Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening nadeelcompensatie Waterschap De Dommel

Geldend van 24-12-1998 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Waterschap De Dommel

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • het waterschap: het waterschap De Dommel;

  • het bestuursorgaan:  het dagelijks bestuur van het waterschap;

  • de verzoeker: degene die een verzoek indient als bedoeld in arti­kel 2;

  • het verzoek: een verzoek als bedoeld in artikel 2 van een belanghebbende aan het be­stuurs­orgaan om een besluit te nemen tot het vergoeden van schade;

  • de commissie: de commissie van advies als bedoeld in artikel 7 en verder van deze regeling;

  • schade: vermogens-, inkomens- en belastingschade, zowel die reeds geleden is door de verzoeker als waarvan de verzoeker vreest deze nog te zullen lijden;

  • referentiejaren: de vijf kalenderjaren die direct voorafgaan aan het kalenderjaar waarin de schade is opgetreden.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Een ieder die schade meent te lijden of te zullen lijden als gevolg van:

  • a. het nemen, intrekken, wijzigen of handelen ter uitvoering van een besluit van het waterschap om over te gaan tot waterconservering, tot aanpassing van het oppervlaktewaterpeilbeheer of tot regeling van de waterbeheersing; of

  • b. het nemen, intrekken, wijzigen of handelen ter uitvoering van een besluit tot aanleg, wijziging of verwijdering van een waterstaatswerk, tot uitvoering van een beekherstelproject, aanleg van een ecologische verbindingszone of een milieuvriendelijke oever;

  • kan bij het waterschap een verzoek indienen tot het toekennen van schadever­goe­ding.

  • 2. Deze regeling is eveneens van toepassing op een verzoek tot toekenning van nadeelcompensatie indien dat verzoek berust op een uitdrukkelijke wetsbepaling of op een gepubliceerde beleidsregel, een en ander voorzover die wettelijke regeling of die beleidsregel niet zelf in een procedureregeling voorziet.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan deze regeling van toepassing verklaren op zaken, die niet onder het toepassingsbereik van het eerste of tweede lid van dit artikel vallen.

  • 4. Het bestuursorgaan kent de verzoeker een schadevergoeding toe voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet, of niet voldoende anderszins is verzekerd.

Artikel 3 Informatieplicht

Indien door het bestuursorgaan redelijkerwijze kan worden voorzien dat iemand schade lijdt of zal lijden als gevolg van de in artikel 2 genoemde be­slui­ten of handelingen, informeert het bestuursor­gaan betrokkene om­trent deze regeling.

Hoofdstuk 2 Het verzoek

Artikel 4 Indiening van een verzoek

  • 1. Een verzoek als bedoeld in artikel 2 wordt schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan. Het verzoek kan worden ingediend gedurende een termijn van uiterlijk 6 weken, te rekenen vanaf het moment dat:

  • a. het besluit als bedoeld in artikel 2 onherroepelijk is geworden, of

  • b. de werkzaamheden als bedoeld in artikel 2 zijn uitgevoerd.

  • 2. Indien de schade zich niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn manifesteert, kan het verzoek worden ingediend gedurende een termijn van uiterlijk 6 weken nadat de verzoeker het ontstaan van de schade redelijkerwijs heeft kunnen constateren.

  • 3. Het verzoek wordt ondertekend en omvat tenminste:

  • a. de naam en het adres van de verzoeker;

  • b. dagtekening van het verzoekschrift;

  • c. een opgave van de feiten die tot het ontstaan van de schade aanleiding hebben gege­ven of aanleiding zullen geven en zo mogelijk een afschrift van het besluit dat verantwoordelijk zou zijn voor de schade;

  • d. het bank- of girorekeningnummer van de verzoeker;

  • e. een opgave van de aard en de omvang van de schade met een specifi­catie van de hoogte van het schadebedrag, een en ander voor zover redelijkerwijs mogelijk;

  • f. in het geval van inkomensschade: boekhoudkundige, fiscale of andere finan­ciële beschei­den, voorzien van een accoun­tantsver­klaring, die het jaar betreffen waarin de geleden schade zich heeft voorge­daan, alsmede van de referentieja­ren, waar­uit de schade, zoals gesteld door de verzoeker, kan worden afgeleid en voorzover de verzoeker hierover redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen;

  • g. de overige gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op het verzoek nodig zijn en waarover de verzoeker redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen.

Artikel 5 Voorleggen van het verzoek aan de commissie

  • 1. Het bestuursorgaan kan het verzoek om advies voorleggen aan de com­missie.

  • 2. Als het bestuursorgaan besluit om het verzoek niet om advies voor te leggen aan de commissie, dan zijn de bepalingen van de artikelen 8, 10 en 11 van deze regeling zoveel als moge­lijk is van toepassing op de voorbereiding van het besluit op het verzoek. De voorberei­ding van het besluit leidt tot een voorlopig oordeel van het bestuursorgaan.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging

  • 1. Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het verzoek binnen vier weken.

  • 2. In de ontvangstbevestiging wordt de ver­zoeker in kennis gesteld van de procedure die door het bestuursorgaan zal worden gevolgd om het verzoek af te doen en of het bestuursorgaan toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 5 lid 1.

  • 3. Indien het bestuursorgaan besluit toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 5 lid 1, dan bevat de ontvangstbevestiging tevens de namen van de leden van de com­mis­sie, hun deskun­dig­heid en de plaats waar zij hun werkzaam­heden plegen te ver­rich­ten.

  • 4. Als de verzoeker naar het oordeel van het bestuursorgaan niet of onvoldoende heeft voldaan aan de eisen van artikel 4, dan stelt het bestuursorgaan de verzoeker in de ontvangstbevestiging in de gelegenheid om het verzuim te herstellen binnen een termijn, die door het bestuursorgaan wordt bepaald.

Hoofdstuk 3 Commissie van advies

Artikel 7 Samenstelling commissie

  • 1. De commissie bestaat uit 3 onafhankelijke deskundigen, te benoemen door het be­stuursor­gaan. In eenvoudige gevallen kan het bestuursorgaan volstaan met de benoeming van één onafhankelijke deskundige.

  • 2. De commissie wordt zodanig samengesteld dat deskundigheid aanwezig is op die terrei­nen die van belang zijn voor het advies van de commissie over het verzoek. Bij complexe verzoeken, waarbij behoefte is aan meer leden vanwege de vereiste deskundigheid, kan de commissie met extra leden worden uitgebreid, te benoemen door het bestuursorgaan.

  • 3. Het bestuursorgaan benoemt één van de leden tot voorzitter.

  • 4. De commissie stelt haar advies samen bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

  • 5. Niet tot lid van de commissie kunnen worden benoemd:

  • a. de voorzitter en leden van het algemeen bestuur van het waterschap;

  • b. zij die in dienst zijn van het waterschap.

  • 6. Het bestuursorgaan ontslaat een lid wanneer:

  • a. hij of zij daarom verzoekt;

  • b.hij of zij een ambt of betrekking heeft aanvaard, dat/die onverenigbaar is met het lidmaat­schap van de commissie.

  • 7. Aan de commissie wordt vanuit het waterschap een secretaris toegevoegd. De secre­taris heeft geen stemrecht.

Artikel 8 Bevoegdheden en verplichtingen van de commissie

  • 1. Het bestuursorgaan stelt de commissie, al dan niet op haar verzoek, de gege­vens en overige middelen ter beschikking die nodig zijn voor een goede ver­vulling van haar taak. Het bestuursorgaan vergoedt de kosten die de commissie noodzakelijkerwijs moet maken.

  • 2. De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden, daaron­der begre­pen ambtenaren in dienst van het waterschap.

  • 3. Indien met het verstrekken van inlichtingen of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid eerst uit na instem­ming van het bestuursorgaan.

  • 4. De commissie kan door of namens de voorzitter vertegenwoordigd wor­den.

  • 5. De commissie kan een onderzoek ter plaatse instellen.

  • 6. De verzoeker verschaft desgevraagd de commissie de gegevens en beschei­den die de commissie voor haar advisering nodig acht en waarover de verzoeker redelij­kerwijs de beschik­king heeft of kan krijgen.

Artikel 9 Vergoedingen

De kosten van de leden van de commissie worden vergoed op basis van een uurtarief, vast te stellen door het bestuursorgaan.

Artikel 10 Hoorzitting

  • 1. De commissie stelt de verzoeker en het bestuursorgaan in de gelegenheid om een mon­de­linge toelichting te geven.

  • 2. De commissie zendt daartoe tenminste twee weken vóórdat de hoorzitting wordt ge­houden een schriftelijke uitnodiging aan partijen.

  • 3. De verzoeker kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemach­tigde.

  • 4. Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelich­ting te geven.

  • 5. Van de hoorzitting wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan partij­en toe­gezonden.

Artikel 11 Het onderzoek van de commissie

  • 1. De commissie brengt het bestuursorgaan advies uit over de door het bestuursorgaan te nemen beslissing. De com­missie verweegt in haar advies in ieder geval de volgende zaken:

  • a. de vraag of de schade een gevolg is of zal zijn van een besluit of handeling van het water­schap, zoals bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • b. de omvang van de schade;

  • c. de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoe­ker behoort te blij­ven;

  • d. de vraag of de schadevergoeding niet, of niet in voldoen­de mate, op een andere wijze voldoende is verzekerd;

  • e. de vraag of er aanleiding is voor maatregelen of voorzieningen, te treffen door het water­schap, waardoor de scha­de, anders dan door een vergoeding in geld, kan of zal worden beperkt of onge­daan ge­maakt;

  • f. de vraag of het betreffende besluit of handeling van het waterschap voor de ver­zoe­ker naast scha­de tevens voor­deel oplevert;

  • g. de mate waarin de verzoeker heeft geprobeerd om - voor zover dat binnen zijn of haar vermogen ligt of heeft gelegen - de schade of de te verwachten schade te beperken.

  • 2. De commissie adviseert het bestuursorgaan over de hoogte van de schade­ver­goeding en/of doet - indien daar­voor aanlei­ding is – in haar advies voorstel­len voor maatregelen of voorzie­ningen waardoor de schade, anders dan door een ver­goeding in geld of in aanvulling daarop, kan of zal worden beperkt of onge­daan ge­maakt.

  • 3. De commissie brengt advies uit aan het bestuursor­gaan binnen 4 maanden nadat het bestuursorgaan de commissie om advies heeft gevraagd.

  • 4. De commissie kan de adviestermijn die in het derde lid wordt genoemd, éénmaal met ten hoogste 2 maanden verlengen. De commissie stelt de verzoeker en het be­stuurs­orgaan van deze verlenging op de hoogte, onder opgaaf van rede­nen.

Hoofdstuk 4 Beslissing op het verzoek

Artikel 12 Toezending voorlopig oordeel of advies aan de verzoeker

  • 1. Het bestuursorgaan stuurt een afschrift van het voorlo­pige oordeel of het advies van de commissie aan de verzoeker.

  • 2. De verzoeker kan binnen vier weken na ontvangst van het voorlo­pige oordeel of het advies van de com­missie bij het bestuursorgaan schrifte­lijk zijn ziens­wijze op het voorlopige oordeel of het advies kenbaar maken.

Artikel 13 Beslistermijn

  • 1. Op een verzoek om scha­dever­goeding beslist het bestuursorgaan binnen tien weken nadat het voorlopige oordeel is vastgesteld of het advies door de commissie is uitge­bracht.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de beslistermijn - zoals bedoeld in het eerste lid - onder opgaaf van redenen aan de verzoeker, ten hoogste éénmaal met 6 weken verda­gen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in Afdeling 3.6 van de Algeme­ne wet be­stuurs­recht, geschiedt de bekendmaking van het besluit door toezending aan de verzoeker.

Artikel 14 Voorschotverlening

  • 1. Artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing in alle gevallen waarin de verzoeker naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding in geld als bedoeld in artikel 15.

  • 2. Een beslissing tot voorschotverlening wordt pas genomen nadat de commissie is gehoord.

  • 3. Indien het bestuursorgaan een beslissing tot voorschotverlening neemt, wordt daarmee geen aanspraak erkend als bedoeld in artikel 2 lid 2.

  • 4. Artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Het bestuursorgaan kan ter waarborging van het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten, van de verzoeker een zekerheidsstelling – bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie – verlangen.

Artikel 15 Betaling

  • 1. Het waterschap betaalt de schadevergoeding in geld en/of op een andere wijze.

  • 2. Van de schadevergoeding maakt deel uit een vergoeding van gederfde rente en/of betaalde rente, gerekend vanaf de dag waarop het verzoek om schadevergoeding is ontvangen door het bestuursorgaan.

  • 3. Indien het betrokken besluit of de betrokken handeling voor de verzoeker naast schade tevens voordeel oplevert, wordt dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade verrekend.

  • 4. In­d­ien de schadevergoeding wordt betaald in geld, dan wordt het bedrag uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van de beslissing op het ver­zoek om schade­vergoeding, uitbetaald door het waterschap.

  • 5. Indien de schade in een andere vorm dan geld wordt vergoed, dan wordt daar­mee een aanvang gemaakt binnen een redelijke termijn na het onherroepelijk worden van de beslis­sing op het verzoek om schadevergoeding.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze regeling zou leiden tot een beslis­sing die on­mis­kenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt, kan het be­stuursorgaan in bij­zondere gevallen afwijken van hetgeen in deze regeling is bepaald.

Artikel 17 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekend­making.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als "Verordening ­nadeelcompensatie waterschap De Dommel".

Algemene toelichting

Onrechtmatig overheidsoptreden

Aan ieder overheidsoptreden (besluiten en feitelijk handelen) dient een zorgvuldige afweging van alle rechtstreeks betrokken belangen vooraf te gaan. De nadelige gevolgen van het overheidsoptreden mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat optreden te dienen belangen. Een en ander is vastgelegd in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. De eventuele aantasting van belangen van derden moet zo gering mogelijk zijn. Indien aan deze vereisten niet is voldaan, is het overheidsoptreden onrechtmatig.

Rechtmatig overheidsoptreden

Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden kan evenwel een niet te voorkomen benadeling van derden tot gevolg hebben. Het optreden is dan wel rechtmatig (het algemene belang wordt ermee gediend) maar niet zonder meer aanvaardbaar (omdat sommigen wellicht meer nadeel ondervinden dan anderen). Artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat een vergoeding behoort te worden aangeboden wanneer een burger onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren (beginsel van “égalité devant les charges publiques”). Wanneer die vergoeding achterwege blijft is het besluit jegens die individuele burger alsnog onrechtmatig. Voorbeelden van besluiten die onder deze regeling kunnen vallen zijn besluiten in het kader van de intentieverklaring “waterconservering op peil” en besluiten in het kader van het project “Hoogwater rond ’s-Hertogenbosch”.

Doel van een nadeelcompensatieregeling

Het doel van een wettelijke regeling voor de vergoeding van schade veroorzaakt door rechtmatig overheidsoptreden is het volgende. Door een dergelijke regeling hoeft deze kwestie geen onderdeel te zijn van de totale belangenafweging die aan het overheidsoptreden vooraf dient te gaan. De schadevergoeding of nadeelcompensatie wordt zo tot een zelfstandige vraag gemaakt. Deze vraag komt pas aan de orde op het moment dat het overheidsoptreden zelf onaantastbaar is geworden en de rechtmatigheid daarvan derhalve vaststaat.

Voor veel vormen van optreden door waterschappen is niet voorzien in een wettelijke schadevergoedingsregeling. Anders dan in het geval waarin een schadevergoedingsregeling van toepassing is, betrekt de rechter het schadevergoedingsaspect van het overheidsoptreden bij de toetsing van het optreden zelf. Na te hebben getoetst of het optreden op zich rechtmatig is, komt het schadevergoedingsaspect aan de orde. Komt de rechter tot de conclusie dat het op zich rechtmatige optreden schade veroorzaakt die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven, terwijl in de vergoeding van deze schade niet is voorzien, zal het optreden zijn “rechtmatigheid” verliezen. Op deze wijze ontstaat voor zowel de overheid als de benadeelde een ongewenste situatie. De benadeelde is niet uit op een veroordeling van het betrokken optreden zelf, maar wil een vergoeding van de door hem geleden schade. Voor de overheid is het gevolg dat een besluit vooralsnog niet kan worden uitgevoerd, uitsluitend vanwege het feit dat geen beslissing is genomen omtrent de schadeaspecten.

Met de onderhavige regeling wordt beoogd een, zowel voor de benadeelde als voor het waterschap, eenvoudiger en efficiëntere gang van zaken te bewerkstelligen. Degene die meent schade te leiden door overheidsoptreden als omschreven in deze regeling, behoeft niet langer het betreffende optreden zelf aan te vechten om zijn schade vergoed te krijgen. De onderhavige regeling voorziet in een met waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft in Hoofdstuk I een aantal begrips­om­schrij­vingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing zijn. De begrippen die daar om­schreven zijn, be­hoeven in de onderhavige regeling dan ook niet op­nieuw te worden beschreven. Het begrip waterstaatswerk (genoemd in artikel 2) wordt evenmin gedefinieerd; voor dit begrip kan worden verwezen naar de definitie die in de Wet beheer rijkswaterstaatswerken wordt gegeven.

- Het begrip bestuursorgaan wordt in dit artikel nader gecon­creti­seerd: de regeling gaat ervan uit dat de beslissing op het verzoek om schadevergoeding wordt genomen door het dagelijks bestuur van een waterschap, ook als het gaat om schade die is veroorzaakt door besluiten die zijn genomen door een ander bestuursorgaan.

- Het schadebegrip valt uiteen in de volgen­de onderdelen:

  •  inkomensschade;

  • vermogensschade;

  • belastingschade;

  • kosten die redelijkerwijs gemaakt moesten worden om schadevergoeding te krijgen, o.a. het inschakelen van deskundigen.

Inkomensschade kan ontstaan door:

  • opbrengstderving (bijvoorbeeld minder groei van gewassen en/of hogere ver­lie­zen);

  • hogere productiekosten: extra arbeids­kos­ten, extra energiekosten, kosten beno­digde techni­sche voorzienin­gen (bijvoor­beeld drainage), niet opti­male benut­ting van de machinecapaci­teit, ge­bruik van aangepaste (duurdere) machi­nes, extra afschrijvings­kosten, e.d.;

  • effecten op de mineralenbalans: ver­min­derde stikstofmineralisatie, toena­me mine­ra­lenverlie­zen of -overschot­ten (in relatie tot de gevolgen voor de heffing).

Ten aanzien van inkomensschade wordt opge­merkt dat bij de schadebepaling de schade als gevolg van elk van de hiervoor genoemde oorzaken niet zonder meer bij elkaar opgeteld mag worden. In veel gevallen zal er sprake zijn van een interac­tie tussen de verschillende schade­compo­nenten. Zo zullen hogere pro­ductiekos­ten (aan­passingen in de bedrijfsvoe­ring) veelal leiden tot een vermindering van de (schade door) opbrengst­der­ving, waardoor er per saldo geen of minder schade is als gevolg van hogere productiekos­ten.

Van vermogensschade is sprake als de maat­schappelijke handelswaarde van de grond of een zaak als gevolg van een schadever­oorza­kend(e) besluit of handeling is ge­daald.

Belastingschade kan ontstaan als de uitke­ring van een schadevergoeding ertoe leidt dat meer belasting moet worden betaald dan in de situatie dat geen schadevergoe­ding zou zijn ontvan­gen. Door het ineens betalen van de schadevergoeding kan namelijk meer belasting verschuldigd zijn dan bij periodieke betaling het gevolg zou zijn geweest.

Kosten die gemaakt worden om schadevergoeding te krijgen. Zie de toelichting bij artikel 10.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Een na­tuurlijk- of rechtsper­soon die recht­streeks door een besluit of handeling als be­doeld in artikel 2 in zijn belang wordt getroffen en meent ten gevolge hiervan scha­de te (zullen) lijden, kan het bestuursor­gaan verzoeken de geleden of te lij­den schade te vergoe­den. Ook indien betrokkene geen be­zwaar- of beroep­schrift heeft ingediend tegen het betref­fende (schade­veroor­zakend) besluit of han­deling, kan hij een verzoek om scha­de­ver­goe­ding op grond van deze regeling indie­nen. Het recht op schadevergoe­ding ontstaat niet eerder dan na het onherroe­pelijk wor­den van het besluit danwel het rechtens onaan­tastbaar worden van de hande­ling die aanlei­ding heeft gegeven tot het in­dienen van een verzoek om schade­ver­goe­ding.

Deze regeling treedt niet in de plaats van bestuurscompensatiebepalingen die zijn opge­no­men in bestaande wettelijke rege­lingen, zoals artikel 40 van de Wet op de water­huis­hou­ding, artikel 9.9.1 van de Verordening waterhuishouding Noord-Bra­bant 1997 of een keur van een water­schap. Deze wettelijke regelingen deroge­ren aan de onderhavige rege­ling. Het vierde lid van dit artikel wijst daar ook op: schadevergoeding (op grond van deze regeling) wordt uitgekeerd voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Het begrip verzekerd moet dus niet verward worden een verzekering tegen bijvoorbeeld brand- of stormschade, die een ieder kan afsluiten bij een verzekeringsmaatschappij.  Of een verzoeker nu wel of niet een of meer van dergelijke verzekeringen heeft afgesloten, is niet van belang voor de toepassing van deze regeling. Het is niet de bedoeling dat een bestuursorgaan een verzoek om schade afwijst, omdat de verzoeker mogelijk ook een claim kan indienen bij zijn of haar verzekeringsmaatschappij.

In deze rege­ling wordt dus een voorzie­ning gegeven voor die gevallen waar­in een  (andere) publiekrechtelijke schadere­geling ont­breekt. Het is dus wel mogelijk dat een bestuursorgaan het verzoek in het kader van deze regeling afwijst, omdat daarvoor een andere regeling bestaat. De procedurevoorschriften die in deze rege­ling zijn opgenomen, kunnen echter op grond van het tweede lid tevens wor­den toegepast in gevallen waar­in een wettelijke schaderegeling van toe­pas­sing is, voor zover de betreffende (hogere) wettelijke regeling zelf niet in procedure­voor­schrif­ten voorziet. Hoewel het toepassingsbereik in het eerste en tweede lid al vrij ruim is, zijn er zaken denkbaar die niet genoemd zijn, maar die uitstekend passen binnen de werkingssfeer van deze regeling. Voor dergelijke zaken, voorziet het derde lid in de mogelijkheid om de regeling  van toepassing te verklaren.

In het geval van schade als gevolg van recht­matig overheidshandelen wordt in de prak­tijk veelal de billijkheidscorrectie toege­past. De rechter vermindert dan de om­vang van de schade­vergoeding omdat het handelen in het algemeen belang, en dus mede in dat van de verzoeker, is geschied. Uit de jurisprudentie naar aan­lei­ding van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening blijkt echter dat de benadeelde in bepaalde gevallen geen recht heeft op een billijke maar op een volle­dige schade­ver­goeding. Dit is met name het geval als de schade niet (ge­heel) voort­vloeit uit een oorzaak die tot het normaal maat­schappe­lijk risico van de benadeel­de be­hoort te komen en er anderzijds geen omstandig­heden zijn aan te wijzen waar­­door de schade geheel of gedeel­telijk te zijnen laste dient te worden gelaten.

Ingeval van rechtmatig overheidsoptreden bestaat slechts een beperkte aansprakelijkheid van het waterschap. Het waterschap is slechts gehouden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door zijn rechtmatig overheidsoptreden, voorzover die schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven.

Het waterschap kan aansprakelijk zijn indien tenminste aan de volgende voorwaarden is voldaan.

  • Het betreffende overheidsoptreden moet rechtmatig zijn. Bij onoordeelkundig of onzorgvuldig optreden is over het algemeen sprake van onrechtmatig handelen. Deze regeling is niet van toepassing op dergelijke handelingen. Er zal sprake moeten zijn van een aanvaardbaar optreden.

  • Er moet schade zijn.

  • De schade moet zijn veroorzaakt door het rechtmatige optreden.Er moet tenminste sprake zijn van een oorzakelijk verband tussen het rechtmatige optreden van het waterschap en het gestelde nadeel.

Is aan deze drie voorwaarden voldaan dan dient vervolgens te worden onderzocht of de schade redelijkerwijs niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven. In de jurisprudentie is een en ander als volgt geconcretiseerd.

  • Het schadeveroorzakend optreden mag niet in de lijn der verwachting liggen. Schade voortvloeiend uit dergelijk optreden komt in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Of een bepaald optreden in de lijn der verwachting ligt kan afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de planologische ontwikkelingen in een gebied, maatschappelijke ontwikkelingen, het (waterhuishoudkundig) beleid van de overheid.Er zijn situaties denkbaar dat het schadeveroorzakend optreden in de lijn der verwachting ligt, maar de belanghebbende er desondanks geen rekening mee hoefde te houden. Deze situatie zal zich voordoen wanneer het optreden van abnormale omvang is of qua gevolgen bijzonder ingrijpend is. Een voorbeeld hiervan is de schade voortvloeiende uit de ontvangstplicht van specie voor de aangeland, die voortvloeit uit artikel 11 van de Waterstaatswet 1900. Als er zeer grote hoeveelheden specie vrijkomen kan het redelijk zijn dat het waterschap de aangeland een schadevergoeding toekent.

  • Eigen schuld, risicoaanvaarding, en dergelijke. Er is sprake van eigen schuld, in de betekenis dat de benadeelde onredelijk/onzorgvuldig handelt met het oog op zijn eigen belangen, wanneer de schade behalve aan het overheidsoptreden mede te wijten is aan een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, dan wel die omstandigheid tot zijn risicosfeer behoort. Van eigen schuld is in ieder geval sprake wanneer de benadeelde geacht kan worden vooraf kennis te hebben gehad van het toekomstig schadeveroorzakend optreden. Indien de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd naar gelang deze omstandigheid aan de schade heeft bijgedragen. Er is sprake van risicoaanvaarding als de benadeelde heeft ingestemd met de uitsluiting van de aansprakelijkheid of als deze willens en wetens het risico heeft aanvaard van op korte termijn intredende nadelige gebeurtenissen. Bij risicoaanvaarding vervalt de mogelijkheid van een aanspraak op schadevergoeding.

  • Bagatelschade.De omvang van de schade is ook van belang voor de aansprakelijkheid. Bagatelschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Slechts schade die qua aard en omvang van enige betekenis is, kan worden vergoed.

Artikel 3 Informatieplicht

De jurisprudentie heeft diverse eisen ontwik­keld waaraan een zorgvuldige voorbe­reiding van een besluit moet vol­doen. Een deel van deze eisen is al opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaling vormt een neerslag van een van deze eisen. Indien het be­stuursorgaan voorziet dat als gevolg van het nemen van een besluit schade zal ont­staan, wijst het bestuursorgaan de betrokkene voor­afgaande aan of bij het nemen van het besluit op hetgeen is be­paal­d in deze rege­ling.

Artikel 4 Indiening van een verzoek

Gelet op het karakter van de be­sluiten of handelingen die schade kunnen veroor­za­ken, is het niet goed mogelijk voor alle gevallen een vaste termijn te bepalen waarbin­nen het verzoek moet zijn ingediend. Soms zal de schade eerst optreden na langere tijd. In het geval van bijvoorbeeld vernat­ting of zetting kan de schade zich pas na verloop van jaren voordoen. In dat geval kan het verzoek nog worden gedaan tot 6 weken nadat de schade redelijkerwijs kon worden geconstateerd. Uiteraard verdient het de voorkeur dat schades zo snel mogelijk kenbaar gemaakt worden, zo mogelijk nog voordat de schade daadwerkelijk wordt geleden. Op die manier wordt het waterschap in staat gesteld om de schade nog zo veel mogelijk te beperken. Wanneer de benadeelde (te) lang wacht met de melding van de (potentiële) schade, kan er sprake zijn van eigen schuld of risicoaanvaarding; zie ook de toelichting onder artikel 2.

Elk verzoek dat bij een bestuursorgaan wordt ingediend, moet voldoen aan de eisen die de Algemene wet bestuursrecht daaraan stelt. Enkele van deze eisen zijn in dit artikel opgenomen. In het tweede lid van dit artikel worden ook nog enkele meer specifieke eisen gesteld aan een verzoek om schadevergoe­ding. Aan­sluiting is ge­zocht bij de admini­stratief­rech­te­lijke scha­de­ver­goedingsjurispru­den­tie. Ingevolge deze juris­prudentie dient de getroffen verzoe­ker­ onder meer duide­lijk aan te geven wat de aard en omvang is van de door hem gele­den schade of van de schade die hij vreest te zullen gaan lijden. De redactie van het tweede lid is dusdanig dat een verzoeker in ieder geval moet voldoen aan de eisen die gesteld worden in sub a tot en met sub d. De eisen die worden gesteld in sub e. en verder, zijn alleen toepasselijk als dat redelijkerwijs van de verzoeker kan worden gevraagd.

Als een verzoek om schadevergoeding niet voldoet aan de ge­stelde eisen als neer­ge­legd in artikel 4 van de onderhavige rege­ling, dan kan het bestuursorgaan op grond van artikel 4:5 Awb besluiten om het verzoek buiten be­handeling te laten. Alvorens het bestuursor­gaan hiertoe over­gaat, moet het de verzoe­ker echter in de gelegenheid stellen zo'n ver­zuim te her­stellen binnen een bepaal­de termijn. Gedu­rende deze termijn wordt op grond van artikel 4:15 Awb de beslistermijn, dus de termijn waar­binnen op het verzoek een be­sluit moet worden genomen, opge­schort.

Artikel 5 Voorleggen van het verzoek aan de commissie

De zorgvuldigheid waarmee een bestuursorgaan moet omgaan met verzoeken om schadevergoeding, kan betekenen dat een verzoek in handen wordt gesteld van externe deskundigen. Het eerste lid van artikel 5 biedt daartoe de mogelijkheid. In minder complexe gevallen kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het waterschap de zaak ook kan afhandelen zonder de commissie in te schakelen. Aldus zijn er drie procedures mogelijk, te weten:

  • a.

    de afhandeling zonder commissie, uitmondend in een voorlopig oordeel  van het bestuursorgaan;

  • b.

    de afhandeling met één onafhankelijke deskundige, uitmondend in een advies van deze deskundige; en

  • c.

    de afhandeling met commissie, uitmondend in een advies van de commissie.

Per schadezaak wordt bij het waterschap de afweging gemaakt of inschakeling van een adviescommissie nodig is. Wanneer al na summier onderzoek blijkt dat het verzoek niet kan worden gehonoreerd dan wel kan worden toegewezen, kan verwijzing naar de commissie achterwege blijven. Hetzelfde geldt wanneer blijkt dat een minnelijke schikking valt te treffen met de verzoeker.

Wanneer het bestuursorgaan ervoor kiest de zaak af te handelen zonder de commissie in te schakelen dient rekening te worden gehouden met de artikelen 4:13 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevol­ge artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht dient een dergelijke beslissing te worden genomen binnen acht weken na ontvangst van het verzoek. Het bestuursorgaan kan ook, met het oog op artikel 4:14 Awb, in de ont­vangstbeves­tiging een andere termijn aange­ven.

Artikel 6 Ontvangstbevestiging

De ontvangst van een verzoek om schade­ver­goeding wordt schriftelijk door het bestuurs­orgaan beves­tigd. Daarvoor is een termijn gesteld van vier weken. De ontvangstbevestiging geschiedt in beginsel in de vorm van een afzon­der­lijke schriftelijke kennisge­ving. In de ontvangstbevestiging dient het be­stuursorgaan eveneens een antwoord te geven op de vraag of het verzoek om schade­ver­goeding in handen wordt gesteld van de ad­vies­com­missie. Ook wordt de verzoeker de gelegenheid geboden om een eventueel verzuim in het verzoek om vergoeding, te herstellen.

Artikel 7 Samenstelling commissie

Per schadezaak wordt een deskundige of een commissie van drie deskundigen benoemd. Het is moge­lijk dat niet voor elk schadeverzoek dezelfde deskundigheid is vereist. Het bestuursorgaan kan dan besluiten om per schadegeval andere deskundigen te benoe­men. Aldus ontstaat een ‘groep’ van deskundigen die in wisselende samenstelling optreedt. Het kan voorkomen dat een commissie van 3 deskundigen onvoldoende kennis en deskundigheid in huis heeft bij complexe zaken. In dat geval kan het bestuursorgaan besluiten extra leden (met extra deskundigheid) toe te voegen aan de commissie.

Ook is het moge­lijk dat de commis­sie gebruik maakt van haar bevoegdheid om inlichtin­gen en adviezen in te winnen bij andere deskundigen - artikel 9 lid 2.

Op de advisering door de commissie is tevens het bepaalde in Afdeling 3.3. van de Alge­mene wet bestuursrecht van toe­passing.

Artikel 8 Bevoegdheden en verplichtin­gen van de commissie

Dit artikel behoeft geen nadere toelich­ting.

Artikel 9 Vergoedingen

De commissieleden komen in aanmerking voor een bezoldiging. De hoogte hiervan moet worden vastgesteld door het bestuursorgaan. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de gebruikelijke tarieven voor dergelijke deskundigen.

Artikel 10 Hoorzitting

Indien aan het horen van deskundigen kosten zijn verbon­den, komen deze in princi­pe voor rekening van de partij die de deskundige(n) heeft ingescha­keld.  

Op grond van recente ontwik­kelingen (onder meer de doorwerking van artikel 6:96 BW) mag worden aange­nomen dat de kosten, welke verzoe­ker maakt in ver­band met het vaststellen van de schade, zoals het inschake­len van deskundi­gen bij de berekening van de (hoogte van de) schade­vergoeding, in principe deel uitmaken van de door het bestuurs­orgaan uit te keren ver­goeding, voor zover deze kosten niet bovenmatig zijn en rede­lijker­wijze ge­maakt zijn. In ieder geval worden hier be­doeld kosten van deskundi­genrappor­ten waarom uitdrukke­lijk is verzocht, in de vorm van een verzoek om aanvullende gegevens door de commissie.

Als richtlijn bij de beoordeling van het al dan niet bovenma­tig zijn van kosten kun­nen de ta­rief­lijsten van organi­sa­ties van deskundi­gen worden gehan­teerd.

Artikel 11 Het onderzoek van de commis­sie

Deze verordening is door middel van artikel 2 van toepassing verklaard op een veelheid van besluiten. Hierdoor zijn vele schade-oorzaken en schadegevolgen mogelijk waarop deze regeling van toepassing is. Het is daarom ondoenlijk om regels te geven voor wat betreft de wijze van schadebegroting. Er zijn bovendien, al naar gelang de omstandigheden van het geval, meerdere methoden denkbaar met behulp waarvan in de praktijk de schade kan worden begroot. Als algemene regel kan dan ook worden geformuleerd dat de schade dient te worden begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is.

De hiervoor gegeven algemene regel kan ten aanzien van één onderwerp vooraf nader worden ingevuld, te weten ten aanzien van de begroting van vernattingsschade. Werkgroep IV van de Commissie Integraal Waterbeheer/CUWVO heeft in 1996 een advies geformuleerd met betrekking tot de vergoeding van vernattingsschade: “Handreikingen voor het vergoeden van vernattingsschade”. De adviezen in dit rapport die betrekking hebben op de methoden van schadeberekening gelden als uitgangspunt voor de commissie bij de vaststelling van vernattingsschades.

Aan de commissie kan de opdracht worden gegeven rekening te houden met het ter zake door het Rijk, de provincie of het waterschap gevoerde beleid, mits een zorgvuldig onderzoek daardoor niet wordt belemmerd.

Bepaalde zaken leveren niet alleen schade maar ook voordeel op. Onderdeel f. van het eerste lid ziet toe op de zogenaamde voor­deels­toerekening. Bij het beant­woorden van de vraag of het desbe­treffend be­sluit voor verzoe­ker tevens voordeel ople­vert, zal de gehele (be­drijfs)­situatie van verzoe­ker in ogen­schouw genomen wor­den.

Wanneer een zaak erg gecompliceerd is heeft de commissie de mogelijkheid om de adviestermijn eenmalig te verlengen.

Artikel 12 Toezending voorlopig oordeel of advies aan de verzoeker

Dit artikel behoeft geen nadere toelich­ting.

Artikel 13 Beslistermijn

Alvorens op het verzoek om schadever­goe­ding te beslissen, vormt het bestuurs­orgaan zich een zelfstandig oordeel om­trent alle van belang zijnde aspecten van de zaak. Indien de verzoeker gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn ziens­wijze omtrent het advies kenbaar te maken, dan betrekt het bestuursorgaan deze ziens­wijze bij de belan­ge­nafweging.

Artikel 3:9 Awb bepaalt dat indien een be­sluit berust op een onderzoek naar feiten en gedra­gingen dat door een advi­seur is ver­richt, het bestuursorgaan zich ervan moet verge­wissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevon­den.

De beslissing van het bestuursorgaan is een voor beroep vatbare beslissing. De bepalingen van de hoofdstukken 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 14 Voorschotverlening

Het is mogelijk dat de verzoeker bij het be­stuursorgaan (tevens) een verzoek indient om (alvast) een voorschot uit te keren, terwijl het verzoek om schadevergoeding nog niet is af­gehandeld. Artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt voorschotverlening mo­gelijk ten aanzien van subsidies. In dit artikel wordt deze bepaling uit de Awb ook van toe­passing verklaart op voorschotverlening op schadevergoeding. Het bestuursorgaan kan een dergelijk verzoek alleen inwilligen als er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verzoek om schadevergoeding ook zal worden ingewilligd.

Om te voorkomen dat de uitkering van een voorschot zal worden aangemerkt als het er­kennen van aansprakelijkheid door het be­stuursorgaan, is in het derde lid expliciet op­genomen dat verlening van een voorschot geen erkenning houdt van de aanspraken.

Artikel 15 Betaling

Besluitvormingsprocedures betreffende het verlenen van schadevergoeding duren over het algemeen vrij lang. Het is in beginsel niet redelijk om de tijdens de beslistermijn door de benadeelde betaalde of gederfde rente voor zijn rekening te laten. De benadeelde maakt in beginsel dan ook aanspraak op vergoeding van gederfde of betaalde interesse vanaf het moment waarop het verzoek om schadevergoeding wordt ontvangen tot het moment van het toekenningsbesluit. De interessen maken deel uit van de totale schadevergoeding zodat slechts over het uit te betalen schadebedrag gederfde of betaalde rente wordt vergoed.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Via de hardheidsclausule is aan het be­stuurs­orgaan de mogelijkheid gelaten om in inci­dentele gevallen, bijvoorbeeld in het geval dat een bedrijf vanwege de strikte toepassing van het in deze regeling gestel­de in continu­ïteitsproblemen geraakt dan wel dreigt te geraken, van het bepaalde in deze regeling af te wijken en een voor dat incidentele geval passende compensa­tie te verstrekken.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeerti­tel

Dit artikel behoeft geen nadere toelich­ting.