Regeling vervallen per 01-01-2003

Deelverordening Subsidiëring Godsdienst- en Vormingsonderwijs op openbare scholen voor primair onderwijs Wageningen 2003

Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2002

Intitulé

Deelverordening Subsidiëring Godsdienst- en Vormingsonderwijs op openbare scholen voor primair onderwijs Wageningen 2003

Considerans

De raad van de gemeente Wageningen,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 juni 2002;

Besluit:

vast te stellen de ‘Deelverordening subsidiëring Godsdienst- en vormingsonderwijs op scholen voor primair onderwijs Wageningen 2003’.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Inhoud/doelstelling verordening

  • 1. Op grond van deze deelverordening kunnen burgemeester en wethouders aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken en rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid als bedoeld in artikel 51 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 172 van de Wet op het voortgezet onderwijs, een subsidie verlenen in de kosten voortvloeiend uit het doen geven van godsdienst- of vormingsonderwijs aan leerlingen van de openbare en bijzonder neutrale scholen voor primair en voortgezet onderwijs in Wageningen.

  • 2. Onder kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, rechtspersonen en genootschappen op geestelijke grondslag worden voor de toepassing van deze deelverordening mede begrepen commissies en dergelijke, die geacht kunnen worden een of meer van deze kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, rechtspersonen en genootschappen te vertegenwoordigen.

Artikel 1.2 Relatie met Algemene Subsidieverordening

Op deze deelverordening is de Algemene Subsidieverordening Wageningen 1998 (nader te noemen: ASV) onverkort van toepassing, tenzij uit deze deelverordening anders blijkt.

Artikel 1.3 Begripsbepalingen

In deze deelverordening wordt verstaan onder:

schooljaar: het schooljaar dat loopt van 1 augustus tot en met 31 juli van het volgende kalenderjaar.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

Artikel 2.1 Beperking aantal leerkrachten

Het aantal van de op één school met het godsdienst- en vormingsonderwijs belaste leerkrachten dient bijvoorbeeld door samenwerking van de daarvoor in aanmerking komende kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, rechtspersonen en genootschappen als bedoeld in artikel 1.1 - zoveel mogelijk beperkt te worden.

Artikel 2.2 Eisen gesteld aan de leerkrachten en het godsdienst- en vormingsonderwijs

  • 1. Het godsdienst- en vormingsonderwijs dient op psychologisch-didactisch verantwoorde wijze te worden gegeven, bij voorkeur door speciaal voor dit onderwijs benoemde leerkrachten.

  • 2. Het godsdienst- en vormingsonderwijs wordt in de schoolgebouwen gegeven aan de leerlingen van de daarvoor in aanmerking komende klassen.

  • 3. Het godsdienst- en vormingsonderwijs dient gedurende het gehele schooljaar aan de daarvoor in aanmerking komende leerlingen te worden gegeven, echter niet gedurende de in het schoolplan voor elke school vastgestelde vakanties.

  • 4. De duur van elke les bedraagt tenminste 45 minuten voor het basisonderwijs en tenminste 30 minuten voor het speciaal basisonderwijs.

  • 5. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienst- en vormingsonderwijs berust bij de kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken, rechtspersonen en genootschappen als bedoeld in artikel 1.1, die dit onderwijs doen geven.

  • 6. De voor het geven van godsdienst- en vormingsonderwijs aangewezen leerkrachten onthouden zich tijdens hun in deze deelverordening bedoelde lessen van het voeren van propaganda, hetzij voor het bijzonder onderwijs, hetzij voor enige kerkelijke richting en/of geestelijke stroming.

  • 7. De met het geven van godsdienst- en vormingsonderwijs belaste personen gedragen zich naar de aanwijzingen van de directeur van de school en verstrekken alle door hem verlangde inlichtingen. De aanwijzingen mogen echter geen betrekking hebben op de inhoud van het godsdienst- en vormingsonderwijs.

  • 8. De voor het geven van godsdienst- en vormingsonderwijs aangewezen leerkrachten onthouden zich tijdens hun in deze verordening bedoelde lessen van het voeren van propaganda, hetzij voor het bijzonder onderwijs, hetzij voor enig kerkelijke, levensbeschouwelijke of geestelijke stroming.

Hoofdstuk 3 Subsidiegrondslag, -normbedrag en -berekening

Artikel 3.1 Subsidie op basis van prestatie-eenheden

De subsidieverstrekking op grond van deze deelverordening geschiedt op basis van prestatie-eenheden als bedoeld in artikel 3.2 van de ASV.

Artikel 3.2 Normbedrag

  • 1. De in artikel 1.1, eerste lid, bedoelde subsidie wordt bepaald op een bedrag per maand, dat overeenkomt met de beloning van een vakleerkracht bij het basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs over de daadwerkelijk gegeven lesuren, op grond van de daarvoor geldende salarisbepalingen, te verhogen met het bedrag van de bij die beloning behorende sociale lasten.

  • 2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid bedraagt echter nooit meer dan 80% van de door de in artikel 1.1 bedoelde instanties ten behoeve van het godsdienst- en vormingsonderwijs gedane uitgaven.

  • 3. Iedere leerling mag voor de berekening van de in het eerste lid bedoelde subsidie slechts eenmaal worden meegerekend.

Artikel 3.3 Bijzondere subsidie-eis

  • 1. Om voor de in artikel 1.1, eerste lid, bedoelde subsidie in aanmerking te komen dient iedere les bezocht te worden door tenminste 10 leerlingen dan wel 50% van het - op de wettelijke teldatum aanwezige - aantal leerlingen van het schooljaar (of de schooljaren) waartoe zij behoren.

  • 2. Hierbij kunnen leerlingen, die wegens ziekte of om andere redenen verhinderd zijn de les bij te wonen, voor het berekenen van de vergoeding meegerekend worden, indien zij naar het oordeel van burgemeester en wethouders geacht kunnen worden regelmatig aan dit onderwijs deel te nemen.

  • 3. Het aantal lesuren kan door burgemeester en wethouders beperkt worden, indien het mogelijk is dat aan leerlingen van twee of meer schooljaren gezamenlijk godsdienst- en vormingsonderwijs wordt gegeven.

Hoofdstuk 4 Administratieve bepalingen

Artikel 4.1 Aanvraag subsidie

Voor het verkrijgen van de in artikel 1.1, eerste lid, bedoelde subsidie zenden de in artikel 1.1 bedoelde instanties binnen vier weken na afloop van het schooljaar bij burgemeester en wethouders een opgave in, vermeldende voor elke school afzonderlijk:

  • a.

    de naam van degene(n), die met het geven van godsdienst- en/of vormingsonderwijs belast is (zijn) geweest;

  • b.

    het totaal aantal lesuren, dat werd gegeven;

  • c.

    de dagen en uren, gedurende welke deze lesuren zijn gegeven;

  • d.

    het aantal leerlingen, dat de bewuste lessen heeft bijgewoond, uitgesplitst per les;

  • e.

    de klassen, die godsdienst- en/of vormingsonderwijs hebben ontvangen.

De opgave wordt, vóór de inzending, door het hoofd c.q. de directeur van de desbetreffende school gewaarmerkt.

Artikel 4.2 Verlening/vaststelling subsidie

De door burgemeester en wethouders aan de hand van de gedane opgave verleende subsidie geldt tevens als (definitieve) subsidievaststelling, overigens met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.3, tweede lid.

Artikel 4.3 Voorschotverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de in artikel 1.1 bedoelde instanties elk kwartaal een voorschot verlenen van een vierde deel van het in de gemeentebegroting geraamde bedrag.

  • 2. Bij de (definitieve) vaststelling van de subsidie wordt het eventueel bij voorschot te veel ontvangen bedrag aan de gemeente terugbetaald.

Artikel 4.4 Jaarverslag

De in artikel 1.1 bedoelde instanties zenden vóór 1 oktober van elk jaar aan burgemeester en wethouders een jaarverslag over het daaraan voorafgaande op 31 juli geëindigde schooljaar.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening of de ASV niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 5.2 Citeertite

Deze verordening kan worden aangehaald als: Deelverordening Subsidiëring Godsdienst- en Vormingsonderwijs op openbare scholen voor primair onderwijs Wageningen 2003.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003.

  • 2. Op dat moment vervalt de Verordening subsidiëring godsdienst- en vormingsonderwijs op gemeentelijke openbare scholen 1979, laatstelijk herzien op 25 augustus 1980.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 16 september 2002, nr. 02/11782, afd. Mwo.