gemeente. Hiermee worden de gemeentelijke belangen beschermd en tegelijkertijd worden de rechten en plichten van zowel de scheepvaart als de havenbeheerders inzichtelijker gemaakt. Daarbij heeft deze verordening voor ogen dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Toelichting bij Artikelen 1.1 en 1.2

Haven en toepassingsbereik

Het begrip haven omvat die wateren die in het beheer zijn van de gemeente en die voor de scheepvaart open staan, met inbegrip van de daartoe behorende havenwerken (kades, meeraangelegenheden, etc.). Ter afbakening en verduidelijking is de haven op de kaart in bijlage 1 aangegeven. Deze verordening is daarmee in beginsel van toepassing op alle wateren binnen de gemeentegrenzen die in het beheer zijn van de gemeente en die voor de scheepvaart open staan, evenals de daartoe behorende havenwerken. Binnen het toepassingsbereik vallen ook wateren die aan anderen toebehoren, maar door de gemeente worden beheerd, een openbaar karakter hebben en/ of op enigerlei wijze voor het publiek toegankelijk zijn.

Toelichting bij Artikel 1.5 Geldigheidsduur

Het tweede lid bepaalt dat een ontheffing, als deze wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, maar niet voor een duur langer dan zes maanden. Een gedraging of handeling die langer duurt dan zes maanden kan worden beschouwd als een activiteit die vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer.

Toelichting bij Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Onder het bepaalde in onderdeel c worden ook beleidswijzigingen bedoeld. Deze kunnen aanleiding zijn voor intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing. Daarbij worden vanzelfsprekend de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen.

Toelichting artikel 1.8 Normadressaat

Dit artikel bepaalt tot wie de voorschriften van de verordening zich richten. Tenzij uit de tekst anders blijkt, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. De kapitein of schipper is degene die de feitelijke leiding heeft over een schip. Dit is in principe de (papieren) kapitein of schipper, maar kan ook zijn vervanger zijn, of iemand anders van de bemanning die op dat moment de feitelijke leiding heeft. Overalwaar in de verordening staat “het is verboden”, richt de norm zich dus in de eerste plaats tot de kapitein, de schipper, of zijn plaatsvervanger.

Met nadruk zij hier opgemerkt dat er enkele artikelen in de verordening zijn opgenomen waarin expliciet is bepaald dat “een ieder” zich aan dat voorschrift dient te houden. De normen in die artikelen richten zich derhalve niet tot de kapitein of de schipper, maar tot iedereen. Voor dit systeem is in deze verordening gekozen om eenduidigheid ten aanzien van het normadressaat te verkrijgen. Bijkomend voordeel is dat niet langer in elk artikel afzonderlijk behoeft te worden bepaald tot wie de norm zich richt.

In het tweede lid is bepaald dat bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, de exploitant verantwoordelijk is voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Deze bepaling is opgenomen voor de gevallen waarin een ponton of een ander soort schip is afgemeerd en er geen bemanning (meer) aan boord is.

Toelichting artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester

Artikel 2.1 vormt de basis voor het college om de havenmeester aan te wijzen.

De hier bedoelde havenmeester is de havenmeester van Wageningen.

Toelichting bij Artikel 2.1 Verkeerstekens

In het Rijnvaartpolitiereglement (hierna: RPR) is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens geregeld. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat dezelfde tekens worden gebruikt ten behoeve van de orde en veiligheid in de haven. Het RPR regelt de verkeersafhandeling, terwijl de verordening het havengebruik regelt vanuit bepaalde belangen (milieu, orde en veiligheid).

Toelichting bij Artikel 2.2 Ligplaatsenoverzicht

Door het vaststellen van een ligplaatsenoverzicht kan het college bepalen waar in de haven schepen ligplaats mogen nemen. Zo nodig kan ook bepaald worden dat bepaalde plaatsen of gebieden bestemd zijn voor schepen van bepaalde categorieën of voor ligplaatsvergunninghouders. Het college werkt dit uit op een kaart.

Afhankelijk van de situatie bij aankomst in de haven dienen schepen zoveel mogelijk rekening te houden met de volgende afmetingen:

  • a.

    schepen met een lengte van 100 meter of meer zoveel mogelijk op steiger 1 of steiger 5

  • b.

    schepen met een lengte tot 100 meter op de steigers 2 tot en met 4

  • c.

    schepen met een lengte van minder dan 90 meter kunnen in overleg met de havenmeester afmeren in de havenkom

  • d.

    kade ’t Stek

Toelichting bij Artikel 2.7 Verhalen van schepen

In bepaalde gevallen moeten schepen - in verband met de orde, veiligheid of het milieu - verhaald kunnen worden, ook al liggen deze schepen er in overeenstemming met de daarvoor toepasselijke regels of met toestemming van het college.

De eigenaar, exploitant, beheerder of gebruiker van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Als medewerking wordt geweigerd, kan het schip verhaald worden.

Het derde lid regelt dat schepen in verband met de veiligheid of het milieu met spoed – en voor rekening en risico van de exploitant - verhaald kunnen worden als zich een calamiteit voordoet in de haven of als de exploitant onbekend is. Bij een brand zouden de schepen bijvoorbeeld in de weg kunnen liggen voor incidentenbestrijdingsvaartuigen.

Toelichting bij Artikel 2.8 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, tunnels, pijpleidingen, kades en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als het in andere gevallen wordt gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats. Onder gebruik wordt in dit geval verstaan, dat de schroeven een daadwerkelijke waterverplaatsing genereren; als de schroeven dit niet doen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een verstelbare schroef in een neutrale positie, dan is dit artikel niet van toepassing.

Het verbod van dit artikel geldt ook in die situaties waarbij het schip op spudpalen ligt of als men anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren, het schip gaande houdt of tegen de kade of oever drukt waarbij het schip niet met meerdraden is afgemeerd. De waterverplaatsing door schroeven zoals bedoeld in dit artikel is verboden, omdat het gaande houden van schepen in de haven gevaarlijke situaties kan veroorzaken. Voorts kan – met name – het proefdraaien van machines, maar ook het trachten los te komen als een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken. Het bij- of afdraaien door een bunker- of bevoorradingsschip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade aanvaardbaar.

Ten slotte is in het artikel een verplichting opgenomen dat tijdens het inwerking zijn van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven een persoon in de stuurhut aanwezig dient te zijn die bekend is met de bediening van het schip. In de praktijk is gebleken dat dit regelmatig niet het geval is. Dit kan tot zeer gevaarlijke en ongewenste situaties leiden. Voor schepen die zijn uitgerust met een “Alleenvaartcertificaat” geldt de verplichting om een persoon in de stuurhut te hebben niet.

Toelichting artikel 2.10

In de praktijk van de haven komt het regelmatig voor dat handelingen plaatsvinden, zoals het vasthouden en losmaken van schepen alsmede het zich begeven en bevinden op schepen, die onrechtmatig zijn. Met de invoeging van dit artikel wordt handhaving mogelijk gemaakt.

Toelichting bij Artikel 2.11 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

Dit artikel bevat de verplichting om alle bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan boord van een schip, die een gevaar voor het schip of de omgeving kunnen opleveren aan de havenmeester te melden. Een voorbeeld hiervan is het niet functioneren van de inert gasinstallatie op een tankschip. De bepaling is van toepassing op alle schepen en is een aanvulling op de meldingsartikelen van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen die alleen van toepassing is op zeeschepen met gevaarlijke stoffen. De melding vindt plaats per telefoon op nummer: 06-46008113 of per E-mail op mailadres: haven@wageningen.nl of via de marifoon op VHF-kanaal 12.

Toelichting bij Artikel 3.1 Binnenvaren haven met lading, vallende onder de Wet VBG of ADN, verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

Het in het eerste lid gestelde verbod beperkt zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip; handelingen gepleegd aan wal vallen hierbuiten. Het is onder meer verboden om aan boord van een schip , door middel van geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt .

Op grond van het tweede lid kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld als dit bij kan dragen aan het voorkomen van een schoorsteenbrand bij een schip dat al langer stilligt.

Toelichting bij Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Uit het oogpunt van veiligheid en het voorkomen van belemmeringen van de vaarweg regelt dit artikel dat als stoffen of voorwerpen te water geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester. Deze kennisgeving is niet aan voorschriften verbonden. Vervolgens dient de stof of het voorwerp – voor zover mogelijk – onmiddellijk te worden verwijderd.

Toelichting bij Artikel 3.4 Veilige toegang

In de havenpraktijk doen zich bij de betreding van schepen regelmatig zeer gevaarlijke en onaanvaardbare situaties voor. Daarom wordt voorgeschreven dat schepen in principe over een toegang dienen te beschikken waardoor – in redelijkheid – geen gevaar of schade voor personen kan ontstaan.

Voor met name binnenschepen is het in sommige gevallen echter niet mogelijk of zeer onpraktisch om een dergelijke toegang tot het schip mogelijk te maken. Enerzijds is dit het geval bij laad- of loshandelingen. Door het laden of lossen van lading aan boord van een binnenschip, kan het schip aanzienlijk bewegen. In dit soort situaties kan een veilige toegang niet worden gegarandeerd, sterker nog een toegang is in dit soort gevallen juist onveilig. Anderzijds meert een binnenschip soms kort af, bijvoorbeeld om passagiers of een auto af te zetten. Om bij dit soort korte handelingen van een binnenschipper te eisen dat hij een veilige toegang creëert, zou een onevenredige belasting voor een binnenschipper opleveren.

Toelichting bij Artikel 3.5 Verbod gebruik hoofdmotor

Het komt zeer regelmatig voor dat afgemeerde schepen hun hoofdmotor onnodig laten draaien, anders dan direct voor vertrek van het schip. Dit betekent een onnodige belasting van het milieu en het kan hinder voor omwonenden veroorzaken. Het artikel betreft geen absoluut verbod, maar is afhankelijk van een aanwijzing van gebieden door het college. Bovendien kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld ten dienste van proefdraaien van de hoofdmotor.

Toelichting bij Artikel 3.8 Deugdelijk afmeren

In de praktijk komt het regelmatig voor dat een schip slechts op een steekeind is afgemeerd en men vervolgens overgaat tot lossen of laden. Hierdoor bestaat het gevaar dat lading in het oppervlaktewater wordt gemorst of materiële schade aan schip of haveninfrastructuur ontstaat. Om hiertegen op te kunnen treden is dit artikel opgenomen. De hier geformuleerde norm richt zich tot ‘eenieder’; hierdoor kan ook degene die het schip laadt of lost vanaf de wal gehouden worden aan de verplichting.

Toelichting bij Artikel 3.9 Gebruik van ankers

In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals, bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van een anker gebruik te maken, met uitzondering van de gevallen genoemd in het eerste lid.

Toelichting bij Artikel 3.10 Gebruik van spudpalen

In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals, bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van spudpalen gebruik te maken, tenzij dit geschied overeenkomstig de aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen. Daarnaast kan het college ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod, voor zover daartoe aanleiding is.]

Toelichting bij Artikel 3.12 Gebruik generatoren door binnenschepen

Het is verboden om in een door het college aan te wijzen gebied aan boord van een binnenschip een generator te gebruiken. In het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) luchtkwaliteit worden in de haven bij de openbare ligplaatsen voor de binnenvaart aansluitingen voor de afname van elektriciteit (ten behoeve van de binnenvaart) gerealiseerd. Op het moment dat het op een ligplaats dermate druk is met binnenschepen dat geen aansluitingen meer beschikbaar zijn (bijvoorbeeld tijdens kerst of andere feestdagen), of voor binnenschepen die voor hun elektriciteitsvoorziening meer stroom nodig hebben dan de walstroomvoorziening kan leveren, kan het college ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod.

Toelichting bij Artikel 3.13 Verrichten van werkzaamheden

Dit artikel geeft regels over het verrichten van werkzaamheden aan schepen; hieronder vallen ook werkzaamheden die buitenboord of onderwater aan het schip plaatsvinden. Het verbod richt zich tot ‘eenieder’.

Grote reparaties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden echter vaak aan boord verricht door de eigen bemanning of door buitenstaanders. Het verrichten van reparaties kan onder bepaalde omstandigheden gevaren met zich meebrengen.

Teneinde te voorkomen dat een kleine scheepsreparatie buiten een werf of herstellingsinrichting tot een reparatie van grote omvang, met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur uitgroeit, is in het eerste lid, onder b, opgenomen dat de reparatieduur ten hoogste drie dagen mag duren. Als de werkzaamheden langer dan drie dagen in beslag nemen, kan ontheffing worden aangevraagd op grond van het tweede lid.

Toelichting bij Artikel 3.14 Ontsmetten van schepen

Omdat tijdens het gassen van ruimten aan boord van een schip (het ontsmetten) risico's kunnen ontstaan voor het havengebied is dit in beginsel verboden.

Het verbod te ontsmetten van het tweede lid is beperkt tot schepen die zijn geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm. Hierdoor worden alle containerschepen van de toepassing uitgesloten. Deze schepen hebben containers als lading onder gas aan boord en zouden dus allemaal een ontheffing dienen te krijgen, hetgeen niet wenselijk is. Het onder gas staan van te vervoeren containers is in de IMDG-Code geregeld, inclusief de labeling. Het onder gas zetten van containers geschiedt binnen een inrichting en valt onder de vergunningplicht uit de Wet milieubeheer. Er wordt tevens rekening met schepen die in het buitenland zijn beladen met aldaar (in de silo) aan de wal ontsmette lading, die in de haven wordt gelost. Deze lading kan eveneens bepaalde risico’s met zich meebrengen.

In het derde lid is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. In de praktijk zal de havenmeester namens het college bepalen of in het specifieke geval mag worden ontsmet en waar dat, met het oog op de veiligheid van de omgeving, dient plaats te vinden.

Toelichting bij Artikel 3.17 Zeescheepvaart

De ISPS code is een internationaal voorschrift dat verplicht tot maatregelen voor de beveiliging van schepen en havenvoorzieningen. De ISPS code regelt de veiligheidssituatie aan boord van schepen en op plaatsen waar schip en kade samenkomen.

In Wageningen zijn er geen havenfaciliteiten die structureel voldoen aan de ISPS code. Indien een bedrijf niet in het bezit is van een goedgekeurd veiligheidsplan mag deze geen zeeschepen behandelen. In incidentele gevallen kan er gebruik gemaakt worden van een eenmalig veiligheidsplan. De gemeente Wageningen beschikt in dit kader over een veiligheidsofficier (PSO).

Toelichting bij artikel 3.18 gebruik van (verkeers) objecten

Dit artikel is ondermeer opgenomen om te voorkomen dat bijvoorbeeld kleine schepen lantaarnpalen en/of verkeersborden gebruiken voor het afmeren

Toelichting Artikel 3.21 AIS-verplichting

Grote schepen, schepen met een lengte van 20 meter of meer hebben conform het RPR de verplichting om permanent de AIS-apparatuur ingeschakeld te hebben. Voor schepen die wat langer liggen zoals ook recreatieschepen kan dit bezwaarlijk zijn door het energieverbruik van de apparatuur. Ook het privacy aspect speelt hier een rol.

Toelichting bij Artikel 4.4 Betreden van woonruimten

In artikel 5:15 van de Awb, is bepaald dat een toezichthouder een woning niet mag betreden als de bewoner daar geen toestemming voor geeft. De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a van de Gemeentewet. Artikel 149a strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Het gaat hier om binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing in verband met de naleving van voorschriften inzake handhaving van de openbare orde of veiligheid en bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Het binnentreden in woningen behoort niet tot de bevoegdheden die afdeling 5.2 van de Awb aan iedere toezichthouder verleent. De bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang is in de Gemeentewet voor alle gevallen geregeld in artikel 125. De Algemene wet op het binnentreden is ook hier van toepassing, zodat voor binnentreden zonder toestemming van de bewoner een machtiging noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden maakt onderscheid tussen het bevoegd zijn tot binnentreden in een woning en het nodig hebben van een machtiging om tot binnentreden in een woning in een concreet geval over te mogen gaan. Artikel 149a attribueert aan de gemeenteraad de bevoegdheid om personen de bevoegdheid, en dus niet de machtiging, te verlenen tot binnentreden. Op grond van art. 5:27, tweede lid, van de Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het verlenen van deze machtiging. De bevoegdheid tot binnentreden zal slechts uitgeoefend mogen worden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak waarvoor binnen wordt getreden, nodig is.

Opgemerkt wordt dat onder het begrip ‘woning’ tevens een woning aan boord van een schip moet worden verstaan.