Regeling vervallen per 20-07-2016

Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar

Geldend van 01-07-2013 t/m 19-07-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar

Raadsbesluit

Z-8280-WS\1028 Raad

De gemeenteraad van Wassenaar,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 mei 2013;

gelet op de artikelen 147, eerste lid en 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de: Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.

  • b.

    Aanvrager: een rechtspersoon, naar burgerlijk recht of als bedoeld in Boek 2 van het BW of een rechtspersoon i.o., die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt het behartigen van belangen, het organiseren van activiteiten op terreinen waarop deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen die zijn ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en publiekrechtelijke instanties.

  • c.

    Activiteit: een bezigheid van een aanvrager ter verwezenlijking van zijn doelstelling.

  • d.

    Beschikking: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

  • e.

    Boekjaar: kalenderjaar.

  • f.

    Categorie 1 subsidie: een jaarlijkse of eenmalige subsidie van maximaal € 5.000,=.

  • g.

    Categorie 2 subsidie: een jaarlijkse of eenmalige subsidie van meer dan € 5.000,=.

  • h.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar.

  • i.

    Eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken.

  • j.

    Egalisatiereserve: als bedoeld in artikel 4:72 van de wet.

  • k.

    Formulier: een door het college vastgesteld document waarmee de verlening of vaststelling van een subsidie aangevraagd dient te worden.

  • l.

    Jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een aanvrager voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt. De subsidie wordt verstrekt voor projecten of activiteiten die tot de reguliere bezigheden van de aanvrager behoren.

  • m.

    Kostprijs, directe de som van de aan de activiteit verbonden materiaalkosten, de accommodatiekosten (vast of variabel) en eventueel de kosten van inhuur van beroepskrachten, verminderd met de bijdrage van deelnemers of bekostiging door derden.

  • n.

    Kostprijs, integrale de integrale kostprijs van een activiteit is het tarief maal het aantal uren van die activiteit min de kosten van die activiteit (bijvoorbeeld materiaalkosten) plus de opbrengsten van die activiteit (bijvoorbeeld bijdrage van de deelnemers aan die activiteit).

  • o.

    Offerte een ingevuld formulier dat te leveren prestaties (inhoud, hoeveelheid en kosten van de activiteiten) omschrijft en begroot op basis van een integrale-kostprijsberekening.

  • p.

    Prestatie-eenheid een tel-eenheid in uren van logische en zinvol geclusterde handelingen binnen een activiteit (bijvoorbeeld één spreekuur; één bijeenkomst; etc).

  • q.

    Projectplan een ingevuld formulier dat te leveren prestaties (inhoud, hoeveelheid en kosten van de activiteiten) omschrijft en begroot op basis van een directe kostprijsberekening.

  • r.

    Raad: de raad van de gemeente Wassenaar.

  • s.

    Subsidieperiode: de periode van minimaal één en maximaal vier jaar waarvoor subsidie kan worden verleend of de duur van de eenmalige activiteit tot maximaal vier jaar.

  • t.

    Subsidieplafond het door het college vastgestelde bedrag dat gedurende een subsidieperiode ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidie krachtens deze verordening.

  • u.

    Tarief de kostprijs van één uur inzet van een beroepskracht voor de levering van een prestatie-eenheid die wordt samengesteld door de som van de vaste lasten en baten van de organisatie te delen door het totaal van de voorraad direct productieve uren binnen een organisatie.

  • v.

    Voorschot: een bedrag dat een aanvrager ontvangt naar aanleiding van de beschikking tot subsidieverlening.

  • w.

    Voorziening: een fonds, waaruit op een nader tijdstip aanschaffingen en vervangingen van duurzame goederen of gecalculeerde risico’s gefinancierd worden.

  • x.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • y.

    Winst: de belastbare winst, als bedoeld in artikel 7, lid 3 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.

Artikel 1.2 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op alle subsidiëringen door het college, indien en voor zover er geen door de gemeente uit te voeren bekostigingsregeling van het Rijk, van de Provincie of van een Gemeenschappelijke Regeling van toepassing is.

Artikel 1.3 Bevoegdheden

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college stelt formulieren vast voor het aanvragen van het verlenen van een subsidie en het aanvragen van het vaststellen van een subsidie.

Artikel 1.4 Voorschriften voor het indienen van een aanvraag

  • 1. De aanvrager gebruikt voor het indienen van een aanvraag het formulier.

Artikel 1.5 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt jaarlijks via de programmabegroting de bedragen vast die voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn.

  • 2. Het college is bevoegd om - met inachtneming van de bedragen als bedoeld in lid 1- jaarlijks voorafgaand aan een subsidieperiode één of meerdere subsidieplafonds vast te stellen.

  • 3. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

Artikel 1.6 Afzien van evaluatie subsidiëring

Voor subsidiëring op grond van deze verordening geldt niet de verplichting als bedoeld in artikel 4:24 van de wet.

Artikel 1.7 Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 4:34 lid 1 van de wet.

Artikel 1.8 Toepassing van de wet

Afdeling 4.2.8. (per boekjaar verstrekte subsidie aan rechtspersonen) van de wet is van toepassing.

Hoofdstuk 2 Subsidieaanvraag

Artikel 2.1 Datum van indiening

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie met betrekking op subsidiejaar 2014 wordt tussen 1 juli 2013 en 30 september 2013 ingediend.

  • 2. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie met betrekking op subsidiejaar 2015 of daarop volgende jaren wordt vóór 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ingediend.

  • 3. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ten minste 8 weken voor uitvoering van de activiteit ingediend.

Artikel 2.2 Te overleggen bescheiden Categorie 1 subsidie

  • 1. Bij de aanvraag dienen in elk geval te worden overgelegd:

      • a.

        een (meerjaren)plan met voorgenomen activiteiten.

      • b.

        een (meerjaren)begroting van inkomsten en uitgaven behorend bij het plan met een toelichting op de begroting.

      • c.

        een jaarrekening en balans van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag is ingediend, waaruit het eigen vermogen van de aanvrager blijkt;

      • d.

        een opgave van het aantal deelnemers of leden aan de activiteiten;

      • e.

        een opgave van de eventuele contributie van leden of de bijdrage die van deelnemers aan de activiteit per persoon wordt gevraagd.

  • 2. Een aanvrager die voor de eerste keer in aanmerking wenst te komen voor subsidie voegt bij de aanvraag de volgende gegevens toe:

    • a.

      een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de aanvrager;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling op het tijdstip van het indienen van de aanvraag;

    • c.

      een uittreksel van inschrijving bij Kamer van Koophandel (bij een eerste aanvraag).

  • 3. Indien in de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens wijzigingen optreden, worden deze zo spoedig mogelijk overgelegd aan de gemeente.

Artikel 2.3 Te overleggen bescheiden Categorie 2 subsidie

  • 1. Bij de aanvraag dienen in elk geval te worden overgelegd:

    • a.

      een (meerjaren)plan met voorgenomen activiteiten. Hierbij geldt voor aanvragers die geen werkgever zijn dat de kosten van de activiteiten zijn berekend op basis van directe kosten. Voor aanvragers die wel werkgever zijn geldt dat de kosten van de activiteiten zijn gebaseerd op een integrale-kostprijsberekening.

    • b.

      een (meerjaren)begroting van inkomsten en uitgaven behorend bij het plan met een toelichting op de begroting.

    • c.

      een jaarrekening en balans van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de subsidieaanvraag is ingediend, waaruit het eigen vermogen van de aanvrager blijkt;

    • d.

      een opgave van het aantal deelnemers of leden aan de activiteiten;

    • e.

      een opgave van de eventuele contributie van leden of de bijdrage die van deelnemers aan de activiteit per persoon wordt gevraagd.

  • 2. Een aanvrager die voor de eerste keer in aanmerking wenst te komen voor subsidie voegt bij de aanvraag de volgende gegevens toe:

    • d.

      een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de aanvrager;

    • e.

      een opgave van de bestuurssamenstelling op het tijdstip van het indienen van de aanvraag;

    • f.

      een uittreksel van inschrijving bij Kamer van Koophandel (bij een eerste aanvraag).

  • 3. Indien in de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens wijzigingen optreden, worden deze zo spoedig mogelijk overgelegd aan het college.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 3.1 Beschikkingstermijn

  • 1. Op een aanvraag tot verlening van een jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk 31 december van het jaar van indiening beslist.

  • 2. Op een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt binnen acht weken na indiening van de aanvraag beslist.

Artikel 3.2 Besluit tot subsidieverlening

Naast hetgeen is bepaald in de artikelen 4:30, 4:31 en 4:32 van de wet bevat het besluit tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    de eisen die worden gesteld aan de hoogte van de contributie van de leden van de aanvrager; de bijdragen van deelnemers aan activiteiten of tarieven.

  • b.

    de wijze van betaling van het subsidiebedrag.

  • c.

    een goedgekeurd projectplan of een goedgekeurde offerte maken deel uit van het besluit.

Artikel 3.3 Weigeringsgronden

Naast de in artikel 4:25 lid 2 en artikel 4:35 van de wet genoemde weigeringsgronden wordt subsidie geweigerd als

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet gericht zijn op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente.

  • b.

    de activiteiten niet in Wassenaar plaatsvinden, met uitzondering van mondiaal beleid.

  • c.

    uit bij de aanvraag overgelegde bescheiden blijkt dat de aanvrager zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden;

  • d.

    aanvrager de kosten van de activiteiten waarvoor hij subsidie aanvraagt zelf kan dragen, hetzij uit eigen middelen hetzij uit bijdragen van derden;

  • e.

    niet voldaan wordt aan deze verordening of aan de vastgestelde beleidsregels of de activiteiten niet passen in gemeentelijk beleid;

  • f.

    de aanvrager niet in het belang van de plaatselijke gemeenschap werkt of gebruik maakt vanmiddelen die naar het oordeel van het college in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • g.

    de activiteiten van of het lidmaatschap van een aanvrager niet openstaan voor alle inwoners van de gemeente, uitgezonderd als de activiteiten bedoeld zijn voor speciale doelgroepen, die als zodanig door het college of door de raad zijn erkend.

  • h.

    de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de activiteiten niet bij de aanvrager ligt.

Artikel 3.4 Intrekken of wijzigen

Naast de in afdeling 4.2.6 van de wet genoemde gevallen kan het college het besluit tot subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of wijzigen als de aanvrager niet meer voldoet aan de criteria voor subsidieverlening volgens deze verordening.

Artikel 3.5 Meerjarige subsidie

  • 1. Het college kan voor maximaal 4 boekjaren subsidie verlenen.

  • 2. Verlening voor meer dan één jaar geschiedt met toepassing van artikel 1.8.

  • 3. Indien een meerjarige subsidie is verleend en de budgettaire positie daartoe aanleiding geeft, kan het college tot tussentijdse vermindering van de subsidie overgaan onder gelijktijdige aanpassing van de afgesproken prestaties.

Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling

Artikel 4.1 Termijn van indiening

  • 1. Het besluit tot verlening van een Categorie 1 subsidie is tevens de vaststelling.

  • 2. Het college kan de aanvrager van een Categorie 1 subsidie verplichten om jaarlijks voor 1 juli na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk binnen 6 maanden na afloop van de activiteit(en) een inhoudelijk en financieel verslag van deze activiteit(en) in te dienen.

  • 3. De aanvrager van een Categorie 2 subsidie, die tevens een jaarlijkse subsidie is, dient:

    • -

      indien de subsidie voor 1 jaar is verleend, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk binnen 6 maanden na het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling in.

    • -

      indien de subsidie voor 2 jaar is verstrekt, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van twee kalenderjaren, respectievelijk binnen 6 maanden na het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling in. De aanvrager dient de subsidie wel tussentijds te verantwoorden, d.w.z. binnen 6 maanden na ieder subsidiejaar een inhoudelijk en financieel jaarverslag in te dienen.

    • -

      indien de subsidie voor 3 jaar is verstrekt, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van drie kalenderjaren, respectievelijk binnen 6 maanden na het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling in. De aanvrager dient de subsidie wel tussentijds te verantwoorden, d.w.z. binnen 6 maanden na ieder subsidiejaar een inhoudelijk en financieel jaarverslag in te dienen.

    • -

      indien de subsidie voor 4 jaar is verstrekt, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van vier kalenderjaren, respectievelijk binnen 6 maanden na het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling in. De aanvrager dient de subsidie wel tussentijds te verantwoorden, d.w.z. binnen 6 maanden na ieder subsidiejaar een inhoudelijk en financieel jaarverslag in te dienen.

  • 3. De aanvrager van een Categorie 2 subsidie, die tevens een eenmalige subsidie is, dient binnen 12 weken na afloop van de activiteit(en) een aanvraag tot vaststelling in.

Artikel 4.2 Te overleggen bescheiden voor de vaststelling van een Categorie 2 subsidie tot in totaal € 50.000 per jaar

  • 1. De aanvraag tot vaststelling bevat ten minste de volgende stukken:

    • a.

      een inhoudelijk verslag over het afgelopen subsidietijdvak. Dit verslag bevat in ieder geval een vergelijking tussen de voorgenomen en geleverde prestaties, evenals een toelichting op de verschillen. Het verslag is gerelateerd aan het ingediende (meerjaren)plan;

    • b.

      een financieel verslag over het afgelopen subsidietijdvak. Dit verslag bevat een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. Het overzicht is gerelateerd aan de ingediende (meerjaren)begroting;

    • c.

      een balansoverzicht van het totaal van de aanvrager over het voorafgaande boekjaar.

  • 2. De aanvrager is vrijgesteld van het indienen een getrouwheidsverklaring van een accountant bij het financiële verslag (artikel 4.78 van de wet).

Artikel 4.3 Te overleggen bescheiden voor de vaststelling van een Categorie 2 subsidie boven in totaal € 50.000 per jaar

  • 1. De aanvraag tot vaststelling bevat tenminste de volgende stukken:

    • a.

      een inhoudelijk verslag over het afgelopen subsidietijdvak. Dit verslag bevat in ieder geval een vergelijking tussen de voorgenomen en geleverde prestaties, evenals een toelichting op de verschillen. Het verslag is gerelateerd aan het ingediende (meerjaren)plan;

    • b.

      een financieel verslag en, voor zover van toepassing, een jaarrekening over het afgelopen subsidietijdvak. Dit verslag bevat een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. Het overzicht is gerelateerd aan de ingediende (meerjaren)begroting;

    • c.

      een balansoverzicht van het totaal van de aanvrager over het voorafgaande boekjaar.

    • d.

      een getrouwheidsverklaring van een accountant.

  • 2. Het college kan bij de subsidieverlening vrijstelling of ontheffing verlenen van lid 1d.

Artikel 4.4 Beslistermijn

  • 1. Het college beschikt op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college stelt het subsidiebedrag voor meer boekjaren vast voor 1 oktober van het jaar volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Het college kan de termijn eenmalig met 12 weken verlengen en doet daarvan mededeling aan de betreffende aanvrager.

Artikel 4.5 Beoordeling subsidievaststelling

  • 1. De subsidie wordt vastgesteld aan de hand van de door de aanvrager ingeleverde rapportages en overige bescheiden.

  • 2. Aan de hand van de complete lijst met bescheiden conform artikel 4.2 of 4.3 wordt vastgesteld of de activiteiten en prestaties zowel naar aard, omvang als kwaliteit tot stand zijn gebracht door de aanvrager zoals vastgelegd in de subsidieverlening.

    • a.

      Indien ten minste de activiteiten tot stand zijn gebracht zoals deze zijn vastgelegd in de subsidieverlening, wordt subsidie vastgesteld op het bij de verlening aangegeven bedrag.

    • b.

      Indien de activiteiten zoals deze zijn vastgelegd in de subsidiebeschikking niet of in mindere mate tot stand zijn gebracht wordt de subsidie evenredig lager vastgesteld.

Hoofdstuk 5

Artikel 5.1 Egalisatiereserve, bestemmingsreserve en voorziening

  • 1. Een aanvrager vormt een egalisatiereserve.

  • 2. Een aanvrager dient aan het einde van de periode waarvoor subsidie is verleend het voordelig of nadelig saldo toe te voegen of te onttrekken aan de egalisatiereserve.

  • 3. De egalisatiereserve mag in verhouding tot het totaal aan inkomsten per jaar de verhouding 1:8 niet overschrijden. Het aan de egalisatiereserve toe te voegen subsidiebedrag bedraagt in ieder geval niet meer dan 10% van de verleende subsidie, mits de egalisatiereserve de maximaal toegestane hoogte nog niet heeft bereikt. Ingeval van meerdere subsidieverstrekkers, is dit 10% van het relatieve aandeel van het college ten opzichte van het totaalbedrag van alle subsidieverstrekkers.

  • 4. Het college kan aanvrager op verzoek toestemming verlenen of de verplichting opleggen, naast een egalisatiereserve, een of meerdere bestemmingsreserves of voorzieningen te hebben.

  • 5. Een verzoek genoemd in lid 4 dient schriftelijk ingediend te worden en gemotiveerd te zijn.

  • 6. Op een verzoek genoemd in lid 4 beslist het college binnen 12 weken na ontvangst van het verzoek.

Artikel 5.2 Afroming reserves en voorzieningen

Indien uit de financiële verantwoording blijkt dat een aanvrager, na de periode waarvoor subsidie is verleend, naar het oordeel van het college een te hoge egalisatiereserve heeft in relatie tot het gestelde in lid 3 van artikel 5.1 of bestemmingsreserves of voorzieningen heeft opgebouwd, anders dan de door het college vooraf goedgekeurde of verplicht gestelde reserves of voorzieningen, dan wordt het verleende subsidiebedrag bij vaststelling verlaagd met het bedrag waarmee de toegestane hoogte van de egalisatiereserve wordt overschreden of met het bedrag aan niet goedgekeurde of niet verplicht gestelde voorzieningen.

Artikel 5.3 Doelmatigheid

De aanvrager zorgt ervoor dat:

  • 1.

    doeleinden, gesteld in het plan van activiteiten, op doelmatige wijze worden nagestreefd;

  • 2.

    de werkzaamheden op een zodanige wijze worden geregeld dat een goed beleid en beheer worden gevoerd;

  • 3.

    de subsidie op een doelmatige wijze wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze wordt verleend.

Artikel 5.4 Administratie

De aanvrager zorgt ervoor dat:

  • 1.

    de administratie op overzichtelijke en doelmatige wijze wordt gevoerd;

  • 2.

    de administratie een juist, volledig en actueel beeld geeft van het functioneren van de aanvrager;

  • 3.

    van alle ontvangsten en uitgaven deugdelijke bewijsstukken aanwezig zijn;

  • 4.

    andere verplichtingen, die in de beschikking tot verlening zijn opgelegd, nagekomen worden.

Artikel 5.5 Wijzigingen

De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden relevante stukken overgelegd.

Artikel 5.6 Verzekeringen

  • 1. De aanvrager die een subsidie ontvangt, verzekert haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen risico van diefstal en brand en het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden. De aanvrager die een subsidie ontvangt, verzekert haar roerende zaken, haar onroerende zaken en vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van gesubsidieerde activiteiten op afdoende wijze tegen risico van diefstal en brand en het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden.

  • 2. De aanvrager verzekert voor vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van de gesubsidieerde activiteiten hun wettelijke aansprakelijkheid, tenzij de gemeente deze verzekering heeft geregeld.

Artikel 5.7 Overige verplichtinge

  • 1. De aanvrager is verplicht om mee te werken aan een onderzoek van de rekenkamercommissie, indien deze commissie daarom verzoekt.

Artikel 5.8 Vrijstelling of ontheffing van verplichtingen

Door het college kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het bepaalde in artikelen 5.4 tot en met 5.6.

Hoofdstuk 6 Uitbetaling subsidie

Artikel 6.1 Bevoorschotting

Vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie kan het college voorschotten verlenen.

Artikel 6.2 Betaling

Onder verrekening van de betaalde voorschotten wordt de vastgestelde subsidie binnen 6 weken na de subsidievaststelling betaald dan wel teruggevorderd, tenzij anders overeengekomen.

Hoofstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Hardheidsclausule

  • 1. Het college treft in alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is de nodige voorzieningen of neemt de nodige beslissingen.

  • 2. Het college kan het gestelde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing gelet op het belang van de aanvrager leidt tot een onbillijkheid van overwegenaard.

Artikel 7.2 Overgangsbepaling

  • 1. Op alle aanvragen en besluiten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend dan wel genomen, zijn de bepalingen van de in artikel 7.3 onder lid 2 genoemde Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar van toepassing.

  • 2. Op aanvragen tot vaststelling van subsidies ingediend na de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de in artikel 7.3 onder lid 2 Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar van toepassing, indien en voor zover het besluit tot verlening van subsidie op grond van die verordening is genomen.

  • 3. Op bezwaar- en beroepschriften gericht tegen besluiten genomen op grond van de in artikel 7.3 onder lid 2 genoemde de Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Deze verordening treedt op 1 juli 2013 in werking.

  • 2. Met ingang van de datum genoemd in het eerste lid worden ingetrokken:

    • -

      de Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar d.d. 14 december 2009.

    • -

      de Verordening tot wijziging van de Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de gemeenteraad van Wassenaar
gehouden op 10 juni 2013.
de griffier, de voorzitter,
drs. G. de Schipper-Tinga drs. J.Th. Hoekema

Nota-toelichting

TOELICHTING op de

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE WASSENAAR

I Algemene toelichting

  • 1.

    Algemeen

  • 2.

    Het begrip “subsidie”

  • 3.

    Procedurele aspecten

  • 4.

    Weigeringen, niet in behandeling nemen, maatregelen en sancties

  • 5.

    Rechtsbescherming

  • 6.

    Subsidieplafond

II Artikelsgewijze toelichting

I ALGEMENE TOELICHTING

1.Algemeen

Deze Algemene subsidieverordening (ASV) dient als een algemene verordening, een zogenaamde parapluverordening, die gemeentebreed van toepassing is. Niet alleen subsidies met betrekking tot welzijnsaanvragen, maar bijvoorbeeld ook sport- en milieusubsidies zullen overeenkomstig deze ASV worden aangevraagd, verleend, bevoorschot en vastgesteld.

De ASV dient rekening te houden met de subsidietitel 4.2 in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure die ook direct van toepassing is op de subsidie-verlening door het college van burgemeester en wethouders.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:23 lid 1) is in beginsel een wettelijk voorschrift (zoals een verordening) vereist voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Op dit uitgangspunt bestaan voor het gemeentelijk subsidiebeleid de volgende uitzonderingen:

  • a.

    Een wettelijk voorschrift is niet vereist indien de gemeentebegroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.

  • b.

    Een wettelijk voorschrift is bovendien niet vereist in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

Met deze verordening wordt voldaan aan het vereiste van een wettelijk voorschrift.

Het is gewenst dat voor alle gemeentelijke subsidies een basis is te vinden in een verordening. Door een wettelijk voorschrift kan duidelijkheid worden geschapen over de rechten en plichten van enerzijds de raad en het college van burgemeester en wethouders en anderzijds de subsidieaanvrager. Hiermee is het algemene beginsel van behoorlijk bestuur te weten het rechtszekerheidsbeginsel en daarnaast de doelmatigheid gediend.

Het effect van de omschrijving van de te subsidiëren activiteiten is tweeledig.

Op de eerste plaats is het wettelijk voorschrift essentieel voor het bepalen van de reikwijdte van de gemeentelijke subsidiëring. Daardoor bestaat voor de subsidieaanvragers zoveel mogelijk duidelijkheid omtrent de vraag wanneer zij voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen. De noodzaak een wettelijk voorschrift tot stand te brengen dwingt de raad en het college van burgemeester en wethouders zich af te vragen, welke doeleinden met de subsidieverstrekking worden nagestreefd en welke voorschriften en bevoegdheden noodzakelijk zijn om dat doel te bereiken. De verordening biedt ook de grondslag voor de uiteenlopende verplichtingen die aan de subsidieverlening worden verbonden.

Op de tweede plaats is er sprake van het effect dat op grond van de ASV budget beschikbaar dient te zijn. In de ASV is opgenomen dat de raad jaarlijks via de programmabegroting de bedragen vaststelt die voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn.

De verordening zorgt voor de verbinding van de subsidieverlening en het gemeentelijk begrotingsbeleid.

2.Het begrip “subsidie”

Artikel 4:21 van de Awb verstaat onder subsidie: “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuurs-orgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.”

Voor de inkadering van de gemeentelijk subsidieverlening is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader worden uiteengezet. Achtereenvolgens worden uiteengezet:

  • 2.1

    aanspraak op financiële middelen;

  • 2.2

    verstrekt door een bestuursorgaan (meestal het college van burgemeester en wethouders);

  • 2.3

    aanvrager;

  • 2.4

    activiteiten van de aanvrager (subsidie-ontvanger in spe);

  • 2.5

    anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan (meestal het college) geleverde goederen of diensten.

Ad 2.1 Aanspraak op financiële middelen

In het algemeen ontstaat een aanspraak op financiële middelen door een besluit van het college van burgemeester en wethouders (inzake de concrete subsidieaanvraag), inhoudende dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit is genomen, is het college van burgemeester en wethouders verplicht subsidie te betalen na uitvoering van de subsidiabele activiteit en als de verplichtingen die aan de subsidiëring zijn verbonden, worden nagekomen. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt.

Door een beschikking tot subsidieverlening (beschikking voorafgaand aan de subsidieperiode) wordt ten aanzien van de individuele subsidieaanvrager een besluit genomen en ontstaat een voorlopige aanspraak op de financiële middelen.

Door een beschikking tot subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd) wordt ten aanzien van de individuele subsidieaanvrager een besluit genomen en ontstaat definitief aanspraak op de financiële middelen.

Ad 2.2 verstrekt door een bestuursorgaan (meestal het college van burgemeester en wethouders)

Van subsidie is alleen sprake als de raad c.q. het college van burgemeester en wethouders (meestal het college) financiële middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen, vallen niet onder het subsidiebegrip van de ASV. Op deze regel bestaat één uitzondering, namelijk als de situatie zich voordoet dat een particuliere aanvrager - op grond van een door de raad genomen besluit - gelden verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak.

Ad 2.3 Aanvrager

Nu de wetgever het nodig achtte om in de Awb op te nemen dat naast rechtspersonen ook aan individuele, natuurlijke personen subsidie kan worden toegekend, is het begrip in deze verordening afgebakend door te beschrijven dat een aanvrager een rechtspersoon is.

Ad 2.4 Activiteiten van de aanvrager (subsidie-ontvanger in spe);Subsidie wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten van de subsidieaanvrager. Die activiteiten zullen in

de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van de subsidie duidelijk is. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen verstrekt als algehele of aanvullende inkomensvoorziening en donaties niet onder het subsidiebegrip vallen, omdat de activiteiten niet zijn benoemd.

Subsidiabele activiteiten dienen te passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid en dienen in

overwegende mate ten dienste te staan van de totaliteit van de inwoners van de gemeente Wassenaar (het algemeen belang) of van groepen of individuele Wassenaarse inwoners. Activiteiten die hieraan niet voldoen, komen in beginsel niet in aanmerking voor subsidie.

Ad 2.5 Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten

De levering van goederen en diensten (als activiteiten) zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip, omdat deze op commerciële basis èn in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijk rechtspersoon worden geleverd. De uitzondering is beperkt tot de levering aan de gemeente. Als de activiteit onder meer bestaat uit het door de ontvanger (van financiële middelen) aan een derde af te leveren of van een derde te verkrijgen voorziening, product of dienst op commerciële basis, dan is sprake van een subsidie. Of sprake is van subsidieverlening of een commerciële transactie moet aan de hand van de omstandigheden van het geval worden vastgesteld.

3.Procedurele aspecten

In de ASV wordt vooral het subsidieproces beschreven. Insteek daarbij is het vaststellen van een zo eenvoudig mogelijke procedure en toepassing ervan. Daarbij wordt opgemerkt dat de zwaarte van de subsidieprocedure wordt bepaald door het aantal handelingen in het proces van subsidiëring,

de vereisten en verplichtingen en de in te dienen stukken. De ASV hanteert de volgende elementen in de subsidieprocedure:

  • 3.1

    aanvraag

  • 3.2

    verlening

  • 3.3

    voorschotten

  • 3.4

    vaststelling

Ad 3.1 Aanvraag

Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende aan het college van burgemeester en wethouders een besluit te nemen. De Awb geeft regels waaraan een aanvraag dient te voldoen. Het gaat dan onder meer om de verplichting van de aanvrager voldoende informatie te verschaffen. In de verordening zijn op dit punt nadere bepalingen opgenomen. Tevens zijn regels opgenomen met betrekking tot de data of termijnen waarvoor uiterlijk een aanvraag moet worden ingediend.

Onderscheid wordt gemaakt tussen de aanvraag van een beschikking tot subsidieverlening en de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling. Een aanvraag wordt zo bezien gekenmerkt door eenzijdigheid. Deze eenzijdigheid doet niet geheel recht aan de bestaande praktijk. Bij sommige subsidies wordt veel waarde gehecht aan overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde aanvrager, juist ook in het stadium vóór de subsidieverlening. Tijdens het overleg wordt getracht zoveel mogelijk overeenstemming te verkrijgen over de door een aanvrager te leveren activiteiten en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag. Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt neergelegd in een document met subsidieafspraken, dat vervolgens een onlosmakelijk bestanddeel is van de beschikking tot subsidieverlening.

Het indienen van een aanvraag is een verantwoordelijkheid van het bestuur van een aanvrager. Tot die verantwoordelijkheid hoort het op de hoogte zijn van de regelgeving vastgesteld door de gemeente. Dat wil zeggen dat het op tijd indienen van een volledige aanvraag een volledige verantwoordelijkheid is van de aanvrager. Het zich verschuilen achter argumenten als “wij waren niet op de hoogte” geldt niet. Op grond van jurisprudentie geldt dat elke bestuurder geacht wordt zich op de hoogte te stellen en te houden van de regelgeving die het door hem/haar bestuurde aangaat.

Ad 3.2 Subsidieverlening

De subsidieverlening is geregeld in de hoofdstuk 2 van de ASV. De beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager aanspraak op financiële middelen verkrijgt. De subsidieverlening is niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de subsidie-ontvanger de activiteiten verricht en de verplichtingen nakomt, kan in beginsel niet op de subsidieverlening worden teruggekomen.

Aan de subsidieverlening en aan de subsidievaststelling worden verplichtingen (voorschriften) verbonden. De hier opgenomen verplichtingen zijn de standaardbepalingen die in het algemeen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen aan de subsidiëring bijzondere verplichtingen worden

verbonden die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Deze verplichtingen zullen na overleg met de subsidie-ontvanger worden vastgelegd in de beschikking.

Ad 3.3 Voorschotten

Op grond van de verordening (artikel 6.1) c.q. op grond van de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorschotten worden verleend. Voorschotten zijn bedragen die naar aanleiding van de beschikking tot subsidieverlening worden uitgekeerd aan de aanvrager gedurende het boekjaar of een andere periode waarbinnen de betreffende activiteiten dienen te worden uitgevoerd, vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie.

Ad 3.4 Subsidievaststelling

Net als bij de aanvraag om subsidieverlening, dient in beginsel ook voor de subsidievaststelling een aanvraag ingediend te worden. In beginsel, want bij sommige subsidies kunnen ‘verlenen’ en ‘vaststellen’ samenvallen. Men spreekt dan in de beschikking tot subsidievaststelling van ‘verstrekken’ (artikel 4:43 lid 1 Awb).

Bij de subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd), wordt bepaald wat uiteindelijk aan subsidie betaald had moeten worden (de financiële verplichting). Als er te weinig is ontvangen door de aanvrager, dient het college het ontbrekende bedrag nog uit te keren en mocht de gesubsidieerde activiteit geheel of gedeeltelijk niet zijn uitgevoerd, dan kan subsidie worden teruggevorderd door het college.

. De vaststelling wordt mede gebaseerd op de grondslag van de subsidievorm. Zo zal bij de vaststelling van de ene subsidie de controle zich voornamelijk richten op de uitvoering van activiteiten en bij de ander juist meer op het feit dat voldaan wordt aan de geformuleerde criteria om voor subsidie in aanmerking te komen.

Verstrekking

In het geval dat géén beschikking tot subsidieverlening is gegeven, worden de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, aangegeven in de beschikking tot subsidievaststelling. Dus: in een dergelijke situatie wordt de subsidie bij de beschikking tot subsidievaststelling verstrekt. Vandaar het woord “verstrekken” en dat gebeurt bij de beschikking tot subsidievaststelling, aldus artikel 4:43,lid 1 Awb. In een dergelijke situatie wordt in een beschikking tot subsidievaststelling gemeld dat de betreffende subsidie wordt verstrekt.

N.B.: de verstrekking of het verstrekken vervangt niet de beschikking tot subsidievaststelling (en subsidieverlening).

4.Weigeringen, niet in behandeling nemen, maatregelen en sancties

De Awb geeft in een aantal artikelen de mogelijkheid subsidie te weigeren en te besluiten tot maatregelen en sancties als een subsidiebeschikking reeds is afgegeven. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op deze kwesties. Achtereenvolgens kome de volgende aspecten aan de orde:

  • 4.1

    weigeren van subsidie

  • 4.2

    formele gronden

  • 4.3

    inhoudelijke gronden

  • 4.4

    niet in behandeling nemen.

  • 4.5

    maatregelen en sancties

Ad 4.1 Weigeren van subsidie

Weigeren van een subsidie betekent in de praktijk dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen, waardoor geen subsidieverlening of subsidievaststelling plaatsvindt. Weigering van subsidie werkt in de toekomst en kan gebaseerd zijn op formele of inhoudelijke gronden.

Ad 4.2 Formele gronden

De weigering op formele gronden is verankerd in artikelen 4:25 lid 2 en 4:35 Awb. Van een dergelijke weigering is sprake als gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • -

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • -

    de aanvrager niet zal voldoen aan de verplichtingen;

  • -

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen;

  • -

    onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • -

    sprake is van faillissement of surseance van betaling.

Het betreft hier een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende, facultatieve gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Deze gronden werken aanvullend ten opzichte van de

weigeringsgronden in de ASV.

 

Ad 4.3 Inhoudelijke gronden

Van een weigering op inhoudelijke gronden kan bijvoorbeeld sprake zijn als:

  • -

    de subsidiëring niet past binnen het algemeen gemeentelijk belang, beleid of doelstellingen;

  • -

    de voor het beleidsterrein vastgestelde beleidsregel leidt tot weigering;

  • -

    in de gemeentelijke begroting geen budget beschikbaar is of doordat het in de beleidsregel verankerde subsidieplafond is bereikt;

  • -

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • -

    de aanvrager ook zonder aanvullende gemeentelijke subsidie over voldoende middelen beschikt om de kosten van de subsidiabele activiteiten te dekken.

 

Ad 4.4 Niet in behandeling nemen.

In artikel 4:5 Awb is geregeld dat een aanvraag niet in behandeling kan worden genomen als niet voldaan is aan of enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

De aanvrager moet wel in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag aan te vullen.

In artikel 5 van de ASV is het gestelde uit artikel 4:5 Awb uitgewerkt.

De in de ASV opgenomen data en termijnen worden dan ook beschouwd als fatale data en termijnen en geen termijnen van orde.

 

Ad 4.5 Maatregelen en sancties

Een maatregel of sanctie wordt toegepast als er al een subsidierelatie bestaat via subsidieverlening of vaststelling; deze grijpen achteraf in in de subsidierelatie. De sanctiemogelijkheden zijn:

  • a.

    lager vaststellen;

  • b.

    ambtshalve vaststellen;

  • c.

    intrekken en wijzigen;

  • d.

    stopzetten van betalingen.

 

Ad a. Lager vaststellen

De Awb regelt in artikel 4:46 de gronden wanneer subsidie lager kan worden vastgesteld dan in de subsidieverlening is vermeld. Deze gronden zijn:

  • -

    de activiteiten of producten en prestaties hebben niet of niet volledig plaatsgevonden;

  • -

    de subsidie-ontvanger voldoet niet aan de verplichtingen;

  • -

    de subsidie-ontvanger heeft onjuiste /onvolledige gegevens verstrekt;

  • -

    de subsidieverlening was onjuist en subsidie-ontvanger wist dit of behoorde dit te weten.

De hier benoemde gronden moeten niet verward worden met een lagere vaststelling van de subsidie die afhankelijk gesteld is van de werkelijk gemaakte kosten. Daarvoor geldt dat in de beschikking tot subsidie-verlening wordt bepaald dat de subsidievaststelling wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het bij die subsidieverlening toegekende bedrag.

 

Ad b. Ambtshalve vaststellen

De Awb bepaalt in artikel 4:44 lid 3 en 4 de rechtsgevolgen bij uitblijven van de aanvraag. De regeling

komt erop neer dat de subsidie-ontvanger één maal wordt aangemaand als de aanvraagtermijn is

overschreden of als een aanvraagtermijn ontbreekt Als dan nog geen aanvraag volgt, kan de subsidie

ambtshalve worden vastgesteld. Deze regeling geldt ook bij onvolledige aanvragen.

 

Ad c. Intrekken en wijzigen

Afgezien van de bovenstaande in de Awb vermelde bevoegdheid is ook sprake van ambtshalve

vaststelling, als besloten wordt tot intrekken en wijzigen van verleende of vastgestelde subsidies. De

mogelijkheden om dergelijke maatregelen te treffen zijn tevens geregeld in de Awb (artikel 4:35 e.v.).

Hier worden drie verschillende gronden voor intrekken en wijzigen benoemd:

1. Formele gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden. Dit doet zich voor als:

  • -

    de activiteiten niet of niet geheel plaatsvinden;

  • -

    de ontvanger niet voldoet aan de verplichtingen;

  • -

    de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • -

    de subsidieverlening onjuist is en de subsidie-ontvanger dit weet of behoort te weten;

  • -

    er geen voldoende gelden op de gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld.

2. Materiële gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden. Hiervan is sprake als:

  • -

    de subsidieverlening onjuist is, of

  • -

    sprake is van gewijzigde omstandigheden of inzichten.

3. Materiële gronden nadat subsidievaststelling heeft plaatsgevonden. Dit doet zich voor als:

  • -

    sprake is van feiten en omstandigheden die niet bekend waren ten tijde van de vaststelling en zouden leiden tot een lagere vaststelling;

  • -

    de vaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten;

  • -

    de subsidie-ontvanger na de vaststelling niet heeft voldaan aan de verbonden verplichtingen.

 

Ad d. Stopzetten van betalingen

Vooruitlopend op een beslissing tot intrekking of wijziging bij toepassing van de hiervoor vermelde punten 1 en 3, kan worden besloten de subsidiebetaling of bevoorschotting tijdelijk op te schorten.

 

5. Rechtsbescherming

Het subsidieproces kenmerkt zich als een geheel van overlegsituaties, beschikkingen, afspraken etc. Dit vloeit mede voort uit de opzet om door middel van overleg tussen de gemeente en de aanvragers tot een goede invulling te komen van de rechten en plichten die over en weer bestaan. Het is hierdoor voor de betrokkenen en eventuele derde belanghebbenden evenwel niet altijd even eenvoudig om te beoordelen wanneer bezwaar of beroep mogelijk is.

In het subsidieproces onderscheiden we een drietal momenten waarop rechtsbescherming bij de bestuursrechter bestaat. De subsidieverlening, de voorschotverlening en de subsidievaststelling zijn beschikkingen waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.

Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. In deze gevallen worden de betrokkenen geïnformeerd op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

 

6. Subsidieplafond

De regeling van het subsidieplafond komt er globaal op neer, dat er voorafgaande aan een begrotingsjaar een bedrag dient te worden vastgesteld en bekendgemaakt, dat voor dat betrokken jaar beschikbaar is voor het verlenen van subsidies. De invulling daarvan dient te geschieden bij afzonderlijk besluit van de raad (begrotingskaders) en college (bedrag per programma of kostenplaats binnen kaders van de raad).

Verder is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij dreigende overschrijding van een subsidieplafond de subsidie te weigeren (artikel 4:25 Awb).

Het college stelt jaarlijks de subsidieplafonds vast binnen de begrotingskaders die zijn vastgesteld door de raad. Aan het budgetrecht van de raad wordt door deze bevoegdheidsverdeling geen afbreuk gedaan. Immers, indien de raad een begrotingspost lager vaststelt, dient het college in beginsel tot verlaging van het betrokken subsidieplafond te besluiten.

II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1.1

Begripsomschrijving. Dit artikel is bedoeld om de verordening leesbaarder te maken. Het geeft geen uitleg over de inhoud van de verordening.

 

Artikel 1.2

Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door de gemeente worden verstrekt, tenzij de subsidie via een andere verordening wordt verstrekt, zoals monumentensubsidies.

 

Artikel 1.3

De formulieren die kunnen worden vastgesteld moeten gebruikt worden om het indienen van aanvragen te vergemakkelijken en om de behandeling c.q. afhandeling efficiënter en effectiever te maken.

 

Artikel 1.4

Zie 1.3.

 

Artikel 1.5

 Het college stelt jaarlijks de subsidieplafonds vast binnen de begrotingskaders die zijn vastgesteld door de raad. Het bereiken van het subsidieplafond betekent automatisch een weigering van een subsidie.

 

Artikel 1.6

In artikel 4:24 Awb wordt bepaald dat er een keer in de vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies in praktijk. Hiervan kan afgeweken worden als een wettelijk voorschrift (de ASV) dit bepaalt. Alle subsidieontvangers zijn verplicht om na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend (van maximaal 4 jaar) een aanvraag tot vaststelling in te dienen, waarbij een inhoudelijk en financieel verslag moet worden overgelegd. Dit geeft de mogelijkheid te bekijken of doeltreffend en effectief met subsidie wordt omgegaan. Het is daarom niet nodig om artikel 4:24 van de Awb toe te passen.

 

Artikel 1.7

Dit artikel is opgenomen uit veiligheid. Mocht blijken dat bij het verlenen van de subsidie, als de begroting nog niet is goedgekeurd, een hoger bedrag is bepaald dan in de begroting later wordt goedgekeurd, dan geldt met een beroep op dit artikel het bedrag dat in de goedgekeurde begroting staat. Een beroep op dit artikel moet uitdrukkelijk in de beschikking bij verlening worden opgenomen.

 

Artikel 1.8

De afdeling 4.2.8. moet volgens artikel 4:58 bij wettelijk voorschrift of besluit van toepassing verklaard worden.

 

Artikel 2.1 tot en met 2.3

In deze artikelen wordt per soort subsidie aangegeven voor welke datum of minimale termijn een aanvraag moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij overlegd moeten worden.

 

Artikel 3.1

Lid 1 betreft al die subsidieaanvragen die activiteiten betreffen die in een boekjaar (kalenderjaar) uitgevoerd worden. Op de aanvraag beslist te worden binnen 8 weken na de begrotingsvergadering van de gemeenteraad in het jaar voorafgaand aan dat boekjaar.

Lid 2 betreft met aanvragen voor een eenmalige subsidie. Dan geldt de termijn van 8 weken vanaf de dagtekening van ontvangst van de subsidieaanvraag door het college.

 

Artikel 3.2

In dit artikel is meegenomen dat het gemeentelijke subsidiebeleid uitgaat van het profijtbeginsel (de gebruiker betaalt) en eventueel een verhoging van bijdragen van leden of deelnemers verlangt.

 

Artikel 3.3

De Awb gaat uit van een drietal soorten weigeringsgronden:

  • 1.

    de Awb-grond vermeld in artikel 4:25 lid 2 en 3 (het bereiken van het subsidieplafond);

  • 2.

    de Awb-gronden vermeld in artikel 4:35;

  • 3.

    autonome weigeringsgronden. Deze weigeringsgronden kunnen alleen worden gehanteerd indien deze nadrukkelijk een wettelijke basis hebben in de ASV.

 

Artikel 3.4

Hoewel de afdeling 4.2.6 van de Awb een aantal mogelijkheden opsomt waarop een subsidie kan worden gewijzigd of ingetrokken, wordt het door dit artikel mogelijk om subsidie in te trekken of te wijzigen als niet meer voldaan wordt aan de verordening.

 

Artikel 3.5

Hierin wordt bepaald dat voor maximaal 4 boekjaren een subsidie kan worden verleend. Deze mogelijkheid is opgenomen om een meerjarenbeleid gestalte te geven.

 

Artikel 4.1 tot en met 4.3

In deze artikelen wordt per soort subsidie aangegeven voor welke datum of minimale termijn een aanvraag moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij overgelegd moeten worden. Bij art. 4.3 lid 2 kan nog opgemerkt worden dat het onderzoek van de accountant mede is gebaseerd op de subsidiebeschikking en/of –overeenkomst. In die gevallen dat er meerdere partijen subsidie verlenen, of sprake is van afzonderlijke deelbegrotingen bij een aanvrager onderzoekt de accountant tevens de onderlinge toerekening van kosten.

 

Artikel 4.4

In lid 1 wordt de termijn genoemd waarop voor aanvragen tot vaststelling van alle soorten subsidies moet worden beslist. Op grond van art. 4:13 lid 1 Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift (zoals een subsidieverordening) bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Lid 2 geeft de termijn voor het beslissing op een aanvraag tot vaststelling bij subsidies die voor meer dan 1 jaar (en maximaal 4 jaar) zijn verleend.

Lid 3 geeft het college de mogelijkheid bij bijvoorbeeld ingewikkelde zaken of indien nader onderzoek gewenst is, een aanvullende termijn 12 weken in te stellen.

 

Artikel 4.5

De subsidie-ontvanger kan hier lezen hoe zijn aanvraag tot subsidievaststelling wordt beoordeeld, zodat hij zelf kan inschatten wat het resultaat van de beoordeling zal zijn en zich, indien nodig, voorbereiden op de gevolgen.

De Awb regelt de subsidievaststelling in de artikelen 4:42-47.

Zoals reeds bij de bevoorschotting is gemeld, stelt de beschikking tot subsidievaststelling het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag (artikel 4:42 Awb). Net als bij de aanvraag om subsidieverlening, dient in beginsel ook voor de subsidievaststelling een aanvraag ingediend te worden. In beginsel, want bij sommige subsidies kunnen ‘verlenen’ en ‘vaststellen’ samenvallen. Men spreekt dan in de beschikking tot subsidievaststelling van ‘verstrekken’ (artikel 4:43 lid 1 Awb).

Bij de subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd), wordt bepaald wat uiteindelijk aan subsidie betaald had moeten worden (de financiële verplichting). Als er te weinig is ontvangen door de aanvrager, dient het college het ontbrekende bedrag nog uit te keren en mocht de gesubsidieerde activiteit geheel of gedeeltelijk niet zijn uitgevoerd, dan kan subsidie worden teruggevorderd door het college.

 

 

Hoofdstuk 5

Artikel 4:37 Awb geeft het speelveld aan dat het college dient aan te

houden bij het opleggen van verplichtingen.

De Awb onderscheidt doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingen.

  • -

    Doelgebonden verplichtingen hebben rechtstreeks betrekking op de gesubsidieerde activiteit en kunnen worden opgelegd bij wettelijk voorschrift of bij beschikking tot subsidieverlening. Het enkel opnemen van deze verplichtingen in de beschikking tot subsidieverlening is reeds voldoende.

  • -

    Niet-doelgebonden verplichtingen zijn niet gericht op directe verwezenlijking van het doel van de subsidie en verlangen daarmee een specifieke wettelijke grondslag in de ASV. Niet-doelgebonden verplichtingen die bijvoorbeeld zijn opgenomen in een beleidsregel zijn rechtens niet afdwingbaar.

     

Artikel 5.1 en 5.2

De Awb geeft in artikel 4.72 aan dat eisen omtrent het vormen van een egalisatiereserve bij wettelijk voorschrift of in de beschikking tot subsidieverlening kunnen worden vastgelegd. Er is voor gekozen dit vast te leggen in de verordening (dus: bij wettelijk voorschrift).

 

Artikel 5.3 tot en met 5.7

Dit zijn doelgebonden verplichtingen. De inhoud spreekt voor zich.

 

Artikel 5.8

Vrijstelling of ontheffing van verplichtingen.

Deze vrijstelling en ontheffing geldt ten aanzien van onvoorziene omstandigheden waarop de verplichtingen van de ASV niet van toepassing c.q. niet voor bedoeld (kunnen) zijn.

 

Artikel 6.1

Een besluit met betrekking tot het al dan niet verlenen van een voorschot is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Voorschotten kunnen door het college worden verleend bij beschikking tot subsidieverlening. Voorschotten worden uitgevoerd naar aanleiding van de beschikking tot subsidieverlening en vooruitlopend op de subsidievaststelling.

 

Artikel 6.2

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag (artikel 4:42 Awb). Nadat de aanspraak definitief is geworden, verbindt het college zich aan een redelijke termijn tot uitbetaling het volledige bedrag waarop de aanspraak bestaat. Anderzijds wordt van de subsidie-ontvanger verlangd dat deze, indien de subsidie lager wordt vastgesteld dan in voorschotten is uitbetaald, binnen een redelijke termijn de te veel uitbetaalde subsidie terugbetaalt aan de gemeente.

 

Artikel 7.1

Bedoeld is om aan het college de bevoegdheid te geven in bijzondere gevallen af te wijken van de verordening. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast als het strikt toepassen van de verordening leidt een onbillijkheid van overwegende aard. De hardheidsclausule is bijvoorbeeld niet bedoeld om overschrijdingen van fatale termijnen, zonder dat er sprake is van verschoning, goed te keuren.

 

Artikel 7.2

  • -

    Subsidieaanvragen die ingediend zijn vóór de inwerkingtreding van deze verordening vallen onder ASV Gemeente Wassenaar 2009. Reeds lopende aanvragen worden behandeld onder de dan geldende subsidieregels.

  • -

    Reeds verleende subsidies vallen onder de verordening waaronder zij tot stand zijn gekomen.

 

Artikel 7.3

In dit artikel wordt de ingangsdatum bepaald op 1 juli 2013. Dit betekent dat aanvragen voor een jaarlijkse subsidie vanaf het boekjaar 2014 en aanvragen voor een eenmalige subsidie vanaf de tweede helft van 2013 onder deze verordening vallen.

 

Artikel 7.4

Dit spreekt voor zich.