Beleidsregel bouwen op en nabij de primaire en voorliggende waterkeringen

Geldend van 29-05-2009 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bouwen op en nabij de primaire en voorliggende waterkeringen

1 Begrippenlijst

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • Beschermingszone:

    Een in de legger vastgelegde zone aan weerszijden van een waterkerende constructie waarin meer ontwikkelingen zijn toegestaan dan in de (tussenliggende) kernzone (of waterkering).

  • Binnenberm:

    Extra verbreding aan de landzijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden en/of om zandmeevoerende wellen te voorkomen.

  • Binnentalud:

    Hellend vlak van het dijklichaam aan de landzijde van de dijk.

  • Binnenteen:

    De onderrand van het dijklichaam aan de landzijde van de dijk (de overgang van dijk naar maaiveld).

  • Bouwwerk:

    Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

  • DTH (Dijktafelhoogte):

    Minimaal vereiste hoogte van de kruin van de waterkering, zoals vastgelegd in de legger.

  • Dwarsprofiel:

    Profiel van een dijklichaam, haaks op de lengterichting ervan.

  • Erosie:

    Proces waarin wind, ijs, langs- of afstromend water zand- of kleideeltjes uit de waterkerende constructie (dijken, duinen) meevoeren.

  • Erosiescherm:

    (damwand)constructie in de waterkering ter voorkoming van erosie.

  • Invloedszone:

    De tot de waterkering behorende gronden, zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van de waterkering, die daadwerkelijk bijdragen aan het

    waarborgen van de stabiliteit of die onder invloed staan van de toekomstige versterking.

    toelichting: Op basis van de te hanteren normen, de grondslag en opbouw van de waterkering is een grondmechanische invloedszone te bepalen.

    Werkzaamheden (bouwen, boren etc) in deze zone kunnen van invloed zijn op de stabiliteit van de waterkering en daarmee ook op de veiligheid.

    Bij de invloedszone horen ook de gronden die door de toekomstige dijkversterking worden beinvloed. Denk met name aan bouwwerken die als gevolg van de dijkversterking zouden kunnen gaan scheuren.

  • Kernzone (of waterkering):

    Binnenste zone van het keurgebied, deze zone ligt ter weerszijden van de middenkruinlijn. Zone met de meest stringente keurverordeningen.

  • Kruin:

    Het hoogste gedeelte van het dijklichaam.

  • Legger:

    Document waarin is omschreven waaraan de waterkering moet voldoen op richting, vorm, afmeting en constructie en waarin de keurbegrenzingen

    worden weergegeven. Tevens geeft het document de verplichtingen en onderhoudsplichten weer.

  • MHW (Maatgevend hoogwater):

    Het maximale waterpeil waarmee rekening wordt gehouden bij het bepalen van de veiligheid van de waterkeringen.

  • Overhanging:

    Object of deel van een bouwwerk dat buiten de fundering van dat object of bouwwerk uitsteekt.

  • Piping:

    Het ontstaan van pijpvormige uithollingen onder een waterkering door zandmeevoerende wellen.

  • Primaire waterkering:

    Een waterkering die beveiliging biedt tegen overstroming doordat deze ofwel behoort tot het stelsel dat een dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden - omsluit, ofwel voor een dijkringgebied is gelegen.

  • Profiel van vrije ruimte:

    Vrij te houden ruimte voor het blijvend kunnen realiseren van een goed functionerende waterkering, ook in de toekomst.

  • Stabiliteitszone:

    Tot de waterkering behorende gronden, die daadwerkelijk bijdragen aan het waarborgen van de stabiliteit, zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde van de waterkering op basis van toekomstige maatgevende belastingen.

  • Stormprofiel:

    Het minimaal aanwezige profiel van de waterkering, waarbij na een stormperiode nog een voldoende veilig profiel in stand blijft na afslag van het (niet-erosiebestendige) voorland.

2 Inleiding

Het waterschap Hollandse Delta is binnen haar beheersgebied verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van primaire waterkeringen en regionale waterkeringen (voorliggende waterkeringen, boezemkaden en compartimenteringsdijken). Primaire waterkeringen keren zee- en rivierwater. Binnen de beschermingszones van de waterkeringen is het verboden om (bouw)werken te maken. Het waterschap wil deze zones ook zo veel mogelijk vrij houden van bouwwerken, maar soms vraagt het maatschappelijk belang om toch binnen de beschermingszones te bouwen. Deze beleidsregel geeft aan onder welke voorwaarden dat mogelijk is.

3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op alle bouwwerken die worden uitgevoerd in- op of nabij het stelsel van primaire waterkeringen binnen het beheersgebied

van Hollandse Delta. Deze beleidsregel is niet van toepassing op de duingebieden (daar gelden afslagprofielen). Het stelsel van primaire waterkeringen is als zodanig juridisch omschreven in de reglementen en de Leggers van de waterschappen die per 1 januari 2005 zijn opgegaan in waterschap Hollandse Delta. Zolang als het overgangsreglement van Hollandse Delta daarin voorziet, blijven deze waterkeringen hun juridische status behouden op grond van eerder vastgestelde besluiten.

De waterkeringen van Hollandse Delta zijn naar vorm, lengte, breedte, hoogte beschreven en getekend in de Leggers. Daarin zijn ook de zones aangegeven waarop de Keur van toepassing is.

4. Relatie beleidsregel tot eerdere mededelingen

Deze beleidsregel vervangt het ongeschreven beleid en/of de volgende beleidsnotities die door de rechtsvoorgangers van Hollandse Delta zijn vastgesteld, namelijk:

  • bouwbeleid waterkeringen waterschap De Groote Waard d.d. augustus 2000;

  • bouwbeleid waterkeringen waterschap Goeree Overflakkee d.d. 11december 2000;

  • regels bouwbeleid waterschap De Brielse Dijkring;

  • bouwbeleid waterschap IJsselmonde d.d. februari 2001.

5. Doelstelling

Waterschap Hollandse Delta wil met deze beleidsregel net uitvoeren van bouwwerken in, op of nabij de primaire waterkeringen reguleren. Deze beleidsregel beoogt:

  • eenduidige en duidelijke uitvoeringsregels vast te stellen die gericht zijn op het instandhouden van degelijke en goed functionerende waterkeringen binnen het gehele beheersgebied van Hollandse Delta;

  • het zorgvuldig afwegen van belangen die spelen bij het uitvoeren van bouwwerken in, op of nabij waterkeringen;

  • het bieden van duidelijkheid wanneer en onder welke voorwaarden het waterschap vergunning of ontheffing kan verlenen voor het uitvoeren van bouwwerken in, op of nabij waterkeringen.

6 Juridisch kader en grondslag

Volgens artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder beleidsregel verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

De Keur verbiedt werken te maken, te hebben, te vernieuwen, te wijzigen of op te ruimen binnen de begrenzing van de waterkeringen en de beschermingszones (artikel 9, lid 1). De Legger van de waterkeringen geeft aan waar de waterkeringen en de beschermingszones zich bevinden.

Volgens artikel 52 van de Keur kan het bestuur van het waterschap vergunning verlenen voor handelingen die in strijd zijn met de in de Keur genoemde verboden.

7 Beleidskader

De uitgangspunten waar deze beleidsregel op is gebaseerd vallen binnen de kaders van (hoger) strategisch beleid en de daaruit voortvloeiende wetgeving op het gebied van waterkeringbeheer. Het strategisch beleid van het waterschap ten aanzien van waterkeringbeheer is vastgelegd in het Beleidsplan Waterkeringen "Kijk op Dijk en Duin", WSHD december 2006.

Relatie beleidsregel met beleidskader

Deze beleidsregel moet gezien worden als een uitwerking van het Beleidsplan Waterkeringen van waterschap Hollandse Delta. Het Beleidsplan is een strategisch document dat het waterschap heeft opgesteld op grond van art 14 van de Wet op de waterkeringen. Het bevat de hoofdlijnen van beleid waarop het waterschap het integrale beheer van de primaire (dijken en duinen) en de regionale waterkeringen uitvoert. De beleidsregels, waaronder dit document valt zijn een uitwerking van dit beleid. Deze regels zijn dynamischer van aard en kunnen zonodig worden aangepast aan nieuwe ontwikkelingen.

8 Gerelateerde wetgeving

Bij het uitvoeren van werken in, op of nabij waterkeringen is naast het gestelde in de Keur, soms ook andere wetgeving van toepassing die invloed heeft op deze beleidsregel. Hiervoor wordt verwezen naar het Beleidsplan Waterkeringen.

9 Probleemstelling

Waterkeringen dienen als verdediging tegen hoge waterstanden. Met het oog op de toenemende hoeveelheid neerslag en de stijgende zeespiegelrijzing zullen de waterkeringen steeds op niveau gehouden, gebracht of verbeterd moeten worden.

De druk op en rond de waterkeringen neemt echter toe door bevolkingsgroei, stedelijke- en commerciele ontwikkelingen, natuurbehoud, recreatie, wegbeheer enzovoort. Het reserveren van ruimte voor dijkverbeteringen en/of dijkverzwaringen staat op gespannen voet met de wens het stedelijk gebied uit te breiden. Alleen door duidelijke beleidsregels is het mogelijk om sturend te kunnen optreden en de instandhouding van de waterkeringen te waarborgen.

In deze beleidsregel worden de bezwaren, effecten of invloed van bouwwerken in, op of nabij waterkeringen aangehaald. Een bouwwerk binnen de (directe) invloedssfeer van een waterkering is een potentiele verzwakking en kan de beheerbaarheid beperken. Extra aandacht is er voor dijkvakken die momenteel niet voldoen aan de norm die de Wet op de waterkeringen stelt.

10 Toetsingscriteria

Bij het plannen van bouwwerken moet rekening worden gehouden met toekomstige ruimtelijke reserveringen voor waterkeringen. Daarbij gelden de onderstaande tijdshorizonnen:

Tabel

Type waterkering

Tijdshorizon

Ruimtelijke reserveringen voor primaire waterkeringen langs de kust (Noordzee) *

200 jaar

Ruimtelijke reserveringen voor de overige primaire waterkeringen

100 jaar

Bij plannen/bouwwerken met een te voorziene langere levensduur kan verder vooruit worden gekeken.

* Dit zijn de primaire waterkeringen aan de zeezijde van de diverse dammen en stormvloedkeringen, exclusief duingebieden:

Goeree Overflakkee:

  • de buitenhaven van Stellendam

  • het Flaauwe Werk

Voorne Putten:

  • Brielse Maasdijk

  • Brielse Maasdam

  • Oostvoornsemeer

Rozenburg:

  • Calanddijk

Om de gestelde doelen te kunnen halen wordt een bouwaanvraag aan de volgende criteria getoetst:

Algemeen

Buiten de beschermingszone

1. Een bouwwerk buiten de beschermingszones is niet vergunningplichtig uit oogpunt van het waterkeringenbeheer.

Binnen de beschermingszones

2. Daar waar het bestemmingsplan be- of verbouwing in of nabij de waterkering toestaat kan vergunning worden verleend onder de volgende voorwaarden (punt 3 tot en met 6):

Binnendijks, maar buiten de stabiliteitszone

3. Buiten de stabiliteitszone mag op het bestaande maaiveld worden

gebouwd.

Binnendijks binnen de stabiliteitszone

4. Indien het achterliggend maaiveld binnen de beschermingszone hoger ligt dan NAP + 2,0 meter kan binnen de stabiliteitszone worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    bouwwerken moeten buiten de kruin en het (toekomstig) binnentalud blijven. De grens wordt bepaald door de teen van het (denkbeeldig) boventalud tot een hoogte van NAP + 2,0 m;

  • b.

    de onderzijde van het laagste horizontale funderingselement (vloeren of balken) mogen het profiel van vrije ruimte niet doorsnijden;

  • c.

    de fundering moet bestaan uit grondverdringende palen zonder verzwaarde voet, of op staal;

  • d.

    aan de dijkzijde van het gebouw moet een erosiescherm (schot) van minimaal 1 meter lengte worden geplaatst.

Buitendijks

5. Voorwaarden voor buitendijks bouwen zijn:

  • a.

    bebouwing moet minimaal 10 meter uit de huidige buitenkruin blijven met de onderzijde van het laagste vloerpeil (funderingsbalken) boven MHW + 1,0 meter (= verwacht MHW over 100 jaar);

    bij hoog voorland waarvan de hoogte random MHW + 1,0 meter ligt en dat breder is dan circa 60 meter kan de eis van de onderzijde laagste vloerpeil worden gewijzigd in een talud van 1:3;

  • b.

    aan de dijkzijde van het gebouw moet een erosiescherm (schot) van minimaal 1 meter lengte worden geplaatst.

Voor dijken langs de kust geldt als eis MHW + 2,0 meter.

Biikomende zaken

6. Bijkomende zaken als huisaansluitingen (gas, water, holering, enzovoort) en tuininrichting vragen ook aandacht waar het gaat om de erosiebestendigheid. Een bouwwerk staat nooit op zichzelf. Voor de aanvullende voorwaarden wordt verwezen naar het beleid inzake de overige niet-waterkerende objecten.

Overhangingen zijn toegestaan boven een niveau van DTH +5,0 meter.

11 Toelichting toesingscriteria

ad 1. De veiligheid tegen overstroming van het beheergebied van Hollandse Delta wordt gewaarborgd door veilige dijken die ook voor de toekomst veilig kunnen worden gehouden. Het gebied buiten de beschermingszones van de waterkeringen heeft daarop geen invloed en is daarom niet vergunningplichtlg voor bouwwerken.

ad 2. Binnen de beschermingszones kan buiten het profiel van vrije ruimte worden gebouwd voor zover het bestemmingsplan dit toegestaan. Hierbij wordt opgemerkt dat het waterschap in bestemmingsplannen aandringt op het weren van de bestemming bouwen in de kernzone en beschermingszone. Bij een wijziging naar een bestemming bouwen toetst het waterschap vooraf of de veiligheid en beheerbaarheid van de waterkeringen voldoende blijft gewaarborgd bij het invullen van die bestemming.

In alle volgende gevallen moet de vergunningaanvrager voor de funderingen van de bouwwerken zelf rekening houden met een toename van de belasting op de funderingen door de mogelijke dijkversterkingen binnen de genoemde tijdshorizon (100 / 200 jaar).

ad 3. In het beleidsplan waterkeringen is voor de primaire waterkeringen aangegeven dat een profiel van vrije ruimte zal worden opgesteld. Totdat dit profiel is vastgesteld wordt uitgegaan van een algemeen vrij profiel (figuur 1). De grens wordt bepaald door een afstand van 4xH uit de teen van de waterkering, met een minimale afstand van 20 meter Deze ruimte is bedoeld om toekomstige dijkversterkingen in de vorm van een binnenberm te kunnen aanbrengen. Dit wordt gezien als de stabiliteitszone voor bebouwing.

zie bijlage figuur 1 profiel van vrije ruimte van primaire waterkeringen

Uit nader uit te voeren onderzoek door het waterschap kan blijken dat de stabilteitszone in bijzondere gevallen breder moet zijn. Bijzondere omstandigheden zijn:

- zeer slappe lagen in de ondergrond:

het achterliggend maaiveld kan opdrijven bij hoge buitenwaterstanden. Een brede binnenberm kan (in de toekomst) nodig zijn.

- de spanningstoestand is nog niet aan de bestaande belastingstoestand aangepast:

dit Is het geval bij recent uitgevoerde dijkversterkingen, maar ook bij ophogingen van het achterland binnen de beschermingszone (om zo dichter op de dijk te kunnen bouwen),

- het achterliggend gebied gevoelig is voor piping:

in het onderzoek voor Voorne Putten is gebleken dat bij de toekomstige MHW een extra binnenberm tegen piping nodig kan zijn tot circa 40 meter.

De dijken waar het Ie en 3e punt van toepassing kan zijn, worden nog door het waterschap bepaald. Bij twijfel bij zowel de aanvrager als het waterschap kan een aanvullende stabiliteitsberekenlng worden gemaakt. Dat geldt ook voor afgekeurde dijkvakken, waarbij het 2e punt van toepassing is. Daarmee kan dan het minimale profiel van vrije ruimte worden bepaald.

Totdat deze dljkstrekkingen in kaart gebracht zijn geldt voor elke vergun­ningsaanvraag het algemene profiel van vrije ruimte volgens figuur 1.

ad 4. Zie figuur 2.

zie bijlage figuur 2 minimaal bebouwingsvrij profiel voor primaire waterkeringen

- bouwwerken moeten buiten de kruin en het (toekomstig) binnentalud blijven. De grens wordt bepaald door de teen van het (denkbeeldig) boventalud tot een hoogte van NAP + 2,0 m:

deze grens heeft een tweeledig doel. Allereerst wordt hiermee voorkomen dat binnen het toekomstig boventalud wordt gebouwd, waardoor in dat geval de erosiebestendigheid zal afnemen. Daarnaast waarborgt een minimale afstand uit de kruin van de waterkering ook bij hooggelegen achterland een zekere mate van beheervrijheid en de mogelijkheid voor Inspectie en onderhoud.

- de onderzijde van het laagste horizontale funderingselement (vloeren of balken) mag het profiel van vrije ruimte niet doorsnijden:

onder het bouwwerk zakt de grond. Met deze eis wordt voorkomen dat de 'berm' onder het gebouw te laag komt te liggen om plping en evenwichtsverlies uit te sluiten.

- de fundering moet bestaan uit grondverdringende palen zonder verzwaarde voet, of 'op staal' zijn uitgevoerd:

hiermee wordt piplng voorkomen.

- aan de dijkzijde van het gebouw moet een erosiescherm van minimaal 1 meter lengte worden geplaatst:

dit is om te voorkomen dat de grond naast het bouwwerk via de holle ruimte onder het gebouw wegloopt, waardoor lokale verzakkingen kunnen ontstaan.

ad 5. Zie figuur 3. Bij bebouwing buitendijks ontstaat vooral een beheersmatig risico omdat het zicht op de oeververdediging verdwijnt en erosiebestendigheid daarvan moeilijk te waarborgen is. Door het hanteren van deze grens wordt de mogelijkheid gehouden om voldoende erosiebestendigheid nabij de kruin van de waterkering te houden. Anderzijds wordt door deze maat voldaan aan het zogenaamde stormprofiel, met een minimale breedte van het voorland van circa 15 m rondom het toetspeil. Het stormprofiel is een toetsproflel. Voor het ontwerp wordt uitgegaan van een ruim genomen stormprofiel voor over 100 of 200 jaar met een minimale breedte van het voorland van 25 meter boven MHW + 1,0 meter.

Ook hier geldt dat als die hoogte niet aanwezig is er moet worden aangetoond (met een zettingsberekening) dat die hoogte na aanbrengen voor de genoemde tijdshorizon aanwezig blijft.

zie bijlage figuur 3 profiel van vrije ruimte buitendijks voor primaire waterkeringen

ad 6. (Nieuwe) bebouwing wordt veelal uitgevoerd in combinatie met andere niet-waterkerende elementen, zoals kabels en leidingen voor huisaansluitingen, afvoer van hemelwater van verharde oppervlakken en tuinbeplanting. Deze elementen hebben invloed op de erosiebestendigheid van de waterkering en moeten daarom ook voldoen aan de uitvoeringseisen zoals die staan verwoord in de betreffende beleidsregels.

Overhangingen zijn toegestaan boven een niveau van DTH +5,0 meter: door deze maat blijft er voldoende ruimte over voor onderhoudswerk­zaamheden met groot materieel.

Uitzonderlijke gevallen:

Op de kruin en het binnentalud van de primaire waterkering zelf mag ook in bebouwde gebieden niet worden gebouwd. Waar bijvoorbeeld de doorgaande gevellijn van een beschermd dorpsgezlcht binnen de uiterste bebouwingsgrens ligt, of een gebouw met een maatschappelijk grote waarde nodig is, wordt de vergunningsaanvraag als een uitzonderlijk geval behandeld. De belangenafweging hierbij valt niet onder deze beleidsregel.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling