Regeling vervallen per 31-12-2019

Beleidsplan Toezicht en Handhaving 2015 - 2019

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-12-2019

Intitulé

Beleidsplan Toezicht en Handhaving 2015 - 2019

Samen voor een gezonde leefomgeving

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Waterschap Brabantse Delta wil de waterautoriteit zijn die integraal zorgt voor voldoende oppervlaktewater van goede kwaliteit en veiligheid tegen overstroming. Het waterschap voert daarmee een wettelijke taak uit vanuit de Waterschapswet.

Om uitvoering te geven aan de belangen van voldoende, schoon water en veiligheid tegen water zijn er spelregels afgesproken. Het waterschap ziet toe op het juist gebruik en toepassen van de spelregels die algemeen geldend zijn. Veel medewerkers van het waterschap werken daarnaast dagelijks aan het behouden en onderhouden van het gewenste niveau aan veiligheid en het integraal beheren van verschillende belangen rondom water. Zo werken b.v. onderhoudsmedewerkers dagelijks aan het beheren van het watersysteem, stellen juristen en beleidsmedewerkers randvoorwaarden op en worden vergunningen uitgegeven.

Het handhaven van de spelregels is een wettelijke taak die formeel bij de overheid ligt en binnen het waterschap is opgedragen aan de medewerkers van de afdeling handhaving. Hoe deze handhavingstaak moet worden ingevuld, staat niet specifiek in de wet beschreven.

Het waterschap vindt het belangrijk dat voor bedrijven en inwoners in het beheergebied duidelijk is hoe het waterschap toezicht en handhaving toepast. Met dit Beleidsplan Toezicht en Handhaving stelt het waterschap de kaders en randvoorwaarden vast en beschrijft zij hoe het middel toezicht en handhaving wordt ingezet om de naleving van wet- en regelgeving maximaal positief te beïnvloeden.

Met dit beleidsplan geeft het waterschap ook uiting aan haar wens om transparant te zijn en kan ieder kennis nemen hoe het waterschap uitvoering aan het handhaven geeft.

De beleidsdoelen en keuzen van dit beleidsplan zullen vervolgens inhoudelijk worden uitgewerkt in het jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma (hup).

1.2 Doel

Het doel van het beleidsplan Toezicht en handhaving is beschrijven hoe het waterschap met toezicht en handhaving streeft naar het behouden of verbeteren van de waterkwaliteit, waterkwantiteit, waterveiligheid en veiligheid op het water, een gezonde leefomgeving. In dit beleidsplan legt het waterschap de kaders en randvoorwaarden vast voor de inzet van toezicht en handhaving. Daarbij maakt het dagelijks bestuur van Brabantse Delta de balans op:

  • In hoeverre sluiten de toezichts- en handhavingsinspanningen aan bij de risico’s op het watersysteem en de veiligheid tegen water?

  • Wat zijn de relevante ontwikkelingen waarop het waterschap moet anticiperen?

  • Welke koers past bij de planperiode die voor ons ligt?

Belangrijke onderwerpen die hiermee samenhangen zijn samenwerking en de wijze hoe het toezicht en de handhaving wordt uitgevoerd. Ook deze informatie vindt u in dit Beleidsplan.

1.3 Leeswijzer

Dit beleidsplan schetst in hoofdstuk 2 een algemeen beeld van handhaven en het proces daarom heen. In hoofdstuk 3 worden de interne en externe ontwikkelingen genoemd die van belang zijn voor het handhaven door het waterschap. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens beschreven hoe het waterschap toezicht en handhaving wenst toe te passen in de planperiode. Met hoofdstuk 5 wordt het routinematig en incidenteel toezicht en handhaving verder uitgewerkt. In de bijlagen wordt achtergrondinformatie over de verschillende onderwerpen uit dit beleidsplan gegeven.

2. Handhaven in het algemeen

Met handhaven wordt gedrag beïnvloed. Gewenst gedrag wordt gestimuleerd om positief te blijven, ongewenst gedrag krijgt een prikkel om ten positieve te veranderen. Daardoor is handhaven meer dan alleen sanctionerend optreden, is het gedragsbeïnvloeding ten goede van een beter naleefgedrag, een veilige en gezonde leefomgeving.

Naleefgedrag kan slechts serieus worden bevorderd door het inzetten van een combinatie van interventies. Al die interventies hebben namelijk onderling een ondersteunende, versterkende en/of aanvullende rol. Waterschap Brabantse Delta past om die reden meerdere strategieën toe om het naleefgedrag van regels te vergroten of op het gewenste niveau te houden. Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:

afbeelding binnen de regeling

De diverse strategieën zijn inhoudelijk verder uitgewerkt in bijlage 2 van dit beleidsplan.

2.1. Preventiestrategie

‘Voorkomen is beter dan genezen’, zo luidt een bekend gezegde. Evenzeer geldt dit in het kader van toezicht en handhaving. Voorlichting en communicatie van de toezichts- en handhavingstaken is van groot belang voor het creëren van draagvlak. Daarnaast werken preventieve maatregelen, zoals voorlichting, mee aan het bewust naleven van regels, het voorkomen van onbewust overtreden van regels.

2.2. Toezichtstrategie

De toezichtstrategie beschrijft de verschillende vormen van toezicht die het waterschap Brabantse Delta kan inzetten om naleving te bevorderen. In de toezichtstrategie is tevens de basiswerkwijze van het toezicht opgenomen, de controlefrequentie gebaseerd op het risico van een gedraging in relatie tot het naleefgedrag van de overtreder. Gedragingen van goed bedoelende plegers krijgen automatisch minder toezichtsdruk, waar een bewuste overtreder (of een recidivist) uiteindelijk in verscherpt toezicht kan worden opgenomen. Verscherpt toezicht is dan zo zwaar als dat uitvoerbaar is of aansluit bij de gepleegde overtreding, met het doel een gedragsverandering ten goede van het waterbeheer af te dwingen.

De toezichtstrategie is een methodiek die mede input geeft voor het jaarlijks op te stellen van het uitvoeringsprogramma.

2.3. Sanctiestrategie

Toezicht zal overgaan in sanctionering als in strijd met de regels is gehandeld. Hierbij wordt wel eerst legalisatie van de overtreding in overweging genomen. Sanctionering leidt tot bestuursrechtelijke- en/of strafrechtelijke maatregelen. Waterschap Brabantse Delta handelt op basis van de sanctiestrategie die een afgeleide is van de Landelijke handhavingsstrategie (Versie 1.7. d.d. 24 april 2014).

De sanctiestrategie is van toepassing bij het constateren van één of meerdere overtredingen. Waterschap Brabantse Delta past de sanctiestrategie toe voor alle domeinen, conform de provinciale afspraken. Dit betekent dat bij overtredingen op eenzelfde wijze wordt opgetreden. Deze strategie geeft op basis van de ernst van de overtreding aan welke sanctie passend is.

2.4. Gedoogstrategie

Uitgangspunt van wetgeving is dat wettelijke bepalingen en daarop gebaseerde regelgeving worden nageleefd. Deze naleving kan zo nodig worden afgedwongen door gebruikmaking van de handhavingsinstrumenten (zoals bestuursdwang en dwangsom). In de praktijk kan het voorkomen dat het waterschap Brabantse Delta afziet van het gebruik van de handhavingsmiddelen bij constatering van een overtreding van de regels.

Het waterschap zal afzien van daadwerkelijk handhaven als b.v. handhaving niet proportioneel is tot het te bereiken doel of als er concreet zicht is op een legalisatie van de overtredingssituatie. Bij het formuleren van het gedoogbeleid is rekening gehouden met het landelijk beleidskader gedogen (Brief van de Ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat van 10 oktober 1991 (TK 1991-1992, nr 22 343) en de nota “Grenzen aan gedogen” (TK 1996-1997, nr 25 085)).

2.5 Handhavingsproces

Essentieel bij het houden van toezicht en het handhaven is een procesmatige benadering, een cyclische waarderen en analyseren van de effecten van de toezichts- en handhavingsinspanningen. Door periodiek de uitkomsten en informatie te beoordelen kan het waterschap zo nodig snel prioriteiten en/of doelen bijstellen.

De grondslag die het waterschap toepast om de kwaliteit te waarborgen is de zogenaamde ‘Big 8’, ook wel dubbele Regelkring genoemd. De ‘Big 8’ beschrijft een zevental samenhangende processtappen waarmee het mogelijk wordt professioneel toezicht en handhaving te organiseren.

Dit hulpmiddel zorgt dat toezicht en handhaving tot stand komt op basis van inzichtelijke keuzes en dat de uitvoering is gericht op het bereiken van een vooraf bepaald resultaat. Het gaat om een reeks van activiteiten die aantoonbaar, achtereenvolgens en in samenhang met elkaar moeten worden uitgevoerd.

Minimaal elke 4 jaar actualiseert het waterschap beleidskeuzen en strategieën en stelt zij een nieuw beleidsplan toezicht en handhaving vast.

Jaarlijks stelt het waterschap een handhavingsuitvoeringsprogramma vast en evalueert zij het vorige uitvoeringsjaar. Hierin wordt een Plan, Do, Check, Act (p.d.c.a.) cyclus gevolgd. Zo nodig worden doelen en prioriteiten, binnen de beleidskaders, bijgesteld.

In het handhavingsuitvoeringsprogramma beschrijft het waterschap concreet hoe in dat jaar het toezicht en de handhaving per doelgroep zal worden uitgevoerd en wat de eventuele financiële of personele consequenties hiervan zullen zijn.

afbeelding binnen de regeling

3. Veranderingen in het toezicht en de handhaving

Het waterschap speelt voortdurend in op ontwikkelingen in de omgeving, bestuur en politiek, beleid en wetgeving. Soms gaat dat eenvoudig en zijn ontwikkelingen snel in te passen in de uitvoering van het toezicht en handhaven door het waterschap. In andere gevallen ligt dat minder eenvoudig en kunnen

ontwikkelingen aansporen tot een heroverweging van de koers. Voorbeelden van dergelijke

ingrijpende ontwikkelingen uit de afgelopen jaren zijn de komst van de Waterwet, verdergaande deregulering met algemene regels, de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) en de instelling van Omgevingsdiensten als uitvoeringsorgaan van gemeenten en de provincie.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal belangrijke ontwikkelingen die van invloed zullen zijn op de organisatie van toezicht en handhaving voor waterschap Brabantse Delta in 2015 en daarna.

3.1 Bestuurlijke ontwikkelingen

Bestuurlijke visie op handhaven

De betrokkenheid van het bestuur bij het houden van toezicht en het handhaven is groot. In aanloop tot dit beleidsplan zijn door het dagelijks bestuur van het waterschap uitgangspunten benoemd voor het houden van toezicht en het handhaven door het waterschap. Het waterschap hecht waarde aan vertrouwen en het loslaten waar het kan, maar streng zijn waar het moet. Gedragingen die risico’s veroorzaken op het gebied van waterveiligheid of de waterkwaliteit krijgen meer aandacht dan laag geprioriteerde gedragingen.

Meer systeemgericht toezicht om overtredingen te voorkomen / het effect te beperken

In het landelijke toezicht wordt er meer aandacht gegeven aan het voorkomen van overtredingen en het beperken van de gevolgen. Dit wordt o.a. gerealiseerd door meer naar het systeem rondom een gedraging te kijken. Met systeemgericht toezicht wordt bedoeld: toezicht op systemen, processen en

methoden die gericht zijn op het borgen van de naleving van wettelijke eisen en niet op de feitelijke naleving zelf’ (Internet: bevraagd 24-9-2014, website Inspectieloket http://www.inspectieloket.nl/Images/Infoblad%20VT%20Systeemgerichttoezicht%20chemie2_tcm296-280662.pdf). Het waterschap ziet systeemgericht toezicht ook voor het waterdomein als een gewenste ontwikkeling en zet dit instrument, naast regulier toezicht, prominenter in.

Samen voor een gezonde leefomgeving

Het waterschap ziet samen met partners toe op de belangen voor een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Samenwerken is dan ook gewenst, noodzakelijk en onvermijdelijk.

Het waterschap werkt samen met de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant (Omwb) en heeft voor indirecte lozingen (lozingen van bedrijven en huishoudens op het riool) een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Overeengekomen is dat het waterschap toezicht houdt op bedrijven die met hun afvalwater een groot risico opleveren voor de doelmatige werking van rioolwaterzuiveringen. Het waterschap voert die taak zelfstandig uit, waar mogelijk samen met medewerkers van de Omgevingsdienst.

Samenwerken met de Brabantse waterschappen is vanzelfsprekend, ook bij het houden van toezicht en de handhaving. Het waterschap hecht belang aan het eenduidig houden van toezicht en uitvoeren van de handhaving in Brabant. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s maakt het waterschap verbinding met de waterschappen De Dommel en Aa en Maas en streeft zij naar die eenduidigheid.

De Brabantse waterschappen hebben samengewerkt aan een gemeenschappelijke verordening (Keur) en beregeningsbeleid, die in de planperiode in uitvoering gaan. Binnen de planperiode zal er ook (nog meer) worden samengewerkt op het vlak van opleiding.

In de planperiode gaat het waterschap projectmatig aandacht geven aan grondwater en het onttrekken van grondwater. Het nieuw overeengekomen beregeningsbeleid in Brabant zal daarin uitwerking krijgen, waarbij ervaringen in de uitvoering van waterschap Aa en Maas en De Dommel worden meegenomen.

3.2 Overige ontwikkelingen

Eén landelijke handhavingsstrategie (sanctiestrategie)

Landelijk is er een handhavingsstrategie (hier wordt een sanctiestrategie bedoeld) vastgesteld die in de planperiode ook in de provincie Noord-Brabant wordt geïmplementeerd. Het waterschap implementeert met dit beleidsplan de landelijke handhavingsstrategie en heeft nadrukkelijk aandacht voor het opsporen van waterschap gerelateerde strafbare feiten (door buitengewoon opsporingsambtenaren).

Landelijke kwaliteitscriteria

De komende jaren worden er aanvullende landelijk kwaliteitscriteria vastgesteld waaraan instanties belast met toezicht en handhaving dienen te voldoen. Dit om de kwaliteit van uitvoering van toezicht en handhaving verder te professionaliseren en de kwaliteit te borgen. In de planperiode implementeert het waterschap deze kwaliteitscriteria.

Omgevingswet

Landelijk wordt er gewerkt aan een nieuwe wet, de Omgevingswet, waardoor verschillende wetten die het waterschap uitvoert worden gebundeld. Het waterschap is via de Unie van Waterschappen betrokken bij de totstandkoming van deze nieuwe wet, met name om de waterbelangen goed te verankeren. Het waterschap implementeert, na het van kracht worden, de Omgevingswet in de processen van toezicht en handhaving.

Samenwerking in automatisering

Het waterschap dient t.b.v. vergunningverlening, toezicht en handhaving adequaat ondersteund te worden met automatisering. In 2015 gaat het waterschap werken met een nieuw automatiseringssysteem voor vergunningverlening en handhaving. Dit systeem, wat onderdeel is van het project Samenwerkende Waterbeheerders (Saw@), een samenwerking tussen waterschappen en Rijkswaterstaat, versterkt de samenwerking tussen de waterbeheerders en stimuleert het op elkaar afstemmen van processen.

Technische hulpmiddelen

Daarnaast gaat het waterschap het feitelijke toezicht en handhaven in het veld verder ondersteunen door technische hulpmiddelen, bijvoorbeeld met tablets die zijn ontsloten met basisinformatie van het waterschap. Daarbij kijkt het waterschap ook naar landelijke ontwikkelingen zoals op afstand bestuurde vliegtuigsystemen (RPAS of Drones) (Internet: bevraagd 24-9-2014, website Inspectie leefomgeving en Milieu, webpagina Onderwerpen/Transport/Luchtvaart/Dronevliegers http://www.ilent.nl/onderwerpen/transport/luchtvaart/dronevliegers/). Deze ontwikkelingen sluiten aan bij de ontwikkelingen op het gebied van informatica en communicatie en maken nieuwe toepassingen en werkwijzen mogelijk.

Gemeenschappelijke Keur

De Brabantse waterschappen voeren in de planperiode een gemeenschappelijke Keur (verordening van het waterschap) in. In de Keur wordt een landelijke trend om meer met algemene regels te werken, i.p.v. concrete voorschriften, gevolgd. Voor toezicht en handhaving houdt dat in dat gedragingen minder vergunning plichtig worden en dat het waterbelang o.a. geborgd wordt met nadrukkelijk toezicht.

Het waterschap controleert risicovolle gedragingen en/of vergunningsvoorwaarden actief. Op gedragingen met een lager risico wordt programmatisch toegezien.

Inhaalslag uniform uitvoeren Keur

In het uitvoeren van de Keur constateert het waterschap verschillen tussen oude situaties en hoe het waterschap nu met de keur uitvoering wenst te geven aan de waterbelangen. De verschillen staan een efficiënt vergunningenproces in de weg en maken dat er lastiger eenduidig kan worden opgetreden bij ongewenste situaties. In de planperiode gaat het waterschap de ‘oude’ situaties projectmatig aandacht geven, een inhaalslag uitvoeren.

Instrumentarium t.b.v. ‘De vervuiler betaald’

Het waterschap heeft vanuit de Wet Milieubeheer een instrument beschikbaar (Titel 17.2 Wet milieubeheer) om het principe van ‘de vervuiler betaald’ verder toe te passen. Met deze bepalingen dient het waterschap milieuschade te voorkomen, te beperken en te herstellen, kan dit laten uitvoeren of zo nodig zelf doen. Kosten voor het waterschap worden vervolgens, net als bij het reeds toegepaste (spoedeisende) bestuursdwang, verhaald op de veroorzaker.

Landelijk is er nog weinig ervaring met het toepassen van deze extra bepalingen. Het waterschap werkt in de planperiode de eventuele implementatie van deze bepalingen op het handhaven uit.

4. Randvoorwaarden en kaders

In het vorige hoofdstuk is ingegaan op welke ontwikkelingen van invloed zijn op het uitvoeren van toezicht en de handhaving in de komende planperiode. Het waterschap beschrijft in dit hoofdstuk de uitgangspunten in het handhaven, de ambitie die het waterschap heeft en concrete handhavingsdoelen. De onderdelen zijn leidend voor het proces en beschrijven hoe het waterschap concreet uitvoering geeft aan het toezicht en de handhaving.

4.1 Uitgangspunten

Het waterschap hanteert de volgende uitgangspunten bij het invullen van de toezichts- en handhavingstaak:

  • Houding van de overtreder bepaalt reactie waterschap;

  • Loslaten waar kan, streng waar moet;

  • Capaciteitssturing vindt plaats op basis van risico’s;

  • Toezicht en handhaving ook tegen eigen waterschap en andere overheden;

  • Handhaven volgens strategieën;

  • Samen werken en samenwerken is vanzelfsprekend;

  • Waar nodig de toezichtsdruk verhogen;

  • Het waterschap is bereikbaar.

Houding van de overtreder bepaalt reactie waterschap

Het waterschap heeft een beginselplicht tot handhaven (Geformuleerd in ABRvS 7 juli 2004, LJN AP8242). Bij het handhaven van een geconstateerde overtreding houdt het waterschap rekening met de houding van de overtreder (bewust of onbewust) en het effect (ernst) van de overtreding op het waterdomein. Het waterschap kan verschillende instrumenten toepassen om gedragsverandering te bevorderen, van b.v. informeren (preventie) tot aan Last onder Bestuursdwang (repressief) naast een proces-verbaal. Het opzettelijk niet voldoen aan bepalingen voor het watersysteem leidt dan tot een veel zwaardere interventie dan een gedraging door iemand die goed bedoelend maar onwetend was, zoals bepaald in de landelijke handhavingsstrategie.

Loslaten waar kan, streng waar moet

Het waterschap vertrouwt op de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van bewoners en bedrijven in het beheergebied. Daarbij zet het waterschap zich in om met preventieve instrumenten de betrokkenheid en het naleefgedrag van afspraken verder te vergroten.

Het waterschap is zichtbaar daar waar risico’s voor veiligheid of waterkwaliteit hoog zijn en treedt doortastend op om die risico’s te verkleinen. Waar risico’s laag zijn kan de toezichtsdruk verminderen, neemt het waterschap meer afstand.

Hoe bedrijven kansen op incidenten voorkomen en onvoorziene voorvallen vervolgens beheersen en bestrijden wordt meegenomen in het bepalen van de toezichtsdruk.

Capaciteitssturing vindt plaats op basis van risico’s

Waterschap Brabantse Delta houdt toezicht op basis van een risico gestuurde aanpak en stelt handhavingsprioriteiten vast. Er wordt gebruik gemaakt van een informatie gestuurde risicomodule die op alle gedefinieerde doelgroepen wordt toegepast. De risico’s worden berekend op basis van de formule Risico = Kans maal Effect.

Het waterschap zet de beschikbare capaciteit van medewerkers toezicht en handhaving als eerst in op de hoogste geprioriteerde doelgroepen/gedragingen van toezicht, afbouwend naar de laagst geprioriteerde. Daarbij houdt het waterschap laag geprioriteerde doelgroepen/gedragingen ook in beeld en wordt er gereageerd op ongewenste ontwikkelingen en klachten/meldingen.

Toezicht en handhaving ook tegen eigen waterschap en andere overheden

Waterschap Brabantse Delta houdt, binnen haar wettelijke taken, ook toezicht op werkzaamheden / gedragingen van de overheid en zet zo nodig handhavende instrumenten in om gedrag te beïnvloeden of naleving af te dwingen. Dit betreft ook activiteiten van het waterschap zelf.

Bij handhavend optreden tegen eigen dienst of andere overheden volgt het waterschap de uitgangspunten van deze nota, met oog voor het voorkomen van onnodige wederzijdse publieke kosten als naleving ook op een andere wijze bereikt kan worden. Bij dit handhaven tegen het eigen waterschap of andere overheden zijn respectievelijk de Dijkgraaf of de Secretaris-directeur van het waterschap betrokken.

Handhaven volgens strategieën

Bij het toezicht en handhaven volgt het waterschap de vastgestelde strategieën voor preventie, toezicht, sanctie en gedogen (zie hoofdstuk 2).

Samen werken en samenwerken is vanzelfsprekend

Samenwerken is een basis voor effectief houden van toezicht en het handhaven. Het waterschap werkt samen met andere overheden, zoals politie, Omgevingsdienst, waterschappen, veiligheidsregio en Rijkwaterstaat, aan een gezonde en veilige fysieke leefomgeving en het verminderen van de ‘last’ door toezicht voor bedrijven. Daarbij let het waterschap primair op de waterbelangen en is zij zich bewust van de integrale belangen, de kracht van het gezamenlijk houden van toezicht en het handhaven. Informatie wordt zo nodig en mogelijk uitgewisseld met de partners.

Waar nodig de toezichtsdruk verhogen

Situaties of overtredingen waar regulier toezicht onvoldoende is worden onderwerp van probleemgestuurde handhaving. Het waterschap zal met probleemgestuurd handhaven op een projectmatige wijze de toezichtsdruk verhogen om het naleefgedrag te verbeteren.

Het waterschap is bereikbaar

Het waterschap is bereikbaar voor klachten/meldingen, ook buiten kantoortijden. Daarbij zal er ook buiten kantoortijden (en in het weekend) toezicht worden gehouden en zo nodig handhavend worden opgetreden. Voor klachten/meldingen of incidenten heeft het waterschap 7 x 24 uur handhavers beschikbaar.

4.2 Ambitie

Het waterschap houdt toezicht en handhaaft met het doel naleefgedrag te vergroten of het gewenste niveau van naleving te behouden. Daarbij gaat het waterschap er van uit dat een goed naleefgedrag leidt tot positieve effecten op de omgevingskwaliteit en bijdraagt aan ambities voor de fysieke leefomgeving.

Voor zover het naleefgedrag binnen de invloedsfeer van het waterschap ligt streeft het waterschap ernaar om het naleefgedrag per doelgroep of gedraging jaarlijks in evenredigheid toe te laten nemen, dan wel op het gewenste hoge niveau te houden.

Daarnaast verwacht het waterschap met preventieve maatregelen, zoals stimuleren, informeren en communiceren, het bewuste naleef gedrag te kunnen vergroten. Het streven is het aantal handhavingsinterventies voor veel voorkomende kleine overtredingen hiermee af te laten nemen.

4.3 Handhavingsdoelen planperiode

Het waterschap heeft voor de planperiode 2015-2019, een aantal algemene handhavingsdoelen geformuleerd. De volgende handhavingsdoelen worden nagestreefd:

  • -

    Bij tenminste 90 % van de 1e controlebezoeken wordt voldaan aan de gestelde regels (percentage naleefgedrag);

  • -

    Na het inzetten van bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijke interventies wordt in 100% voldaan aan de gestelde regels;

  • -

    Toezicht en handhaving vinden op een eenduidige manier plaats. Vergelijkbare gevallen worden gelijk behandeld (level playing field);

  • -

    Toepassen instrument de vervuiler betaalt.

5. Uitvoeren van toezicht en handhaving

Waterschap Brabantse Delta maakt onderscheid in twee wijzen van uitvoeren van toezicht en handhaving, twee stromingen. Deze stromingen beschrijven thema’s binnen het werkveld, met bijbehorende concrete doelen. De eerste stroming betreft het zogeheten routinematig toezicht en handhaving, de andere het incidenteel toezicht en handhaving. Beide stromingen geven een beeld van de omgeving, of en in welke mate er zich voor het watersysteem ongewenste situaties voor doen. Hieronder worden de twee stromingen nader uitgewerkt.

5.1. Routinematig toezicht en handhaving

Het waterschap houdt met routinematig toezicht en handhaving vast aan een voorgenomen basisniveau van handhaven. Deze wijze van uitvoeren van het toezicht en handhaven uit zich in een vooraf geplande toezichtsdruk, uitgewerkt in het handhavingsuitvoeringsprogramma en werkplannen van de betrokken medewerkers. Het waterschap stelt per doelgroep, bedrijf of gedraging vooraf vast met welk instrument en hoe vaak er toezicht wordt gehouden. Deze vorm is in die zin de meest klassieke vorm van toezicht houden.

Doel van dit toezicht is het voorkomen of doen ophouden van ongewenste voorvallen of gedragingen, de naleving van wet- en regelgeving maximaal positief te beïnvloeden. Met routinematig toezicht is het waterschap consequent en duidelijk in het bewaken van de waterbelangen.

Het waterschap past het routinematig toezicht en handhaving toe op alle door het waterschap afgegeven vergunningen, op meldingen, toestemmingen, werken en daarnaast op directe lozingen en specifieke indirecte lozingen (bij indirecte lozingen is een andere overheid bevoegd gezag).

Dit wordt, qua inzet en capaciteit, geprioriteerd van ernstig risico gedraging naar verwaarloosbaar risico, zoals uitgewerkt in het uitvoeringsplan. Door toezicht programmatisch te plannen wordt recht gedaan aan het effectief inzetten van de beschikbare capaciteit.

In onderstaand overzicht worden de gebruikte aandachtsgebieden (beleidsthema’s) weergegeven. Deze thema’s sluiten aan op de beleidsthema’s zoals verwoord in het waterbeheerplan van het waterschap.

  • Waterkwaliteit:

    • o

      (proces) industrie

    • o

      Afval

    • o

      Eigen inrichtingen

    • o

      Overig (b.v. scheepswerven en kleine oppervlaktewater lozers)

    • o

      Agrarische bedrijven

    • o

      Buiten inrichtingen (b.v. toepassen bouwstoffen in een sloot of onderhoudswerkzaamheden boven het water)

  • Waterveiligheid:

    • o

      Primaire waterkering

    • o

      Regionale waterkering

    • o

      Compartimenteringskering

    • o

      Kade

  • Waterkwantiteit:

    • o

      A-watergang (belangrijkste sloten, beken en rivieren)

    • o

      B-watergang (secundaire sloten en beken)

    • o

      C-watergang (de ‘haarvaten’)

  • Grondwaterbeheer:

    • o

      Bouwactiviteiten

    • o

      Beregening

    • o

      Kleine onttrekkingen / noodvoorzieningen

    • o

      (industrieel) proceswater

  • Vaarwegbeheer (inclusief nautisch beheer)

    • o

      Beroepsvaart

    • o

      Pleziervaart

  • Waterschapsheffing:

    • o

      Meetbedrijven

    • o

      Tabelbedrijven (zowel industrieel als agrarisch)

    • o

      Forfaitaire bedrijven (b.v. glastuinbouw)

    • o

      Overig (b.v. evenementen en aanvoer per as)

5.1.1 Waterkwaliteit

Schoon oppervlaktewater is belangrijk. Het waterschap, als beheerder van de oppervlaktewater kwaliteit in Midden- en West-Brabant, onderscheidt directe lozingen en indirecte lozingen. Directe lozingen zijn die lozingen die, zonder tussenkomst van een rioolstelsel, rechtstreeks op een zuiveringstechnisch werk van het waterschap of rechtstreeks op het oppervlaktewater lozen. Indirecte lozingen zijn lozingen die via een (gemeentelijk) rioolstelsel op een zuiveringstechnisch werk van het waterschap lozen.

De waterkwaliteit loopt het hoogste risico als er ongewenste stoffen in het water terecht kunnen komen. Ook wordt de waterkwaliteit indirect beïnvloed als de doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken in gevaar komt. Het waterschap onderkent hier gedragingen die de kwaliteit negatief beïnvloeden, zoals o.a. lozen of af laten vloeien van vervuilende, giftige of schadelijk stoffen, onachtzaamheid bij werken met gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het overschrijden van lozingsnormen, het ontdoen van afvalstoffen of activiteiten uitvoeren waar de (water)omgeving niet geschikt of niet op aangepast is.

Het waterschap onderkent hier gedragingen die direct een relatie hebben met het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten, het houden aan lozingsnormen, zorgplichtnormen en het milieu (risico)bewustzijn.

In bijlage I zijn op basis van een risicoanalyse en doelgroepenanalyse thema specifieke doelstellingen geformuleerd. Het waterschap past binnen dit aandachtsgebied Systeemgericht toezicht toe.

5.1.2 Waterveiligheid

Veiligheid tegen water is iets waar Nederland zich al jaren op richt . Als beheerder van dijken (keringen en dammen) ziet het waterschap toe op het onderhouden en in stand houden van de normen voor waterveiligheid.

De veiligheid tegen water loopt de hoogste risico’s als dijken worden aangetast, beschadigd. Het waterschap onderkent hier gedragingen die de stabiliteit negatief beïnvloeden, zoals graven en bouwen en gedragingen die de goede staat van de grasmat beschadigen, zoals beweiding vee en wild. Het waterschap identificeert ook dat ongewenste begroeiing en beplanting de doelmatigheid van dijken kunnen ondermijnen.

In bijlage I zijn op basis van een risicoanalyse en doelgroepenanalyse thema specifieke doelstellingen geformuleerd. Daarbij past het waterschap bij compartimenteringskeringen, alsmede kades een reactieve benadering toe, reageert zij alleen op basis van klachten/meldingen.

5.1.3 Waterkwantiteit

Het afdoende aan/afvoeren van water, het behouden van water voor b.v. vee en beregening en het op peil houden van grondwaterstanden raakt bewoners en bedrijven in het beheergebied van waterschap Brabantse Delta. Er zijn veel belangen gemoeid bij een juiste hoeveelheid oppervlaktewater.

Het waterschap onderkent hier gedragingen die het peilbeheer, de aan en afvoer, negatief beïnvloeden, zoals het dempen of belemmeren van sloten en het onjuist of ongewenst onttrekken van water uit sloten of beken. Daarbij wenst het waterschap onderhoudskosten laag te houden en worden belemmeringen in onderhoudsstroken ook als een risico beschouwd.

In bijlage I zijn op basis van een risicoanalyse en doelgroepenanalyse thema specifieke doelstellingen geformuleerd. Daarbij past het waterschap bij de categorie C-watergangen een reactieve benadering toe, reageert zij alleen op basis van klachten/meldingen waarbij er sprake is van wateroverlast. Het naleven van oppervlaktewater onttrekkingsverboden krijgt daarentegen hoge prioriteit met snelle interventies om het verbod na te laten leven.

5.1.4 Grondwaterbeheer

Voldoende grondwater is belangrijk voor flora, fauna en de mens. Daarnaast kan een verkeerde grondwaterstand schade opleveren aan de omgeving. Het waterschap is daarom verantwoordelijk voor adequaat grondwaterbeheer.

De grondwaterstand loopt het grootste risico bij tijdelijke grondwateronttrekkingen ten behoeve van bouwwerkzaamheden.

Het waterschap onderkent hier gedragingen rondom het onjuist onttrekken of terug brengen van onttrokken grondwater in de bodem (retourbemalen). Aanvullend onderkent het waterschap dat permanente grondwateronttrekkingen grote nadelige effecten kunnen hebben op de volledig beschermde gebieden, attentie gebieden en de bufferszones N2000.

In bijlage I zijn op basis van een risicoanalyse en doelgroepenanalyse thema specifieke doelstellingen geformuleerd. Aanvullend op deze doelstellingen controleert het waterschap, in het kader van het beregeningsbeleid, projectmatig grondwateropgaven en bedrijfswaterplannen. Verder krijgt het naleven van grondwater onttrekkingsverboden hoge prioriteit, met snelle interventies om het verbod na te laten leven.

5.1.5 Vaarwegbeheer (inclusief nautisch beheer)

Vaarwegen binnen het beheergebied van het waterschap worden gebruikt voor recreatieve en bedrijfsmatige doeleinden. Het waterschap ziet toe op veilig scheepvaartverkeer en het beschermen van oevers en bodem. Zowel voor de beroepsvaart als de recreatievaart worden geen hoge risico’s ingeschat.

In bijlage I zijn op basis van een risicoanalyse en doelgroepenanalyse thema specifieke doelstellingen geformuleerd. Het waterschap past op evenementen en bijzondere transporten op het water steekproefsgewijs toezicht toe, waarbij rekening wordt gehouden met verwachte risico’s.

5.1.6 Waterschapsheffing

Het waterschap adviseert de Belastingsamenwerking West Brabant (BWB) omtrent het opleggen van de juiste belastingaanslag op lozingen van afvalwater, als onderdeel van de inning van zuiverings- en/of verontreinigingsheffing (Verordening op de heffing en invordering verontreinigingsheffing waterschap Brabantse Delta / Verordening op de heffing en invordering zuiveringsheffing van waterschap Brabantse Delta, in te zien via http://www.brabantsedelta.nl , zoek in regelgeving -> belastingverordening). Daartoe houdt het waterschap toezicht op lozingen door bijvoorbeeld industriële bedrijven, bij bronneringen (zoals grondwateronttrekking bij bouwwerkzaamheden), enz.

Meetbedrijven vormen binnen het belastingdeel een groot of ernstig risico met betrekking tot het juist vaststellen van de hoogte van de belastingaanslag. Daarnaast zijn er tabelbedrijven die qua afvalwater kunnen variëren en daardoor niet meer hoeven te voldoen aan de eisen van een tabelbedrijf. Hiermee loopt het waterschap risico dat het zuiveren van water meer geld kost dan er aan opbrengsten uit heffingen beschikbaar is.

In bijlage I zijn op basis van een risicoanalyse en doelgroepenanalyse thema specifieke doelstellingen geformuleerd. Naast deze doelen voert het waterschap het volgende toezicht uit:

  • Het waterschap controleert jaarlijks alle meetbedrijven.

  • Tabelbedrijven worden in overleg met de Belastingsamenwerking West-Brabant gecontroleerd.

  • Meetbeschikkingen van bedrijven die aangemerkt worden als tabelbedrijf worden in de planperiode gecontroleerd.

  • Het waterschap streeft er naar om jaarlijks één industriegebied te toetsen of dat brongegevens voor heffingen overeenkomen met de feitelijk aanwezige heffing plichtige bedrijven.

  • Het waterschap past Systeemgericht toezicht toe.

5.2. Incidenteel toezicht en handhaving.

Met incidenteel toezicht en handhaving reageert het waterschap op gedrag, handhavingsverzoeken en op klachten/meldingen. Deze wijze van uitvoeren van het toezicht en de handhaving uit zich in reactief en in projectmatige toezicht en handhaving, gericht op specifieke doelgroepen of gedragingen.

Doel van dit toezicht is het voorkomen en/of doen ophouden van ongewenste voorvallen, incidenten of gedragingen. Deze vorm van toezicht en handhaving is specifiek gericht op situaties die extra aandacht vragen ter stimulering van behoud van de gewenste situatie, de nagestreefde kwaliteit.

Het waterschap kan incidenteel toezicht en handhaving toepassen op alle gedragingen, geprioriteerd van ernstig risico gedragingen naar verwaarloosbaar risico. Daar waar omstandigheden maken dat er naast routinematig toezicht extra toezicht en handhaving nodig is, voert het waterschap dat projectmatig uit.

Incidenteel toezicht kan dan ook plaats vinden naast, of in de plaats van, routinematig toezicht.

In onderstaand overzicht worden voor de planperiode de gebruikte aandachtsgebieden kort weergegeven:

  • Klachten en meldingen

    • о

      Alle incidenten en klachten binnen het waterbeheer, waarop het waterschap vanuit toezicht en handhaving reageert.

  • Projecten

    • о

      Besluit Risico’s Zware Ongevallen, dienstverlening

    • о

      Actualiseren beregeningsvergunningen

    • о

      Prioriteiten vanuit het provinciaal Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht

    • о

      Nasleep van calamiteiten

    • о

      Gewasbeschermingsmiddelen en biociden

    • о

      Keurvergunningen met midden of laag risico, kwantiteit

  • Probleem gestuurd handhaven

    • о

      Doelgroep die expliciet extra inzet vanuit probleemgestuurde handhaving behoeft.

5.2.1 Klachten en meldingen

Inwoners, bedrijven en derden zijn betrokken bij het waterbeheer. Op klachten en meldingen reageert het waterschap met een gepaste interventie, conform de strategieën. Klachten of meldingen die betrekking hebben op ongewenst gedrag, incidenten of een ongewoon voorval worden door handhavers van het waterschap beoordeeld en behandeld.

Hoe snel het waterschap reageert, is afhankelijk van de ernst van het feit en de prioritering die er aan is gegeven.

Het waterschap vindt het belangrijk dat de vervuiler betaalt en zal schade aan het watersysteem laten herstellen door de veroorzaker van die schade of die kosten op de veroorzaker verhalen.

5.2.2 Projecten

Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO), dienstverlening

Waterschap Brabantse Delta kan de water gerelateerde Brzo werkzaamheden uitvoeren voor de waterschappen Scheldestromen, Aa en Maas en De Dommel. Dit doet zij op verzoek van die waterschappen, conform de landelijke afspraken tussen de waterbeheerders. Waterschap Brabantse Delta is onderdeel van het landelijke team Brzo water, wat bestaat uit 6 regisserende waterschappen en Rijkswaterstaat.

Het waterschap geeft hier projectmatig uitvoering aan en maakt tijdens de planperiode definitieve afspraken over deze samenwerking.

Actualiseren beregeningsvergunningen

Het waterschap zal binnen de planperiode uitvoering geven aan het beregeningsbeleid. Daartoe zal er samen met de waterschappen Aa en Maas en De Dommel worden toegewerkt naar een actueel vergunningenbestand en de doelstellingen van het grondwaterbeleid. Het waterschap geeft hier projectmatig uitvoering aan de handhavingstaken die voortkomen uit deze actualisatie.

Prioriteiten vanuit het provinciaal Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht

Het waterschap geeft, in afstemming met de Brabantse waterschappen, uitvoering aan de relevante projecten die in het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht zijn vastgesteld.

Nasleep van calamiteiten

In het geval dat er zich binnen het beheergebied van het waterschap een groot incident voordoet dat langdurig aandacht blijft vragen, wordt dat projectmatig behandeld.

Gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Het waterschap streeft naar een verbetering van de waterkwaliteit en het behouden van de technische staat van sloten en beken, het terugdringen van het onjuist gebruiken of toepassen van gewasbeschermings-middelen en biociden. Het waterschap geeft met toezicht en handhaving projectmatig aandacht aan risicogedragingen binnen risicogebieden.

Keurvergunningen met midden of laag risico, kwantiteit

Vergunningen met een midden of laag risico worden op basis van prioriteit en capaciteit steekproefsgewijs gecontroleerd. Het waterschap geeft met toezicht en handhaving projectmatig aandacht aan deze vergunningen en houdt zo, binnen de beschikbare capaciteit, vat op deze domeinen.

5.2.3 Probleemgestuurde handhaving

Een bijzondere vorm van incidenteel toezicht en handhaving betreft de probleemgestuurde handhaving, als reactie op ontwikkelingen of een constatering. Het waterschap zet deze vorm van handhaving in voor opvallende gedragingen die nadrukkelijke aandacht vragen vanuit de risico analyse in relatie tot het naleefgedrag. Deze aandacht kan uitgaan naar individuele overtreders, groepen, branches of gebieden.

Doel van het probleemgestuurde handhaven kan divers zijn, van informatie inwinnen tot het daadwerkelijk handhaven van overtredingen. Deze werkwijze kan zich uiten in bijvoorbeeld gerichte informatie aan specifieke doelgroepen of het in samenwerking met partners gezamenlijk controleren en handhaven van overtreders.

Bijlage I Probleem- en risicoanalyse, doelgroepanalyse, doelstellingen en indicatoren

1.Inleiding

Dit document bevat Deel I van het ‘handhavingsbeleidskader Waterschap Brabantse Delta 2015-2019’. Het is een beleidskader waarin het waterschap de problemen, risico’s, naleefgedrag, doelstellingen en in te zetten interventies vastlegt, voor de toezichts- en handhavingstaken. Daarmee sluit dit beleidskader aan op het nieuwe beleidsplan, geactualiseerd aan de nieuwe inzichten en ontwikkelingen.

Waterschap Brabantse Delta wil de waterautoriteit zijn die integraal zorgt voor (1) voldoende (oppervlakte/grond)water (2) van goede (oppervlaktewater)kwaliteit en (3) veiligheid (dijken /vaarwegen).

Het waterschap geeft hier uitvoering aan door het uitvoeren van een aantal actieve taken (zoals het transporteren en zuiveren van afvalwater, het onderhouden van de waterkeringen en watergangen) en het uitvoeren van passieve taken (zoals beleidsontwikkeling en regelgeving, vergunningverlening, plantoetsing, toezicht en handhaving).

Het proces van handhaving wordt programmatisch uitgevoerd op basis van de Big-8. Een onderdeel hiervan is het uitvoeren van een risicoanalyse waarin wordt ingeschat wat de effecten op overtredingen van regels zijn en wat de kans is dat de regels worden overtreden.

Bij een hoog risico wordt vaker gecontroleerd dan bij een laag risico.

Door het grote aantal activiteiten waarop het waterschap toezicht moet houden, is de beschikbare menskracht onvoldoende om overal toezicht uit te oefenen. De analyse helpt bij het rationaliseren van keuzen over inzet van middelen en menskracht bij toezicht en handhaving. Op basis van deze analyse en ervaringsgegevens van het voorgaande jaar wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma (Hup).

Voor het meten van de uitvoeringskwaliteit zijn output en outcome doelstellingen geformuleerd.

1.1Reality check

Op 10 oktober 2013 is door de provincie Noord-Brabant een reality check IBT omgevingsrecht uitgevoerd. Bij het actualiseren van de strategieën is rekening gehouden met de aanbevelingen die zijn gedaan n.a.v. deze reality check.

1.2Opgave

Dit beleidskader bevat de probleemanalyse en risicoanalyse, doelgroepanalyse, prioriteiten, doelstellingen en inzet van interventies voor toezicht en handhaving. Inhoudelijk gaat het om alle taken van de Waterwet en waterrelevante onderdelen van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo).

Met dit beleidskader geeft het waterschap invulling aan de landelijke kwaliteitscriteria 2.1. voor toezicht en handhaving.

Het beleidskader kent een looptijd van 4 jaar, van 2015 tot 2019. Het waterschap werkt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma de prestaties en de capaciteitsinzet verder uit.

1.3Beleidskader

Het handhavingsbeleidskader gaat over de gerelateerde taken en activiteiten binnen de volgende beleidsvelden:

  • -

    Kaderrichtlijn water

  • -

    Richtlijn industriële emissies

  • -

    Waterwet

  • -

    Wabo

  • -

    Besluit lozingen afvalwater huishoudens

  • -

    Activiteitenbesluit milieubeheer

  • -

    Besluit bodemkwaliteit

  • -

    Besluit Lozingen buiteninrichtingen

  • -

    Regelgeving Waterschap Brabantse Delta

  • -

    Nationaal Waterplan

  • -

    Natuurbeschermingswet

  • -

    Flora- en faunawet

  • -

    Provinciaal beleid

  • -

    Beleid Waterschap

  • -

    Waterbeheersplan Waterschap Brabantse Delta

  • -

    Programma’s Waterschap

1.4Definities

Het Waterschap Brabantse Delta gebruikt toezicht en handhaving om de doelen te bereiken. Als toezicht en handhaving niet het gewenste effect hebben, kan het waterschap ook gebruik maken van privaatrechtelijke middelen. Door gebruik te maken van de positie als eigenaar, verpachter of verhuurder. Maar ook door ‘overtreders’ aansprakelijk te stellen. In dit handhavingsbeleid wordt onderstaande definitie van handhaving en toezicht gehanteerd:

Handhaving

Het door toezicht en door toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen bevorderen dat algemeen en individueel geldende rechtsregels en voorschriften worden nageleefd.

Toezicht

De werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of de rechtsregels en voorschriften worden nageleefd.

2.Methodiek Risico- en doelgroepanalyse

Het waterschap beschikt niet over de middelen om voortdurend en overal toezicht te houden. Dat is ook niet gewenst. De primaire verantwoordelijkheid voor de naleving ligt bij de normadressaat, diegene die bij niet naleven als overtreder zou worden aangemerkt.

Het overheidstoezicht is niet bedoeld om die verantwoordelijkheid over te nemen maar om na te gaan hoe de normadressaat met die verantwoordelijkheid omgaat. Als de hoeveelheid toezicht (in uren) wordt afgezet tegen de duur van de activiteiten waarop de wetten van toepassing zijn dan moeten valt te zien dat het toezicht vaak een bescheiden steekproef vormt.

Toezicht vindt in beginsel onaangekondigd plaats. Zo behoudt het waterschap een zo representatief mogelijk zicht op de feitelijke naleving. Hoe groter het risico en de kans op niet naleven van de regelgeving, hoe meer toezichtmiddelen wordt ingezet.

Met risico wordt de kans bedoeld dat zich een bepaald effect voordoet. In formulevorm:

afbeelding binnen de regeling

De Waterwet en de daaraan gerelateerde wet en regelgeving beogen een bepaald belang te beschermen. In de praktijk blijkt echter dat niet altijd de regels worden nageleefd. Vanuit het toezicht weten we in welke mate een wet wordt nageleefd en wat de ernst is van de overtredingen.

Om de toezichtmiddelen risicogericht te verdelen over de diverse wetten worden achtereenvolgens de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    het bepalen van het effect van een overtreding,

  • 2.

    het vaststellen van de kans dat het effect zich voordoet,

  • 3.

    vaststellen feitelijk naleefgedrag

  • 4.

    opstellen nalevingsschatting

2.1Het bepalen van het risico

Iedere wet bevat vele regels. Dit betekent ook dat er binnen een wet veel verschillende overtredingen kunnen plaatsvinden. Het overtreden van verschillende regels leidt tot verschillende effecten. Zo is het een dag te laat indienen van een rapportage minder ernstig dan het illegaal lozen. Maar ook het overtreden van een en dezelfde regel kan leiden tot verschillende effecten. Zo is een lozing ernstiger als het gaat om 100 liter giftige stof dan wanneer het gaat om 10 liter van dezelfde stof. Kortom de effecten van overtreding van een wet lopen nogal uiteen omdat er vele soorten overtredingen begaan kunnen worden. Om toch een effect te kunnen vaststellen en dat ook nog eens op een voor alle wetten vergelijkbare manier te doen wordt in deze methode bij het bepalen van het effect steeds uitgegaan van de ernstigste maar nog wel realistische overtreding die in de praktijk wordt aangetroffen. Het effect van de overtreding wordt uitgedrukt in een getal. Hoe groter dit getal hoe groter het effect. Dit effect wordt per gedraging bepaald door een panel van deskundiges, dat wil zeggen mensen die kennis hebben van de wet en van de toezichtspraktijk.

Effect inschatten aan de hand van het bedrijfsmodel

Risico’s worden berekend aan de hand van het effect van een overtreding. Het waterschap Brabantse Delta schat in wat het overtreden van de wet en regelgeving heeft op het bedrijfsmodel van het Waterschap. Deskundigen hebben per doelgroep en gedraging bepaald wat het effect is op het bedrijfsmodel. Het bedrijfsmodel bestaat uit de volgende aspecten:

  • 1.

    Kosten

  • 2.

    Imago

  • 3.

    Waterkwantiteit en veiligheid

  • 4.

    Water- en omgevingskwaliteit en milieu

  • 5.

    Compliance

  • 6.

    Continuïteit

Bepaling van het effect van de overtreding

Het effect wordt benoemd op zes aspecten van het bedrijfsmodel. De deskundigen bepalen gezamenlijk voor ieder aspect welk effect zich voordoet bij de ernstigste overtreding. Die loopt uiteen van verwaarloosbaar effect (1 punt) tot een catastrofaal effect (6 punten). Per gedraging worden tot slot de op ieder aspect verkregen punten opgeteld. De zo verkregen effectscore geeft uitdrukking aan het effect dat zich kan voordoen bij de ernstigste overtreding van de desbetreffende gedraging.

De diverse aspecten waaruit het effect is opgebouwd zijn geen eenvoudig te hanteren begrippen. Het is belangrijk dat de interpretatie die de deskundigen daaraan geven eenduidig is. Daartoe voorziet een beschrijving van de aspecten, aangevuld met voorbeelden. Deze beschrijving is opgenomen in het bedrijfsmodel.

afbeelding binnen de regeling

Kans dat het effect zich voordoet

De vorige paragraaf beschrijft op welke wijze het effect wordt bepaald van de overtreding. Echter in de praktijk treed niet altijd een effect op wanneer er een overtreding wordt begaan.

afbeelding binnen de regeling

Dit gegeven mag niet worden genegeerd want hierdoor zou bijvoorbeeld wet X die hoog scoort op het maximale effect meer toezichtmiddelen krijgen dan een wet Y die daarop lager scoort, ook al blijkt uit de toezichtspraktijk dat bij wet X nauwelijks ernstige overtredingen nauwelijks voorkomen en bij wet Y juist vaak. Om hiermee rekening te houden wordt ingeschat wat de kans is dat een effect optreedt. Uitgangspunt is de denkbeeldige situatie dat er helemaal geen toezicht wordt gehouden.

2.2Vaststellen naleefgedrag

Met het naleefgedrag wordt een verbinding gelegd tussen de motieven om te overtreden en de samenstelling van de doelgroep en vormt zich een inzicht ter bepaling van de benodigde interventie om de groepen tot ander gedrag te bewegen.

afbeelding binnen de regeling

Vaststellen feitelijk naleefgedrag

Om inzicht te verkrijgen in het feitelijk naleefgedrag volstaat het waterschap met vast te stellen hoe vaak een wet wordt overtreden en dus niet in welke mate die wet wordt overtreden (of anders gezegd hoeveel regels of voorschriften uit die wet worden overtreden).

Dit inzicht wordt verkregen door het aantal controles waarin een overtreding wordt aangetroffen te delen door het totaal aantal controles. Het gaat hierbij echter alleen om de zogenaamde ‘eerste’ controles (dit zijn die controles waarmee een proces van toezicht en handhaving start).

Alle overige controles, zoals hercontroles of incidenten tellen niet mee. In formulevorm:

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Nalevingschatting

Het feitelijk naleefgedrag geeft inzicht in de mate waarin de regels worden nageleefd, maar geeft geen informatie over de motieven voor naleving of overtreden van de regelgeving. Om een beter onderbouwd inzicht te krijgen in de mogelijke omvang en samenstelling van nalevers en overtreders wordt de nalevingsschatting toegepast. Hiermee wordt de doelgroep trapsgewijs onderverdeeld in bepaalde typen en ontstaat een beeld van de omvang van de niet-naleving.

De nalevingsschatting onderscheidt de volgende typen:

  • spontane nalevers - mensen die de regels wel kennen en ze uit zichzelf naleven, zelfs als er geen handhaving zou zijn;

  • onbewuste nalevers - mensen die de regels niet goed kennen en ze naleven zonder het te beseffen (bijvoorbeeld omdat ze iemand anders nadoen);

  • onbewuste overtreders - mensen die de regels niet goed kennen en ze daarom overtreden;

  • handhavingsafgeschrikten - mensen die de regels wel kennen en die ze zouden willen overtreden, maar besluiten om dat niet te doen vanwege de handhaving;

  • bewuste overtreders - mensen die willens en wetens overtreden en daarbij bewust het risico nemen gepakt te worden.

Per doelgroep wordt een inschatting gemaakt van het percentage typen dat er binnen die doelgroep te onderscheiden zijn. Hierbij wordt een onderverdeling gemaakt in vijf scores:

  • 1.

    0-20 procent van de doelgroep valt onder dit type,

  • 2.

    20-40 procent van de doelgroep valt onder dit type,

  • 3.

    40-60 procent van de doelgroep valt onder dit type,

  • 4.

    60-80 procent van de doelgroep valt onder dit type,

  • 5.

    80-100 procent van de doelgroep valt onder dit type,

Of een score goed of slecht is afhankelijk van het percentage en type. In onderstaand overzicht is weergegeven per type wat het percentage betekent:

afbeelding binnen de regeling

3.Domeinen en gedragingen

Het Waterschap heeft de zorg voor de waterkwaliteit, waterveiligheid, waterkwantiteit, vaarwegbeheer, grondwaterbeheer en heffingen in Midden- en West-Brabant. Het beleid en de doelstellingen die hierbij wordt nastreeft zijn voor het grootste deel vastgelegd in het Waterbeheerplan.

In het waterbeheerplan is opgenomen wat de kwaliteitsdoelstellingen zijn, wat de actuele waterkwaliteit is en wat de probleemstoffen zijn. Daarmee stelt het waterschap planmatig de activiteiten vast die ondernomen moeten worden om de gewenste waterkwaliteit te bereiken (en te behouden): een emissiereductieplan. Hierbij zal handhaven een rol spelen.

Voor de handhaving gaat het daarbij om inrichting gebonden en niet inrichting gebonden taken die een onderverdeling kennen in domeinen.

Binnen een domein zijn verschillende doelgroepen gevat. Per doelgroep zijn key gedragingen geformuleerd (Deze aanpak is in overeenstemming met het handboek ‘Programmatisch handhaven in de context van de RUD’). Deze indeling is volledig dekkend voor Waterschap Brabantse Delta.

Elk van deze doelgroepen kent een eigen problematiek (risico) en heeft een eigen omvang. De in te zetten interventie kan per doelgroep verschillen om het gewenste naleefgedrag te bereiken. Door doelgroepen te onderscheiden kan een aanpak op maat worden geboden, waardoor interventie per doelgroep worden ingezet waarmee op een efficiënte wijze een hoog naleefgedrag wordt gerealiseerd. In de tabel 1 is aangegeven welke doelgroepen er per domein worden onderscheiden, wat de omvang is en welke gedragingen er kenmerkend zijn.

afbeelding binnen de regeling

4.Probleem- en risicoanalyse

De uitvoering van toezicht en handhaving is gebaseerd op een risicogerichte aanpak. Dit betekent dat het waterschap ontoelaatbare en ongewenste situaties, die een risico vormen voor waterkwantiteit, waterkwaliteit, continuïteit, kosten, imago en compliance, probeert te voorkomen. Hoe de risico’s gedefinieerd worden is uitgewerkt in hoofdstuk 2.

Op basis van een risicoanalyse en een doelgroep analyse is per domein een risicoprofiel opgesteld. De risicoprofielen geven inzicht in de omvang van de doelgroepen, de risico’s, het naleefgedrag van de doelgroepen, , handhavingsdoelstellingen en een uitwerking van interventies die het best ingezet kunnen worden om de handhavingsdoelstellingen te bereiken. Onderstaand zijn per thema de risicoprofielen kort samengevat.

4.1Waterkwaliteit

Het thema waterkwaliteit omvat zes domeinen. Deze domeinen zijn onderverdeeld in doelgroepen. Deze doelgroepen betreffen inrichtingen die een vergunning of melding hebben gedaan in het kader van de Waterwet of activiteiten waarvoor een vergunning of melding moet worden aangevraagd (denk aan het onttrekken van grondwater voor bouwactiviteiten). Het Waterschap heeft de afgelopen jaren op deze inrichtingen en/of activiteiten toegezien.

Risico’s

Op basis van de probleem- en risicoanalyse zijn de risico’s van de doelgroepen berekend. Deze paragraaf is een samenvatting van de omvang van de risico’s op domeinniveau. De wijze waarop deze omvang is berekend, is toegelicht in het hieronder weergegeven kader.

afbeelding binnen de regeling

In onderstaande tabel is een samenvatting van de probleem- en risicoanalyse per domein weergegeven voor het thema Waterkwaliteit:

afbeelding binnen de regeling

Naleefgedrag

Op basis van de doelgroepanalyse zijn de redenen van (niet) naleving van wet- en regelgeving bepaald. De redenen van niet-naleving geven daarmee aan waar op gebied van naleefgedrag winst te behalen valt.

Op basis van de doelgroepanalyse blijkt:

  • Binnen alle domeinen van het thema Waterkwaliteit is verbetering van de spontane naleving mogelijk. Binnen de doelgroepen zijn er veel inrichtingen die:

    • o

      handhavingsdruk nodig om naleving van regelgeving te bewerkstelligen.

    • o

      onvoldoende zicht op de effecten van niet naleving van wet- en regelgeving.

  • Binnen de domeinen ‘Agrarisch’ en ‘Buiten inrichtingen’ is de onbewust naleving slecht.

    • o

      De doelgroepen binnen deze domeinen moeten investeren om de regels na te leven en maken een kosten-baten afweging om tot naleving van wet- en regelgeving te komen.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen.

  • Binnen het domein ‘Buiten inrichtingen’ zijn de meeste onbewuste overtreders aanwezig.

    oDe doelgroepen binnen dit domein zijn niet bekend met wet- en regelgeving of begrijpen deze wet- en regelgeving niet of onvoldoende.

  • Binnen de domeinen ‘Agrarisch’ en ‘Buiten inrichtingen’ zijn weinig handhavingsafgeschrikten aanwezig.

    • o

      Die doelgroepen of inrichtingen binnen deze domeinen hebben voordeel bij het niet naleven van wet- en regelgeving.

    • o

      Die doelgroepen of inrichtingen leven de regels pas dan na als toezicht plaatsvindt onder dreiging van sanctioneren.

Doelstellingen

De probleem- en risicoanalyse en doelgroepanalyse toont aan dat binnen alle domeinen nalevingswinst valt te behalen door toepassing van interventies. Voor de planperiode zijn onderstaande doelstellingen geformuleerd:

afbeelding binnen de regeling

Indicatoren

Om vast te stellen of de doelstellingen worden behaald zijn de volgende indicatoren geformuleerd. De nummering van de indicatoren komt overeen met de nummering van de doelstellingen van het thema Waterkwaliteit

  • I.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Onbewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

  • II.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Handhavingsafgeschrikten’ en ‘Spontane nalevers’ in de nalevingschatting.

  • III.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Spontane nalevers’ in de nalevingschatting.

  • IV.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Bewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

4.2Waterkwantiteit

Het thema waterkwantiteit omvat het domein ‘Watergangen’. Dit domein is onderverdeeld in drie doelgroepen. Deze doelgroepen betreffen normadressaten die een vergunning of melding hebben gedaan in het kader van de Waterwet of activiteiten waarvoor een vergunning of melding moet worden aangevraagd (bijvoorbeeld: belemmering van de onderhoudsstrook). Het Waterschap Brabantse Delta heeft op deze activiteiten de afgelopen jaren toegezien. In tabel 1 zijn de domeinen, de doelgroepen en de omvang weergegeven.

Risico’s

Op basis van de probleem- en risicoanalyse zijn de risico’s van de doelgroepen berekend. Deze paragraaf is een samenvatting van de omvang van de risico’s op domeinniveau.

In de onderstaande tabel is een samenvatting van de probleem- en risicoanalyse per domein weergegeven voor het thema Waterkwantiteit:

afbeelding binnen de regeling

Naleefgedrag

Op basis van de doelgroepanalyse zijn de redenen van (niet) naleving van wet- en regelgeving bepaald. De redenen van niet-naleving geven daarmee aan waar op gebied van naleefgedrag winst te behalen valt.

Op basis van de doelgroepanalyse blijkt:

  • Binnen het domein van het thema Waterkwantiteit is de spontane naleving gemiddeld.

    • o

      De doelgroepen hebben beperkte handhavingsdruk nodig om naleving van regelgeving te bewerkstelligen.

    • o

      De doelgroepen hebben redelijk zicht op de effecten van niet naleving van wet- en regelgeving.

  • Binnen het domein van het thema Waterkwantiteit is de onbewuste naleving slecht.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein moeten investeren om de regels na te leven en maken een kosten-baten afweging om tot naleving van wet- en regelgeving te komen.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen.

  • Binnen het domein van het thema Waterkwantiteit zijn weinig handhavingsafgeschrikten aanwezig.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein hebben voordeel bij het niet naleven van wet- en regelgeving.

    • o

      De doelgroepen leven de regels pas dan na als toezicht plaatsvindt onder dreiging van sanctioneren.

Doelstelling

De probleem- en risicoanalyse en doelgroepanalyse tonen aan dat binnen de doelgroepen veel nalevingswinst te behalen valt door toepassing van interventies. Voor de planperiode worden onderstaande doelstellingen geformuleerd:

afbeelding binnen de regeling

Indicatoren

Om vast te stellen of de doelstellingen worden behaald zijn de volgende indicatoren geformuleerd. De nummering van de indicatoren komt overeen met de nummering van de doelstellingen van het thema Waterkwantiteit.

  • I.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Spontane nalevers’ in de nalevingschatting.

  • II.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Onbewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

  • III.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Handhavingsafgeschrikten’ en ‘Spontane nalevers’ in de nalevingschatting.

4.3Waterveiligheid

Het thema waterveiligheid omvat het domein ‘Keringen’. Dit domein is onderverdeeld in vier doelgroepen. Deze doelgroepen betreffen objecten die een vergunning of melding hebben gedaan in het kader van de Waterwet of activiteiten waarvoor een vergunning of melding moet worden aangevraagd (bijvoorbeeld: het aanleggen van een steiger op een regionale kering). Het Waterschap Brabantse Delta heeft de afgelopen jaren op deze activiteiten toegezien. In tabel 1 zijn de domeinen, de doelgroepen en de omvang weergegeven.

Risico’s

Op basis van de probleem- en risicoanalyse zijn de risico’s van de doelgroepen berekend. Deze paragraaf is een samenvatting van de omvang van de risico’s op domeinniveau.

In tabel 4 is een samenvatting van de probleem- en risicoanalyse per domein weergegeven voor het thema Waterveiligheid:

afbeelding binnen de regeling

Naleefgedrag

Op basis van de doelgroepanalyse zijn de redenen van (niet) naleving van wet- en regelgeving bepaald. De redenen van niet-naleving geven daarmee aan waar op gebied van naleefgedrag winst te behalen valt.

Op basis van de doelgroepanalyse blijkt:

  • Binnen het domein van het thema Waterveiligheid is de spontane naleving gemiddeld.

    • o

      De doelgroepen hebben beperkte handhavingsdruk nodig om naleving van regelgeving te bewerkstelligen.

    • o

      De doelgroepen hebben redelijk zicht op de effecten van niet naleving van wet- en regelgeving.

  • Binnen het domein van het thema Waterveiligheid is de onbewuste naleving slecht.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein moeten investeren om de regels na te leven en maken een kosten-baten afweging om tot naleving van wet- en regelgeving te komen.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen.

  • Binnen het domein van het thema Waterveiligheid zijn weinig handhavingsafgeschrikten aanwezig.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein hebben voordeel bij het niet naleven van wet- en regelgeving.

    • o

      De doelgroepen leven de regels pas dan na als toezicht plaatsvindt onder dreiging van sanctioneren.

Doelstellingen

De probleem- en risicoanalyse en doelgroepanalyse tonen aan dat binnen de domeinen veel nalevingswinst te behalen valt door toepassing van interventies. Voor de planperiode worden onderstaande doelstellingen geformuleerd:

afbeelding binnen de regeling

Indicatoren

Om vast te stellen of de doelstellingen worden behaald zijn de volgende indicatoren geformuleerd. De nummering van de indicatoren komt overeen met de nummering van de doelstellingen van het thema Waterkwaliteit

  • I.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Onbewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

  • II.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Handhavingsafgeschrikten’ in de nalevingschatting.

  • III.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Bewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

4.4Waterschapsheffingen

Het thema Waterschapsheffingen omvat het domein ‘Heffingen’. Dit domein is onderverdeeld in vier doelgroepen. Deze doelgroepen betreffen inrichtingen en objecten die een vergunning of melding hebben gedaan in het kader van de Waterwet of activiteiten waarvoor een vergunning of melding moet worden aangevraagd (bijvoorbeeld: het lozen van afvalwater). Het Waterschap Brabantse Delta heeft de afgelopen jaren op deze activiteiten toegezien. In tabel 1 zijn de domeinen, de doelgroepen en de omvang weergegeven.

Risico’s

Op basis van de probleem- en risicoanalyse zijn de risico’s van de doelgroepen berekend. Deze paragraaf is een samenvatting van de omvang van de risico’s op domeinniveau.

In onderstaande tabel is een samenvatting van de probleem- en risicoanalyse per domein weergegeven voor het thema Waterschapsheffingen:

afbeelding binnen de regeling

Naleefgedrag

Op basis van de doelgroepanalyse zijn de redenen van (niet) naleving van wet- en regelgeving bepaald. De redenen van niet-naleving geven daarmee aan waar op gebied van (niet) naleving winst te behalen valt.

Op basis van de doelgroepanalyse blijkt:

  • Binnen het domein van het thema Waterschapsheffingen is de spontane naleving slecht tot zeer slecht.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van regelgeving te bewerkstelligen.

    • o

      De doelgroepen hebben onvoldoende zicht op de effecten van niet naleving van wet- en regelgeving.

  • Binnen het domein van het thema Waterschapsheffingen is de onbewuste naleving slecht.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein moeten investeren om de regels na te leven en maken een kosten-baten afweging om tot naleving van wet- en regelgeving te komen.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen.

Doelstellingen

De probleem- en risicoanalyse en doelgroepanalyse tonen aan dat binnen de doelgroepen veel nalevingswinst te behalen valt door toepassing van interventies. Voor de planperiode worden onderstaande doelstellingen geformuleerd:

afbeelding binnen de regeling

Indicatoren

Om vast te stellen of de doelstellingen worden behaald zijn de volgende indicatoren geformuleerd. De nummering van de indicatoren komt overeen met de nummering van de doelstellingen van het thema Waterkwaliteit

  • I.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Bewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

  • II.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Spontane nalevers’ in de nalevingschatting.

4.5Vaarwegbeheer

Het thema ‘Vaarwegbeheer’ omvat het domein vaarwegbeheer (incl. nautisch beheer). Dit domein is onderverdeeld in twee doelgroepen. Deze doelgroepen betreffen activiteiten waarop de Waterwet of rechtstreeks werkende regels van toepassing zijn. Het Waterschap heeft afgelopen jaren op deze activiteiten toegezien. In tabel 1 zijn de domeinen, de doelgroepen en de omvang weergegeven.

Risico’s

Op basis van de probleem- en risicoanalyse zijn de risico’s van de doelgroepen berekend. Deze paragraaf is een samenvatting van de omvang van de risico’s op domeinniveau.

In onderstaande tabel is een samenvatting van de probleem- en risicoanalyse per domein weergegeven voor het thema Vaarwegbeheer:

afbeelding binnen de regeling

Naleefgedrag

Op basis van de doelgroepanalyse zijn de redenen van (niet) naleving van wet- en regelgeving bepaald. De redenen van niet-naleving geven daarmee aan waar op gebied van (niet) naleving winst te behalen valt.

Op basis van de doelgroepanalyse blijkt:

  • Binnen het domein van het thema Vaarwegbeheer is de spontane naleving gemiddeld.

    • o

      De doelgroepen hebben beperkte handhavingsdruk nodig om naleving van regelgeving te bewerkstelligen.

    • o

      De doelgroepen hebben redelijk zicht op de effecten van niet naleving van wet- en regelgeving.

  • Binnen het domein van het thema Vaarwegbeheer is de onbewuste naleving slecht nageleefd.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein moeten investeren om de regels na te leven en maken een kosten-baten afweging om tot naleving van wet- en regelgeving te komen.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen.

Doelstellingen

De probleem- en risicoanalyse en doelgroepanalyse tonen aan dat binnen de doelgroepen nalevingswinst te behalen valt door toepassing van interventies. Voor de planperiode is onderstaande doelstelling geformuleerd:

afbeelding binnen de regeling

Indicatoren

Om vast te stellen of de doelstelling wordt behaald is de volgende indicator geformuleerd. De nummering van de indicator komt overeen met de nummering van de doelstelling van het thema Vaarwegbeheer

  • I.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Onbewuste nalevers’ in de nalevingschatting.

4.6Grondwaterbeheer

Het thema grondwaterbeheer omvat het domein ‘Grondwater’. Dit domein is onderverdeeld in vijf doelgroepen. Deze doelgroepen betreffen inrichtingen en objecten die een vergunning of melding hebben gedaan in het kader van de Waterwet of activiteiten waarvoor een vergunning of melding moet worden aangevraagd (bijvoorbeeld: het onttrekken van grondwater). Het Waterschap Brabantse Delta heeft de afgelopen jaren op deze activiteiten toegezien. In tabel 1 zijn de domeinen, de doelgroepen en de omvang weergegeven.

Risico’s

Op basis van de probleem- en risicoanalyse zijn de risico’s van de doelgroepen berekend. Deze paragraaf is een samenvatting van de omvang van de risico’s op domeinniveau.

In onderstaande tabel is een samenvatting van de probleem- en risicoanalyse per domein weergegeven voor het thema Grondwaterbeheer:

afbeelding binnen de regeling

Naleefgedrag

Op basis van de doelgroepanalyse zijn de redenen van (niet) naleving van wet- en regelgeving bepaald. De redenen van niet-naleving geven daarmee aan waar op gebied van (niet) naleving winst te behalen valt.

Op basis van de doelgroepanalyse blijkt:

  • Binnen het domein van het thema Grondwaterbeheer is de spontane naleving zeer slecht.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van regelgeving te bewerkstelligen.

    • o

      De doelgroepen hebben onvoldoende zicht op de effecten van niet naleving van wet- en regelgeving.

  • Binnen het domein van het thema Grondwaterbeheer is de onbewuste naleving slecht.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein moeten investeren om de regels na te leven en maken een kosten-baten afweging om tot naleving van wet- en regelgeving te komen.

    • o

      De doelgroepen hebben handhavingsdruk nodig om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen.

  • Binnen het domein van het thema Grondwaterbeheer worden de regels gemiddeld bewust overtreden.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein hebben (financieel) voordeel bij het niet naleven van wet- en regelgeving.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein achten de pakkans zeer klein.

    • o

      De doelgroepen binnen dit domein zijn niet onder de indruk van sanctioneren.

Doelstellingen

De probleem- en risicoanalyse en doelgroepanalyse tonen aan dat binnen de doelgroepen veel nalevingswinst te behalen valt door toepassing van interventies. Voor de planperiode worden onderstaande doelstellingen geformuleerd:

afbeelding binnen de regeling

Indicatoren

Om vast te stellen of de doelstellingen worden behaald zijn de volgende indicatoren geformuleerd. De nummering van de indicatoren komt overeen met de nummering van de doelstellingen van het thema Waterkwaliteit

  • I.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Onbewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

  • II.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Handhavingsafgeschrikten’ en ‘Spontane nalevers’ in de nalevingschatting.

  • III.

    Naleefgedrag: het wijzigen van de score op de reden van (niet) naleven bij ‘Bewuste overtreders’ in de nalevingschatting.

5.Output en outcome criteria

Aansluiting wordt gezocht bij de ontwikkeling van een landelijke set van output- en outcome-criteria, die complementair is aan de eerder aangehaalde Kwaliteitscriteria 2.1 en bedoeld voor de uitvoering van handhaving door het Wabo-bevoegd gezag/Omgevingsdienst. Deze gaan waarschijnlijk ook gelden voor de handhaving bij het waterbeheer.

5.1Outputcriteria

Als meetbare output doelstellingen zijn geformuleerd:

  • aantal toezichtcontroles;

  • aantal repressieve controles;

  • aantal beschikkingen;

  • aantal processen verbaal (inclusief bestuurlijke strafbeschikkingen).

5.2Outcomecriteria

Als outcome doelstelling wordt het stimuleren van naleefgedrag gehanteerd.

Het naleefgedrag is gedefinieerd als: het percentage controles waarbij inhoudelijk is beoordeeld of al dan niet aan de voorschriften is voldaan waarbij geen overtreding heeft plaatsgevonden. In plaats van naleefgedrag kan dus ook worden gesproken over naleefpercentage, zie ook hoofdstuk 2.

De controles zijn in hoofdzaak gericht op de door het verlenen van een vergunning of de ontvangst van een melding bij het waterschap bekende activiteiten en betreffen derhalve programmatische controles.

Het waterschap streeft naar een naleefgedrag van 90 %. Het nastreven van een naleefgedrag van 100% is niet realistisch, omdat er te allen tijde situaties zullen zijn, waarin regels worden overtreden.

Over elk kalenderjaar voert het waterschap een analyse uit van het naleefgedrag. Op basis van een trendanalyse over een langere periode kan worden geconcludeerd of toezicht en handhaving bijdraagt aan het beperken van risico’s en problemen in het waterbeheer.

Bijlage II Organisatie en nalevingsstrategie

1.Inleiding

Daar waar de overheid regels stelt zullen interventies moeten worden ingezet om de naleving van deze regels te bewerkstelligen. De toepassing van deze interventies is beschreven in de nalevingsstrategie. In deze nalevingsstrategie is enerzijds het vergroten van de kennis en bewustwording bij burgers opgenomen (preventiestrategie) anderzijds is preventie niet voldoende om overtredingen te voorkomen. Om te controleren of wet- en regelgeving wordt nageleefd is toezicht onontbeerlijk. Dit toezicht kan op verschillende manieren plaatsvinden en is nader ingevuld in de toezichtstrategie. Daar waar niet-naleving plaatsvindt moet in beginsel handhavend worden opgetreden. De mate waarin er handhavend wordt opgetreden en de wijze waarop is beschreven in de sanctiestrategie. Gevallen waarbij niet-naleving, onder bepaalde voorwaarden, wordt getolereerd en de wijze waarop deze gevallen worden aangepakt is beschreven in de gedoogstrategie. In criterium 7 van de kwaliteitscriteria 2.1 is opgenomen dat de handhavingsorganisatie handelt op basis van een nalevingsstrategie. In onderstaande figuur is weergegeven hoe de diverse genoemde strategieën zich tot elkaar verhouden en aan welke wetgeving en kwaliteitscriteria de strategieën invulling geven.

afbeelding binnen de regeling

1.1Reality Check IBT 2013

Op 10 oktober 2013 is door de provincie Noord-Brabant een reality check IBT omgevingsrecht uitgevoerd. In het kader van de reality check zijn aangaande de strategieën aanbevelingen gedaan, welke zijn verwerkt in onderstaand Handhavingsbeleidskader deel 2.

1.2Nalevingsstrategie 2005 en 2013

De voorgaande nalevingsstrategie van het Waterschap Brabantse Delta dateert uit 2005 en was uitsluitend van toepassing op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Voor de overige domeinen (beleidsvelden) waarvoor het Waterschap Brabantse Delta bevoegd gezag is, was geen nalevingsstrategie opgesteld. De nalevingsstrategie is gedeeltelijk in 2013 geactualiseerd. De actualisatie betrof voornamelijk de strategieën. In lijn met de integratie van de beleidsvelden door de Waterwet omschreef de geactualiseerd (integrale) nalevingsstrategie alle beleidsvelden.

1.3Nalevingsstrategie afgestemd op nalevingsgedrag

Om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen moeten de interventies afgestemd worden op de doelgroep. Soms kan voorlichting voldoende zijn, in andere gevallen zal er meer druk moeten worden gezet om naleving af te dwingen. Er zijn vele factoren bepalend op het nalevingsgedrag, zoals bijvoorbeeld bekendheid met de regel, sociale controle van derden en de afweging van de betrokkene hoe groot de pakkans is bij overtreding, en welke sanctie wordt opgelegd (Deze factoren zijn verwoord in het analysemodel Tafel van Elf (T11). De Tafel van 11 is opgebouwd uit wetenschappelijke gedrag/gevolg variabelen die het nalevinggedrag beïnvloeden. De T11 is ontwikkeld door het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie). Zo weet iedereen dat het verboden is om sneller dan de maximumsnelheid te rijden (bekendheid met de regel is hier groot), maar zullen mensen op basis van de pakkans en de sanctie, toch overwegen sneller te rijden dan is toegestaan met inschatting van de risico’s voor ongevallen.

Het voert te ver om per inrichting een gedegen analyse te maken van factoren die de naleving bevorderen om zo tot een interventiekeuze per wettelijk voorschrift te komen. Wel is per doelgroep op gedragsniveau een probleemanalyse en een nalevingsanalyse gemaakt . Op basis daarvan zijn ook verschillende specifieke interventies benoemd voor doelgroepen, die de komende jaren worden ingezet.

In vogelvlucht zet het Waterschap Brabantse Delta de komende jaren de volgende interventies in:

  • -

    Voorlichting en communicatie, o.a. via de website en adviseurs van het Waterschap (zie hoofdstuk 3: Preventiestrategie);

  • -

    Toezicht, waarbij verschillende vormen van toezicht worden onderscheiden. (zie hoofdstuk 5: Toezichtstrategie);

  • -

    Bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten, zoals last onder dwangsom, last onder bestuursdwang, intrekken vergunning, bestuurlijke strafbeschikking (zie hoofdstuk 6: Sanctiestrategie);

  • -

    Strafrechtelijke instrumenten (zie hoofdstuk 6: Sanctiestrategie);

  • -

    Gedogen oftewel het afzien van handhaving (zie hoofdstuk 7: Gedoogstrategie).

2.Organisatorische condities

Om de taken op gebied van toezicht en handhaving adequaat uit te voeren dient het Waterschap Brabantse Delta te voldoen aan een set aan organisatorische condities. In onderstaand overzicht is aangegeven in welke paragraaf invulling wordt gegeven aan de wettelijke vereisten en de kwaliteitscriteria aangaande organisatorische condities:

afbeelding binnen de regeling

2.1Functiescheiding

Het Waterschap Brabantse Delta hanteert functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving

op organisatieniveau. De organisatie is wel zodanig ingericht dat tussen vergunningverlener en handhaver een goede communicatie (samenwerking) plaatsvindt over het waarom van de normen en verplichtingen in een vergunning en het nalevingsgedrag van de vergunninghouder.

Het Waterschap Brabantse Delta wijkt af van kwaliteitscriteria 13.1 onder c betreffende het scheiden op persoonsniveau van planmatige controle en hercontrole (inclusief juridische vervolging). Binnen het Waterschap Brabantse Delta voert de toezichthouder van planmatige controle ook de hercontrole uit en de controle aangaande juridische opvolging (bijvoorbeeld dwangsomcontrole). De jurist stelt het besluit aangaande juridische opvolging (bijvoorbeeld dwangsom) op. Borging van onafhankelijkheid en objectiviteit vindt plaats door collegiale toetsen van juristen. De scheiding tussen planmatige controle en hercontrole, en juridische opvolging is uitgewerkt in het opleggers processen.

2.2Roulatieregeling

In het kader van de kwaliteitscriteria 2.1 worden randvoorwaarden gesteld ten aanzien van de verhouding toezichthouder versus bedrijf.

Enerzijds is het met het oog op een zakelijke afhandeling van de handhaving van belang voor zowel het bedrijf als ook voor het waterschap om te zorgen voor toezichthouders met voldoende kennis van het bedrijfsproces. Voor de handhavers die gebiedsgericht werken is het bovendien noodzakelijk om gebiedskennis op te doen.

Anderzijds verdient het de voorkeur om toezichthouders niet langdurig aan een vaste bedrijvenbestand te koppelen om belangenverstrengeling of subjectieve behandeling van overtredingen te voorkomen.

Teneinde tegemoet te komen wordt de volgende roulatieregeling gehanteerd:

  • De roulatiefrequentie is minimaal 0,25. Dit betekent dat bedrijven minimaal om de 4 jaar aan een andere toezichthouder worden toegewezen. Dit zal worden gemonitord door middel van het “Vergunningen en handhavings informatiesysteem (Powerbrowser wordt medio 2015 geïmplementeerd)”.

  • Roulatie vindt als volgt plaats: Er zijn meerdere toezichthouders van gelijk niveau. Deze zullen op basis van uitvoeringsplannen, die ten grondslag liggen aan de jaarplannen Toezicht en Repressieve Handhaving periodiek aan andere bedrijven/objecten worden gekoppeld.

2.3Mandaatregeling

Mandaat is de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Mandaat is een belangrijk instrument om wet– en regelgeving slagvaardig uit te kunnen voeren. Immers, niet alle uitvoeringshandelingen kunnen feitelijk door het betreffende bestuursorgaan worden afgehandeld.

Vanuit een oogpunt van slagvaardigheid en effectiviteit van de handhaving is het gewenst dat de bevoegdheden op basis van een mandaatbesluit op een zo laag mogelijk niveau in de organisatie worden gelegd.

Ten behoeve van de mandatering is door het bestuur van het Waterschap Brabantse Delta op 1 januari 2014 de Mandaatregeling vastgesteld.

Bij het verlenen van mandaten is rekening gehouden met de borging van de integriteit van de organisatie (functiescheiding doorgevoerd in de mandaten) en periodieke terugkoppeling naar de mandaatgever. In bestuurlijk gevoelige situaties zal besluitvorming door de mandaatverlener zelf plaatsvinden.

Er van uit gaande dat het mandaat op een zo laag mogelijk niveau wordt verleend is in de Mandaatregeling voor een groot aantal handelingen, meestal voorbereidend op besluitvorming, voor ondermandaat door het afdelingshoofd naar teamleiders en/of de afdelingsmedewerkers gekozen. In de praktijk gaat het dan om bijvoorbeeld het verzenden van inspectierapporten en analyseresultaten, het verzorgen van correspondentie ter voorbereiding van de feitelijke besluitvorming etc.

2.4Strafrechtelijke aansturing BOA’s

De afdeling handhaving van het Waterschap Brabantse Delta beschikt over vier handhavers die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) zijn. Deze handhavers zijn in eerste instantie handhavers ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving door het waterschap.

Het BOA-schap betekent dat deze medewerkers van het Waterschap daarnaast ook een relatie hebben met het Openbaar Ministerie (OM). Als BOA zijn zij bij een overtreding zelfstandig in staat het strafrechtelijke handhavingsspoor in te zetten, met andere woorden: ze zijn niet afhankelijk van de komst van de politie om bij een strafbaar feit het strafrecht in te zetten. Indien zij een proces verbaal opmaken als BOA staan zij vanaf dat moment en voor die zaak onder aansturing van de Officier van Justitie (OvJ) voor hun handelen.

De keuze van het waterschap om BOA’s in dienst te hebben is een pragmatische keuze. Op het gebied van de handhaving van de Waterwet doen zich situaties voor waarbij de bestuursrechtelijke handhaving onvoldoende effect heeft of niet mogelijk is. Deze overtredingen vereisen een gedegen en gespecialiseerde kennis van de regelgeving, maar hebben bij de politie in het algemeen een lage prioriteit. Ook ontbreekt het bij de (basis)politie in het algemeen aan de benodigde kennis.

Door zelf buitengewone opsporingsambtenaren in dienst te hebben kan in dergelijke gevallen het strafrecht worden ingezet zonder tussenkomst van de politie. Ook in die gevallen waar de komst van de politie niet kan worden afgewacht (heterdaad of andere aan tijd gebonden zaken) kan het strafrechtelijk spoor op deze wijze toch worden gestart.

Voor de inzet van de handhaver als BOA komen de volgende varianten het meest voor:

  • 1.

    De handhaver / boa besluit, op basis van de door hem waargenomen overtreding en de afweging volgens de vastgestelde strategieën , en de vastgelegde kernbepalingen van het OM en zo nodig na overleg met het afdelingshoofd, een proces verbaal op te maken van de overtreding en daarmee het strafrechtelijk spoor in te slaan (Toepassing van bestuursdwang in spoedeisende situaties met een bestuursdwang hoger dan € 25.000,00 gaat altijd na voorafgaande afstemming en daarmee in opdracht van het afdelingshoofd dat is belast met de handhaving. Voor een bestuursdwang tot € 25.000,00 is de BOA zalf gemandateerd.);

  • 2.

    Een handhavende medewerker zelf geen BOA, besluit dat afgestemd moet worden met het strafrecht bij de waargenomen overtreding en licht daartoe een BOA van het waterschap in over het door hem geconstateerde strafbare feit. De BOA besluit naar aanleiding daarvan over strafrechtelijk optreden;

  • 3.

    Een andere handhavende organisatie (gemeente, provincie, milieupolitie) treft een overtreding aan waarbij het strafrechtelijk spoor zal worden ingezet en vraagt een BOA van het waterschap om opsporingsassistentie. Dit betreft meestal de 'water aangelegenheden' in het onderzoek, maar het kan ook andere onderwerpen betreffen die onder de bevoegdheid van de BOA vallen (art 1a WED);

  • 4.

    De BOA wordt als deskundige opsporingsambtenaar op het gebied van water door de OvJ gevraagd deel te nemen aan een strafrechtelijk onderzoek door het OM.

De aansturing van de BOA op een van de bovenstaande wijzen is opgenomen in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar.

Tijdens de periodieke overleggen met OM en handhavingspartners wordt de handhaving regionaal afgestemd. Dit geldt tevens voor het strafrechtelijke handhavingsspoor.

De processen verbaal die door de BOA’s van het waterschap worden ingezonden zullen, voordat toezending aan de OvJ plaatsvindt, op kwaliteit (volledigheid, compleetheid, juistheid) worden getoetst door een collega BOA. De leidinggevende is mede verantwoordelijk voor de kwaliteitstoets van de processen verbaal. Vervolgens worden de processen verbaal naar het OM gestuurd.

De strafrechtelijke inzet van de BOA’s zal in de MARAP’s worden opgenomen.

2.5Bereikbaarheidsregeling

De afdeling handhaving van het Waterschap Brabantse Delta is als volgt bereikbaar:

Binnen kantoortijd is de bereikbaarheid van de toezichthouders van de betreffende teams gegarandeerd door de directe beschikbaarheid van toezichthouders. Deze zijn telefonisch bereikbaar of door middel van een mobiele telefoon oproepbaar indien zij niet op kantoor aanwezig zijn.

Buiten kantoortijd hebben burgers de mogelijkheid om 24 uur per dag incidenten of acute klachten te melden via de telefoon of internet. Hiervoor heeft het waterschap een wacht- en piketdienst ingesteld. In het Calamiteitenplan Brabantse Delta, is een overzicht van wacht- en piketdiensten opgenomen, onder meer voor milieucalamiteiten.

2.6Personele onafhankelijkheid en integriteit

Een toezichthouder en handhaver moet op een onafhankelijke en integere wijze een controle uitvoeren. Een deel van de borging hiervoor vindt plaats middels de roulatieregeling. De roulatieregeling draagt er zorg voor dat toezichthouders en handhavers niet in een belangenverstrengeling komen door ze regelmatig te rouleren. Naast het roulatiesysteem hanteert het Waterschap Brabantse Delta de ‘gedragscode integriteit ’ om belangenverstrengeling te borgen.

2.7In- en externe afstemming

Interne afstemming

Handhaving binnen het Waterschap Brabantse Delta is verbonden met een groot aantal andere taken van het waterschap teneinde het gezamenlijke doel van waterkwaliteit te bereiken. Deze taken (de afdelingen die deze taken uitvoeren)worden afgestemd. Deze afstemming vindt plaats op medewerkersniveau, teamleidersniveau, en afdelingshoofdenniveau. Voor deze afstemmingen zijn periodieken overleggen gepland.

Externe afstemming

Handhaving wordt ook afgestemd met externe partners. Deze afstemming vindt plaats op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau. Op bestuurlijk niveau neemt de portefeuillehouder deel aan het regionaal overleg. Op ambtelijk niveau is dit het hoofd van de afdeling handhaving, teamleider en/of medewerker. Uitvoeringsprojecten waaraan het Waterschap Brabantse Delta samen met handhavingspartners deelneemt zijn opgenomen in het handhavingsuitvoeringsprogramma.

  • Overleg OM

  • Tijdens de periodieke overleggen met OM en handhavingspartners wordt de handhaving regionaal afgestemd. Dit geldt tevens voor het strafrechtelijke handhavingsspoor. Ook vindt op operationeel niveau overleg plaats met Functioneel parket. In dit overleg vindt afstemming plaats over het al dan niet vervolgen van geconstateerde overtredingen.

  • Afstemming indien meerdere organisaties tegelijkertijd bevoegd zijn

  • Vrijwel alle inrichting gebonden en niet inrichting gebonden handhavingstaken van het waterschap vinden plaats bij bedrijven en situaties die in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ook onder het bevoegd gezag van de gemeenten of de provincie vallen. Afstemming vindt plaats in de vergunningverlening door de vergunningverlener en voor de handhaving in de externe overleggen. Handhavingsorganisaties die voor de uitvoering van hun taak gegevens van de handhaving door het waterschap nodig hebben, krijgen deze (op verzoek) toegezonden.

  • Afstemming ketenbeheer

  • Het Waterschap Brabantse Delta heeft geen structurele taken in het kader van ketens. Bij de uitvoering van projecten die in samenwerking met handhavingspartners worden uitgevoerd vindt er afstemming met deze partners plaats.

2.8Kalibratie van apparatuur en instrumenten

Het waterschap maakt voor de handhaving gebruik van verschillende voorzieningen ter ondersteuning van de taakuitvoering.

Het waterschap beschikt over technische, juridische en administratieve voorzieningen om uitvoering te kunnen geven aan de handhavingstaken, bijvoorbeeld: meetapparatuur, digitale fototoestellen, aansluitingen op (juridische) databanken, toezicht vanuit de lucht of vanaf het water, mobiele telefoons en e-mailaansluitingen. Laboratoriumonderzoek is aan derden uitbesteed. In protocol ’onderhoud en kalibratie’ is uitgewerkt op welke wijze onderhoud en kalibratie van instrumenten plaatsvindt.

2.9Uitbestedingskader

Het waterschap heeft de mogelijkheid om werkzaamheden uit te besteden. Werkzaamheden worden uitbesteed voor het uitvoeren van het primaire proces (handhaving) of voor werkzaamheden die het primaire proces ondersteunen (beleidsonderzoek, beleidsondersteuning, metingen, bemonsteringen, etc.).

Uitbesteding van het primaire werkproces gebeurt indien er verschil bestaat tussen de afdelingsplanning en daadwerkelijke uitvoering. Het verschil tussen planning en uitvoering kan verschillende oorzaken hebben, denk bijvoorbeeld aan opgelopen achterstanden of het uitvoeren van extra werkzaamheden.

Deze achterstanden tussen planning en uitvoering worden door het hoofd van de afdeling Handhaving gerapporteerd in de periodieke Management letters. Indien de keuze is de geplande werkzaamheden uit te voeren, zal extra inzet noodzakelijk zijn. Deze inzet wordt in principe verkregen door uitbesteding van werkzaamheden. Uitsluitend indien er sprake lijkt te zijn van structurele toename van de werkzaamheden zullen ook personele consequenties worden overwogen.

Soorten uitbesteding

Uitbesteding van de handhavingswerkzaamheden kent twee hoofdsoorten:

  • Inhuren van tijdelijk personeel teneinde voorkomende, niet uitputtend gedefinieerde handhavingswerkzaamheden uit te voeren. Het betreft een medewerker die tijdelijk wordt ingehuurd die nadere opdrachten krijgt van het afdelingshoofd;

  • Inhuren van menskracht teneinde een van te voren omschreven pakket van handhavingswerkzaamheden uit te voeren. Hierbij wordt een contract afgesloten waarbij de contractant met een begrote inzet een beschreven resultaat dient te leveren. Dit kan bijvoorbeeld de uitvoering van een aantal controles in een bepaalde bedrijfstak zijn, de uitvoering van een inventarisatieproject of specialistische ondersteuning bij een specifieke handhavingsactiviteit.

Indien de uit te besteden werkzaamheden behoren tot de reguliere werkzaamheden en behoren tot de handhavingswerkzaamheden die het waterschap zelf wil blijven uitvoeren, wordt uitbesteed door het inhuren van tijdelijk personeel. Indien de uit te besteden werkzaamheden een projectmatig kunnen worden omschreven, heeft de uitbesteding met resultaatverplichting de voorkeur.

Ingeval de uit te besteden werkzaamheden een bedrag van meer dan € 207.000,00 bedragen, is de Europese Richtlijn voor overheidsopdrachten voor Diensten van toepassing.

Eisen aan de contractant

In beide gevallen worden na goedkeuring volgens de aanbestedingsrichtlijn van het waterschap gehandeld. De keuze uit de offertes wordt gemaakt op basis van deze aanbestedingsrichtlijn.

3.Preventiestrategie

Bij de bevordering van het naleefgedrag speelt de duidelijkheid, handhaafbaarheid van beleid en regels een grote rol. Niemand heeft immers behoefte aan onduidelijke en onzinnige regels: deze bevorderen niet het naleefgedrag. De toetsing op duidelijkheid en handhaafbaarheid (De mate waarin een gecontroleerd kan worden of een regel niet overtreden wordt.) wordt daarom een vast onderdeel van het beleid en de regelgeving

Naleefgedrag kan slechts serieus worden bevorderd door het inzetten van een combinatie van interventies. Alle interventies hebben namelijk onderling een ondersteunende, versterkende en/of aanvullende rol. Ter illustratie: het geven van voorlichting tijdens een controle. Door het toezicht wordt ingespeeld op de pakkans van een eventuele overtreding en door voorlichting wordt inzicht in de regels gegeven en de risico’s (Onder deze risico’s wordt geen sanctioneringsrisico’s maar bijvoorbeeld de kosten voor het opruimen van een overtreding.) die een overtreding met zich mee brengt.

Bekendheid met regels vormt de basis voor het naleven van regels. Het Waterschap Brabantse Delta heeft een verantwoordelijkheid in het bekend maken van wet en regelgeving en het geven van voorlichting. Het geven van voorlichting en communicatie van en over de toezichts- en handhavingstaken is dan ook van groot belang.

Transparantie en duidelijkheid over de invulling en uitvoering van de taken leiden uiteindelijk tot een verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen, dus tot een beter naleefgedrag. Daarmee wordt beoogd een situatie te scheppen, waarin geconstateerd wordt dat achterliggende doelen van wet- en regelgeving, zoals het verbeteren van de waterkwaliteit, wordt bereikt.

De preventiestrategie omvat tenminste:

  • Voorlichting;

  • Publiciteit en handhaving

  • Drempelverlaging

  • Subsidies en heffingen

In onderstaand overzicht is aangegeven in welke paragraaf invulling wordt gegeven aan de wettelijke vereisten en de kwaliteitscriteria:

afbeelding binnen de regeling

3.1Voorlichting

Voorlichting richt zich op het vergroten van de bewustwording bij de normadressaat om de spontane naleving te vergroten of herhaling als gevolg van onbekendheid met regelgeving te voorkomen. Het resultaat zal zijn dat er minder toezicht uitgeoefend hoeft te worden en dat er minder overtredingen worden vastgesteld die ongedaan gemaakt moeten worden. Dit leidt op zijn beurt weer tot minder benodigde tijd, geld en het voorkomen van ergernis.

Algemene bekendmakingen

Het is van belang dat de normadressaat binnen het invloedgebied van het Waterschap Brabantse Delta op de hoogte is van de visie van het Waterschap op toezicht en handhaving. Hoe vult het Waterschap haar wettelijke handhavingstaken in? Wat vindt het Waterschap belangrijk (prioriteiten)? Waar wordt dat jaar extra aandacht aan besteed (projectmatige werkzaamheden)? Door het handhavingsbeleid inzichtelijk te maken, wordt geprobeerd een groter draagvlak te creëren. Goede voorlichting en communicatie begint met een vastgesteld en transparant handhavingsbeleid. Communicatie aangaande algemene bekendmakingen vindt plaats conform de communicatiestrategie.

Voorlichting aan de normadressaat

Doel van voorlichting is het vergroten van kennis bij de normadressaat over de na te leven voorschriften en de implicaties van niet-naleving. Wanneer er relevante nieuwe ontwikkelingen of wijzigingen plaatsvinden in wetgeving dan wordt

hierover geïnformeerd. Voorlichting vindt plaats conform de communicatiestrategie.

Voorlichting tijdens controle

Tijdens de routinematige bezoeken wordt de normadressaat voorgelicht over de te controleren regels, en de bevindingen van de controle. Bij overtredingen worden deze in de handhavingsbrief toegelicht en uitgelegd welke maatregelen van de normadressaat worden verwacht om de overtredingen ongedaan te maken

3.2Naming en Shaming

Bij de uitvoering van de handhaving kan op verschillende momenten actief de publiciteit worden gezocht; voor of na handhavingsacties en specifiek gericht op een doelgroep of gericht aan alle ingezetenen binnen het invloedgebied van het Waterschap, dit wordt ook wel naming of shaming genoemd.

Bij het kiezen van deze momenten zal altijd rekening moeten worden gehouden met het effect dat in dat geval berichtgeving (naming of shaming) in de media heeft, in relatie met het beoogde doel, te weten het bevorderen van een beter naleefgedrag bij de normadressaat. De normadressaat mag dus niet onevenredig worden geschaad door de naming of shaming.

Redenen voor het Waterschap om actief de publiciteit te zoeken, zijn:

  • -

    overbrengen van informatie om de beeldvorming en het kennisniveau van de buitenwereld omtrent het Waterschap gunstig te beïnvloeden;

  • -

    beïnvloeding van de houding van de lozers;

  • -

    gedragsbeïnvloeding in het algemeen;

  • -

    waarschuwen van burgers voor mogelijke schadelijke gevolgen;

  • -

    aanpakken van recidivisten.

Het naar buiten brengen van informatie in dit kader kan zowel goed nieuws als slecht nieuws betreffen. Bij gebruik van dit instrument moet aandacht besteed worden aan:

  • Zorgvuldigheid

  • De media-uiting dient correct te zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de Wet openbaarheid van bestuur en de Wet bescherming persoonsgegevens (voor natuurlijke personen). Om problemen in het na traject te voorkomen verdient het de voorkeur, vooral bij bestuursrechtelijk of strafrechtelijk optreden, de betreffende normadressaat vooraf in kennis te stellen van de inhoud van de persberichten.

  • Consistentie

  • De beeldvorming over het Waterschap Brabantse Delta in de uitgezonden boodschappen dient eenduidig en consequent te zijn. Hieraan dient een consistent beleid ten grondslag te liggen, waardoor ad hoc acties kunnen worden voorkomen. Gebeurt dit niet dan komt de geloofwaardigheid van het bestuur in het geding en verliest het bestuur het vertrouwen van de normadressaat en de omgeving.

  • Afstemming intern

  • Gezien de gevoeligheden, zoals eerder aangegeven, is het al dan niet actief zoeken van de publiciteit ter instemming van het afdelingshoofd handhaving, die afstemt met portefeuillehouder handhaving (Dijkgraaf). Bij het actief zoeken van de publiciteit dient, na instemming afdelingshoofd handhaving, altijd de afdeling Communicatie betrokken te worden. Persberichten worden in samenspraak met hen opgesteld en door hen aan de media verzonden.

  • Afstemming extern

  • Bij strafrechtelijke acties ligt het voortouw bij het Openbaar Ministerie. Bij acties of projecten in het kader van toezicht dient afstemming plaats te vinden met de handhavingspartners.

3.3Drempelverlaging

Het Waterschap Brabantse Delta heeft een duidelijke klachten- en meldingen regeling om burgers bedrijven en instellingen te stimuleren om overtredingen te melden (Zie ook paragraaf 2.5). De klachten en meldingenregeling verhoogt de kans op informele controle wat de naleving bevorderd.

3.4Subsidies

Wordt gebruik gemaakt van financiële interventies om naleving te bevorderen denk dan met name aan subsidies. Sturing door middel van subsidies moet vooral tot doel hebben om vrijwillige naleving te bevorderen. Binnen het Waterschap Brabantse Delta zijn de mogelijkheden tot het inzetten van subsidies beperkt. Daarom zal dit instrument alleen worden ingezet wanneer hiertoe mogelijkheden zijn geschapen. Veelal zal slechts voorlichting worden gegeven over bestaande subsidies en/of investeringsregelingen.

4.Toezichtstrategie

De toezichtstrategie beschrijft de verschillende vormen van toezicht die het Waterschap Brabantse Delta kan inzetten om naleving te bevorderen. In de toezichtstrategie is tevens de basiswerkwijze van het toezicht opgenomen daarnaast biedt de toezichtstrategie input voor het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Een omschrijving voor de toepassing van de toezichtstrategie is uitgewerkt in de werkinstructie: ‘toepassen toezichtstrategie’.

In onderstaand overzicht is weergegeven in welke paragraaf invulling wordt gegeven aan de wettelijke vereisten en de kwaliteitscriteria:

afbeelding binnen de regeling

4.1Vormen van Toezicht

Waterschap Brabantse Delta onderscheidt verschillende vormen van toezicht. De vormen van toezicht zijn in onderstaande tabel uitgewerkt. In het jaarlijks uitvoeringsprogramma wordt inzichtelijk welke vormen van toezicht waar worden ingezet.

Tabel 1: toezichtvormen

afbeelding binnen de regeling

Routinematige controles

In paragraaf 4.2 van het handhaving beleidskader deel II is de frequentie van routinematige bezoeken opgenomen. Er zijn verschillende toezichtvormen (Zie paragraaf 4.2) die routinematig toegepast kunnen worden. Onderstaand zijn de verschillende vormen van routinematig toezicht weergegeven. In werkinstructies is uitgewerkt de wijze waarop deze controles worden voorbereid, uitgevoerd en afgerond.

  • -

    Integrale controle

  • -

    Aspectcontrole

  • -

    Systeemgericht toezicht

  • -

    Gevelcontrole

  • -

    Gebiedscontrole

  • -

    Surveillance

  • -

    Administratieve controle

Incidentele controles

Incidentele bezoeken vinden onder andere plaats naar aanleiding van klachten, meldingen ,waarbij wordt gecontroleerd of de klacht/melding gegrond is. In voorkomende gevallen volgt dan een handhavingstraject. Klachten worden geregistreerd in het Klachten Registratie Systeem (KRS). Andere aanleidingen voor incidentele controles zijn opleveringscontroles, handhavings-verzoeken of hercontroles.

Eigen controlemaatregelen inrichtinghouder

In de waterregelgeving wordt van de inrichtingenhouder op sommige aspecten eigen controlemaatregelen verwacht en moet de normadressaat hierover verantwoording afleggen aan de toezichthouder. Voorbeelden hiervan zijn o.a. het milieujaarverslag en rapportage analyseresultaten.

4.2Interventiematrix

Het risico en het naleefgedrag vormen de basis om te bepalen welke interventie er voor welke doelgroep wordt ingezet. Om te bepalen welke interventie wordt ingezet wordt de Interventiematrix toegepast. De Interventiematrix is hieronder weergegeven (zie figuur 1). Het toepassen van de interventiematrix is uitgewerkt in de werkinstructie ‘toepassen toezichtstrategie’.

Op de Y-as is de vijfdeling van het risico weergegeven. Op de X-as zijn de redenen van (niet)naleven weergegeven.

Figuur 1: Interventiematrix

afbeelding binnen de regeling

In paragraaf 4.1 van de Toezichtstrategie is een overzicht opgenomen welke vormen van toezicht er binnen het Waterschap Brabantse Delta gehanteerd worden. In werkinstructies is uitgewerkt hoe deze toezichtvormen moeten worden uitgevoerd. Deze detaillering van interventies dient te worden toegepast bij het opstellen van het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP).

4.3Frequentiematrix

De frequentie waarmee controles worden uitgevoerd is afhankelijk van een tweetal factoren, te weten: het risico en het naleefgedrag. In Handhavingsbeleidskader deel 1 zijn de risico’s en het naleefgedrag (zie hoofdstuk 4) weergegeven.

De risico’s en het naleefgedrag vormen de basis voor de bepaling van de controlefrequentie. De controlefrequentie wordt bepaald met behulp van de frequentiematrix (figuur 2).

Figuur 2: Frequentiematrix

afbeelding binnen de regeling

De frequentie matrix is gebaseerd op het principe dat toezicht daar wordt ingezet waar dit effectief en efficiënt is. Dit punt is het kruispunt van het risico en het naleefgedrag in de frequentiematrix. Door nu per doelgroep het risico en naleefgedrag in de toezichtmatrix te plaatsen wordt het kruispunt per doelgroep bepaald en de doelgroep daarmee in een van de frequentiecategorieën (α t/m ε) ingedeeld. In onderstaande tabel 2 is weergegeven wat de controlefrequentie is per frequentiecategorie per thema.

Tabel 2: Frequentietabel

afbeelding binnen de regeling

Door te bepalen in welk thema van het Waterschap de doelgroep zich bevindt en deze te combineren met de frequentiecategorie kan met behulp van tabel 2 de controlefrequentie definitief worden bepaald.

4.4Rapportage van bevindingen

Elk controlebezoek, ook als er geen overtredingen zijn geconstateerd, wordt geregistreerd. In de werkinstructies die betrekking hebben op de verschillende vormen van toezicht zijn de aspecten opgenomen waaraan een rapportage moet voldoen. Voor die toezichtvormen waarvoor geen werkinstructie is opgesteld dienen de resultaten van het toezicht te worden gerapporteerd in het geautomatiseerde systeem, met de volgende aspecten:

  • -

    datum van de controle;

  • -

    de gecontroleerde onderdelen;

  • -

    de constateringen (overtredingen/geen overtredingen);

4.5Gecoördineerd toezicht

Gecoördineerd toezicht heeft vooral betrekking op de afstemming, coördinatie en/of gezamenlijkheid van het toezicht en de handhaving door de verschillende handhavende disciplines, zowel binnen als buiten het waterschap. Doel van gecoördineerd toezicht is:De toezichtlast bij de aanvragers zoveel mogelijk te beperken;

  • -

    Het toezicht en de handhaving intern efficiënter te organiseren;

  • -

    Tegenstrijdige interpretatie van regels en wijze van handhaven zoveel mogelijk te voorkomen.

In het paragraaf 2.7, is weergegeven hoe binnen het Waterschap het toezicht is afgestemd. 

5.Sanctiestrategie

Toezicht kan overgaan in sanctionering als in strijd met de regels is gehandeld. Hierbij wordt wel eerst legalisatie van de overtreding in overweging genomen. Sanctionering leidt tot bestuursrechtelijke- en/of strafrechtelijke maatregelen. Het Waterschap handelt op basis van de hieronder beschreven sanctiestrategie die een afgeleide is van de Landelijke handhavingstrategie (Landelijk Handhavingstrategie versie 1.7, d.d. 24 april 2014).

In onderstaand overzicht is aangegeven in welke paragraaf van dit hoofdstuk invulling wordt gegeven aan de wettelijke vereisten en de VTH kwaliteitscriteria 2.1:

afbeelding binnen de regeling

5.1Beginselplicht tot handhaven

Handhavingsinstanties hebben een beginselplicht tot handhaven. Handhavend optreden is zowel eerlijk tegenover normadressaten uit het oogpunt van een ‘level playing field’, als tegenover de maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft.

In het VTH-stelsel is de primaire verantwoordingsrelatie die van het bevoegd gezag aan het eigen democratisch controlerend orgaan (Algemeen bestuur). In de Wet VTH is de minimale verantwoordingsinformatie van de bevoegde overheden vastgelegd. De toepassing van de Landelijke Handhavingstrategie is daar onderdeel van.

5.2Beoordeling overtreding: gelijkwaardige oplossing of legalisatie?

Handhavers wegen de ernst van de bevinding, het gedrag van de normadressaat en de feiten en omstandigheden van de situatie. Handhavers bepalen vervolgens welke sanctie in het specifieke geval passend is. Voorafgaand aan de vraag of de sanctiestrategie of gedoogstrategie wordt toegepast, wordt eerst onderzocht of sprake is van een overtreding, en zo ja, of deze te legaliseren is.

Gelijkwaardige oplossing

Voordat een afwijking van de regels gekwalificeerd kan worden als een overtreding moet eerst worden bekeken of er sprake kan zijn van een gelijkwaardige oplossing. Onder gelijkwaardige oplossing wordt het volgende verstaan:

Bij een gelijkwaardige oplossing is sprake van een afwijking van (een of meerdere voorschriften van) een vergunning algemeen voorschrift, maar het door de rechtsregel beschermde belang wordt in dezelfde mate of beter gewaarborgd.

Daarbij geldt in bijna alle gevallen dat wanneer men dit vooraf had geweten en als zodanig had aangevraagd, men in die gevallen ook de vergunning verleend had gekregen. Veelal gaat het ook om afwijkingen die minder cruciaal zijn of op zichzelf staand. In deze situaties worden belangen van derden niet geschaad en wordt, indien nodig, door middel van berekeningen en/of tekeningen aangetoond dat de gekozen/gerealiseerde oplossing een gelijkwaardige is.

In de praktijk gaat het dan om ondergeschikte wijzigingen ten opzichte van de aanvraag/vergunning en ontstaat er geen situatie die is gelegen onder het wettelijke minimumniveau. Ook bij de taakvelden waterkwaliteit/ waterveiligheid/ waterkwantiteit/ vaarwegbeheer/ heffingen/grondwaterbeheer blijkt de praktijk soms afwijkingen van ondergeschikte betekenis ten opzichte van de verleende vergunning wenselijk of noodzakelijk te maken. Deze afwijkingen van ondergeschikte betekenis worden door de toezichthouders dan ook niet als overtreding aangemerkt. De achterliggende gedachte daarbij is dan, dat handhaven een middel is en geen doel op zich.

Legalisatieonderzoek

Na constatering van een overtreding wordt nagegaan of legalisatie mogelijk is, door bijvoorbeeld een melding of vergunning. De uitkomst hiervan bepaalt niet zozeer of er gehandhaafd gaat worden maar wel tot welk resultaat de handhavingsinzet moet leiden. Dit kan gericht zijn op het zorgen dat de situatie alsnog wordt vergund of wordt beëindigd. Voor het thema waterveiligheid en waterkwantiteit wordt aan de hand van de ‘Zwart-wit’ lijst door de toezichthouder zelf bepaald wanneer legalisatie wel of niet mogelijk is. Indien het een situatie betreft die niet op deze lijst voorkomt wordt het voorgelegd aan de afdeling vergunningen. Voor de overige thema’s geldt dat een legalisatie mogelijkheid, indien noodzakelijk, wordt voorgelegd aan de afdeling vergunningen

Een legalisatieonderzoek kan enige tijd in beslag nemen. Als een legalisatieonderzoek snel kan worden uitgevoerd kan gewacht worden op de uitkomst daarvan, voordat een ambtelijke of bestuurlijke waarschuwing uitgaat. Als een legalisatieonderzoek enige tijd gaat vergen, bijvoorbeeld omdat hiervoor extern advies nodig is, kan het zijn dat direct na de controle een brief wordt verzonden waarin in ieder geval al wordt aangekondigd dat er een overtreding is geconstateerd.

Indien legalisatie mogelijk is krijgt de overtreder hiertoe de gelegenheid. Indien de overtreder hieraan geen gehoor geeft volgt pas handhaving. Er wordt dan aangeschreven op het ongedaan maken van de overtreding. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat een situatie moet worden teruggebracht in de oorspronkelijke staat. Er kan geen sanctie worden opgelegd op het niet indienen van een aanvraag. Het indienen van een aanvraag heeft de overtreding namelijk (nog) niet op. Deze is pas opgeheven als de daadwerkelijk vergunning/ontheffing is verleend.

5.3Passende sanctie

Door aan te sluiten op de Landelijke Handhavingstrategie wordt ingezet op een passende sanctie bij iedere bevinding. Handhavers hanteren de Landelijke Handhavingstrategie bij iedere bevinding en maken daarbij gebruik van de in de strategie opgenomen interventies. Omwille van rechtsgelijkheid waarborgt dit passend interveniëren en eenduidig optreden, dat wil zeggen: het in vergelijkbare zaken maken van vergelijkbare keuzes en het op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen van sancties, op nationale schaal.

Een passende sanctie wil zeggen dat de sanctie, gegeven de verzamelde feiten en de beoordeling van de aard en/of omstandigheden van de bevinding en de normadressaat, zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de situatie naar de situatie van voor de bevinding. Daarnaast waarborgt de sanctie naleving van de wet en voorkomt herhaling van de geconstateerde overtreding. Daar waar passend en nodig wordt de normadressaat gestraft om deze tot naleving te bewegen, dan wel de norm te bevestigen.

Om tot een passende sanctionering te komen moeten een tweetal vragen worden beantwoord, te weten:

  • 1.

    Op welke wijze wordt sanctionerend opgetreden?

  • Er kan bestuursrechtelijk, strafrechtelijk of middels een combinatie van beide worden opgetreden. Hoe wordt opgetreden is vastgelegd in hoofdstuk 3 van de Landelijke Handhavingstrategie. Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, dat wil zeggen op het in overeenstemming brengen met de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. Bestuurs- en strafrechtelijk optreden dienen daarnaast allebei tot ontmoediging, ofwel tot individuele en algemene preventie. Omdat deze aspecten vaak tegelijk aan de orde zijn, is een weloverwogen inzet van het bestuursrecht en het strafrecht conform de Landelijke Handhavingstrategie noodzakelijk.

  • 2.

    Welke sanctie(s) wordt (worden) ingezet?

  • De keuze van de in te zetten bestuursrechtelijke sanctie(s) vindt plaats aan de hand van de in de Landelijke Handhavingstrategie opgenomen sanctieladder en sanctiematrix, waarbij het spoedig herstellen van de situatie naar de situatie van voor de bevinding de eerste prioriteit is. Het strafrechtelijk optreden is in de Landelijke Handhavingstrategie niet uitgewerkt.

5.4Stappenplan Sanctionering

Om te komen tot een passende sanctionering worden een vijftal stappen doorlopen. De stappen zijn hieronder uitgewerkt en zijn grotendeels ontleend aan de Landelijke handhavingstrategie. Daar waar wordt afgeweken wordt dit expliciet aangegeven.

Positionering bevindingen, stap 1

De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van figuur 3 hij de bevinding positioneert (Geldt enkel voor bevindingen die een overtreding zijn) door: (1) het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en (2) het typeren van de normadressaat.

Ad. 1

De gevolgen van bevindingen beoordeelt de handhaver als:

  • 1.

    vrijwel nihil; of

  • 2.

    beperkt; of

  • 3.

    van belang – er is sprake van aanmerkelijk risico dat de bevinding maatschappelijke onrust geeft en/of milieuschade, natuurschade, waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft; of

  • 4.

    aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar – onder andere het geval als de overtreding maatschappelijke onrust en/of ernstige milieuschade, ernstige natuurschade, ernstige waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft.

Ad. 2

De handhaver typeert de normadressaat als:

  • A.

    goedwillend, proactief en geneigd om de regels te volgen, de bevinding is het gevolg van onbedoeld handelen; of

  • B.

    onverschillig/reactief, neemt het niet zo nauw met het algemeen belang, heeft een onverschillige houding, de bevinding en de gevolgen van zijn handelen laten hem koud; of

  • C.

    is opportunistisch en calculerend, er is sprake van het bewust belemmeren van controlerenden, er is sprake van mogelijkheidsbewustzijn, maar de gevolgen van het handelen worden op de koop toe genomen, bewust risico nemend; of

  • D.

    bewust en structureel de regels overtredend en/of crimineel of deel uitmakend van een criminele organisatie, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen.

Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavingshistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.

Figuur 3: Positionering sanctie

afbeelding binnen de regeling

De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de sanctiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de Landelijke Handhavingstrategie en de sanctiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de sanctiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid.

Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van een vastgestelde gedoogstrategie. Onder gedogen wordt verstaan het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. De nota ‘Gedogen in Nederland’ bevat het landelijke kader voor gedogen: een gedoogsituatie is van tijdelijke aard doordat het handelen binnen afziebare tijd ophoudt dan wel doordat waarschijnlijk een vergunning zal worden verleend. Ingeval tot gedogen wordt besloten dient het landelijke kader voor gedogen onverkort te worden gevolgd. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.

Bepalen verzwarende aspecten, stap 2

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de sanctiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:

  • Verkregen financieel voordeel (winst of besparing). De normadressaat heeft door zijn handelen financieel voordeel behaald of financieel voordeel halen was het doel.

  • Status verdachte / voorbeeldfunctie. De normadressaat is: een regionaal of landelijk maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon, een overheid, een toonaangevend brancheonderdeel, een certificerende instelling, een persoon die een openbaar ambt bekleedt, de eigen organisatie.

  • Financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect. Een bestuurlijke boete kan waarschijnlijk niet geïnd worden of is waarschijnlijk door de normadressaat als (bedrijfs)kosten ingecalculeerd.

  • Combinatie met andere relevante delicten. Andere handelingen zijn gepleegd ter verhulling van de feiten, zoals valsheid in geschrift, corruptie of witwassen.

  • Medewerking van deskundige derden. De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringsinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).

  • Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.

  • Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.

Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, stap 3

De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de sanctiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.

Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de sanctiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de sanctiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.

In situaties waarin een handhavingsinstantie een BSBm oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde.

Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavingsinstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien, zullen apart door handhavingsinstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.

Tenslotte is, afgezien van de sanctiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:

  • Situaties waarin bewust het toezicht onmogelijk wordt gemaakt, zoals het weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en poging tot omkoping.

  • Situaties waarin de toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere: sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

Optreden met sanctiematrix, stap 4

De Landelijke Handhavingstrategie gaat uit van het in principe om zo licht mogelijk te starten met sanctioneren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere sancties als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de sanctiematrix (figuur 4) daarbij als volgt:

  • 1.

    De handhaver kijkt naar de sancties in het segment van deze sanctiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 heeft gepositioneerd.

  • 2.

    De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen sancties, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) sanctie(s) in de betreffende situatie passender is.

Waar in de matrix van figuur 4 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen het Waterschap Brabantse Delta en het OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de in figuur 4 aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke sancties om te overwegen, en ook de bestuurlijke strafbeschikking als strafrechtelijke sanctie.

Figuur 4: Landelijke Sanctiematrix, met aanvulling in cellen C1 en D1 (zie volgende blz.)

afbeelding binnen de regeling

De handhaver zet de betreffende (combinatie van) sanctie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) sanctie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:

  • -

    Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor dient geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

  • -

    In alle andere gevallen – waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn – geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. Daarbij rekening houdend met de technische en organisatorische realiseerbaarheid in die termijn.

Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de sanctiematrix worden aangepakt. Uiteraard kunnen handhavingsinstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, et cetera.

Afwijking: Last onder bestuursdwang en last onder dwangsom

In afwijking op de Landelijk Handhavingstrategie hanteert het Waterschap Brabantse Delta bij calculerend gedrag en bewust structureel crimineel gedrag de mogelijkheid om een Last onder Dwangsom of last onder bestuursdwang toe te passen. Het Waterschap Brabantse Delta wijkt af in de cellen C1 en D1 (zie ook bovenstaande sanctiematrix).

In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Raad van State (A b RvS 4 juni 2014, 201308060/1/A4, meerpaal Zaandam) heeft de Afdeling immers geoordeeld dat beleid, inhoudende dat tegen bepaalde overtredingen nooit zal worden opgetreden, niet aanvaardbaar is. Kijkend naar deze uitspraak betekent dit dat het aanspreken, informeren of waarschuwen van de overtreder niet onbeperkt door mag gaan en dat het bevoegd gezag over moet gaan tot daadwerkelijk handhaven.

Vastlegging, stap 5

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen het Waterschap Brabantse Delta geldende administratieprocedures en –systemen (Beschikbaar vanaf 2015), zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.

5.5Uitwisseling van Informatie

Ook uitwisseling van kennis en leerervaringen tussen handhavingsinstanties is van groot belang. De Landelijke Handhavingstrategie op papier is immers het begin, maar waar het vervolgens om gaat is dat alle instanties de papieren strategie op soortgelijke wijze blijven toepassen en daarover met elkaar in contact blijven en leerervaringen en ‘best practices’ uitwisselen. Anders zullen praktijken ongewild toch weer uit elkaar gaan lopen.

5.6Handhaving overtredingen tegen eigen organisatie of andere overheden

In overeenstemming met de visie van de Landelijke Handhavingstrategie dat er sprake moet zijn van een ‘level playing field’ voor alle burgers en bedrijven wordt voor de eigen inrichtingen en andere overheden in overeenstemming gehandeld met de beschreven sanctiestrategie (Level playing field voor eigen organisaties en andere overheden geldt eveneens voor de preventie- toezicht- en gedoogstrategie). In afwijking van de sanctiestrategie is het optreden tegen eigen organisatie of andere overheden niet gemandateerd.

6.Gedoogstrategie

Uitgangspunt van wetgeving is dat wettelijke bepalingen en daarop gebaseerde regelgeving worden nageleefd. Deze naleving kan zo nodig worden afgedwongen door gebruikmaking van de handhavingsinstrumenten (zoals bestuursdwang en dwangsom). In de praktijk kan het voorkomen dat het Waterschap Brabantse Delta afziet van het gebruik van de handhavingsmiddelen bij constatering van een overtreding van de regels of vooraf verklaart dat tegen een overtreding die nog zal plaatsvinden niet zal worden opgetreden.

Gelet op het discretionaire karakter van de handhavingsbevoegdheden is er - formeel gezien - ruimte voor gedogen. Ofschoon gedogen als een ongewenste zaak wordt beschouwd, wordt het niet als onaanvaardbaar gekwalificeerd. Het is dan ook van belang een restrictief gedoogbeleid te formuleren op basis waarvan een zorgvuldige besluitvorming kan plaatsvinden.

Bij het formuleren van onderstaand beleid is rekening gehouden met het landelijk beleidskader gedogen. Dit is vastgelegd in de brief van de Ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat van 10 oktober 1991 (TK 1991-1992, nr 22 343) en de nota “Grenzen aan gedogen” (TK 1996-1997, nr 25 085).

Bij het gedoogbeleid komen drie aspecten aan de orde:

  • 1.

    een zorgvuldige inhoudelijke afweging;

  • 2.

    een zorgvuldige procedure;

  • 3.

    aanvullende vereisten en vormvereisten

De procedure voor het nemen van een gedoogbeschikking is opgenomen in de procedure gedogen.

In onderstaand overzicht is aangegeven in welke paragraaf invulling wordt gegeven aan de wettelijke vereisten en de kwaliteitscriteria:

afbeelding binnen de regeling

6.1Een zorgvuldige inhoudelijke afweging

Ten aanzien van de vraag of gedogen in een concrete situatie aanvaardbaar is, worden de volgende uitgangspunten geformuleerd.

Te verwachten overtreding

Bij te verwachten overtredingen gaat het met name om (tijdelijke) lozingen of aanpassingen die - voordat de vergunning van kracht wordt - reeds op korte termijn een aanvang nemen. Indien de te late indiening van de vergunningsaanvraag niet aan de aanvrager is te wijten en ook aan de overige hieronder staande eisen is voldaan, zal een gedoogbeschikking worden afgegeven.

Geconstateerde overtreding; legalisering is mogelijk

Indien bij een illegale situatie vergunningverlening of -wijziging achteraf (legalisering) aan de orde is, komt men in principe aan gedogen niet toe. Een uitzondering is de situatie dat de illegale toestand nog voortduurt tot het moment waarop de (nieuwe) vergunning onherroepelijk wordt. Indien strikte naleving van voorschriften in redelijkheid niet van de betrokkene kan worden verlangd wordt er een gedoogbeschikking afgegeven voor de overgangsperiode. In dit geval noemt men de gedoogbeschikking een gekwalificeerde gedoogbeschikking of vooruitakkoord.

In de notitie van de ministers van VROM en V&W worden drie overgangssituaties onderscheiden:

  • er wordt gewerkt zonder vergunning, omdat door omstandigheden die buiten de macht liggen van de vergunninghouder de (nieuwe) vergunning niet tijdig of niet aansluitend op de oude - geëxpireerde - vergunning kan worden verleend;

  • er wordt wel gewerkt met een vergunning, maar dat blijkt niet de vereiste te zijn;

  • er wordt gewerkt zonder vergunning maar de activiteiten vallen onder een reeds in werking getreden AMvB met overgangsbepalingen die de vergunningsplicht pas na verloop van tijd opheffen maar niet voorzien in een legalisering van de activiteiten gedurende de overgangsperiode.

In deze drie genoemde gevallen wordt een gedoogbeschikking in principe afgegeven. De looptijd van deze beschikking is maximaal zes maanden. In bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

Geconstateerde overtreding: legalisering is niet mogelijk

Vergunningverlening achteraf is niet aan de orde indien vergunningverlening ongewenst, ondoelmatig of onmogelijk is. Vergunningverlening is:

  • ongewenst indien er inhoudelijk strijd is met een milieuhygiënische norm (artikel 2.1 Waterwet);

  • ongewenst indien er strijd is met het belang van een goede waterhuishouding (artikel 2.1 Waterwet);

  • onmogelijk indien er een overmachtssituatie (zoals een tijdelijke storing) is;

  • ondoelmatig indien het gaat om lozingen met een spoedeisend of tijdelijk karakter. Deze lozingsactiviteit moet overigens wel materieel in overeenstemming met geldende regelgeving kunnen worden gebracht;

  • ondoelmatig indien het gaat om andere handelingen/activiteiten dan lozingen waarvoor een watervergunning nodig is met een spoedeisend of tijdelijk karakter: Deze handelingen/activiteiten moeten overigens wel materieel in overeenstemming met geldende regelgeving worden gebracht.

Indien legalisering niet aan de orde is, kan worden gekozen voor het handhavingstraject of kan er worden gedoogd. Vaak zal dit per geval moeten worden beoordeeld. Algemene regels zijn - afgezien van de hieronder staande - nauwelijks te geven.

Gedogen is onontkoombaar, indien

  • er een rechterlijk verbod tot handhaving is uitgevaardigd;

  • handhaving onredelijke gevolgen zou hebben (verbod van willekeur, bij constatering van een overtreding: conflicterende belangen dienen zorgvuldig tegen elkaar te worden afgewogen);

  • daadwerkelijke handhaving zou strijd opleveren met de overige beginselen van behoorlijk bestuur;

  • overmachtssituaties: het handhaven van de wettelijke regels heeft ongewenste consequenties uit een oogpunt van (milieu)beheer (bijvoorbeeld een tijdelijke storing bij een afvalverwerkingsbedrijf).

Gedogen is onwenselijk, indien de activiteit niet in overeenstemming kan worden gebracht met geldende regelgeving, ook wanneer deze overtreding van tijdelijke aard is.

Voor de overige gevallen dienen bij de afweging voor het al dan niet gedogen de volgende aspecten in ogenschouw te worden genomen:

  • het aantal belanghebbenden;

  • het waterhuishoudkundig belang;

  • het milieubelang;

  • de soort lozing, indien wordt geloosd;

  • de politieke gevoeligheid van het geval.

6.2Een zorgvuldige procedure

De voorafgaande afweging voor het gedogen en de uiteindelijke vaststelling van de gedoogbeschikking moeten zijn ingebed in een zorgvuldige besluitvormingsprocedure.

  • a.

    Gaat de gedoogbeschikking vooraf aan vergunningverlening (vooruitakkoord) dan dient de aanvraag voor de vergunning te zijn ingediend (de zgn. koppeling met de vergunningverleningsprocedure).

  • b.

    Wanneer geconcludeerd wordt dat vergunningverlening ondoelmatig of zelfs onmogelijk is en de lozingssituatie materieel in overeenstemming met de geldende regelgeving kan worden gebracht kan het besluit om te gedogen worden genomen en behoeft er geen koppeling te worden aangebracht met de wettelijk voorgeschreven vergunningsverleningsprocedure. Dit laatste moet wel - gemotiveerd - worden aangegeven. Aan de belangen van de normadressaat en de belangen van derden dient bijzondere aandacht te worden geschonken.

6.3Aanvullende vormvereisten

  • a.

    De gedoogbeschikking is een schriftelijk, eenzijdig besluit;

  • b.

    In de gedoogbeschikking dienen voorschriften te worden opgenomen zodat de situatie materieel in overeenstemming met de wettelijke voorschriften plaatsvindt;

  • c.

    Het gedogen mag slechts tijdelijk zijn. De overgang naar een legale situatie moet zijn verzekerd;

  • d.

    Het tot gedogen bevoegde gezag dient zelf, afhankelijk van het concrete geval te beoordelen welke facultatieve aspecten in de besluitvormingsprocedure relevant zijn. Worden er bepaalde stappen achterwege gelaten, dan dient dit in de beschikking te worden gemeld en gemotiveerd.

  • e.

    Facultatieve aspecten: raadplegen adviseurs, overleg met derden-belanghebbenden, publicatie.

  • f.

    Op de totstandkoming van de gedoogbeschikking is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

  • g.

    De te gedogen activiteit dient regelmatig te worden gecontroleerd.

  • h.

    Aan het openbaar Ministerie wordt een afschrift van de gedoogbeschikking gezonden.

  • i.

    Waar nodig wordt de gedoogbeschikking voorzien van milieubeschermende voorwaarden.

  • j.

    Bij niet naleving van de gedoogvoorwaarden zal tot naleving worden gemaand. Indien dit niet het gewenste effect heeft, dient alsnog handhavend te worden opgetreden tegen de onderliggende overtreding. In het uiterste geval zal de gedoogbeschikking worden ingetrokken.

6.4Overige aspecten

In de gedoogbeschikking moet duidelijk worden aangegeven dat voor eigen risico wordt gehandeld indien de gedoogde activiteit start of voortzet. Dat risico is drieërlei:

  • privaatrechtelijke aansprakelijkheid voor schade, toegebracht aan belangen van derden;

  • privaatrechtelijke aansprakelijkheid voor schade, toegebracht aan de belangen van het waterschap;

  • de situatie waarin een bedrijf op basis van de gedoogverklaring investeringen pleegt, die achteraf blijken verloren te gaan.

  • De gedoogbeschikking vermeldt voorts dat deze beschikking de strafbaarheid van de lozer wegens de overtreding niet opheft. De kans op strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie blijft daardoor bestaan.

6.5Uitwisseling van Informatie

Uitwisseling van deze informatie is opgenomen in de communicatiestrategie.

7.Afwijken van de toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie

De in dit hoofdstuk opgenomen strategieën moeten worden beschouwd als beleidsregels in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eist dat bestuursorganen handelen

volgens de beleidsregels, tenzij de gevolgen van dat handelen voor één of meer belanghebbende vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn. Een afwijking van de strategie is dus mogelijk, maar dient beschreven en gemotiveerd te worden in het (digitale) dossier. Dit geldt voor:

  • afwijkingen van de toezichtprotocollen (mate van diepgang van toezicht);

  • afwijkingen van de sanctiestrategie (waaronder afwijking van het protocol dwangsombedragen en termijnen);

  • afwijkingen van de gedoogstrategie, waaronder het volledig afzien van handhaving.

Ten aanzien van afwijkingen van de toezichtstrategie met betrekking tot de routinematige bezoeken (meer of minder controles uitgevoerd dan gepland) wordt jaarlijks verantwoording afgelegd in de evaluatie van het uitvoeringsprogramma.