Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers

Geldend van 01-01-2005 t/m heden

Intitulé

BOETEVERORDENING WET INBURGERING NIEUWKOMERS

De Raad van de gemeente Wassenaar;

gelet op artikel 147, eerste lid van de gemeentewet, alsmede gelet op artikel 47 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand;

tevens gelet op de artikelen 17, 18, 19 en 20 van de Wet inburgering nieuwkomers, artikel 18 van de Wet Werk en Bijstand en de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat het opleggen van boetes bij het niet nakomen van uit de Wet inburgering nieuwkomers voortvloeiende verplichtingen bij verordening geregeld dient te worden;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.13 september 2004,

raadsvoorstel no. 04084 ;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Wet inburgering nieuwkomers (WIN);

  • b.

    WWB: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    nieuwkomer: een persoon als genoemd in artikel 1, aanhef en onder a. van de wet;

  • d.

    norm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar;

  • f.

    bestuurlijke boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18, lid 1, van de wet;

  • g.

    Afstemmingsverordening: de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Opdracht college

Het college neemt bij toepassing van artikel 18, lid 1, van de wet de bepalingen van dit besluit in acht, onverminderd de wettelijke bepaling dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van het feit, de omstandigheden waarin de nieuwkomer verkeert en de mate van verwijtbaarheid (artikel 18, lid 2 van de wet) en de mogelijkheid in geval van dringende redenen af te zien van het opleggen van een maatregel (artikel 18 lid 4, van de wet).

Hoofdstuk 2. Boetebepalingen

Artikel 3. Hoogte van de boete

  • 1. De bestuurlijke boete die voor de nieuwkomer geldt bedraagt onverminderd het bepaalde in artikel 2:

    • a.

      10% van de norm bij het niet of in onvoldoende mate meewerken bij de uitvoering van het bepaalde in artikel 2, lid 1 en artikel 4, lid 4 van de wet.

    • b.

      20% van de norm bij het niet of in onvoldoende mate meewerken aan het bepaalde in artikel 8, artikel 9, lid 1, artikel 10, lid 3 en artikel 12, lid 1 van de wet.

  • 2. De hoogte van de bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid, wordt eenmalig verdubbeld, indien de nieuwkomer zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een bestuurlijke boete is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Met een besluit waarmee een bestuurlijke boete is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 4, lid 2.

  • 4. Indien het college heeft vastgesteld dat de betrokken nieuwkomer niet onder de werking van de WIN valt, wordt de bestuurlijke boete ambtshalve ingetrokken.

  • 5. Het college legt in beleidsregels vast in welke gevallen de hoogte van de bestuurlijke boete kan afwijken van het bepaalde in lid 1.

Artikel 4. Afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van dringende redenen.

  • 3. Het college legt in beleidsregels vast in welke gevallen wordt afgezien van het opleggen van een bestuurlijke boete. De belanghebbende wordt hiervan schriftelijk mededeling gedaan.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers”.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2005.

Ondertekening

Wassenaar, 27 september 2004

De Raad voornoemd,

de Griffier, de Voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de WIN en in de WWB.

In de verordening wordt het begrip ‘belanghebbende’ gebruikt. Dit begrip wordt in artikel 1:2, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omschreven als ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.

Artikel 2. Opdracht college

Als gevolg van de inwerkingtreding van de WWB is de Algemene Maatregel van Bestuur waarin het opleggen van boetes voor inburgeraars in het kader van de WIN (Boetebesluit WIN) was geregeld, komen te vervallen. Op grond van artikel 47 van de Invoeringswet WWB komt hiervoor in de plaats een gemeentelijke verordening.

In artikel 18 van de WIN wordt aan het college voorgeschreven dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd wanneer de nieuwkomer niet meewerkt aan het inburgeringonderzoek, het educatief programma, maatschappelijke begeleiding en doorgeleiding naar een instantie die zorgdraagt voor verdere scholing of voor toegang tot de arbeidsmarkt, voor zover de nieuwkomer daarvoor in aanmerking komt. Het beoordelen of een boete opgelegd moet worden, is niet een bevoegdheid maar een verplichting voor het college.

In artikel 18 lid 2 is geregeld dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van het feit, de omstandigheden waarin de nieuwkomer verkeert en de mate van verwijtbaarheid. Indien iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt ziet het college af van een boete.

Artikel 3. Hoogte van de boete

In artikel 47 van de Invoeringswet WWB is geregeld dat de hoogte van de boetes dient te worden geregeld in een door de gemeenteraad vastgestelde verordening.

In artikel 18 van de WIN is tevens bepaald dat de boete wordt afgestemd op de ernst van het feit, de omstandigheden van de nieuwkomer en de verwijtbaarheid. Met de bepaling van de hoogte van de boetes en de differentiëring hierin is aansluiting gezocht met de Afstemmingsverordening WWB. De boete voor de onder lid 1a respectievelijk lid 2a genoemde gedragingen is gelijk aan de maatregel voor dezelfde gedraging op grond van de Afstemmingsverordening.

De Invoeringswet WWB kent voor wat betreft de WIN geen bijzonder overgangsrecht. Dit heeft tot gevolg dat de boeteverordening WIN, na de inwerkingtreding, op alle gevallen van toepassing is, dus ook op gedragingen die voor de inwerkingtreding van deze verordening hebben plaatsgevonden. Als de boete in de boeteverordening lager is dan die in het Boetebesluit inburgering nieuwkomers zal deze hogere boete op grond van algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet kunnen worden opgelegd voor gedragingen die zich voor de inwerkintreding van de verordening hebben voorgedaan.

De boeteverordening bevat de standaardhoogte van de boete. Het college zal echter op grond van wettelijke bepalingen bij elke op te leggen boete moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken nieuwkomer afwijking van de hoogte van de voorgeschreven standaardboete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verzwaring als een matiging inhouden.

Ingeval van recidive binnen 12 maanden na de eerste boeteoplegging wordt de boete verdubbeld. Dit kan eenmalig. Indien de belanghebbende na toepassing van de verdubbeling opnieuw, zich opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging, zal opnieuw de reeds verdubbelde boete worden opgelegd.

In het derde lid is een mogelijkheid opgenomen om de bestuurlijke boete in te trekken. Het kan voorkomen dat voor personen ten onrechte wordt aangenomen dat zij vallen onder de werking van de WIN. In die gevallen moet het afwikkelen van de boeteprocedure zo eenvoudig mogelijk kunnen worden gerealiseerd.

Overigens is in de WIN geregeld dat in geval het gaat om een nieuwkomer die bijstand op grond van de WWB ontvangt, een boete achterwege blijft als voor dezelfde gedraging een maatregel in de vorm van een verlaging van de bijstand is opgelegd. Dit betekent dat deze verordening alleen geldt voor personen die geen bijstandsuitkering levensonderhoud ontvangen.

Artikel 4. Afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete

In artikel 18 lid 4 van de wet is reeds geregeld dat het college kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Omdat binnen de regelgeving van de wet al voldoende ruimte is overgelaten voor beoordelen en afstemmen van de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende zal er slechts in uitzonderlijke situaties aanleiding zijn om toepassing aan deze bepaling te geven. De dringende redenen kunnen geen verband houden met de omstandigheden waaronder een verplichting niet is nagekomen, maar uitsluitend gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de gevolgen die een bestuurlijke boete voor een belanghebbende heeft.

In beleidsregels zal worden vastgesteld in welke gevallen wordt afgezien van het opleggen van een boete.

Artikel 5. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Inwerkingtreding

In het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen.