Regeling vervallen per 01-03-2015

Beleid waterschap ten aanzien van oeverafkalving

Geldend van 06-03-2010 t/m 28-02-2015

Intitulé

Beleid waterschap ten aanzien van oeverafkalving

1. Inleiding

Het afkalven van oevers is een verschijnsel waar het waterschap reeds jarenlang mee te maken heeft. Ten behoeve van een eenduidige beoordeling van oevererosie en afhandeling van vergunningen is beleid geformuleerd, waarmee duidelijkheid wordt gegeven wanneer en onder welke voorwaarden oeverafkalving kan worden tegengegaan. In paragraaf 2 wordt de juridische achtergrond van oeverafkalving weergegeven. In paragraaf 3 worden de criteria beschreven voor het nemen van maatregelen tegen oevererosie.

2. Juridisch kader

In algemene zin geldt dat het waterschap ervoor dient te zorgen dat de oppervlaktewaterlichamen een goede (onderhouds)toestand verkeren. Dit betekent onder meer dat zodanig onderhoud moet plaatsvinden dat een goede aan- en afvoer en berging van water is gewaarborgd. In grote lijnen heeft het waterschap in twee hoedanigheden met oevers te maken:

a. als beheerder en onderhoudsplichtige van een oppervlaktewaterlichaam, waarbij het oppervlaktewaterlichaam en het onderhoudspad in eigendom zijn van het waterschap;

b. als beheerder en onderhoudsplichtige van oppervlaktewaterlichamen zonder eigendomsrechten

Ad a)

Als aangrijpingspunt geldt hier het belang van de waterhuishouding. Oeverbescherming die waterstaatskundig niet geboden is of verder gaat dan dat, valt niet onder de onderhoudsplicht van het waterschap en daartoe is het waterschap dan ook niet gehouden.

In de situatie van gekanaliseerde beken, waarlangs onderhoudspaden zijn gelegen zal het waterschap, met het oog op het aan de waterloop noodzakelijke onderhoud, het onderhoudspad in goede staat houden.

Ad b)

Bij onderhoudspaden die niet in eigendom zijn van het waterschap zal er bij deformatie van de oevers sprake zijn van aantasting van particulier eigendom.

Natuurlijke deformatie van de oevers behoort tot het normaal maatschappelijk risico van de eigenaar of pachter. De vraag moet dan ook gesteld worden of de oevererosie een gevaar vormt voor de waterstaatkundige functie van het oppervlaktewaterlichaam. Is dit het geval, dan kunnen eventuele herstelmaatregelen worden uitgevoerd die wel een beschermend effect op de individuele eigendommen hebben maar toch primair vanuit de taakstelling of de onderhoudsplicht van het waterschap gericht zijn op de waterstaatkundige verzorging van het gebied. Het betreft hierbij uitsluitend herstelmaatregelen van de oevers en de taluds zelf in het kader van de onderhoudsplicht, niet het aanbrengen van enige vorm van oeverbeschoeiing.

Ingevolge artikel 3.1, eerste lid, sub d, 2e  van de Keur Waterschap De Dommel 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur werken te maken, te hebben, te wijzigen of op te ruimen. Hieronder valt ook het aanbrengen van oeverbeschoeiing in a-wateren.

Wanneer een dergelijke vergunning verleend wordt, staat beschreven in paragraaf 3. Voorts wordt hierin beschreven in welke gevallen het waterschap kan kiezen voor enige vorm van compensatie.

3. Toetsingskader

Uitgangspunt is dat natuurlijke processen in oppervlaktewaterlichamen zoveel mogelijk kunnen plaatsvinden. Om deze reden wordt in beginsel geen vergunning verleend voor het aanbrengen van oeverbeschoeiing. Immers, als hiervoor vermeld, behoort natuurlijke deformatie van de oevers tot het normaal maatschappelijk risico van de eigenaar of pachter. Hierop bestaat echter een aantal uitzonderingen.

I. Onevenredige (dreigende) aantasting van eigendommen van derden

In geval van onevenredige (dreigende) aantasting particulier eigendom of het ontstaan van een maatschappelijk ongewenste situaties is oeverversterking vanzelfsprekend noodzakelijk. Dit geldt limitatief voor:

a. schade aan bouwkavels / huiskavels;

b. schade aan kunstwerken of wegen;

c. schade aan bebouwing / cultuurhistorische objecten (bijv. watermolens);

d. schade aan belangrijke landschappelijke waarden (o.a. oude bomen in landgoederen);

e. schade aan eigendommen als gevolg van een bovennormaal afkalvingsproces.

In het eerste geval wordt oeverbescherming toegestaan. In ieder geval dient sprake te zijn van milieuvriendelijk materiaal. Bij beken met de inrichtingsvarianten "meandering" of "natte natuurzone" wordt uitgegaan van natuurlijk materiaal (bijlage 1).

Bij het tweede en derde geval kan oeverbescherming worden toegepast in cultuurtechnische vorm (bijv. baksteen). Bij kunstwerken/ wegen kan in principe ook gecertificeerd puin gebruikt worden. Bij schade aan landschappelijke waarden wordt oeverbescherming uitgevoerd met natuureigen materiaal (bijvoorbeeld aanplant). In bijzondere moeilijke gevallen (sterke erosie) en/of urgentie (voor aanleg van een stabiele aanplant is geen tijd meer) zal een harde oeververdediging noodzakelijk kunnen zijn. Hierbij dient wel gebruik gemaakt te worden van natuurvriendelijk materiaal (bijlage 1).

In geval van schade aan eigendommen als gevolg van een bovennormaal afkalvingsproces geldt -in afwijking van de gevallen als bedoeld onder a tot en met d- dat het waterschap eerst zal onderzoeken of met de eigenaar overeenstemming kan worden bereikt over een (financiële) compensatie of over de aankoop van de grond. Is dat het geval, dan dient oeververdediging achterwege te blijven. Bovennormaal wordt in dit verband gedefinieerd als afkalving die veroorzaakt wordt door een meer frequent voorkomen van piekafvoeren dan in een natuurlijke situatie en/of door extreme piekafvoeren. In geval van afkalving als gevolg van eigen handelen door de aangrenzende eigenaar (bijvoorbeeld grondbewerking tot aan de insteek) zal het waterschap niet overgaan tot compensatie. 

II. Afkalving, niet zijnde onevenredige (dreigende) aantasting van eigendommen van derden

a. beken met de inrichtingsvarianten "meandering" en "natte natuurzone"

Het waterschap heeft als uitgangspunt dat oppervlaktewaterlichamen met deze inrichtingsvarianten zodanig worden ingericht dat natuurlijke processen in de beeksystemen meer kans krijgen. Erosie is een natuurlijk proces dat hoort bij meanderende beken. Het beleid is erop gericht om dit proces veilig te stellen. Bij meanderende beken zal om deze reden alleen vergunning worden verleend voor het plaatsen van oeververdediging of het uitvoeren van herstelmaatregelen, indien de beek bij het achterwege laten ervan niet meer voldoet aan de waterstaatkundige functie.

b.overige beken

In beginsel kan oeververdediging worden toegestaan, mits dit met natuurvriendelijk materiaal geschiedt (bijlage 1). Is er sprake van een te steile oever dan kan verflauwing uitgevoerd worden om oeverafkalving tegen te gaan.

Een alternatief is compensatie via een vergoeding of aankoop van een extra strook grond langs de watergang zodat voor onderhoud ook bij afkalving van de onderhoudspaden voldoende ruimte langs de watergang overblijft. Per geval zal afzonderlijk bekeken moeten worden wat de meest kosteneffectieve optie is: oeververdediging of aankoop.

Bijlage 1: materiaalvoorkeur bij oeververdediging

Materiaalvoorkeur (hoog naar laag): wiepen (evt. levende wilgentenen), schoon gecertificeerd puin, doorgroei-jute of geotextiel, open blokkenmatten, stortsteen, schanskorf afgedekt met zand. Schoon metselwerk heeft ecologisch geen voorkeur, dus alleen toepassen als de omgeving dat vereist. Overweeg gemetselde stortsteen met hier en daar bewuste gaten en kieren als alternatief. Geen tropisch hardhout (ook geen FSC keur), geen damwand en geen plaatmateriaal in verband met ontbreken ruwe structuur voor begroeiing, nesteling en een meer natuurlijk en landschappelijk aanzien.

Waar hardhout noodzakelijk is alternatieven als gestoomd inlands hout of robinia toepassen.

Beplantingsmateriaal:

Gebruik soorten die in de directe omgeving van nature op die grondsoort en bij dat grond- en oppervlaktewaterregiem voorkomen en standhouden. Gebruik inheems gecertificeerd plantmateriaal (SBB/Stichting Bronnen) of verzamel zelf in omgeving stekken.

Plantmateriaal dat gebruikt kan worden:

Rietzoden (nat-vochtig)

Wilg, Els (nat-vochtig)

Berk (nat-vochtig)

Es (vochtig-nat)

Eik (vochtig-droog)

Als bijmenging komen o.a. de volgende vochtminnende/ vochtbestendige soorten in aanmerking: vogelkers, sleedoorn, meidoorn, wegedoorn, hazelaar, hondsroos, sporkehout, gelderse roos.