Regeling vervallen per 01-01-2009

Omslagklassenverordening waterschap Hollandse Delta 2005

Geldend van 17-01-2005 t/m 31-12-2008 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Omslagklassenverordening waterschap Hollandse Delta 2005

Omslagklassenverordening waterschap Hollandse Delta 2005

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Deze verordening verstaat onder:

  • a. Omslagverordening: de Omslagverordening waterschap Hollandse Delta 2005;

  • b. taakgebied: een bij waterschapsreglement aangegeven gebied waarin één of meer taken van de aan het waterschap opgedragen taken worden behartigd;

  • c. ongebouwde onroerende zaak: een ongebouwde onroerende zaak als bedoeld in artikel 4 van de Omslagverordening waterschap Hollandse Delta 2005;

  • d. gebouwde onroerende zaak: een gebouwde onroerende zaak als bedoeld in artikel 9 van de Omslagverordening waterschap Hollandse Delta 2005.

Artikel 2 Instelling omslagklassen

  • Teneinde te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging van onroerende zaken bij de toepassing van de Omslagverordening leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de

  • omslagplichtigen, worden:

  • a. in het taakgebied betreffende het waterkwantiteitsbeheer een omslagklasse ingesteld voor de ongebouwde onroerende zaken met de aanduiding I.A en II.A;

  • b. in het taakgebied betreffende het waterkwantiteitsbeheer een omslagklasse ingesteld voor de gebouwde onroerende zaken met de aanduiding I.B en II.B;

  • c. in het taakgebied betreffende de waterkeringszorg een omslagklasse ingesteld voor de ongebouwde onroerende zaken met de aanduiding III.A;

  • d. in het taakgebied betreffende de waterkeringszorg een omslagklasse ingesteld voor de gebouwde onroerende zaken met de aanduiding III.B.

Artikel 3 Begrenzing omslagklassen

  • De omslagklassen, bedoeld in artikel 2, bestaan met betrekking tot:

  • - omslagklasse I.A uit de ongebouwde onroerende zaken die gelegen zijn in het duingebied, zoals aangegeven op een bij deze verordening behorende kaart;

  • - omslagklasse I.B uit de gebouwde onroerende zaken die gelegen zijn in het duingebied, zoals aangegeven op een bij deze verordening behorende kaart;

  • - omslagklasse II.A uit de ongebouwde onroerende zaken die gelegen zijn in het gebied Zuiderdiep c.a., zoals aangegeven op een bij deze verordening behorende kaart;

  • - omslagklasse II.B uit de gebouwde onroerende zaken die gelegen zijn in het gebied Zuiderdiep c.a., zoals aangegeven op een bij deze verordening behorende kaart;

  • - omslagklasse III.A uit de ongebouwde onroerende zaken die gelegen zijn in het gebied van de voormalige polders Zuidoord en Beeningerwaard, zoals aangegeven op een bij deze

    verordening behorende kaart;

  • - omslagklasse III.B uit de gebouwde onroerende zaken die gelegen zijn in het gebied van de voormalige polders Zuidoord en Beeningerwaard, zoals aangegeven op een bij deze

    verordening behorende kaart.

Artikel 4 Correctiefactor ongebouwd

Ten aanzien van de in artikel 3 van de Omslagverordening bedoelde omslagplichtigen wordt, op de op de voet van artikel 5 van die verordening vastgestelde heffingsmaatstaf van een

ongebouwde onroerende zaak die geheel of nagenoeg geheel in een omslagklasse is gelegen, een vermenigvuldigingsfactor toegepast. Als vermenigvuldigingsfactor geldt voor:

omslagklasse I.A 0,25

omslagklasse II.A 0,50

omslagklasse III.A 0,50

Artikel 5 Correctiefactor gebouwd

Ten aanzien van de in artikel 8 van de Omslagverordening bedoelde omslagplichtigen wordt, op de op de voet van artikel 10 van de verordening vastgestelde heffingsmaatstaf van een

gebouwde onroerende zaak die in een omslagklasse is gelegen, een vermenigvuldigingsfactor toegepast. Als vermenigvuldigingsfactor geldt voor:

omslagklasse I.B 0,25

omslagklasse II. B 0,50

omslagklasse III.B 0,50

Artikel 6 Intrekking oude verordening, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Omslagklassenverordening Goeree-Overflakkee 1995' van 16 september 1994, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 10 maart 1995, bij besluit

    nr. DWM/93596, laatstelijk gewijzigd op 15 december 2000, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 9 januari 2001, bij besluit nr. DWM/2000/14337 en de 'Omslagklassenverordening 1995' van De Brielse Dijkring van 10 november 1994, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland op 27 februari 1995, bij besluit nr. DWM/89312, worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastingjaren waarover waterschapsomslagen worden geheven met inachtneming van het bepaalde in die verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking en werkt terug tot en met l januari 2005.

  • 3. Deze verordening vindt voor het eerst toepassing op het belastingjaar dat aanvangt op 1 januari 2005.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Omslagklassenverordening waterschap Hollandse Delta 2005.

Toelichting op de Omslagklassenverordening waterschap Hollandse Delta 2005

ALGEMEEN

Inleiding

Met de Kostentoedelingsverordening en de Omslagverordening vormt de Omslagklassenverordening de basis voor het opleggen van de aanslagen gebouwd en ongebouwd voor het waterschap. In artikel 120, lid 7, van de Waterschapswet is bepaald dat het algemeen bestuur van het waterschap, met betrekking tot de bepaling van de heffingsmaatstaf voor ongebouwde en gebouwde onroerende zaken, een verordening kan vaststellen, waarin omslagklassen voor onroerende zaken worden ingesteld om te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid leiden tot onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtigen.

Met de kostentoedeling is er een belangrijke inhoudelijke relatie. Veelal zal immers reeds bij het kostentoedelingsonderzoek aan het licht komen dat er binnen een belangencategorie een zodanig verschil in voorzieningenniveau is, dat dit leidt tot onevenredig voor- of nadeel bij de omslagheffing. In die zin ligt de beslissing om al dan niet tot het instellen van omslagklassen over te gaan in het verlengde van de kostentoedeling. Hier wordt er dan ook vanuit gegaan dat de basis van de indeling in omslagklassen ontleend wordt aan het kostentoedelingsonderzoek. Door op deze wijze aan te sluiten bij het voorzieningenniveau, wordt ook de meest zuivere (consistente) benadering van het verschil in belang gekozen.

De Waterschapswet bevat twee uitgangspunten voor het instellen van omslagklassen, namelijk het tot uitdrukking brengen van verschillen in hoedanigheid en ligging en het voorkomen van onevenredig voor- of nadeel. Aan de hand van deze uitgangspunten dient een afweging gemaakt te worden omtrent het al dan niet instellen van omslagklassen. Verschillen in hoedanigheid en ligging worden bepalend geacht voor verschillen in voorzieningenniveau die door het waterschap worden getroffen voor onroerende zaken. Indien binnen één omslagplichtige categorie de verschillen in voorzieningenniveau zodanig zijn dat onevenredig voor- of nadeel ontstaat voor de belastingplichtigen, moeten omslagklassen worden ingesteld. Verschillen in voorzieningenniveau kunnen zichtbaar gemaakt worden door middel van het kostentoedelingsonderzoek. Uitgangspunt blijft dat binnen het omslagstelsel van de waterschapsbelastingen steeds een globale benadering voorop blijft staan. Dit vloeit voort uit de solidariteitsgedachte en voorkomt bovendien de suggestie dat er altijd een heldere afbakening van het belang mogelijk is. Op grond van bestaande jurisprudentie en interpretatie van het begrip 'onevenredig voor- of nadeel' kan worden geconcludeerd dat een waterschap terughoudend dient te zijn met het instellen van omslagklassen. Pas bij verschillen in belang van 50% of meer is een waterschap verplicht om tot het instellen van omslagklassen over te gaan. Aangezien bij verschillen in belang voor 25% of minder in ieder geval niet meer kan worden gesproken van onevenredig voor- of nadeel, ligt het instellen van omslagklassen in die situaties niet voor de hand. Er bestaat derhalve een marge van 25-50% waarbinnen een bestuurlijke afweging kan plaatsvinden.

Categorieën

Uit de wettekst volgt dat alleen omslagklassen voor onroerende zaken kunnen worden ingesteld. Dat betekent dat omslagklassen kunnen worden toegepast bij de omslag gebouwd en de omslag ongebouwd. Voor de ingezetenen kunnen derhalve geen omslagklassen worden ingesteld.

Door verschillen in hoedanigheid en ligging van gebouwde onroerende zaken kan het voorkomen dat het vereiste waterstaatkundig voorzieningenniveau niet voor alle gebouwde onroerende zaken binnen het waterschap gelijk is. Daarbij kan met name worden gedacht aan verschillen in hoedanigheid en ligging van gebouwde onroerende zaken die van invloed zijn op het leveren van waterbezwaar (zoals hoogteligging), zodat de te betalen omslag correspondeert met het belang van de onroerende zaak. Bij de omslag gebouwd betekent dit dat de waarde in het economische verkeer met de omslagklassenfactor wordt vermenigvuldigd.

Taken

Omdat alleen kan worden gesproken van belang in relatie tot een taak, zal ook het instellen van omslagklassen per taak worden bezien.

De waterkeringszorg is gericht op de bescherming van het achterliggende gebied tegen overstroming. Zij geschiedt niet voor bepaalde categorieën in het bijzonder, maar is gericht op de belangen van een ieder, zij vormt een basisvoorwaarde voor het bestaan. De waterkeringszorg is een echt collectief goed en derhalve een zuivere overheidstaak, die alleen tot stand kan komen na gedwongen bijdragen. Uit het puur collectieve karakter volgt dat in het algemeen het belang van alle onroerende zaken in het omslagplichtig gebied voor de waterkering even groot is. Bij de waterkeringszorg kunnen zich evenwel specifieke omstandigheden voordoen, die leiden tot een verschil in belang.

Het waterkwantiteitsbeheer dient in zijn totaliteit als een quasi-collectief goed beschouwd te worden. Het waterbeheersingsstelsel vormt namelijk een geheel dat niet te onderscheiden is in een hoofd watersysteem en een detailwatersysteem. Niet iedere onroerende zaak in het omslagplichtig gebied hoeft een gelijk belang te hebben bij de voorzieningen die het waterschap treft in het kader van het waterkwantiteitsbeheer. Ten aanzien van het waterkwantiteisbeheer kunnen er dus verschillen in belang zijn binnen de gebouwde of ongebouwde onroerende zaken die aanleiding geven tot het instellen van omslagklassen.

De wegenzorg is eveneens te beschouwen als een quasi-collectief goed, dat onder overheidsinvloed is gebracht op grond van doelmatigheidsoverwegingen en op grond van stimulering van de (regionaal) economische ontwikkelingen. Het is niet ondenkbaar dat bepaalde onroerende zaken binnen het omslagplichtig gebied van het waterschap meer belang hebben bij de wegenzorg dan anderen. Deze verschillen kunnen bijvoorbeeld worden veroorzaakt, doordat binnen het omslagplichtig gebied verschillen bestaan in de kwaliteit of de dichtheid van het wegennet dat het waterschap beheert. Ook de mate van ontsluiting van onroerende zaken door andere dan waterschapswegen kan daarbij een rol spelen. In dergelijke gevallen kan het noodzakelijk zijn om omslagklassen in te stellen, om te voorkomen dat er onevenredig voor- of nadeel voor belastingplichtigen ontstaat.

Criteria

Voor de onderbouwing van de indeling in omslagklassen kan gebruik worden gemaakt van de methode Oldambt. In deze methode staan het voorzieningenniveau en de kosten daarvan centraal. De methode Delfland is hiertoe niet geschikt, omdat deze uitgaat van de waardeverhoudingen gebouwd/ongebouwd.

Bij de keuze van een criterium voor de indeling in omslagklassen zijn twee factoren van groot belang. Ten eerste dient het onderscheiden criterium objectief meetbaar te zijn en ten tweede dient het criterium een duidelijke relatie te hebben met het voorzieningenniveau. Aangezien hiervoor een relatie is gelegd om voor de indeling in omslagklassen aan te sluiten bij het kostentoedelingsonderzoek, ligt het voor de hand om voor de indeling in omslagklassen ook het criterium afvoerfactor te hanteren. Dit criterium voldoet ook aan de eis van objectieve meetbaarheid en vertoont een nauwe relatie met het voorzieningenniveau bij de waterkwantiteitszorg. Aangezien er een nauwe samenhang bestaat tussen waterbezwaar, hoogteligging, afwatering en drooglegging enerzijds en de afvoerfactor anderzijds, zijn de eerdergenoemde criteria veelal te herleiden tot afvoerfactoren.

Voor gebouwde onroerende zaken geldt dat verschillen in voorzieningenniveau tussen onroerende zaken niet eenvoudig zijn vast te stellen. Voor de bepaling van eventuele omslagklassen kan men naast de afvoerfactoren rekening houden met de volgende omstandigheden:

- bemalen en onbemalen onroerende zaken en

- gerioléerde en ongerioleerde onroerende zaken.

Voor ongebouwde onroerende zaken geldt evenzeer dat verschillen in voorzieningenniveau tussen onroerende zaken kunnen worden bepaald door gebruik te maken van het criterium afvoerfactor. Daarnaast zou rekening gehouden kunnen worden met de volgende omstandigheden:

- zichtbare of onzichtbare ontwatering en

- bemalen en onbemalen gebieden.

De huidige regeling is zoveel mogelijk vertaald in een Omslagklassenverordening en dit levert, mede op basis van een onderzoek van Tauw, bij de navolgende taken het volgende beeld op.

WATERKERINGSZORG

Ten aanzien van de waterkeringszorg hebben in beginsel alle binnen de primaire waterkering gelegen onroerende zaken collectief een 100%-belang en is dus geen sprake van een nevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtige. Een en ander vloeit voort uit de eerdergenoemde solidariteitsgedachte, welke gedachte in het Deltagebied eens te meer geldt ten aanzien van de waterkeringszorg.

Afwijking van het 100%-waterkeringsbelang komt in enkele gevallen voor en wel daar waar bescherming tegen één of beide genoemde risico's niet wordt geboden of, in bijzondere gevallen, niet hoeft te worden geboden (sterk beperkte zorg). Hierdoor ondervinden omslagplichtigen als gevolg van verschil in hoedanigheid en ligging van onroerende zaken onevenredig nadeel bij de taakuitoefening van de (collectieve) waterkeringstaak van het waterschap. Dit geldt met name bij de voormalige polders Zuidoord en Beeningerwaard, waar sprake is van een mindere mate van bescherming.

WATERKWANTITEITSBEHEER

Ook met de zorg voor de waterkwantiteit wordt in beginsel een (quasi-)collectief (100%) belang gediend en is dus geen sprake van een onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtige bij de waterkwantiteitstaak.

Voor het gehele gebied is voor de opvang en het transport alsmede voor het lozen c.q. uitslaan van overtollig water een infrastructuur gerealiseerd, bestaande uit een waterlopenstelsel, gemalen, sluizen, stuwen en dergelijke. Voor het gehele gebied is een (polder)peil (zomer- en/of winterpeil) vastgesteld. Dit polderpeil is binnen peilgebieden zodanig vastgesteld dat, zoveel als mogelijk, rekening is gehouden met de aanwezige belangen. Via de polderpeilhandhaving verricht het waterschap zodanige inspanningen dat de uitoefening van de waterkwantiteitstaak zo geschiedt dat afwijkingen van het gemiddelde voor individuele percelen in beginsel binnen de eerdergenoemde bandbreedte blijven. Uit een onderzoek volgens de methode Oldambt is voor de duingronden (zoals hiervoor vermeld) een reductie op de omslag berekend van 25%.

Een reductie van 47% is berekend voor de 'Zuiderdiepboezem c.a.', zodat hiervoor - ingevolge de hiervoor genoemde criteria - geen aparte omslagklasse ingesteld zou behoeven te worden. Uit bestuurlijke overwegingen is besloten toch een reductie op de omslag te berekenen van 50%.

WEGENZORG

Ten behoeve van de ontsluiting van alle percelen is een infrastructuur opgebouwd die continu in exploitatie is. Het totale wegennet dient dan ook direct, danwei indirect de belangen van alle onroerende zaken op het beheersgebied van Hollandse Delta, met uitzondering van die gebieden die thans geen belang hebben bij de uitoefening van de wegentaak, zoals het eiland van Dordrecht, het westelijk havengebied (Botlek/Europoort/Maasvlakte) en Port Zélande. Daarbij valt op te merken dat de collectieve achtergrond van het ontsluitingsbelang en de daaruit voortvloeiende behoefte aan een voorziening om een perceel te ontsluiten, is gehonoreerd als het perceel direct of indirect op het stelsel van openbare wegen is ontsloten.

Bovengenoemd principe geldt ook voor de buitendijkse gebieden. Vanuit de solidariteitsgedachte moet dan ook elke onroerende zaak een gelijke koste n bij d rag e leveren. In gevallen waarin vanuit de functie een belang c.q. behoefte aan ontsluiting aannemelijk is, wordt een 100%-bijdrage in de wegenzorg gevergd en is er dus geen sprake van onevenredig voor- of nadeel voor de omslagplichtige bij de uitvoering van de wegentaak van het waterschap.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel l zijn enkele begrippen, die in het vervolg van de modelverordening verschillende malen voorkomen, nader gedefinieerd.

Artikel 2

In artikel 2 wordt de rechtsgrond voor de instelling van omslagklassen aangegeven. Daarbij wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 120, zevende lid, van de Waterschapswet. Omslagklassen worden ingesteld om te voorkomen dat verschillen in hoedanigheid of ligging leiden tot onevenredig voor- of nadeel. Tevens wordt aangegeven voor welke taken en voor welke categorieën omslagklassen worden ingesteld. Als voorbeeld zijn genoemd omslagklassen voor het gebouwd en voor het ongebouwd bij het kwantiteitsbeheer. De omslagklassen zijn op abstracte wijze aangeduid met een combinatie van letters en cijfers.

Artikel 3

In artikel 3 wordt de begrenzing van de verschillende omslagklassen omschreven. In het taakgebied betreffende het waterkwantiteitsbeheer is een omslagklasse ingesteld zowel voor de

ongebouwde als de gebouwde onroerende zaken die gelegen zijn in het duingebied. Een en ander is nader aangeduid op een bij deze verordening behorende kaart. In het duingebied heeft, gezien de aard van het gebied, geen peilbeheer plaats. De gronden leveren veelal geen zichtbaar waterbezwaar of stromen vrij af op bemalen gebieden. De reductie voor dit gebied is voor het waterkwantiteitsbeheer gesteld op 75%. Voor de polders Zuidoord en Beeningerwaard geldt een verminderd belang bij de waterkeringszorg. De reductie was eerder al vastgesteld op 50%.

Artikelen 4 en 5

De artikelen 4 en 5 geven de factoren weer waarmee de heffingsmaatstaf van respectievelijk de ongebouwde en gebouwde onroerende zaken wordt gecorrigeerd. Bij de berekening van de omslag wordt de maatstaf van de onroerende zaak vermenigvuldigd met de factor, zoals genoemd in artikel 4 of 5. De gecorrigeerde maatstaf wordt vervolgens vermenigvuldigd met het tarief voor de taak waarvoor omslagklassen zijn ingesteld. De tarievenvoor de taken waarvoor geen omslagklassen zijn ingesteld, worden vermenigvuldigd met de 'ongecorrigeerde' oppervlakte.

Bij de bepaling van de vermenigvuldigingsfactoren voor het taakgebied waterkwantiteitsbeheer is aansluiting gezocht bij het rapport 'Omslagklassen Waterschap Hollandse Delta i.o.' van Tauw bv, november 2004'.

Artikel 6

Artikel 6 regelt de intrekking van de oude verordeningen, de inwerkingtreding van de nieuwe verordening en de citeertitel. In het eerste lid is bepaald dat de oude omslagklassenverordeningen van de waterschappen De Brielse Dijkring en Goeree-Overflakkee worden ingetrokken, maar dat de bepalingen van die verordening van kracht blijven voor de jaren waarvoor de verordening heeft gegolden. Dit met het oog op nog op te leggen aanslagen over voorgaande jaren. Het tweede lid van artikel 6 regelt de inwerkingtreding. Evenals onder besluiten van het waterschap kan de Omslagklassenverordening niet in werking treden, voordat deze is bekendgemaakt. Aanslagen die worden vastgesteld met toepassing van de

Omslagklassenverordening kunnen pas worden opgelegd na bekendmaking en inwerkingtreding van die verordening.