Regeling vervallen per 09-11-2011

Regeling nadeelcompensatie hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2006

Geldend van 09-11-2006 t/m 08-11-2011

Intitulé

Regeling nadeelcompensatie hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2006

Regeling nadeelcompensatie

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    het hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • b.

    het algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap;

  • c.

    het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap;

  • d.

    de adviseur: een persoon of commissie belast met het  adviseren inzake de door het dagelijks bestuur te nemen beschikking op een aanvraag om schadevergoeding;    

  • e.

    de schade: nadeel dat een belanghebbende lijdt ten gevolge van een schadeveroorzakend besluit van het hoogheemraadschap danwel ten gevolge van het aanleggen, wijzigen of onderhouden van waterstaatswerken door het hoogheemraadschap;

  • f.

    de gelaedeerde: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die schade lijdt of zal lijden;

  • g.

    de aanvrager: de natuurlijke of rechtspersoon, die of namens wie een aanvraag tot vergoeding van schade is ingediend;

  • h.

    de regeling: de Regeling nadeelcompensatie hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht;

  • i.

    waterstaatswerken: werken die verband houden met de zorg voor de waterkering en waterhuishouding, zoals bedoeld in de Wet op de waterhuishouding, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de keur van het hoogheemraadschap.  

Artikel 2 Informatieplicht

Het hoogheemraadschap informeert belanghebbenden over het bestaan en de inhoud van deze regeling. Een afschrift van deze regeling wordt op verzoek van de belanghebbende kosteloos verstrekt.

Artikel 3 Recht op nadeelcompensatie

  • 1. Het dagelijks bestuur kent de gelaedeerde, die schade lijdt of zal lijden als gevolg van een door of namens een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap rechtmatig voorgenomen of genomen besluit of het rechtmatig aanleggen, wijzigen of onderhouden van waterstaatswerken, op aanvraag een schadevergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover een vergoeding niet, of niet voldoende, op andere wijze is verzekerd.

  • 2. De vergoeding wordt bepaald in geld of op een andere wijze.

Artikel 4 Aanvraag tot het geven van een schadevergoeding

  • 1. Door of namens de gelaedeerde wordt schriftelijk een aanvraag ingediend bij het dagelijks bestuur [1], met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. Het dagelijks bestuur tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend binnen een termijn van vijf jaar, te rekenen vanaf het moment dat de gelaedeerde redelijkerwijs van het (voor-) genomen besluit of de (voor-) genomen maatregel op de hoogte kon zijn.

  • 4. Wanneer schade niet binnen de onder 3 genoemde termijn optreedt, wordt de aanvraag binnen een termijn van een jaar, nadat de gelaedeerde het ontstaan van de schade heeft kunnen constateren, ingediend.

  • 5. De aanvraag bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van de gelaedeerde;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een omschrijving van het (voorgenomen) besluit of het (voorgenomen)  aanleggen, wijzigen of onderhouden van waterstaatswerken, waardoor de schade wordt of kan worden veroorzaakt;

    • d.

      een opgave van de aard en de omvang van de schade;

    • e.

      een motivering van de aanvraag, met in begrip van een beschrijving van de feiten die tot het ontstaan van de schade aanleiding kunnen geven of hebben gegeven;

    • f.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van de gelaedeerde dient te worden vergoed en, zo een vergoeding in geld wordt verlangd, een opgave van het schadebedrag en zo mogelijk een specificatie van het geraamde bedrag van de schade;

    • g.

      ingeval de aanvrager voornemens is rechtsmiddelen aan te wenden tegen het schadeveroorzakende besluit, dient dit in de aanvraag te worden vermeld.

  • 6. Indien rechtsmiddelen zijn aangewend tegen het schadeveroorzakende besluit, kan de behandeling van de aanvraag worden opgeschort tot het moment waarop het gewraakte besluit onherroepelijk is. Aan de aanvrager wordt van de beslissing tot opschorting mededeling gedaan middels aangetekend schrijven.

Artikel 5 Ontvankelijkheid van de aanvraag

  • 1. Indien een aanvraag buiten de in artikel 4 genoemde termijn van vijf jaar wordt ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest. De aanvrager dient aan te tonen dat hem de overschrijding van de termijn niet verweten kan worden.

  • 2. Indien de door of namens de aanvrager verstrekte gegevens of bescheiden voor de beoordeling van de aanvraag onvoldoende zijn, kan het dagelijks bestuur besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het dagelijks  bestuur gestelde redelijke termijn de aanvraag aan te vullen.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan de aanvraag afwijzen, indien de aanvrager ondanks een uitdrukkelijk gemotiveerd verzoek van de adviseur weigert de voor de voorbereiding van het advies nodige gegevens of bescheiden te verstrekken voorzover hij daar redelijkerwijs over kan beschikken, of op een andere wijze medewerking weigert aan het onderzoek van de adviseur.

  • 4. Voordat het dagelijks bestuur een aanvraag overeenkomstig het bepaalde onder 3 afwijst, stelt hij de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen. De aanvrager kan zijn zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen binnen een termijn van twee weken.

  • 5. Een besluit om de aanvraag hetzij niet te behandelen hetzij af te wijzen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na indienen aanvraag c.q. nadat de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6 Beslissen op de aanvraag zonder advies van de adviseur

  • 1. Het dagelijks bestuur kan de aanvraag binnen een termijn van acht weken afdoen zonder een advies van de adviseur in te winnen:

    • a.

      indien de aanvraag: kennelijk ongegrond is;

    • b.

      zonder nader onderzoek voor toewijzing vatbaar is;

    • c.

      schade minder dan € 1.500,00 betreft.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

  • 3. Voordat het dagelijks bestuur een aanvraag kennelijk ongegrond verklaart, stelt hij de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen. De aanvrager kan zijn zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen binnen een termijn van twee weken.

  • 4. In de in lid 1 genoemde gevallen zijn de artikelen 7 tot en met 12 niet van toepassing.

Artikel 7 Inwinnen advies over de aanvraag door de adviseur

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de aanvraag, na toetsing aan het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6,  zo spoedig mogelijk, uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 6 bedoelde termijn, in handen van de adviseur onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de aanvrager;

  • 2. De mededeling, overeenkomstig het bepaalde onder 1, bevat een opgave van de persoon of de samenstelling van de commissie, belast met het adviseren inzake de door het dagelijks bestuur te nemen beschikking op de aanvraag om vergoeding van schade.

Artikel 8 De adviseur

  • 1. Afhankelijk van de complexiteit wijst het dagelijks bestuur voor de adviseur een terzake deskundig persoon aan of stelt een commissie in en wijst bij een commissie de voorzitter aan. Een commissie bestaat uit drie deskundige personen;

  • 2. De adviseur is onafhankelijk en onpartijdig, en:

    • a.

      maakt geen deel uit van het hoogheemraadschap of Waternet;

    • b.

      bis niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur.

  • 3. Indien de adviseur dit nodig acht voor een goed advies, kan hij zich, na toestemming van het dagelijks bestuur door één of meer onafhankelijke deskundigen laten bijstaan.  

  • 4. Op verzoek van de aanvrager kan de adviseur worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid of onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek wordt schriftelijk aangetekend verzonden binnen twee weken na ontvangst van de mededeling, zoals bedoeld in artikel 7, en is  gemotiveerd.

  • 5. Het dagelijks bestuur beslist binnen vier weken over het verzoek tot wraking. Alvorens de beslissing wordt genomen, hoort het dagelijks bestuur de aanvrager en de gewraakte deskundige in elkaars aanwezigheid. Alleen ingeval sprake is van gegronde en zwaarwegende motieven aan de zijde van de aanvrager zal het verzoek worden gehonoreerd. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel  open.

  • 6. Ingeval van wraking of langdurige verhindering wegens ziekte of anderszins stelt het dagelijks bestuur een plaatsvervangende deskundige aan.

Artikel 9 Taken van de adviseur

  • 1. Indien de adviseur dit nodig acht, stelt deze een onderzoek in op de locatie waar de eventuele schade zich voordoet. De adviseur stelt het dagelijks bestuur in de gelegenheid dit onderzoek ter plaatse bij te wonen. De aanvrager is verplicht mee te werken aan dit onderzoek.

  • 2. De adviseur stelt het dagelijks bestuur en de aanvrager in de gelegenheid hun standpunten mondeling toe te lichten. Partijen worden tenminste eenmaal in elkaars aanwezigheid gehoord.

  • 3. De adviseur onderzoekt:

    • a.

      of de door partijen gestelde feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan of naar redelijke verwachting zullen voordoen;

    • b.

      of en in hoeverre voldoende hechte samenhang bestaat tussen het (voor-) genomen besluit of de (voor-) genomen aanleg, wijziging of onderhoud van het waterstaatswerk en de door aanvrager gestelde schade;

    • c.

      of voor de eventueel te lijden of geleden schade uit andere hoofde dan deze regeling in vergoeding kan worden voorzien.

  • 4. De adviseur adviseert met betrekking tot:

    • a.

      de vaststelling van de aard en omvang van de eventuele schade;

    • b.

      de vraag of de eventuele schade voor risico van de aanvrager dient te blijven;

    • c.

      de hoogte van de eventueel naar billijkheid toe te kennen schadevergoeding of de eventueel in natura te geven compensatie, inclusief de door partijen gemaakte kosten voor schadebeperkende maatregelen en proceskosten.

Artikel 10 Het horen van partijen

  • 1. De adviseur nodigt, ter uitvoering van artikel 9 lid 2, de partijen tenminste drie weken tevoren uit voor een hoorzitting, waarin elk der partijen in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen.

  • 2. Beide partijen kunnen zich ter behartiging van hun belangen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. De adviseur kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.

  • 3. Indien de aanvrager zich laat bijstaan door een deskundige, zijn de daaraan verbonden kosten op voorhand voor zijn rekening. De adviseur zal op verzoek van aanvrager mede een advies geven over een eventuele vergoeding van deze kosten.

  • 4. Van de gehouden hoorzittingen wordt een verslag gemaakt. De verslagen maken deel uit van het advies van de adviseur.

Artikel 11 Bevoegdheden en verplichtingen van partijen en de adviseur

  • 1. De adviseur kan partijen verzoeken om nadere inlichtingen en het overleggen van stukken, welke naar haar oordeel nodig zijn om tot een deugdelijk advies te komen. Partijen zijn verplicht de door de adviseur verzochte inlichtingen zonder voor behoud te verstrekken en de gevraagde stukken te overleggen.

  • 2. De aanvrager verschaft aan de adviseur desgevraagd de voor de bepaling van de schade nodige gegevens en bescheiden (inclusief de financiële jaarstukken), waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. De aanvrager kan de adviseur verzoeken die gegevens en bescheiden, waarvan de geheimhouding uit oogpunt van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of in het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens gerechtvaardigd is, na kennisneming onmiddellijk te vernietigen of te retourneren en niet ter inzage te geven aan het hoogheemraadschap.

  • 4. De adviseur, die de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voorzover uit de taak van adviseur de noodzaak tot mededeling in het advies aan het dagelijks bestuur voortvloeit. Indien de adviseur de inhoud van de door aanvrager overlegde stukken of verstrekte inlichtingen voor het opstellen van een deugdelijk gemotiveerd advies nodig acht, stelt hij de aanvrager vóórdat het conceptadvies wordt opgesteld in de gelegenheid de aanvraag alsnog in te trekken. De reeds ter voorbereiding van het advies gemaakte kosten komen alsdan voor rekening van de aanvrager.

  • 5. In overleg met partijen onderzoekt de adviseur of schadebeperkende of -voorkomende maatregelen kunnen worden genomen. Zo nodig maant hij partijen naar oplossingen te zoeken, indien hij van oordeel is dat zodanige maatregelen mogelijk zijn.

Artikel 12 Werkwijze van de adviseur

  • 1. De adviseur baseert zich bij de vaststelling van de omvang van de schade en bij de bepaling van de omvang van de schadevergoeding op:

    • a.

      de door partijen aan haar verstrekte inlichtingen en overlegde stukken;

    • b.

      het verslag van de mondelinge toelichting(en);

    • c.

      eigen inzicht en waarneming;

    • d.

      ingewonnen informatie en adviezen;

    • e.

      de algemene bepalingen zoals deze thans in de praktijk van de nadeelcompensatie in Nederland gelden, gelet op de (ontwikkelingen in de) jurisprudentie en de in deze regeling en daarbij behorende toelichting gegeven uitgangspunten.

  • 2. De adviseur voorziet zijn advies van een deugdelijke motivering.

  • 3. De adviseur brengt eerst een conceptadvies uit dat aan beide partijen wordt toegezonden en vervolgens een definitief advies. Partijen worden binnen een termijn van vier weken in de gelegenheid gesteld schriftelijk bedenkingen tegen het conceptadvies in te brengen. Partijen ontvangen een afschrift van de wederzijds ingebrachte bedenkingen, tenzij de inbrengende partij schriftelijk gemotiveerd verzoekt om geen afschrift van de bedenkingen aan de wederpartij te verstrekken. Artikel 11, derde en vierde lid, is op zo’n verzoek van toepassing.

  • 4. Het conceptadvies wordt uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag en adviesopdracht uitgebracht. Indien het conceptadvies niet binnen een termijn van drie maanden kan worden uitgebracht, doet de adviseur partijen hiervan schriftelijk mededeling. In deze mededeling vermeldt hij de oorzaak van de termijnoverschrijding en noemt hij de termijn waarbinnen zij wel aan de opdracht zal voldoen.

  • 5. De adviseur vermeldt bij het definitieve advies zijn overwegingen omtrent de op het conceptadvies door partijen ingebrachte bedenkingen. Het definitieve advies wordt binnen een maand na afloop van de termijn om schriftelijk bedenkingen in te brengen uitgebracht.

  • 6. Indien evenwel de omstandigheden zich sinds het opstellen van het conceptadvies sterk  hebben gewijzigd dan wel sprake is van een relevante wijziging ten opzichte van dit conceptadvies, brengt de adviseur voorafgaand aan het definitieve advies een tweede conceptadvies uit. Dit tweede conceptadvies wordt binnen drie maanden na afloop van de termijn om schriftelijk bedenkingen in te brengen uitgebracht. De adviseur doet, indien hij zich door de omstandigheden of ingebrachte bedenkingen genoodzaakt ziet het conceptadvies te wijzigen, uiterlijk binnen een maand na afloop van de termijn om schriftelijk bedenkingen in te brengen mededeling aan partijen.

Artikel 13 Beslissing op de aanvraag tot het geven van een schade-vergoeding

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist binnen twee maanden na ontvangst van het advies van de adviseur op de aanvraag tot het geven van een schadevergoeding. De beslissing wordt met een afschrift van het door de adviseur verstrekte advies aangetekend verzonden. In de beslissing wordt gemeld of hiertegen bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld, door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan.

  • 2. Indien het dagelijks bestuur niet binnen de onder 1 gestelde termijn tot een beslissing kan komen, stelt hij de aanvrager hiervan onverwijld in kennis, onder vermelding van de oorzaak van de vertraging, alsmede de termijn waarbinnen de beslissing wél zal worden genomen.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de adviseur een afschrift van zijn beslissing en  informeert de adviseur, indien de aanvrager bezwaar en/of beroep instelt,  over het verdere verloop van de zaak.

  • 4. Ingeval de beslissing afwijkt van het advies van de adviseur, voorziet het dagelijks bestuur de beslissing van een deugdelijke motivering. Ingeval in de beslissing het advies van de adviseur volledig wordt overgenomen, kan ter motivering van deze beslissing worden volstaan met een verwijzing naar het uitgebrachte advies.   

  • 5. Ingeval het dagelijks bestuur, alvorens een beslissing te nemen, een nadere mondelinge toelichting op het definitieve advies door de adviseur noodzakelijk acht, verzoekt hij de adviseur en geval een commissie is ingesteld de voorzitter van de commissie deze te geven. De mondelinge toelichting geschiedt in aanwezigheid van de aanvrager.

Artikel 14 Geen recht op nadeelcompensatie

In elk geval wordt geheel of gedeeltelijk afwijzend beslist op een aanvraag tot het geven van een schadevergoeding indien en voor zover:

  • a.

    geen voldoende hechte samenhang aanwezig wordt geacht tussen het betreffende besluit of het aanleggen, wijzigen of onderhouden van waterstaatswerken en de door de aanvrager geleden dan wel te lijden schade;

  • b.

    de schade anderszins kan worden vergoed;

  • c.

    de aanvrager lijdelijk de gevolgen van het betreffende besluit heeft afgewacht, terwijl door het treffen van maatregelen de schade had kunnen worden beperkt of voorkomen;

  • d.

    de schade behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de aanvrager.

Artikel 15 De hoogte van de schadevergoeding

Voor vergoeding komt slechts in aanmerking de schade, zoals is berekend met inachtneming van de vorenstaande artikelen van deze regeling en de bij deze regeling behorende toelichting.

Artikel 16 Vergoeding van de deskundigenkosten

Aan de aanvrager kan door het dagelijks bestuur op advies van de adviseur een gehele of gedeeltelijke vergoeding worden verleend van de voor het indienen van de aanvraag redelijkerwijs gemaakte deskundigenkosten. Ook in het geval dat het dagelijks bestuur voor het overige afwijzend beslist op de aanvraag kan een vergoeding van deskundigenkosten plaatsvinden.

Artikel 17 Wettelijke rente

  • 1. Indien en voor zover een aanvraag wordt toegewezen, kent het dagelijks bestuur aan de aanvrager een vergoeding toe van de wettelijke rente over de toegekende compensatie, zoals bedoeld in artikel 15.

  • 2. De wettelijke rente wordt vergoed vanaf de datum, waarop de aanvraag is ontvangen, met uitzondering van het in het volgende lid genoemde geval.

  • 3. Ingeval de aanvrager rechtsmiddelen tegen het betreffende schadeveroorzakende besluit heeft aangewend en hierop onherroepelijk is beslist, geldt als aanvangsdatum voor de vergoeding van de wettelijke rente de datum van déze beslissing.

Artikel 18 Voorschot

  • 1. Op verzoek van de aanvrager kan het dagelijks bestuur, na advies terzake van de adviseur, een voorschot verlenen op de uiteindelijk vast te stellen schadevergoeding.

  • 2. De aanvrager dient zijn verzoek in bij het dagelijks bestuur, die binnen twee maanden op dit verzoek b eslist. Indien het dagelijks bestuur niet binnen de onder 1 gestelde termijn tot een beslissing kan komen, stelt hij de aanvrager hiervan onverwijld in kennis, onder vermelding van de oorzaak van de vertraging, alsmede de termijn waarbinnen de beslissing wél zal worden genomen.

  • 3. Een voorschot wordt slechts verstrekt in die gevallen waarin redelijkerwijs te verwachten valt dat op de aanvraag geheel of gedeeltelijk toewijzend zal worden beslist.

  • 4. Aan het verstrekken van het voorschot kunnen door de aanvrager geen rechten worden ontleend, in het bijzonder niet ten aanzien  van de toekenning van schadevergoeding.

  • 5. Alvorens het voorschot wordt verstrekt, dient de aanvrager schriftelijk te verklaren dat hij het teveel aan ontvangen voorschot onmiddellijk zal terugbetalen, wanneer op grond van latere definitieve gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt.

  • 6. Tegen de beslissing inzake het verzoek om een voorschot kan geen bezwaar worden aangetekend.

  • 7. Na het onherroepelijk worden van het schadeveroorzakende besluit, wordt definitief op de aanvraag beslist.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze regeling zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onbillijk moet worden aangemerkt, kan het dagelijks bestuur van het gestelde in deze regeling afwijken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als:

Regeling nadeelcompensatie hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht 2006.

[1] Ter attentie van de Afdeling JGZ, postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze bepaling worden enkele begrippen omschreven.

Artikel 2 Informatieplicht

Deze bepaling geeft invulling aan in de jurisprudentie gestelde eisen aan overheidsoptreden. Voorafgaande aan het schadeveroorzakende optreden informeert het hoogheemraadschap belanghebbenden over het bepaalde in deze regeling.

Artikel 3 Recht op nadeelcompensatie

Dit artikel geeft de reikwijdte aan van deze regeling. Voor vergoeding komt in aanmerking de schade die rechtstreeks voortvloeit uit besluiten en feitelijke handelingen van het hoogheemraadschap ter uitvoering van zijn bij Reglement opgedragen taken.

Uitgangspunt van de belangenafweging bij een voorgenomen besluit is dat onevenredige schade wordt voorkomen. De voorzienbare schade wordt door het treffen van maatregelen voorkomen of - indien dit niet mogelijk is - op een of andere wijze (in natura) gecompenseerd.

Bij de inventarisatie van de bij een voorgenomen besluit betrokken belangen en bij de inspraak door de betrokken belanghebbenden wordt getracht de te verwachten onevenredige schade (in volgorde ):

1.     ofwel door het treffen van maatregelen of het nemen van een ander besluit  te voorkomen of te verminderen; het toebrengen van schade wordt zoveel mogelijk vermeden;

2.     ofwel in natura te compenseren; als schade onvermijdelijk is, zal het bestuursorgaan zich de belangen van gedupeerden actief aantrekken en in overleg met hen nagaan welke maatregelen genomen kunnen worden om hun belangen zoveel mogelijk veilig te stellen;

3.     ofwel financieel te compenseren; waar compenserende maatregelen niet mogelijk zijn of onvoldoende zijn, zal de (resterende) onevenredige schade worden vergoed in geld.

Dus eerst wanneer voorkomen of compensatie in natura niet mogelijk of zinvol is wordt compensatie in geld aangeboden. Bij elk van deze drie stadia geldt uitdrukkelijk de beperking tot onevenredige schade!

Artikel 4 Aanvraag tot het geven van een schadevergoeding

Een schadevergoeding zal alleen worden toegekend op uitdrukkelijk, schriftelijk verzoek. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van het  ”aanvraagformulier behorend bij artikel 4 van de Regeling nadeelcompensatie Amstel,Gooi en Vecht 2006”.

Het verzoek tot het nemen van een schadebesluit is een formele aanvraag, waarop de procedurebepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn. Een dergelijke aanvraag dient voldoende gegevens te bevatten om een besluit te kunnen nemen. Een niet deugdelijk onderbouwde schadeclaim kan, in overeenstemming met de wettelijke regeling voor het behandelen van een aanvraag,  als een niet-ontvankelijke aanvraag buiten behandeling worden gelaten. Immers als algemeen uitgangspunt heeft te gelden dat degene die stelt schade te lijden, zulks zal moeten staven. De vereisten, waaraan een aanvraag moet voldoen worden in de regeling vermeld.

De belanghebbende is verplicht bij het indienen van de aanvraag kenbaar te maken of bezwaar c.q. beroep tegen het genomen besluit wordt gemaakt c.q. ingesteld. Bij bezwaar of beroep wordt het in behandeling nemen van de aanvraag opgeschort, totdat uitspraak is gedaan over het gewraakte besluit, aangezien het bezwaar of beroep tot wijziging van het genomen besluit kan nopen. De wettelijke rente loopt wél vanaf de dag van ontvangst van de aanvraag om schadevergoeding, zodat de belanghebbende niet door het indienen van bezwaar ‘in eigen vlees snijdt’. Ook indien door andere belanghebbenden bezwaar is gemaakt, kan dit een aanleiding zijn om de aanvraag niet onmiddellijk in behandeling te nemen, maar eerst de uitkomst van de bezwaar- en beroepsprocedure af te wachten.

Artikel 5 Ontvankelijkheid van de aanvraag

Indien blijkt dat de aanvraag niet aan de gestelde eisen voldoet, nadat de gelegenheid is gegeven de aanvraag aan te vullen, is de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. In zo’n geval kan het dagelijks bestuur besluiten zonder nader advies de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Een aanvraag tot schadevergoeding die te laat is ingediend wordt als niet-ontvankelijk beschouwd.

Artikel 6 Beslissen op de aanvraag zonder advies van de adviseur

De aanvraag kan zonder een advies van de adviseur in te winnen worden afgedaan, indien de aanvraag kennelijk ongegrond is of de schade minder dan € 1.500,00 bedraagt of zonder nader onderzoek voor toewijzing vatbaar is. Als duidelijk is voor het hoogheemraadschap wat in de maatstaven/methoden voor het bepalen van de omvang van de schade, volgens punt 4 van deze toelichting, aan vergoedingsregeling is opgenomen zal hierop de toewijzing plaatsvinden.

Indien reeds na summier onderzoek blijkt dat de aanvraag niet kan worden gehonoreerd, dan wel zonder nader onderzoek kan worden toegewezen is sprake van kennelijke ongegrondheid respectievelijke kennelijke gegrondheid van de aanvraag. De kennelijke (on)gegrondheid van de aanvraag moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke merites van de zaak wordt ingegaan.

Artikel 7 Inwinnen advies over de aanvraag door de adviseur

Indien de aanvraag niet kennelijk (on)gegrond of niet kennelijk niet-ontvankelijk is, wordt deze in handen gesteld van een adviseur.

Artikel 8 De adviseur

De adviseur kan zijn een persoon of commissie belast met het adviseren inzake de door het dagelijks bestuur te nemen beschikking op een aanvraag om schadevergoeding. De adviseur dient onafhankelijk en onpartijdig te zijn.

Wanneer de schadezaak niet complex is en derhalve sprake is van een kennelijk eenvoudige zaak zal in het algemeen het advies worden gevraagd aan één deskundige op het gebied van schadetaxatie. Wanneer sprake is van een complexe schadezaak zal een commissie worden samengesteld. Zo’n commissie zal minimaal bestaan uit drie leden. In de commissie zijn tenminste twee verschillende vakdisciplines vertegenwoordigd: een jurist met kennis van aansprakelijkheid-  en bestuursrecht en twee deskundigen op het gebied van schadetaxatie.

De adviseur krijgt de mogelijkheid om zo nodig aanvullend advies in te winnen van een extra, externe specialist.

In de regeling wordt voorzien in een mogelijkheid voor de belanghebbende tot wraking van de benoemde deskundigen bij gegronde vrees voor partijdigheid of belangenverstrengeling.

Artikel 9 Taken van de adviseur

De adviseur brengt advies uit  over: 1e de aansprakelijkheid van het hoogheemraadschap voor de schade, 2e de omvang van de schade en 3e de hoogte van de te verstrekken schadevergoeding.

Artikel 10 en 11 Het horen van partijen en bevoegdheden en verplichtingen van partijen en de adviseur

Deze bepalingen gaan over procedures waaraan de adviseur zich dient te houden.

Artikel 12 Werkwijze van de adviseur

In deze bepaling wordt de werkwijze aangegeven waaraan de adviseur zich dient te houden.

Artikel 13 Beslissing op de aanvraag tot het geven van een schadevergoeding

In deze bepaling staat omschreven hoe het dagelijks bestuur met het door de adviseur uitgebrachte advies zal omgaan.

Artikelen 14 Geen recht op nadeelcompensatie

Niet alle schade hoeft te worden voorkomen of komt voor compensatie in aanmerking. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn. Dit betekent dat slechts de schade die in redelijkheid niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven moet worden voorkomen of gecompenseerd.

Naast het bovengenoemde algemene tot schadevergoeding verplichtende beginsel geldt immers ook een aantal schadevergoeding beperkende beginselen. Lang niet alle in het algemeen belang toegebrachte schade is onevenredig. De belangrijkste schadevergoeding beperkende beginselen zijn:

1.     het vereiste van een causaal verband (voldoende hechte samenhang) tussen het voorgenomen besluit en de op te treden schade;

2.     het beginsel van het normale maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico, waarbij met name gedoeld wordt op de eventuele voorzienbaarheid van het besluit en de uitsluiting van bagatelschade (te gering in omvang om voor vergoeding in aanmerking te komen).

3.     het subsidiariteitsbeginsel: voor de geclaimde schade staat een andere vergoedingsregeling open (claim doorverwijzen).

Voorbeelden uit de waterstaatspraktijk (jurisprudentie) zijn:

•    vanwege de natuurlijke maaivelddaling heeft regelmatig een peilaanpassing plaats; bij nieuwbouw, onderhoud en instandhouding van gebouwen dient hiermee door de eigenaar rekening te worden gehouden;

•    regelmatig onderhoud aan/ophoging van dijken betekent dat kabels en leidingen niet jarenlang ongestoord kunnen blijven liggen;

•    verkeersmaatregelen, zoals het tijdelijk voor onderhoud of definitief aan het verkeer onttrekken van bruggen en wegen aan de openbaarheid, zijn een maatschappelijk gegeven, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd.

Nadelige gevolgen van dergelijke overheidsmaatregelen dienen in beginsel voor rekening van betrokkenen te blijven. In de toelichting bij de regeling wordt nader op de betekenis van deze beginselen voor bepaalde besluiten ingegaan.

Wellicht kan de aanspraak op schadeloosstelling krachtens de opgestelde regeling in een aantal gevallen worden afgewezen, omdat  vergoeding van de schade mogelijk al op een andere wijze - bijvoorbeeld bij besluitvorming door andere bestuursorganen - voldoende is verzekerd. Overigens is de aansprakelijkheidsverzekering van het hoogheemraadschap niet van toepassing op schadeclaims in het kader van nadeelcompensatie. 

Artikel 15 De hoogte van de schadevergoeding

1.     Beoordeling van de feiten / vaststellen aansprakelijkheid

Allereerst wordt vastgesteld of het hoogheemraadschap aansprakelijk is voor de te lijden schade. Daartoe dienen de volgende vragen te worden:

1.     Doet het gestelde feitencomplex zich inderdaad (zo) voor als door de aanvrager in de schadeclaim is gesteld?

2.     Bestaat er voldoende hechte samenhang tussen het voorgenomen besluit en de geclaimde schade? Of is sprake van meerdere schade feiten, die de gestelde schade kunnen veroorzaken?

3.     Dient de geclaimde schade voor risico van de aanvrager te blijven? Is sprake van schade, die behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de getroffene dan wel tot het extra door getroffene aanvaarde risico?

Bij de beantwoording van deze derde vraag spelen de volgende criteria een rol:

a.    voorzienbaarheid; niet voor vergoeding in aanmerking komt een schade die veeleer een gevolg is van voorzienbare maatschappelijke ontwikkelingen dan van daaruit voortkomende besluiten van het hoogheemraadschap.

b.    risicoaanvaarding;

c.    schade van geringe omvang (bagatelschade).

Het draagkrachtbeginsel, waarin rekening wordt gehouden met de financiële positie van betrokkene, speelt geen enkele rol!

2.     Vaststelling van de omvang van de schade

Wordt, na het beantwoorden van deze vragen, vastgesteld dat het hoogheemraadschap aansprakelijkheid is, dan volgt een onderzoek naar de omvang van de schade. In elk geval wordt eerst de volledige schade berekend. Uitgangspunt daarbij is de werkelijk geleden schade: het schadeveroorzakend besluit wordt ‘weggedacht’ (de eliminatieregel). De schade wordt getaxeerd op basis van deskundigheid: een optelsom van kennis, ervaring en intuïtie. Het advies over de hoogte van de compensatie bevat tevens een voorstel met betrekking tot de vergoeding en verdeling van de kosten voor deskundigen en juridische bijstand.

3.     Advies met betrekking tot de hoogte van de schadevergoeding naar billijkheid

Pas als de totale omvang van de schade is vastgesteld, kan aan de vraag worden toegekomen, of er rechtsgronden bestaan om minder dan het volle bedrag te vergoeden. Vergoed wordt alle schade, voorzover deze schade uitstijgt boven hetgeen de getroffene normaliter behoort te dulden. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval wordt een  billijke vergoeding bepaald. Uitgangspunt is dat een financiële toestand resulteert voor de benadeelde die gelijkwaardig is aan de toestand indien het schadeveroorzakend handelen niet zou hebben plaatsgehad. Daarbij kan rekening worden gehouden met een eventueel voordeel, dat de benadeelde (in de toekomst) van het besluit zal hebben (toepassing van de criteria: ‘voordeeltoerekening’ en ‘nieuw voor oud’). Ook wordt bezien of de schade te wijten is  aan eigen handelen of nalaten van de gedupeerde, m.a.w. of sprake is van verwijtbaar afwachten, terwijl beperking van de schade in de rede had gelegen. 

De hoogte van de vergoeding is een vertaling van de billijkheid in een percentage. 100% kan overigens ook billijk zijn! Een percentage is altijd arbitrair: niet te ontkomen valt aan ‘een sprong naar de conclusie’. Deze noodzakelijke sprong zal zo goed mogelijk worden verantwoord.

4.     Maatstaven/methoden voor het bepalen van de omvang van de schade

4.1.    Algemeen

Voor vergoeding in aanmerking komen vermogensschade, inkomensschade, zaakschade en kosten voor deskundige bijstand.

Bij vermogensschade is het uitgangspunt voor de waardebepaling  de verkeers- of marktwaarde (werkelijke waarde).

Inkomensschade wordt geschat op basis van door de aanvrager te overleggen jaarstukken over de laatste 3 à 5 jaren.

Niet voor vergoeding in aanmerking komen belastingschade en immateriële schade.

Voor werken en voorzieningen in, op of bij een dijktracé kan in het algemeen worden gesteld dat waterkeringen na verloop van tijd opgehoogd of versterkt (inclusief verbreding) moeten worden wegens zetting van de ondergrond en van de waterkering zelf of vanwege een strengere normering. Daarnaast kunnen ook (ingrijpende) herstelwerkzaamheden aan de waterkering nodig zijn. In deze gevallen kan het noodzakelijk zijn dat op, in en langs de waterkering aanwezige werken of voorzieningen zoals hekken, afrasteringen, straatmeubilair en kabels en leidingen, maar ook het wegdek van een op de kering gelegen weg, moeten worden verwijderd. Wanneer een gerechtigde van werken of voorzieningen er voor heeft gekozen om ontheffing aan te vragen om een werk of voorziening in, op, of langs een waterkering aan te brengen dient hij zich er van bewust te zijn dat na verloop van tijd herstelwerkzaamheden aan de waterkering nodig kunnen zijn en dat de waterkering om de zoveel jaren moet worden opgehoogd of versterkt. Dit is verbonden aan de primaire functie van de waterkering.

4.2    Kabels en leidingen in een dijktracé

Indien in het kader van dijkverbetering een kabel of leiding zal moeten worden verlegd of aangepast zal dit kosten voor de kabel- en leidingbeheerder met zich meebrengen. In de "Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatswerken en spoorwegwerken 1999" van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn regels opgenomen voor het toekennen van nadeelcompensatie aan nutsbedrijven bij het verleggen van bepaalde soorten kabels en leidingen als gevolg van werkzaamheden van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De regeling van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt door het hoogheemraadschap voor de bepaling van de omvang van de schade analoog toegepast, met uitzondering van twee punten. De vergoedingspercentages bij natte infrastructuur zullen worden gebaseerd op een ongestoorde liggingsduur van 20 jaar en de aparte regeling voor kruisende leidingen zal niet worden gehanteerd, oftewel voor kruisende leidingen zal dezelfde schaderegeling worden toegepast als voor langsleidingen.

Waterkeringen in het beheersgebied van het hoogheemraadschap moeten met enige regelmaat worden versterkt. Zo is het een ervaringsfeit dat vergunningsplichtige werken gemiddeld eens in de 20 jaar moeten wijken voor het dijkbelang.

De volgende vergoedingspercentages worden dan ook gehanteerd:

Vergoeding kabels en leidingen in dijktracé

liggingsduur in jaren:

0-4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

schadevergoeding

100%

80%

75%

70%

64%

59%

54%

48%

43%

38%

32%

27%

22%

16%

11%

6%

0%

Voor de bepaling van financiële compensatie in deze situatie wordt in principe géén beroep gedaan op de adviseur.

4.3    Wegen op een dijktracé

Indien in het kader van dijkverbetering een weg moet worden verlegd, verhoogd of aangepast zal dit kosten voor de wegbeheerder met zich meebrengen. Veelal zijn in privaatrechtelijke documenten afspraken, tussen wegbeheerder en het hoogheemraadschap, vastgelegd hoe om te gaan met vergoeding van schade bij reconstructie van waterkeringen. Er zijn ook situaties dat er niets is geregeld of er wordt verwezen naar de regeling nadeelcompensatie. In deze gevallen wordt de “Nadeelcompensatieregeling verleggen van kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatwerken en spoorwegwerken 1999” van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, analoog toegepast met uitzondering van de ongestoorde liggingsduur. Ook bij wegen zal worden aangehouden een ongestoorde liggingsduur van 20 jaar, met de vergoedingspercentages zoals onder 4.2 is vermeld.

Voor de bepaling van financiële compensatie in deze situatie wordt in principe géén beroep gedaan op de adviseur.

4.4    Particuliere werken en voorzieningen in, op of bij een dijktracé

Bij particuliere werken en voorzieningen bij waterkeringen, zoals hekwerken, opritten en tuinen kunnen de criteria die worden gehanteerd voor het bepalen van de vergoeding bij het verleggen van kabels en leidingen analoog worden toegepast.

4.5    Peilbesluiten

Schade aan gebouwen (peilverlaging)

Uitgangspunt bij schadeclaims in verband met schade aan opstallen door een peilverlaging is dat peilverlaging noodzakelijk is om gelijke tred te houden met de natuurlijk optredende maaivelddaling. Dit proces wordt niet door waterhuishoudkundig optreden van het hoogheemraadschap in de hand gewerkt en kan evenmin daardoor worden voorkomen. Bovendien is het verloop van dit proces in het beheersgebied van het hoogheemraadschap in hoge mate voorzienbaar. Dit uitgangspunt behoeft uiteraard enige nuancering, wanneer om waterhuishoudkundige redenen  forser wordt ingegrepen dan louter voor het volgen van de autonome maaivelddaling noodzakelijk zou zijn. Bovendien moet bedacht worden dat genomen waterhuishoudkundige maatregelen dit natuurlijke proces kunnen versterken en versnellen.

Consequenties van dit uitgangspunt - onverlet de gegeven nuanceringen - is dat gebouwen zo dienen te worden geconstrueerd dat zij gedurende hun levensduur de natuurlijke daling van het maaiveld en de in verband daarmee te realiseren peilverlagingen zonder schade kunnen doorstaan. Maaivelddaling is in de lage delen van ons land een continu voorkomend verschijnsel: het continue proces van inklinking.

Bij bepaling van de afschrijvingsduur van de fundering van een pand is niet de boekhoudkundige waarde, maar de waarde in het economisch verkeer het uitgangspunt.

Schade die vóór de aankoop van een gebouw is opgelopen, mag worden geacht in de koopprijs te zijn verdisconteerd. Weliswaar heeft de koper op het moment van aankoop geen invloed meer op de constructie of de fundering van het gebouw, doch dit laat onverlet dat met het oog op de nog te verwachten schade als gevolg van de natuurlijke maaivelddaling en de daarop niet aangepast constructie van het gebouw, ook deze schade in de aankoopprijs had kunnen worden verdisconteerd. De schade die ontstaat als gevolg van een louter volgzame peilverlaging dient derhalve in beginsel voor rekening van de burger te blijven.

Dit uitgangspunt geldt overigens gelijkelijk voor de compensatie in natura.

Bij scheurvorming in een woning is met name ook het causaal verband een belangrijk toetsingscriterium: is er voldoende hecht verband tussen het verlagen van het polderpeil en de opgetreden schade? Indien de schade (scheurvorming) zich ook voordoet zonder de verlaging van het polderpeil, is geen sprake van een oorzakelijk verband. De aanvrager zal in redelijke mate aannemelijk moeten maken dat dit causaal verband aanwezig is. Aangegeven moet worden of de opgetreden schade onder de omstandigheden van het geval het gevolg kan zijn van de peilverlaging. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn: tijdsverloop, bodemsoort, typefundering e.d. Mogelijke andere oorzaken, zoals verkeerstrillingen, het uitdiepen van een sloot vlakbij het huis, beplanting  of een veranderde zetting na verbouw van het huis, dienen redelijkerwijs te zijn uitgesloten.

Schade aan gebouwen (peilverhoging)

Wateroverlast in kelders of kruipruimten van woningen zal veelal door compenserende maatregelen (drainage) moeten worden voorkomen.

Verdroging (peilverlaging)

De methode van schadebepaling is afhankelijk van de functie en het gebruik van de grond. Bij agrarisch gebruik wordt de inkomensschade bepaald aan de hand van de gewijzigde grond- waterstanden en met behulp van de Helptabel. Voor natuurterreinen moeten compenserende maatregelen worden genomen.

Vernatting (peilverhoging)

De methode van schadebepaling is ook hier afhankelijk van de functie en het gebruik van de grond. Bij agrarisch gebruik wordt de inkomensschade bepaald aan de hand van de Helptabel. Voor natuurterreinen zal gezocht worden in het treffen van maatregelen.

Overige schade

Naast de bovengenoemde schadesoorten kan bij peilmanipulaties natuurlijk ook schade optreden aan infrastructurele werken. Ook kan schade worden veroorzaakt door de fysieke maatregelen, die getroffen moeten worden om het vastgestelde peil daadwerkelijk te effectueren.

Richtlijnen Peilbeheer

In de Richtlijnen Peilbeheer, vastgesteld door het Algemeen Bestuur van het hoogheemraadschap wordt verwezen naar de Regeling Nadeelcompensatie voor vergoeding van toegebracht nadeel door het nemen van een peilbesluit, wanneer de schade het normaal maatschappelijk risico (7%) te boven gaat. Hierbij is tevens gesteld dat voor het normaal maatschappelijk risico van een eigenaar wordt gekeken naar het gehele gebied dat binnen het peilbesluit valt en in eigendom is van de betreffende eigenaar.

4.6    Intrekken of wijzigen van een lozingsvergunning

Bij het intrekken van een zogenaamde historische lozingsvergunning in verband met de mogelijkheid om tot aansluiting op riolering over te gaan vindt geen compensatie op grond van artikel 9 Wet verontreiniging oppervlaktewateren plaats, omdat de aansluitkosten geen schadepost  vormt die redelijkerwijze niet of niet geheel voor eigen rekening behoort te komen. De aansluitkosten  behoren tot het normaal maatschappelijk risico van de ‘historische’ lozer. Een dergelijke aanvraag wordt zonder meer ‘kennelijk ongegrond’ verklaard, ongeacht de  financiële positie van betrokkene (het draagkrachtbeginsel speelt geen rol!). Bovendien is in veel gevallen sprake van een tegemoetkoming in de kosten door gemeente (subsidiariteitsbeginsel: voor de geclaimde schade bestaat een andere vergoedingsregeling).

Ook het aanvullen of aanscherpen van een milieuvergunning in het kader van een voortgaande aanscherping van het milieubeleid behoort tot het normaal maatschappelijk risico en is ook niet onevenredig t.o.v. andere gedupeerden (concurrentie). Een aanspraak op schadevergoeding bestaat alleen, wanneer een bedrijf in vergelijking met gelijksoortige bedrijven een onevenredige last ondervindt van een ten opzichte van hem getroffen maatregel als gevolg waarvan de concurrentieverhoudingen wezenlijk worden verstoord. De structurele bedrijfsschade komt voor vergoeding in aanmerking, indien bovennormale voorzieningen moeten worden aangebracht of normale voorzieningen met bovennormale kosten moeten worden aangebracht. De adviseur zal bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag de Circulaire schadevergoedingen Wet milieubeheer (december 1997) zoveel als redelijkerwijs mogelijk als richtsnoer hanteren.

4.7    Ontvangstplicht onevenredig grote hoeveelheden specie

Bij onderhoudsbaggerwerkzaamheden kunnen in voorkomende gevallen bij aan de watergang aangelegen percelen onevenredig grote hoeveelheden baggerspecie op de kant worden gezet. Voor die, door of namens het hoogheemraadschap op de kant gezette,  hoeveelheden, die de normale ontvangstplicht te boven gaan, kan  de ontvangstplichtige een compensatie van € 0,75 ontvangen per m²oever, die wordt gebruikt om bagger te verwerken waarvoor de rechthebbende van het tegenoverliggende perceel ontvangstplichtig is. Dit bedrag wordt jaarlijks, eerst per 1 januari 2007, herzien, middels een indexatie op basis van het prijsindexcijfer zoals vastgesteld door het CBS te Den Haag voor de consumentenprijsindex alle huishoudens ( 100 in het jaar 2000), door deze te vermenigvuldigen met een factor waarvan de teller gelijk is aan de index, geldend voor het jaar voorafgaande aan de aanpassing en de noemer gevormd wordt door de index geldend voor  het einde van het jaar 2004.

Deze situaties komen in de praktijk verhoudingsgewijs niet vaak voor. Dit zal zich namelijk pas voordoen, indien het niet mogelijk is onevenredigheid te voorkomen.  Hierbij kan worden gedacht aan het volgende. Het hoogheemraadschap kan er voor kiezen de baggerspecie bij onderhoudswerkzaamheden op een van de twee ontvangende percelen te verwerken en (duidelijk) af te spreken tijdens volgende onderhoudswerkzaamheden de bagger op het tegenoverliggende perceel te verwerken. Op deze wijze wordt onevenredigheid voorkomen en is deze regeling niet van toepassing.            

Als uitgangspunt voor een vergoeding is de oppervlakte van de aanliggende oever genomen. Dit is als uitgangspunt genomen, aangezien in verband met milieueisen (o.m. het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen) in de praktijk een maximale hoogte van gestorte bagger wordt aangehouden van 30 cm. De oppervlakte van de aanliggende oever is daarmee redelijk en een hanteerbaar criterium te noemen voor de bepaling van een vergoeding.

Een perceelseigenaar/gebruiker kan voor deze vergoeding in aanmerking komen indien:

  • er sprake is van (reguliere) onderhoudswerkzaamheden, en;

  • ontvangstplichtige meer dan 30% van de hoeveelheid baggerspecie ontvangt, dat voor rekening van het tegenoverliggende perceel had moeten komen, en;

  • rechthebbende van het tegenoverliggende perceel in staat en bereid is de baggerspecie waarvoor hij ontvangstplichtig is daadwerkelijk te ontvangen.

Als hieraan wordt voldaan, komt voor compensatie in aanmerking de hoeveelheid specie afkomstig van de totale gebaggerde bodem minus het deel waarvoor ontvanger zelf ontvangstplichtig is.

Voorbeeld

Er wordt baggerspecie gestort op een perceel A van een ontvangstplichtige. De hoeveelheid baggerspecie betreft in de eerste plaats de helft van de gebaggerde bodem. Indien AGV beslist om ook bagger te verwerken op perceel A, waarvoor de eigenaar van het tegenoverliggende perceel B ontvangstplichtig is, dan kan er sprake zijn van een onevenredige hoeveelheid baggerspecie die perceel A moet ontvangen. Als deze extra hoeveelheid slechts 10 à 20 % betreft van de hoeveelheid die perceel B had moeten ontvangen (dus 10 à 20 % van de helft van de gebaggerde bodem), dan blijft dit binnen de grenzen van evenredigheid. Indien deze extra hoeveelheid bagger meer dan 30 % is, dan kan er sprake zijn van een onevenredige hoeveelheid, die voor vergoeding in aanmerking kan komen.

De maatstaf van 30% is hierbij richtinggevend; het dient te gaan om een substantiële hoeveelheid extra baggerspecie.

De grens geldt als leidraad en 30% wordt ook daadwerkelijk zichtbaar geacht. Bij het storten van de bagger is in de praktijk altijd een speling mogelijk van 10 à 20 % qua hoeveelheid. Een lagere grens is daarom in de praktijk niet hanteerbaar.

Voor de bepaling van financiële compensatie in deze situatie wordt géén beroep gedaan op de adviseur.

4.8    Overige uitvoeringswerken

Ook bij andere werken in uitvoering kan schade aan cultuurgrond of inkomensschade veroorzaakt worden. Veelal zal bij de planning van dergelijke werkzaamheden vooraf met de directbetrokkenen een billijke compensatie in natura of in valuta kunnen worden overeengekomen. Als richtlijn voor vergoeding van schade wordt gebruik gemaakt van de Gasunieregeling / LTO-normen. Bij het aanbieden van een dergelijke vergoeding dienen overigens de in deze toelichting genoemde uitgangspunten in acht te worden genomen. Voor de bepaling van financiële compensatie in dergelijke situatie wordt in beginsel géén beroep gedaan op de adviseur.

4.9    Extreme neerslag

Deze nadeelcompensatieregeling is bij schade tengevolge van extreme neerslag alleen van toepassing voorzover de schade veroorzaakt wordt door of namens het hoogheemraadschap getroffen noodmaatregelen (bijvoorbeeld waterberging in polder), tenzij ter uitvoering van besluiten van de Commissaris der Koningin. Voor de schade die door de neerslag zelf wordt veroorzaakt is het hoogheemraadschap niet aansprakelijk. In voorkomende gevallen kan door de Regering de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen worden toegepast.

Schade, die een gevolg is van (beweerd) nalatig optreden van het hoogheemraadschap bij extreme neerslag, valt ook niet onder deze regeling. Daaruit eventueel voortkomende aansprakelijkheid - evenals alle aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige overheidsdaad (artikel 6:162 BW) zal via de aansprakelijkheidsverzekering worden afgehandeld.

Artikel 16 Vergoeding van de deskundigenkosten

Kosten voor juridische en andere deskundige bijstand gemaakt voor het indienen van een ontvankelijke aanvraag komen voor compensatie in aanmerking als onderdeel van de totale schade. Vergoed worden die kosten, die voldoen aan de ‘dubbelde redelijkheidstoets’: zowel het inroepen van deskundige bijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

Artikel 17 Wettelijke rente

Dit artikel regelt de vergoeding van rente over de toegekende compensatie.

Artikel 18 Voorschot

De regeling nadeelcompensatie voorziet in de mogelijkheid van verlening van een voorschot op verzoek op basis van de ingediende aanvraag.

Indien het voorschot is verstrekt en blijkt dat op grond van latere definitieve gegevens het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt, kan het voorschot worden teruggevorderd. Hierbij kan worden gedacht aan een voorgenomen besluit, dat uiteindelijk niet wordt verwezenlijkt.

Overgangsrecht

Er bestaat geen aanleiding voor het opnemen van specifieke overgangsbepalingen. Intrekking van de oude regeling heeft immers geen gevolgen voor de onder de oude regeling verleende beschikkingen, omdat deze strekken tot een aflopende handeling (betaling van een geldsom) en geen duurgevolgen hebben, die door de nieuwe regeling doorkruist kunnen worden. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de nieuwe regeling, worden overeenkomstig de hoofdregel van overgangsrecht (onmiddelijke werking) behandeld met toepassing van de nieuwe regeling. Eventuele onbillijke uitkomsten kunnen worden ondervangen door toepassing van de hardheidsclausule in de (nieuwe) regeling.

RECHTSBESCHERMING: bezwaar- en beroepsmogelijkheden

Bij een beslissing op een aanvraag zal, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht, melding worden gemaakt door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

Indien geen bezwaar- of beroepsmogelijkheden openstaan, kan de belanghebbende overwegen zich op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek te wenden tot de burgerlijke rechter. Belanghebbenden wordt geadviseerd, gelet op de bestaande onduidelijkheid en gebrek aan eenduidigheid in de jurisprudentie, hieromtrent zelf juridisch advies in te winnen.

Aanvraagformulier bij art. 4

AANVRAAGFORMULIER BEHOREND BIJ ARTIKEL 4 VAN DE REGELING NADEELCOMPENSATIE HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT 2006

Een aanvraag om vergoeding van nadeelcompensatie moet worden ingediend bij het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, ter attentie van Waternet, afdeling JGZ, postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam,  met gebruikmaking van het onderhavige formulier.

Na indiening van het aanvraagformulier krijgt hij of zij een bevestiging van ontvangst.

Aanvrager

Naam en voorletters: …

Adres: …

Postcode en woonplaats: …

Telefoon: …

In zijn hoedanigheid van eigenaar / huurder / pachter (doorhalen wat niet van toepassing is) van:

Eventuele mede eigenaar

Naam en voorletters: …

Adres: …

Postcode en woonplaats: …

Telefoon: …

Eventuele gemachtigde:

Naam en voorletters: …

Adres: …

Postcode en woonplaats: …

Telefoon: …

Maatregel die volgens aanvrager oorzaak is van schade

O (voorgenomen) besluit : ………………………………………………

O (voorgenomen) aanleg, wijziging of onderhoud van waterstaatswerk : ……………………………………………………………………

(O: aankruisen en invullen wat van toepassing is)

In geval van besluit is door aanvrager bezwaar c.q. beroep tegen het genomen besluit gemaakt c.q. ingesteld? ……………………………………………………………………………………

Op welk gebied heeft deze maatregel betrekking?

………………………………………………………

Wat is de aard en de omvang van de schade? Bestaat de schade volgens u uit waardevermindering van uw eigendom, dan wel uit inkomensderving?

……………………………………………………

……………………………………………………

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: omschrijving van de onroerende zaak waarvan u zakelijk gerechtigde bent

…………………………………………..............

……………………………………………..........

Bij gestelde waardevermindering van eigendom: datum waarop u de eigendom van een onroerende zaak of een ander zakelijk recht daarop heeft verworven, graag ook kopie eigendomsbewijs, respectievelijk eventueel contract economische overdracht, meesturen

………………………………………………

Bij gestelde inkomensderving: gelieve nadere informatie te geven

………………………………………………

………………………………………………

Ruimte voor aanvullingen en toelichting

…………………………………………………

…………………………………………………

…………………………………………………

…………………………………………………

…………………………………………………

Naam etc.

Plaats: ……

Datum: ……

Handtekening van de aanvrager:

Handtekening van eventuele mede eigenaar:

Handtekening van eventuele gemachtigde:

Gelieve het ingevulde formulier met bijbehorende bescheiden op te sturen naar dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, ter attentie van Waternet, afdeling JGZ, postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam.