Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014 Wassenaar

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014 Wassenaar

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • 1.

    In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Wassenaar;

    • b.

      Eigen auto: auto die op naam staat van de aanvrager of zijn partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs;

    • c.

      Verzamelinkomen: het gezamenlijke bedrag van het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkeiijk belang (box 2) en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (box 3), zoals opgenomen in de Wet inkomstenbelasting 2001. Het verzamelinkomen wordt vastgesteld door de Belastingdienst.

  • 2.

    Alle begrippen, die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Te bereiken resultaat: een schoon en leefbaar huis, beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 2 Toekenning persoonsgebonden budget

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsge­bonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting vindt plaats op verzoek van de aanvrager, nadat deze uitdrukkelijk is geïnformeerd over de voor- en nadelen hiervan.

Artikel 3 Omvang van het persoonsgebonden budget

De omvang van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt:

  • a.

    Wanneer het om ondersteuning in categorie A gaat € 15,19 per uur wanneer particulier wordt ingekocht;

  • b.

    Wanneer het om ondersteuning in categorie A gaat € 20,25 per uur wanneer wordt ingekocht via een erkende thuiszorginstelling;

  • c.

    Wanneer het om ondersteuning in categorie B gaat € 18,04 per uur wanneer particulier wordt ingekocht;

  • d.

    Wanneer het om ondersteuning in categorie B gaat € 24,05 per uur wanneer wordt ingekocht via een erkende thuiszorginstelling.

Artikel 4 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget

Indien het brutobudget lager is dan € 2500,-- wordt het budget in één keer uitbetaald. Is het brutobudget hoger dan € 2500 dan wordt het budget per half jaar uitbetaald.

Artikel 5 Verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    De controle op de besteding van het persoonsgebonden budget vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

  • 2.

    De budgethouder moet voor de controle op de besteding van het persoonsgebonden een overzicht van de salarisadministratie en een overeenkomst voor het verstrekken van hulp bij het huishouden aan het college overleggen.

Artikel 6 Controle van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    De steekproef zoals genoemd in artikel 22 van de Verordening heeft een omvang van tenminste 10% van het aantal verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 2.

    Bij verstrekkingen voor hulp bij het huishouden vanaf € 7.500,-, zal de controle voor 100% plaatsvinden. De controle vindt plaats na afloop van elk kalenderjaar.

  • 3.

    De verantwoording over het persoonsgebonden budget vindt plaats over het totaal van het toegekende bedrag van desbetreffend kalenderjaar.

  • 4.

    Over een bedrag van maximaal € 250,- per jaar hoeft geen verantwoording te worden afgelegd.

  • 5.

    Indien uit de controle blijkt dat het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college op grond van artikel 30 van de Verordening besluiten het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 3 Te bereiken resultaat: wonen in een geschikt huis

Artikel 7 Omvang van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget omvat de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-compenserende te verstrekken voorziening in natura.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget kan indien nodig worden aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten. Onder instandhoudingkosten worden verstaan: de kosten die noodzakelijk zijn om de verstrekte voorziening in stand te houden, in het bijzonder de kosten van onderhoud en reparatie en, voor zover noodzakelijk, de verzekeringskosten. Deze instandhoudingkosten worden jaarlijks vooraf betaald. De kosten bedragen 7% van het voor deze voorziening verstrekte persoonsgebonden budget met een maximum van € 250,- per jaar.

Artikel 8 Omvang van de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting bedraagt € 1.975,- indien het een belanghebbende betreft die op advies van het college naar een geschikte woning verhuist.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van:

    • a.

      € 718,79 per maand gedurende 6 maanden indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft ofwel de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden;

    • b.

      € 360,70 per maand gedurende 6 maanden indien de tijdelijke huisvesting niet- zelfstandige woonruimte betreft.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering wordt gebaseerd op de daarvoor geldende NIBUD normen. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van overgelegde rekeningen. De definitief toegekende financiële tegemoetkoming bedraagt niet meer dan de genoemde NIBUD normen.

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13 van de verordening bedraagt 100% van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten met een maximum van € 25.000.

Artikel 9 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming in de kosten van woonruimteaanpassing en huurderving wordt verstrekt aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget in de kosten van verhuizing en inrichting, tijdelijke huisvesting en woonvoorzieningen worden verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager dan wel de eigenaar van de woonruimte. Uitzondering hierop vormt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting. Deze wordt op declaratiebasis uitbetaald.

Artikel 10 Verantwoording van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Verantwoording van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen drie maanden na dagtekening van het besluit. Uitzondering hierop vormt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting. Deze tegemoetkoming wordt op declaratiebasis verstrekt en heeft een geldigheidsduur van maximaal twee jaar.

  • 2.

    De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 11 Controle persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

  • 1.

    De steekproef zoals genoemd in artikel 22 van de Verordening heeft een omvang van tenminste 10% van het aantal verstrekte persoonsgebonden budgetten.

  • 2.

    Verstrekkingen van een voorziening vanaf € 20,000,- worden altijd gecontroleerd. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking.

  • 3.

    Indien uit de controle blijkt dat het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college op grond van artikel 30 van de Verordening besluiten het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 4 Te bereiken resultaat: Zich verplaatsen in om en nabij de woning

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget bij koop en huur

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf inclusief standaard fabrieksopties (A) en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering (B). Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het derde lid, ten hoogste:

 

Soort voorziening

Totaal

(A+B)

Aanschaf

(A)

Verzekering en onderhoud voor hele periode (B)

1

duwwandelwagen voor continu gebruik

€ 3.450 -

€ 2.950,-

€ 500,-

2

handbewogen rolstoel voor

incidenteel/kortdurend

gebruik

€ 525,-

€ 400,-

€ 125,-

3

handbewogen rolstoel voor

(semi-)permanent/algemeen

gebruik

€ 1.375,-

€ 1.125,-

€ 250,-

4

handbewogen rolstoel voor actief gebruik

€ 2.600,-

€ 2.100-

€ 500,-

5

elektrische rolstoel voor (semi-)permanent gebruik, primair binnen, maar ook om het huis

€ 9.000,-

€ 6.600,-

€ 2.400,"

6

elektrische rolstoel voor (semi-)permanent gebruik, primair buiten, maar ook binnenshuis

€10.250,-

€ 7.900,-

€ 2.350,-

  • 2.

    Indien de aanvrager het persoonsgebonden budget aanwendt voor het huren van een rolstoel, ontvangt hij per kalenderjaar het in het eerste lid genoemde totaalbedrag (A + B), gedeeld door het aantal gebruiksduurjaren als bedoeld in het vierde lid. Bij overlijden of verhuizen van de aanvrager of het niet meer adequaat zijn van de rolstoel wordt het persoonsgebonden budget stopgezet.

  • 3.

    Bij de verstrekking van het persoonsgebonden budget stelt de gemeente een programma van eisen voor de rolstoel beschikbaar.

  • 4.

    De gemeente hanteert een gebruiksduur van 7 jaar voor een rolstoel.

  • 5.

    De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het persoonsgebonden budget aangeschafte rolstoel voldoende te laten onderhouden.

  • 6.

    De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het persoonsgebonden budget aangeschafte elektrische rolstoel een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten.

  • 7.

    De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de rolstoel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte. Hierbij geldt het in lid 1 genoemde maximum.

  • 8.

    De jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van een rolstoel wordt voor de eerste keer verstrekt in het jaar volgend op het jaar van aanschaf. In het jaar van aanschaf wordt een voorschot van € 50,- verstrekt op de tegemoetkoming voor kosten van verzekering.

  • 9.

    De meerkosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen worden voor 100% vergoed.

  • 10.

    Indien vast staat dat de aanvrager de rolstoel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de voorziening rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.

  • 11.

    Indien vanwege medische redenen binnen 7 jaar opnieuw een persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel.

  • 12.

    Indien degene aan wie een persoonsgebonden budget voor een rolstoel is toegekend, binnen 7 jaar verhuist, dan wordt het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel gevorderd, tenzij de gemeente van de nieuwe woonplaats de verstrekking overneemt.

    De restwaarde van de rolstoel wordt als volgt bepaald:

Bij verhuizing of overlijden van aanvrager of niet meer adequaat zijn van de voorziening

Restwaarde als percentage van verstrekt aanschafgedeelte van het PGB

~ in het eerste jaar

85%

~ in het tweede jaar

70%

~ in het derde jaar

55%

~ in het vierde jaar

40%

~ in het vijfde jaar

25%

~ in het zesde jaar

10%

Artikel 13 Sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget in de vorm van een gemaximeerd bedrag en is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van 3 jaar. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.820 (voor een periode van 3 jaar).

Hoofdstuk 5 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 14 Maximum vervoersvoorziening

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 15 van de verordening is een gemaximeerd bedrag. Voor de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt uitgegaan van de volgende bedragen:

    • a.

      De tegemoetkoming voor de kosten van het gebruik van een eigen auto bedraagt € 700 op jaarbasis; uitgaande van een bedrag van € 0,28 per kilometer;

    • b.

      De tegemoetkoming voor de kosten van het gebruik van een taxi bedraagt € 700 op jaarbasis;

    • c.

      De tegemoetkoming voor de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.700 op jaarbasis;

    • d.

      De tegemoetkoming voor de kosten van gebruik van een al dan niet aangepaste bruikleenauto bedraagt € 350 op jaarbasis, uitgaande van een bedrag van € 0,14 per kilometer.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor een niet zelfstandig wonende kan lager worden vastgesteld indien de betrokkene wordt geacht een lagere vervoersbehoefte te hebben.

  • 3.

    De onder het eerste en tweede lid genoemde vergoeding wordt op declaratiebasis dan wel op vertoon van de nota uitgekeerd.

  • 4.

    De declaraties dan wel nota’s dienen uiterlijk binnen één jaar na afloop van het betreffende kalenderjaar te zijn ingediend bij de gemeente.

  • 5.

    Als de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid samenloopt met een voorziening in de vorm van een scootmobiel geldt in afwijking van het bedrag in dat lid het volgende maximale bedrag:

    • a.

      Bij toepassing van het eerste lid, onder a en b, een normbedrag van € 544;

    • b.

      Bij toepassing van het eerste lid, onder c, een normbedrag van € 980;

    • c.

      Bij toepassing van het eerste lid, onder d, een normbedrag van € 250.

  • 6.

    Voor zover de behoefte van echtgenoten niet samenvallen, wordt nier meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

Artikel 15 Omvang van het persoonsgebonden budget voor scootmobielen koop en huur

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een scootmobiel omvat twee bestanddelen: een eenmalige vergoeding voor de aanschaf inclusief standaard fabrieksopties (A) en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering (B). Het persoonsgebonden budget bedraagt, rekening houdend met de kosten voor verzekering en onderhoud voor de gehele gebruiksperiode, als bedoeld in het derde lid, ten hoogste:

    • a.

      voor een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (8 km/uur): € 2.350,- (A)+ € 950,“ (B) = € 3.300,-;

    • b.

      voor een scootmobiel voor gebruik in de woonomgeving (10 km/uur): € 2.700 - (A)+ € 1.100,- (B) = € 3.800,-;

    • c.

      voor een scootmobiel voor langere afstanden en intensief gebruik (15 km/uur): € 3.600,- (A)+ € 1.350,- (B) = € 4.950,-.

  • 2.

    Indien de aanvrager het persoonsgebonden budget aanwendt voor het huren van een scootmobiel, ontvangt hij per kalenderjaar het in het eerste lid genoemde totaalbedrag (A + B), gedeeld door het aantal gebruiksduurjaren als bedoeld in het vierde lid. Bij overlijden of verhuizen van de aanvrager of het niet meer adequaat zijn van de scootmobiel wordt het persoonsgebonden budget stopgezet.

  • 3.

    Bij de verstrekking van het persoonsgebonden budget stelt de gemeente een programma van eisen voor de voorziening beschikbaar.

  • 4.

    De gemeente hanteert een gebruiksduur van 7 jaar voor een scootmobiel.

  • 5.

    De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het persoonsgebonden budget aangeschafte scootmobiel voldoende te laten onderhouden.

  • 6.

    De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het persoonsgebonden budget aangeschafte scootmobiel tenminste een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten.

  • 7.

    De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de scootmobiel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte.

  • 8.

    De meerkosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen worden voor 100% vergoed.

  • 9.

    De jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van een scootmobiel wordt voor de eerste keer verstrekt in het jaar volgend op het jaar van aanschaf. In het jaar van aanschaf wordteen voorschot van € 50,- verstrekt op de tegemoetkoming voor kosten van verzekering.

  • 10.

    Indien vast staat dat de aanvrager de scootmobiel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de scootmobiel rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.

  • 11.

    Indien vanwege medische redenen binnen 7 jaar opnieuw een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte scootmobiel.

  • 12.

    Indien degene aan wie een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel is toegekend, binnen 7 jaar verhuist, dan wordt het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte scootmobiel gevorderd, tenzij de gemeente van de nieuwe woonplaats de verstrekking overneemt.De restwaarde van de scootmobiel wordt als volgt bepaald:

Bij verhuizing of overlijden van aanvrager of niet meer adequaat zijn van de scootmobiel

Restwaarde als percentage van verstrekt aanschafqedeelte van het Pgb

~ in het eerste jaar

85%

~ in het tweede jaar

70%

~ in het derde jaar

55%

~ in het vijfde jaar

40%

~ in het vierde jaar

25%

~ in het zesde jaar

10%

Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 16 Omvang van de eigen bijdrage

  • 1.

    De maximale eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23 van de Verordening is voor:

    • a.

      Hulp bij het huishouden Categorie A natura € 20,25 per uur.

    • b.

      Hulp bij het huishouden Categorie B natura € 24,05 per uur.

  • 2.

    De eigen bijdrage voor een woningaanpassing is maximaal in 39 periodes van 4 weken verschuldigd.

Artikel 17

  • 1.

    Geen persoonsgebonden budget wordt toegekend indien het woningaanpassingen van bouwkundige of woontechnische aard aan een huurwoning betreft.

  • 2.

    Geen persoonsgebonden budget wordt toegekend indien de vervoersvoorziening collectief vervoer betreft.

Artikel 18 Categorieën van hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden kan door het college worden verstrekt op grond van de volgende categorieën:

  • 1.

    Categorie A: op de woning gerichte huishoudelijke werkzaamheden, indien noodzakelijk aangevuld met werkzaamheden gericht op de persoonlijke eigendommen.

  • 2.

    Categorie B: categorie A, aangevuld met organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperking, indien noodzakelijk ook aangevuld met het verzorgen en opvangen van jonge kinderen en eventueel aangevuld met activiteiten bij een ontregelde huishouding.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 19 Bijzondere omstandigheden

Indien de omstandigheden en mogelijkheden van belanghebbende en gezin daartoe aanleiding geven, kan de voorziening worden verstrekt in afwijking van één of meer bepalingen in dit Besluit.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014. Op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit wordt het vorige Besluit ingetrokken.

Artikel 21 Citeerartikel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit voorzieningen Maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Wassenaar.

Ondertekening

Wassenaar, 17 december 2013
Burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar,
De secretaris de burgemeester,
Wilma Atsma Jan Hoekema