Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening Ondernemersheffing Wassenaar 2013

Geldend van 30-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening Ondernemersheffing Wassenaar 2013

Raadsbesluit Z-3412/ Raad 630

De gemeenteraad van Wassenaar,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 november

2012; raadsvoorstel no. Z-3412;

Geler op artikel 227 van de Gemeentewet en 39 van de Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Duivenvoorde;

b e s l u i t :

I.

  • 1.

    in te stemmen met de invoering van een ondernemersheffing, te starten met het centrum winkelgebied zoals aangeduid de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart;

  • 2.

    de opbrengst van deze ondernemersheffing na aftrek van de perceptiekosten via een subsidie beschikbaar stellen aan een Ondernemersfonds;

  • 3.

    kennis te nemen van het voornemen van het college om de bevoegdheid tot het heffen en invorderen van de ondernemersheffing over te dragen aan de gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Duivenvoorde;

  • 4.

    gelet op het bepaalde onder punt 3 toestemming te verlenen voor het wijzigen van de Gemeenschappelijk Regeling Werkorganisatie Duivenvoorde.

II.

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Ondernemersheffing Wassenaar 2013

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    opschrift:

    openbare aankondiging in letter of symbolen, voor over niet door middel van tijdschriften of nieuwsbladen gedaan;

  • b.

    reclameobject:

    een openbare aankondiging zichtbaar vanaf de openbare weg, als bedoeld in artikel 227 van de gemeentewet;

  • c.

    bouwwerk

    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming, het zij direct of indirect met de grond verbonden is, het zij directe op indirecte steun vindt in of op de grond;

  • d.

    onroerende zaak:

    de onroerende zaak, bedoel in hoofdstuk II van de Wet waardering onroerende zaken;

  • f.

    maand:

    een kalendermaand;

  • g.

    jaar:

    een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Wassenaar zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de titel ‘ondernemersheffing’ wordt onder de in artikel 5 gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe reclamebelasting geheven voor openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De ondernemersheffing wordt geheven van de gebruiker van de onroerende zaak, waarop en waarbij één of meer reclameobjecten worden aangetroffen.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De ondernemersheffing wordt geheven per onroerende zaak.

  • 2. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag vermeerder met een bedrag dat afhankelijk is van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar.

  • 3. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met een overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken

  • 4. De ondernemersheffing wordt geheven naar de maatstaven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

  • 5. indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de ondernemersheffing.

Artikel 6 Belastingstijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de ondernemersheffing verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde ondernemersheffing als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingsplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde ondernemersheffing als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Wijze van heffing

De ondernemersheffing wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Vrijstellingen

De ondernemersheffing wordt niet geven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    door publiekrechterlijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechterlijke taak;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel doel dienen;

  • d.

    op bouwterreinen, voor zover de opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • e.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen zaak.

  • f.

    Die zijn aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • g.

    Die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen.

Artikel 10 Betalingstermijn

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één termijn, binnen uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van deze invordering van de ondernemersheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de ondernemersheffing.

Artikel 13 Subsidiebepalingen

  • 1. Algemeen

    Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening Wassenaar van toepassing.

  • 2. Subsidievaststelling

    • a.

      De subsidie wordt verstrekt aan de Stichting Ondernemersfonds Wassenaar voor de uitvoering van de collectieve activiteiten die zijn opgenomen in de “Uitvoeringsovereenkomst Stichting Ondernemersfonds Wassenaar”.

    • b.

      De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te innen ondernemersheffing, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten en oprichtingskosten.

    • c.

      In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van bevoorschotting en de verrekening van meer en minderopbrengsten van de geïnde ondernemersheffing.

    • d.

      In 2013 is de algemene subsidie verordening nog niet van toepassing.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt inwerking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 april 2013.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Ondernemersheffing Wassenaar 2013”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Wassenaar van 17 december 2012
De gemeenteraad van Wassenaar, de griffier, de voorzitter,
Drs. G. de Schipper-Tinga dr. J. Th. Hoekema

Bijlage 1 Heffingsgebied verordening ondernemersfonds Wassenaar 2013

Bijlage 1 Heffingsgebied verordening ondernemersfonds Wassenaar 2013

Bijlage 2 behorende bij de Verordening Ondernemersheffing Wassenaar 2013

Tarieven als bedoelt in artikel 5, lid 4 van de Verordening Ondernemersheffing Wassenaar 2013.

 

- Het vaste bedrag van de ondernemersheffing bedraagt €200, -.

 

- Het in het vorige lid genoemde bedrag wordt vermeerderd met een bedrag van €1,50 voor elke € 1.000, - aan WOZ-waarde, zodra de heffingsmaatstaf een bedrag van €153.000,- aan WOZ-waarde overstijgt.

 

- De heffing bedraagt maximaal € 900, -

 

 

Toelichting, behorende bij de Verordening Ondernemersheffing Wassenaar 2013.

Algemene toelichting

De uit de ondernemersheffing verkregen opbrengst kan in beginsel vrij besteed worden. De ondernemersheffing is – net als bijvoorbeeld de OZB en de hondenbelasting – een vrij besteedbare heffing. Het is echter niet de bedoeling om de verkregen opbrengst in de algemene middelen te laten vloeien. De opbrengst wordt ingezet voor structurele financiering van het nieuwe centrummanagement in Wassenaar. Uit het daartoe in het leven te roepen fonds worden de kosten betaald van onder andere de verbetering van de belevingswaar in de openbare ruimte in de winkelgebieden door o.a. de feest- en kerstverlichting op te hangen en het aanbrengen van bloemenbaskets. Tevens zullen evenementen en promotionele activiteiten, gericht op het versterken van et imago van Wassenaar als winkelcentrum, zoals de themamarkt en activiteiten op koopzondagen en sfeermakers op andere dagen, met de opbrengsten worden gefinancierd.

Wij hechten er aan op te merken dat de investeringen en activiteiten die bekostigd worden met de ondernemersheffing uitdrukkelijk niet behoren tot de reguliere publieke taak van de gemeenten. Het gaat hier om extra inzet van de gemeente, boven de reguliere uitgaven en investeringen.

Omdat de invoering van de ondernemersheffing wordt gekoppeld aan het oprichten van het ondernemersfonds dat zicht uitsluitend richt op het centrum winkelgebied en omgeving is er een rechtvaardigingsgrond voor het beperkte gebied waarbinnen de ondernemersheffing wordt geheven. De exacte afbakening van het aangewezen gebied is aangegeven op de bij de verordening behorende (digitale) kaart. Er bestaat bij een dergelijke geografische afbakening geen strijd met het gelijkheidsbeginsel (zie verder de toelichting bij artikel 2)

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Allen binnen Wassenaar geplaatste of aangebrachte openbare aankondigingen vallen onder de ondernemersheffing. Op de bij de verordening gevoegde kaart is aangegeven hoever het bereik van de ondernemersheffing gaat. Ter zake van aankondigingen buiten de grenzen van dat gebied kan de gemeente dus geen ondernemersheffing heffen, ook al zijn deze aankondigingen zichtbaar van de openbare weg binnen die grenzen. Als uitgangspunt geldt het gebied dat profiteert van de activiteiten en voorzieningen die met de opbrengsten van de ondernemersheffing zullen worden gefinancierd.

Heffing binnen een beperkt gebied

De mogelijkheid is er om de ondernemingsheffing in slechts een deel van de gemeente in te voeren. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de gemeente hiervoor een objectieve en redelijke grond heeft. In verband met haar bewijspositie in een eventuele beroepsprocedure, doet de gemeente er goed aan om er voor te zorgen dat die objectieve en redelijke grond uit gemeentelijke stukken duidelijk blijkt. Denk hierbij aan beleidsregels, collegevoorstellen of raadsvoorstellen.

Zie in dit verband de uitspraak van de Rechtbank Middelburg 30 januari 2008, 07/443, LJN: BC7882. De rechter keurde de invoering van de reclamebelasting in de binnenstad van Middelburg goed op grond van de extra investeringen in de binnenstad die de gemeente deed en de door de gemeente gewenste regulering van het uiterlijk van de binnenstad. Zie ook Hoge Raad 21 juni 2000, nr. 33816, LJN: AA6253, inzake de toegestane heffing van hondenbelasting in een deel van de gemeente (Hellendoorn).

Artikel 3 Belastbaar feit

In de verordening is voor de formulering van het belastbare feit direct aangesloten bij de wettekst van artikel 227 Gemeentewet. De wet gaat uit va neen belasting “ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg”.

Openbare aankondiging

Artikel 227 van de Gemeentewet, noch enige andere (fiscale) wet geeft een definitie van het begrip openbare aankondiging. Daardoor moet aansluiting worden gezocht bij het spraakgebruik. In beginsel valleen alle openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg onder de ondernemersheffing. Het gaat overigens om de openbare aankondiging zelf en niet om het voorwerp waarop die aankondiging zich bevindt. Bij een reclametekst op een gevelbord bijvoorbeeld is belast de aankondiging op het bord en niet het bord zelf. Voor de berekening van de oppervlakte van de openbare aankondiging wordt soms wel aangesloten bij de oppervlakte van het bord.

Bij openbare aankondigingen kan gedacht worden aan schriftelijke aankondigingen, foto’s, tekeningen, logo’s, stickers, raam- en aanplakbiljetten, teksten en figuren op gevelborden, etalageruiten, lichtbakken en (verkeers)borden en vlaggen, neon-reclames, merken, emblemen, beeldbepalende kenmerken en zelfs aankondigingen op door de gemeente rijdende specifieke reclamevoertuigen.

De Hoge Raad oordeelde dat een muurschildering met daarnaast een logo van een bedrijf en een op het bedrijf slaande tekst, een openbare aankondiging is in de zin van de reclamebelasting (Hoge Raad 30 maart 2007, nr. 42353, LJN: AX2154)

Echter, openbare aankondigingen zoals de vermelding van openings- en sluitingstijden en aanduidingen die aangeven waar de hoofdingang van een gebouw zich bevindt, zijn geen openbare aankondiging in de zin van de reclamebelasting. Het hof oordeelde dat dergelijke aankondigingen slechts bijkomstig de aandacht vestigen op het gebouw ten einde deel te nemen aan het economische verkeer en daarmee zakelijke belangen te bevorderen (Hof Amsterdam 30 januari 1998, nr. 96/1387, Belastingblad 1998 blz. 530, LJN: AA4190)

Het begrip openbare weg

De Gemeentewet geeft geen definitie van het begrip openbare weg. De belastingrechter knoopt voor het begrip “openbare weg” aan bij de definitie uit de Wegenwet (Hof Leeuwarden 30 oktober 1967, BNB 1968/214 inzake de straatbelasting en Hoge Raad 21 september 2001, nr. 35502, Belastingblad 2011, blz. 996 inzake de OZB)

Volgens artikel 1 van de Wegenwet moet onder weg mede worden verstaan: voetpad, rijwielpad, jaagpad, dreef, molenweg, kerkweg en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik. Ook een brug wordt aangemerkt als weg.

Volgens artikel 4 van de Wegenwet is een weg openbaar:

  • 1.

    wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;

  • 2.

    wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende die tijd is onderhouden door het rijk, provincie, gemeente of een waterschap;

  • 3.

    wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven.

Het onder 1 en 2 bepaalde lijdt uitzondering wanneer, lopende de termijn van dertig of tien jaar, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse kenbaar is gemaakt, dat de weg alleen po verzoek voor eenieder toegankelijk is. Dit kenbaar maken kan geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kentekenen.

Samenvattend geldt dat een weg openbaar is wanneer deze daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk is. Het is daarbij niet van belang wie de eigenaar is van de weg. Een weg is niet openbaar als deze alleen op verzoek voor een ieder toegankelijk is.

Voor winkelcentra die niet kunnen worden afgesloten met bijvoorbeeld een afsluitbaar hekwerk of schuifdeuren heeft dit tot gevolg dat sprake is van openbare weg. Deze zijn immers te allen tijde voor iedereen toegankelijk. Ook ’s avonds, op feestdagen en in het weekend. Deze situatie is dan vergelijkbaar met een winkelgebied of winkelstraat elders in de gemeente. Voor winkelcentra die wel afsluitbaar zijn, ligt dat anders. Hierbij is de vrije toegankelijkheid afhankelijk van de beheerder, vergelijkbaar met de situatie van een groot warenhuis. Zo’n winkelcentrum is dan niet daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk en er kan niet gesproken worden van openbare weg.

De term “zichtbaar vanaf de openbare weg” impliceert volgens de wetgever dat aankondigingen door middel van tijdschriften en nieuwsbladen zijn uitgesloten van heffing.

Artikel 4 Belastingplicht

De Hoge Raad heeft bepaald, dat in het geval de gemeente de ondernemersheffing kan opleggen aan degene van wie dan wel ten behoeve van wie een openbare aankondiging wordt aangetroffen, belastingplichtig is degene die bij openbare aankondiging rechtstreeks belang heeft. De Hoge Raad bepaalde ook dat in het geval van meerdere personen een rechtstreeks belang hebben, belastingplichtig is degene wiens belang het meest op de voorgrond treedt (Hoge Raad 4 maart 1992, nr. 27819, Belastingblad 1992, blz. 383)

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De Gemeentewet schrijft geen tarief voor en gemeenten zijn in beginsel vrij om een heffingsmaatstaf voor de ondernemersheffing te bepalen, zolang deze maar niet direct of indirect afhankelijk is gesteld van inkomen, winst of vermogen ven de belastingplichtige.

De toelichting op de Wet materiële belastingbepalingen stelt dat gemeenten die heffingsmaatstaf mogen kiezen die het best overeenkomt met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de gemeentelijke belastingheffing. Zo mogen de heffingsmaatstaven binnen een belastingverordening variëren. Tarieven kunnen worden gedifferentieerd, bijvoorbeeld naar gebruik, voordeel of kostentoedeling; zelf milieuaspecten kunnen bij de tariefbepaling een rol spelen. Hierbij kan worden gedacht aan verschillende tarieven voor verlichte respectievelijk onverlichte aankondigingen.

Voor toepassing van differentiatie geldt dat deze niet mag leiden tot strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel zal niet snel sprake zijn, aangezien de ondernemersheffing meerdere doeleinden heeft, te weten: opbrengst verwerven, profijt en regulering. Hierbij kan worden aangesloten met de differentiatie. Zo kan gedifferentieerd worden al naar gelang het profijt dat men heeft van aan aankondiging of de wens van het gemeentebestuur tot beperking van bepaalde aankondigingen op een bepaalde locatie.

Wij hebben gekozen voor de WOZ-waarde van het pand waarop de openbare aankondiging wordt aangetroffen als grondslag voor de heffing. Het opgenomen tarief is gebaseerd op een verwachting van het benodigde budget voor het ondernemersfonds. De praktijk zal uitwijzen of dit bedrag toereikend is.