Regeling vervallen per 01-01-2007

Verordening voorzieningen gehandicapten 2004

Geldend van 19-11-2004 t/m 31-12-2006

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten 2004

De raad van de gemeente Wassenaar;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 september ’04,

raadsvoorstel 04098

gelet op artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten (Stb. 1993, nr. 545) ;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet ( Stb. 1993, 610) en gelet op artikel 22 van de Tijdelijke referendumwet;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN 2004

Afdeling I Algemeen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel.

  • b.

    Inkomen:

    • 1.

      het bruto-inkomen van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 t/m 7 van de wet;

    • 2.

      het gezamenlijk bruto-inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de wet;

    • 3.

      het gezamenlijk bruto-inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 t/m 7 van de wet; verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, waaronder de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering dan wel met de premie van een particuliere ziektekostenverzekering, waarvan de dekking overeenkomt met de ziekenfondsverzekering nadat deze premie is verminderd met een bedrag gelijk aan de nominale premie die verschuldigd zou zijn bij verplichte ziekenfondsverzekering

    • 4.

      voor de bepaling van het inkomen als bedoeld in lid b onder 1 t/m 3 van dit artikel worden inkomsten uit vermogen tot de vermogensbedragen als genoemd in artikel 34, lid 3 van de Wet werk en bijstand vrijgelaten;

    • 5.

      voor de bepaling van het inkomen als bedoeld in lid b onder 1 t/m 3 van dit artikel wordt rekening gehouden met kosten in verband met ziekte of handicap waarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet door een andere wettelijke regeling in wordt voorzien, voorzover deze kosten een bedrag van 0.2 maal het van toepassing zijnde normbedrag niet overschrijden;

    • 6.

      ingeval de gehandicapte een gehandicapte echtgenoot heeft als bedoeld in artikel 1, lid 2 t/m 7 van de wet en hiermede een gezamenlijke huishouding voert, wordt met de kosten als bedoeld in lid 4 van dit artikel rekening gehouden met een bedrag tot maximaal 0.2 maal het op ieder van hen toepasselijke normbedrag voor een alleenstaande.

  • c.

    Woonwagen:

    voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

  • d.

    Standplaats:

    een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven kunnen worden aangesloten.

  • e.

    Woonschip:

    elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag of nachtverblijf van een of meer personen.

  • f.

    Ligplaats:

  • een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen.

  • g.

    Hoofdverblijf:

  • de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres is ingeschreven.

  • h.

    Gemeenschappelijke ruimte:

  • gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken.

  • i.

    Woningaanpassing:

  • ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte en waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,00 niet te boven gaan.

  • j.

    Wet: de Wet voorzieningen gehandicapten.

Artikel 1.2 Algemene beperkingen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Hoofdstuk 2. Woonvoorzieningen

Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen

  • 1. De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing;

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder b en c genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2 Het recht op een woonvoorziening

  • 1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 lid 1 onder a, genoemd in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 lid 1 onder b en c genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid van dit artikel genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

  • 3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing op woonvoorzieningen waarvan de kosten minder bedragen dan € 10.000,00.

Artikel 2.3 Beperkingen

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/ pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 2.4 Hoofdverblijf

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

  • 3. De aan te passen woning dient in de gemeente gelegen te zijn.

  • 4. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een maximum van € 3000,00.

  • 5. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

  • 6. De onder lid 2 bedoelde financiële tegemoetkoming wordt slechts verstrekt onder voorwaarde dat de gemeente, waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt.

Artikel 2.5 Beperkingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    indien de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.

Artikel 2.6 Gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van electrische deuropeners;

  • c.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

  • d.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • e.

    een opstelplaats voor een rolstoel of vervoersvoorziening bij een toegangsdeur van het woongebouw;

  • f.

    drempelhulpen en vlonders.

Artikel 2.7 Voorwaarden

  • 1.
    • a.

      Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a verstrekken aan de gehandicapte of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.

    • b.

      Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a van dit artikel indien:

      1. de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat een aanvraag om een tegemoetkoming is ingediend;

      2. de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

      3. de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

      4. de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting waaronder begrepen een verzorgingshuis;

      5. in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

    • c.

      Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a indien de gehandicapte niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b en c indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.

  • 3.

    De in lid 2 bedoelde kosten van woningaanpassingen kunnen slechts bestaan uit:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 % van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA.

    • d.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • e.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare B.T.W;

    • g.

      renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • h.

      de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden;

    • i.

      de door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • j.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met

      betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • k.

      de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan een woonwagen indien:

    • a.

      de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woon- voorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en

    • d.

      de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

    • a.

      de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar is;

    • b.

      het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

  • 6.

    Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1.000,00.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb.1987, 466), van een binnenschip, dat:

    • a.

      in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde schepen 1992; en

    • b.

      bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

  • 8.

    Voorzover het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder b, betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning zoals vermeld in bijlage I.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d indien de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel op grond van de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend en de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage II genoemde lijst voorzieningen mits de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

  • 10.
    • a.

      Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder e verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en voor dubbele woonlasten komt te staan.

    • b.

      Een tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als de gehandicapte redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.

    • c.

      De maximale termijn dat een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld onder a wordt verstrekt, bedraagt 6 maanden.

    • d.

      In de onder a bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden i.v.m. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 11.

    In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 10.000,00 is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële1. tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

  • 12.
    • a.

      De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient aan de gemeente te worden teruggestort.

    • b.

      De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde,

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde,

      voor het derde jaar 60% van de meerwaarde,

      voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde en

      voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde,

      in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan slechts bestaan uit:

  • a.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

  • b.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 3.

      een open elektrische buitenwagen;

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • c.

    een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto;

    • 2.

      gebruik van een bruikleenauto;

    • 3.

      gebruik van een taxi of een eigen auto;

    • 4.

      gebruik van een rolstoeltaxi;

    • 5.

      aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

    • 6.

      de kosten van een gehandicaptenparkeerkaart en een gehandicaptenparkeerplaats.

  • d.

    een combinatie van de onder a, b en c genoemde voorzieningen.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder a vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken

  • 2. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder b en c vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer

    • a.

      aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid onmogelijk maken,

      dan wel

    • b.

      een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid niet aanwezig is.

  • 3. Voor de bij artikel 3.1. onder b sub 2, 3 en 4 en onder c sub 1 t/m 6 genoemde voorzieningen geldt, in afwijking op het gestelde in het vorige lid onder b, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a verstrekt kunnen worden.

  • 4. Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 , 3 en 4 kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a in die vervoersbehoefte kan voorzien.

  • 5. Voorzover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

  • 6. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5 keer het norminkomen, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 1 t/m 4 en 6, dan wel een vervoersvoorziening in natura als bedoeld in artikel 3.1 onder b sub 1 verstrekt.

  • 7. Indien een gehandicapte een vervoersvoorziening in natura in bruikleen heeft en tevens in aanmerking komt voor een financiële vergoeding zoals bedoeld in artikel 3.1, onder c, lid 2 tot en met 5 bedraagt deze tegemoetkoming 70 procent van maximale financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten.

Hoofdstuk 4 Rolstoelen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan slechts bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan; en

  • b.

    een sportrolstoel.

  • c.

    een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, gebruik en reparatie;

  • d.

    in verband met de handicap noodzakelijk geachte accessoires.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte éénmaal per drie jaar in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom

  • 1. Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

HOOFDSTUK 5 Financiële tegemoetkomingen en forfaitaire, dan wel gemaximeerde vergoedingen

Artikel 5

Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast en nemen dit op in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.

Afdeling II Procedures

HOOFDSTUK 6 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 6.1 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6.2 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in de kosten van werkzaamheden, waarmede reeds op de datum van aanvraag een aanvang is gemaakt dan wel reeds zijn voltooid.

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

  • c.

    aan door hen aangewezen personen geen toegang wordt verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt c.q. is verricht.

  • d.

    aan de onder c genoemde personen geen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing en aan de onder c genoemde personen niet gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 6.3 Gereedmelding werkzaamheden

  • 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.2. aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid;

  • 2. de gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming;

  • 3. de gereedmelding bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend;

  • 4. Degene aan wie een financiële tegemoetkoming is verstrekt, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 6.4 Bijzondere bepalingen

  • 1.

    Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2.

    Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

HOOFDSTUK 7 Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van burgemeester en wethouders

Artikel 7.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie in in ieder geval om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag die een gehandicapte betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze regeling en de voorziening naar verwachting een bedrag van € 2000,00 te boven zal gaan;

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op ten minste twee van de drie terreinen t.w. woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoelen;

    • c.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen.

  • 3.

    De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis en

    • d.

      technische kennis.

  • 4.

    Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 5.

    Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 7.2 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, dan wel een gemaximeerde vergoeding kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

Afdeling II Slot

HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders voor zover dit mogelijk is binnen de door de verordening aangegeven grenzen.

  • 3. Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,00 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel 1 lid 1 onder i besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 8.2 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8.3 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen zulks gelet de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal bureau voor de statistiek.

Artikel 8.4 Intrekken verordening

De Verordening voorzieningen gehandicapten 1996 wordt ingetrokken.

Artikel 8.5 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen gehandicapten 2004”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag van bekendmaking van de verordening.

Ondertekening

Wassenaar, 27 september 2004

De Raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

Bijlage I behorende bij verordening voorzieningen gehandicapten 2004

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven.

Ingevolge artikel 2.7 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

1.a. Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning

soort vertrek

aantal m2 waarvoor ten hoogste financiele tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

aantal m2 waarvoor ten hoogste financiele tegemoetkoming wordt verleend in geval van een reeds bestaand vertrek

woonkamer

30

6

keuken

10

4

eenpersoonsslaapkamer

10

4

tweepersoonsslaapkamer

18

4

toilet

2

1

badkamer

-wastafelruimte

2

1

-doucheruimte

3

2

entree/gang/hal

berging

5

6

2

4

1.b. Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

Bijlage II behorende bij verordening voorzieningen gehandicapten 2004

Voorzieningen waarvan de kosten voor onderhoud, keuring en reparatie worden vergoed.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming.

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of staplateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar ` keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

Bijlage III behorende bij verordening voorzieningen gehandicapten 2004

Relevante norminkomens en inkomensgrenzen voor de Wet voorzieningen gehandicapten per 1 juli 2004 op jaarbasis

Inkomensgrenzen per 1 juli 2004 vervoersvoorziening (bedragen zijn inclusief vakantietoeslag)

Alleenstaande jonger dan 65 jaar € 14.512,86

Eenoudergezin jonger dan 65 jaar € 18.659,34

Echtpaar jonger dan 65 jaar € 20.732,76

Alleenstaande 65 jaar en ouder € 15.512,04

Eenoudergezin 65 jaar en ouder € 19.638,90

Echtpaar beide 65 jaar en ouder € 21.921,12 (€ 1.826,76 per maand)

Echtpaar, een echtgenoot jonger dan 65 jaar € 21.921,12

Alleenstaande of alleenstaande ouder

in een inrichting € 4.515,30

Gehuwden in een inrichting € 7.023,78

Maximum aftrek in verband met bijzondere kosten

Wanneer men kosten heeft in verband met ziekte of handicap die niet of niet volledig uit anderen hoofde worden vergoed, mogen deze kosten tot een bepaalde grens van het inkomen worden afgetrokken.

Alleenstaande jonger dan 65 jaar € 1.935,05

Eenoudergezin jonger dan 65 jaar € 2.487,91

Echtpaar jonger dan 65 jaar € 2.764,37

Alleenstaande 65 jaar en ouder € 2.068,27

Eenoudergezin 65 jaar en ouder € 2.618,52

Echtpaar beide 65 jaar en ouder € 2.922,82

Idem, beide gehandicapt € 4.136,54 (2 x 2.068,27) of

€ 344,00 per maand

Echtpaar, een echtgenoot jonger dan 65 jaar € 2.922,82

Alleenstaande of alleenstaande ouder

in een inrichting € 602,04

Gehuwden in een inrichting € 936,50

Indien beide echtgenoten gehandicapt zijn, wordt het bedrag voor een alleenstaande met 2 vermenigvuldigd.