Regeling vervallen per 14-07-2011

Peilbesluit Land van Maas en Waal Oost

Geldend van 20-06-2002 t/m 13-07-2011

Intitulé

Peilbesluit Land van Maas en Waal Oost

HET GECOMBINEERD COLLEGE VAN HET POLDERDISTRICT GROOT MAAS EN WAAL;

overwegende, dat een uitgebreid onderzoek heeft plaatsgevonden naar de gewenste drooglegging en ontwateringsdiepte, rekening houdend met de in het gebied aanwezige belangen;

overwegende, dat de aanpassingen van de peilen ten aanzien van het gedurende de laatste jaren gevoerde beheer beperkt zijn en daarmee ook de gevolgen daarvan voor landbouw, natuur en voor bebouwing acceptabel zijn

overwegende, dat de reacties tijdens de inspraakavond en de later schriftelijk ingezon­den bedenkingen gemotiveerd worden beantwoord en geen aanleiding hebben gegeven tot een aanpassing van de peilen;

overwegende, dat binnen het landinrichtingsproject land van Maas en Waal nader onderzoek plaatsvindt naar de gesignaleerde knelpunten;

gelet op het bepaalde in hoofdstuk 111 AFDELING II paragraaf 1 van de Verordening Waterhuishouding Gelderland;

BES L U I T:

vast te stellen het navolgende peil besluit voor het land van Maas en Waal Oost, gelegen in een gedeelte van de gemeente West Maas en Waal en de gemeenten Druten, Beuningen, Nijmegen, Wijchen en Heumen zoals dit is aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart.

Aanhef

Besluit

Artikel 1

Voor toepassing van dit besluit geldt het Normaal Amsterdam Peil (N.A.P.), hetgeen op de peilschalen is aangegeven.

Artikel 2

De in het gebied of in de afzonderlijke peilvakken na te streven waterstanden zijn:

In het gebied of in de afzonderlijke peilvakken na te streven waterstanden

Peilgebied

Voorstel

zomerpeil

Voorstel

winterpeil

1 + 2

7.30

7.20

3

6.90

6.75

4a

7.00

7.00

4b

6.50

6.50

5

5.95

5.75

6

6.60

6.30

7a

5.80

5.45

7b

5.65

5.55

7c

5.45

5.45

8

5.40

5.40

9

5.20

5.10

10 + 12

5.75

5.45

11

5.50

5.30

11a

5.00

4.85

13

5.35

5.10

13a (* zie onderstaande   toelichting)

5.60

5.35

14

5.75

5.60

14a

5.45

5.35

15

6.15

6.00

16

6.65

6.30

17

7.25

6.75

18 + 21

5.00

4.70

23

4.85

4.40

24

5.00

4.60

25

 5.20

4.75

[Hieronder treft u aan het voorstel en besluit tot partiële herziening van het peilbesluit Land van Maas en Waal Oost, vastgesteld door het gecombineerd college op 26 november 2001:

VOORSTEL

Datum: 23 oktober 2001

Onderwerp: Partiële herziening peilbesluit Land van Maas en Waal Oost.

Aan het gecombineerd college van het polderdistrict Groot Maas en Waal

Geacht college,

De stichting Het Geldersch Landschap heeft in het kader van natuurontwikkeling een inrichtingsplan op laten stellen voor het gebied "De Munnikhof' te Bergharen. Het beleid dat deze stichting voert op dergelijke terreinen is o.a. afgestemd op de actuele en potentiële natuurwaarden en op het behoud van de landschappelijk en cultuurhistorische waarden.

In verband met dit beleid zijn in het inrichtingsplan onderdelen opgenomen met een raakvlak aan het takenpakket van het polderdistrict. Deze zijn:

1. het zoveel mogelijk omleiden van eutroof landbouwwater. Deze maatregel is opgenomen om het, in het gebied opwellende, hoogwaardig kwelwater te kunnen benutten voor natuurontwikkeling. De huidige loop van de Broeksche Leigraaf dient hiervoor te worden verlegd, parallel aan de Betenlaan naar de Oude Wetering;

2. het herstellen van de oorspronkelijke loop van de Broeksche Leigraaf in het gebied;

3. het verflauwen van de oevers van watergangen in en grenzend aan het gebied, waarbij de verflauwing uitsluitend wordt toegepast op eigendom van de Stichting Het Geldersch Landschap;

4. het voeren van een hoger oppervlaktewaterpeil in het gebied om het hoogwaardige kwelwater vast te kunnen houden, zodat in de zomer geen of minder water ingelaten hoeft te worden.

Voor de eerste drie punten is een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Keur van het polderdistrict noodzakelijk, te verlenen door ons college. Voor punt vier dient door u, conform de Verordening Waterhuishouding Gelderland, het peilbesluit Land van Maas en Waal Oost te worden gewijzigd.

Het natuurontwikkelingsplan is gelegen in peilvak 13 van genoemd peilbesluit, waar thans een zomerpeil wordt gevoerd van 5,35 m + N.A.P. en een winterpeil van 5,10 m + N.A.P. Om het plan te kunnen realiseren, dient het waterpeil in een gedeelte van peilvak 13 te worden gebracht op een maximum peil van 5,60 m + N.A.P. en een minimum peil van 5,35 m + N.A.P. Deze peilen worden opgenomen in een nieuw peilvak BA (zie bijgevoegde situatietekening).

De procedure om tot een wijziging van het peilbesluit is inmiddels gestart. De concept-wijziging heeft vanaf 29 juni 2001 tot en met 27 juli 2001 ter inzage gelegen.

Tijdens de ter-inzage-ligging zijn een tweetal schriftelijke reacties ontvangen, te weten van:

a. de Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie Gelderland te Wageningen; b. de heer B.M. Toonen, Broekstraat 8B te Hemen.

Beide brieven zijn in afschrift bijgevoegd.

Onze zienswijze op de reacties is de volgende.

Ad a.

Er zal geen noemenswaardige vernatting optreden als gevolg van een toename van kweldruk omdat het natuurontwikkelingsgebied door watergangen, waarin oppervlaktewaterpeil onveranderd blijft, gescheiden is van de omringende landerijen. De eventuele toename van de kwelstroom zal geen vernatting geven omdat de ontwateringssituatie van deze landerijen ongewijzigd blijft. Daarnaast is de inrichting van het natuurontwikkelingsgebied er juist op gericht deze kweldruk te benutten als wateraanvoerbron in verband met goede waterkwaliteit. Daarbij komt nog dat de watergangen, waarin het waterpeil wordt opgezet, in een komkleigebied liggen en dat deze zich minimaal 15 meter uit de omringende watergangen bevinden. Een en ander betekent dat er een bufferzone aanwezig is waarin het vernattingseffect naar het omringende gebied wordt opgevangen. Mocht er desondanks toch nog vernatting optreden, waardoor men onevenredig schade lijdt, dan bestaat de mogelijkheid om een beroep te doen op de Schaderegeling polderdistrict Groot Maas en Waal 1995.

De water aan- en afvoer blijft op het huidige peil gegarandeerd door de aanleg van een nieuwe verbindingswatergang (een nieuwe A-watergang) tussen de B-watergangen en de wetering in het westen. De wateraanvoermogelijkheid voor de omgeving van Bergharen wordt zelfs verbeterd door de verlegging van A-watergang 1-11-4. Middels de aanleg van een inlaat bij de wetering kan vanuit het bovenpand van de stuw in de wetering water worden ingelaten (dus altijd voldoende wateraanvoer zonder peilproblemen in het onderpand van de voormelde stuw).

Het voorkomen van schade ontstaan door onkruiden, ongedierte en wild is geen taak van het polderdistrict maar van de terreinbeheerder.

Ad b.

Voor een reactie op de eerste vier gedachtestreepjes wordt verwezen naar hetgeen omtrent vernatting is vermeld onder ad 1.

Ongeacht de opmerking van de heer Toonen dat de wijziging van het waterpeil in "De Munnikhof' een eerste aanzet zou zijn tot meerder peilwijzigingen, blijven aanpassingen van een peilbesluit altijd mogelijk.

Door de thans voorliggende infrastructurele wijziging is een betere wateraanvoer te realiseren. Het mogelijk verwijderen van bagger uit de watergangen biedt hiervoor geen oplossing. De watergangen in de omgeving van Bergharen zijn namelijk pas in 1996/1997 gebaggerd.

De eventuele grondruil die de heer Toonen voorstelt, is een zaak tussen de heer Toonen en Stichting Het Geldersch Landschap en is niet relevant voor de wijziging van het peilbesluit. Ons polderdistrict staat buiten een dergelijke transactie.

Bovenstaande reacties vormden voor ons geen aanleiding de concept-wijziging van het peilbesluit aan te passen.

Voorgesteld wordt het peilbesluit Land van Maas en Waal Oost overeenkomstig bijgevoegd besluit te wijzigen.

Hoogachtend,

De dijkstoel van het polderdistrict Groot Maas en Waal,

de waarnemend secretaris-directeur, ing. B.G. de Bruijn

de dijkgraaf, mr.drs. A.C.M. van Eekhout.

BESLUIT

Onderwerp: Partiële herziening peilbesluit Land van Maas en Waal Oost.

Datum: 26 november 2001

HET GECOMBINEERD COLLEGE VAN HET POLDERDISTRICT GROOT MAAS EN WAAL;

gelezen het voorstel van de dijkstoel d.d. 23 oktober 2001;

gelet op de desbetreffende bepalingen van de Verordening waterhuishouding Gelderland;

BESLUIT:

I. de zienswijze van de dijkstoel op de ingekomen reacties van de Gewestelijke Land- en Tuinbouw Organisatie Gelderland te Wageningen en van de heer B.M. Toonen te Hemen over te nemen

II. aan het peilbesluit Land van Maas en Waal Oost een peilvak 13A toe te voegen conform de begrenzingen zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende situatietekeningen en in het peilvak het maximum peil te bepalen op 5,60 m + N.A.P. en het minimumpeil op 5,35 + N.A.P.;

III. de inwerkingtreding van dit besluit te bepalen op het moment dat de werkzaamheden in het kader van het inrichtingsplan natuurontwikkeling "De Munnikhof' te Bergharen ten genoegen van het polderdistrict zijn opgeleverd.

Het gecombineerd college voornoemd,

de waarnemend de secretaris-directeur, ing. B.G. de Bruijn

de voorzitter, mr.drs. A.C.M. van Eekhout]

In het gebied of in de afzonderlijke peilvakken na te streven waterstanden

Peilgebied

Voorstel

zomerpeil

Voorstel

Winterpeil

 26

5.60

5.25

 27

5.25

4.80

 28

4.85

4.35

 29

4.65

4.55

 30

5.10

4.70

 31

4.85

4.60

 89

7.35

7.35

 89a

6.95

6.60

 89b

6.60

6.30

 89c

6.30

6.00

Genoemde peilvakken zijn aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart.

Artikel 3

De aanpassingen van de vastgestelde zomer- en winterpeilen zullen direct worden ingesteld.

Artikel 4

Bij afwijking van de in artikel 2 genoemde peilen van minder dan 0.10 m mag en bij afwijking van 0,10 m of meer moet bemaling, lozing of inlaat geschieden tot op het moment dat - na bijzakking - de na te streven peilen weer zijn bereikt.

Artikel 5

De bemalingsperioden zullen zoveel mogelijk in de weekeinden en in de nachturen vallen echter onder voorbehoud dat er daarbij naar wordt gestreefd geen langere afwijkingen van de gewenste waterstand te laten voorkomen dan gedurende maximaal 24 uren.

Artikel 6

Als regel zal de overgang van zomerpeil naar winterpeil geleidelijk plaatshebben in de loop van de maand september en de overgang van winterpeil naar zomerpeil in de loop van de maand april waarbij de weersgesteldheid en het verloop van de grondwaterstand in het land in aanmerking worden genomen.

Artikel 7

De dijkstoel is bevoegd, indien de weersomstandigheden dit naar haar oordeel noodza­kelijk maken, bovengenoemde peilen tijdelijk:

  • in droge perioden met 0,10 m te verhogen en

  • in natte perioden met 0,10 m te verlagen.

Artikel 8

De dijkstoel is bevoegd ten behoeve van de nachtvorstbestrijding het zomerpeil in de loop van maart in te stellen. Voor een aantal peilvakken kan het zomerpeil tijdelijk met maximaal 0,10 m verhoogd worden ten behoeve van nachtvorstbestrijding.

Artikel 9

Dit besluit kan worden aangehaald als het peilbesluit voor het land van Maas en Waal Oost.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het gecombineerd college van het polderdistrict Groot Maas en Waal d.d. 11 december 1995.

Het gecombineerd college voornoemd,

de secretaris-coördinator, Ing. GH.H. Kok.

de voorzitter, W. de Gaaij

kaartbijlagepeilbesluitlandvanmaasenwaaloostdec1995.pdf (482 Kb)

kaartwijzigingpeilbesluitdetail2001.pdf (3095 Kb)

kaartwijzigingpeilbesluitoverzichtpeilvak132001.pdf (3717 Kb)