Verordening Georganiseerd Overleg waterschap Brabantse Delta 2004

Geldend van 12-03-2009 t/m heden

Intitulé

VERORDENING GEORGANISEERD OVERLEG WATERSCHAP BRABANTSE DELTA

Het voorlopig algemeen bestuur van het waterschap Brabantse Delta,

overwegende dat:

  • -

    het in het kader van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregeling Waterschapspersoneel noodzakelijk is een Georganiseerd Overleg (GO) in te stellen;

  • -

    het voor de vaststelling van onder meer de samenstelling, taakstelling en werkwijze van het GO regels dienen te worden vastgesteld;

gehoord de commissie voor het Bijzonder Georganiseerd Overleg ingesteld in 2003 bij besluiten van de algemene besturen van de voormalige waterschappen De Dongestroom, het Hoogheemraadschap van West-Brabant, Het Scheldekwartier, Land van Nassau en Mark en Weerijs, ter voorbereiding op de fusie van de West-Brabantse waterschappen per 1 januari 2004;

gelezen het voorstel van het voorlopig dagelijks bestuur d.d. 30 augustus 2004;

gelet op het bepaalde in artikel 125, eerste lid, sub o van de Ambtenarenwet juncto artikel 2.1.1. van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel:

B E S L U I T :

over te gaan tot vaststelling van de navolgende

Verordening Georganiseerd Overleg waterschap Brabantse Delta 2004

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      'de commissie': de in artikel 2.1 .1, lid 1 van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel (SAW) bedoelde commissie voor georganiseerd overleg;

    • -

      'de ambtenaren': de ambtenaren in de zin van de SAW en de werknemers in de zin van paragraaf 3.2 van de SAW;

    • -

      'de organisaties': de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales die deel uitmaken van het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen (LAWA);

    • -

      het waterschapsbestuur: het bestuur van het waterschap Brabantse Delta, gevestigd te Breda.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde centrales zijn ten tijde van de vaststelling van deze verordening: de AbvaKabo FNV , CNV Publieke Zaak en CMHF.

Samenstelling

Artikel 2

  • 1.

    De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en een vertegenwoordiging van de organisaties.

  • 2.

    Voor de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur wijst het dagelijks bestuur uit zijn midden een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger aan en doet het algemeen bestuur uit zijn midden aanwijzing van viif leden en hun plaatsvervangers.

  • 3.

    Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, drie leden en hun plaatsvervangers aangewezen, door en uit de leden werkzaam bij het waterschap. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van een zelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk. Iedere organisatie of centrale van organisaties kan zich doen bijstaan door een adviseur.

Artikel 3

  • 1.

    De aanwijzing door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur geschiedt, voor een periode van ten hoogste vier jaren en voorts telkens ter vervanging van hen die ophouden lid van het dagelijks bestuur of van het algemeen bestuur te zijn, alsmede indien het waterschapsbestuur hem/haar doet weten dat zijn/haar aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger wordt ingetrokken. In dit geval wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen. .

  • 2.

    Uiterlijk 1 februari van elk jaar doet elke organisatie, bedoeld in artikel 2, lid 3, aan het dagelijks bestuur opgaaf van:

    • a.

      het aantal der op 1 januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren werkzaam bij het waterschap;

    • b.

      de namen en adressen der ambtenaren, die ingevolge artikel 2, lid 3, als leden en plaatsvervangers zijn aangewezen.

  • 3.

    Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij/zij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het dagelijks bestuur doet weten dat zijn/haar aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In dit geval wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen. Voorts vervalt de vertegenwoordiging indien de organisatie per 1 januari geen leden, werkzaam bij het waterschap telt.

  • 4.

    In afwijking van het bovenstaande loopt de éérste zittingsperiode van de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot 1 januari 2009

Artikel 4

  • 1.

    Voorzitter van de commissie is de door het dagelijks bestuur aangewezen vertegenwoordiger of bij afwezigheid zijn plaatsvervanger.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisaties, tot secretaris van de commissie aan, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig stelt het dagelijks bestuur verder personeel voor het secretariaat ter beschikking.

  • 3.

    De secretaris kan aan de besprekingen deelnemen.

Taak en bevoegdheden

Artikel 5

  • 1.

    De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen.

  • 2.

    Wordt over een onderwerp een regeling getroffen overeenkomstig de uitkomsten van het Landelijke Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen (LAWA), dan doet het dagelijks bestuur daarvan mededeling aan de commissie; wordt geen regeling getroffen dan vindt terzake alsnog overleg in de commissie plaats. Indien op een later tijdstip alsnog door het LAWA in een regeling over het betreffende onderwerp wordt voorzien dan prevaleert de regeling van het LAWA per de daarbij vastgestelde ingangsdatum.

Artikel 6

  • 1.

    Voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen en die een uitwerking zijn van voorstellen die in het landelijk overleg met de centrales van overheidspersoneel zijn overeengekomen, worden slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.

  • 2.

    Voorts worden voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van in geld waardeerbare regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen, slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.

  • 3.

    Besluiten omtrent de overige in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur gedaan, dan nadat de werknemersdelegatie van de commissie haar gevoelen over de conceptbesluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt.

  • 4.

    Ten aanzien van voorstellen voortvloeiende uit algemene wetgevingsprojecten, stelselwijzigingen of operaties die op werknemers in het algemeen betrekking hebben, is het bepaalde onder het eerste en tweede lid alleen van toepassing op de uit deze projecten voortvloeiende invoering of wijziging van regelingen.

Artikel 7

  • 1.

    De commissie, alsmede de vertegenwoordiging van de organisaties, is bevoegd aangaande de in artikel 5 bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur dan neemt dit bestuur daaromtrent een beslissing. Behoren zij tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur dan brengt het dagelijks bestuur het voorstel, voorzien van zijn advies, in elk geval ter kennis van het algemeen bestuur, indien uit het voorstel de eenstemmige wens der vertegenwoordiging van de organisaties daartoe blijkt.

  • 3.

    De besluiten, welke naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de vertegenwoordiging van de organisaties en aan de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties medegedeeld.

Artikel 8

  • 1.

    De commissie kan, indien dit voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht, een subcommissie instellen, bestaande uit een door haar aan te wijzen voorzitter en overige leden.

  • 2.

    De secretaris van de commissie is tevens secretaris van de subcommissie. Hij kan zich doen bijstaan of vervangen door degenen die ingevolge artikel 4, lid 2, ter beschikking staan.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Vergaderingen

Artikel 9

  • 1.

    De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op door hem, in overleg met de leden, te bepalen tijdstippen.

  • 2.

    Voorts belegt de voorzitter een vergadering indien ten minste drie leden van de commissie, waaronder de adviseurs van de organisaties, hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoeken en wel uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek.

Artikel 10

  • 1.

    De commissie wordt tijdig, in de regel 14 dagen tevoren, ter vergadering opgeroepen. De oproepingsbrief vermeldt zoveel mogelijk de te behandelen onderwerpen.

  • 2.

    Een vergadering kan slechts plaatshebben indien ten minste de helft van de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur aanwezig is en ten minste de helft van de vertegenwoordigers van de organisaties is vertegenwoordigd.

  • 3.

    Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Artikel 11

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze tijdig schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

Artikel 12

  • 1.

    De vergaderingen van de commissie en de sub-commissie(s) zijn niet openbaar.

  • 2.

    De voorzitter kan hoofden van dienst of andere ambtenaren de vergadering doen bijwonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen.

  • 3.

    De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een adviseur, zijnde een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.

  • 4.

    De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het dagelijks bestuur en van het algemeen bestuur, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.

Artikel 13

De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Artikel 14

  • 1.

    Indien in de vergadering moet worden gestemd brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 2, lid 1, één stem uit.

  • 2.

    De stem van de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur wordt bepaald door hoofdelijke stemming van de aanwezige leden in of buiten de vergadering.

  • 3.

    De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie. Deze stemming kan in of buiten de vergadering plaatsvinden. Voor iedere organisatie worden zoveel stemmen uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste van het lopende jaar, met dien verstande, dat bij vertegenwoordiging van meer dan twee organisaties voor een organisatie niet meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen min één, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht te hebben tegengestemd.

  • 4.

    Indien een organisatie in de loop van het jaar wordt vertegenwoordigd, geldt voor de toepassing van het vorige lid het aantal aangesloten ambtenaren op dat tijdstip.

Artikel 15

Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke, tenzij in het bij artikel 16 bedoelde reglement anders is bepaald, binnen drie weken in afschrift aan de leden worden gezonden.

Artikel 16

Indien door de commissie een reglement van orde voor de vergaderingen wordt vastgelegd, behoeft dit de goedkeuring van het dagelijks bestuur.

Geschillenregeling

Artikel 17

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en de vertegenwoordigers van de organisaties genoemd in artikel 1, lid 1;

  • b.

    Advies- en Arbitragecommissie: de Advies- en Arbitragecommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de gezamenlijke colleges van gedeputeerde staten en het bestuur van de Unie van Waterschappen.

Artikel 18

De artikelen 19 t/m 23 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, voor zover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.

Artikel 19

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komt dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers van het overleg zal hebben en er derhalve sprake kan zijn van het ontstaan van een geschil, brengen zij dat oordeel binnen drie dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 20

  • 1.

    Binnen tien werkdagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 19 schrijft de voorzitter een vergadering van de commissie uit. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2.

    Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten, dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie, dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3.

    Tot het inwinnen van advies zijn -ieder voor zich - de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en de vertegenwoordiging der organisaties bevoegd. Het bepaalde in artikel 14 is hierbij van toepassing.

  • 4.

    Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 21

  • 1.

    Binnen zes werkdagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor in winning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.

  • 2.

    Binnen zes werkdagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten: a het onderwerp en de inhoud van het geschil; b de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 22

Binnen twee weken na ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 23

De arbitrale uitspraak van de Advies- en Arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Slotbepalingen

Artikel 24

In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur na overleg met de commissie.

Artikel 25

  • 1.

    Deze verordening kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld.

  • 2.

    De commissie heeft het recht voorstellen omtrent wijziging voor te leggen aan het dagelijks bestuur.

Artikel 26

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening Georganiseerd Overleg waterschap BrabantseDelta 2004 '.

Deze verordening treedt, onder intrekking van de “Verordening Bijzonder Georganiseerd Overleg voor defusie van de West-Brabantsewaterschappen” in werking met ingang van heden, voor zover niet anders is vermeld.