Regeling vervallen per 01-03-2010

Stimuleringsregeling Duurzame Inrichting Waterketen 2008

Geldend van 01-07-2008 t/m 28-02-2010

Intitulé

Stimuleringsregeling Duurzame Inrichting Waterketen 2008

Artikelen

Paragraaf 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Rivierenland;

  • b.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

Artikel 1.2 Bevoegdheid college

Het college is bevoegd tot verstrekking van subsidie als bedoeld in deze regeling.

Artikel 1.3 Subsidievoorwaarden algemeen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt aan gemeenten in het beheersgebied van het waterschap

  • 2. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor:

    • a.

      het van de riolering afkoppelen van verhard oppervlak in het bestaand stedelijk gebied;

    • b.

      pilotprojecten met betrekking tot een duurzame inrichting van de waterketen, inclusief eventuele monitoring en communicatie van deze projecten;

  • 3. De subsidie wordt niet verstrekt indien het waterschap reeds op een andere wijze het afkoppelen van het betreffende verhard oppervlak financieel heeft ondersteund, bijvoorbeeld in het kader van het optimaliseren van een afvalwatersysteem;

  • 4. De subsidie geldt voor projecten die uiterlijk op 31december 2014 in uitvoering zijn genomen.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

Voor de verstrekking van subsidies is € 2.300.000,- beschikbaar.

Artikel 1.5 Hoogte van de subsidie

  • 1. Afkoppelen verhard oppervlak van de riolering:

    • in bestaand woongebied bedraagt de subsidie de werkelijke kosten met een maximum van € 4,00 per m² afgekoppeld verhard oppervlak. In bestaand industriegebied bedraagt de subsidie de werkelijke kosten met een maximum van € 2,00 per m2 afgekoppeld verhard oppervlak. Het afkoppelen van maximaal 5% van het totaal op de riolering aangesloten verhard oppervlak per gemeente wordt gesubsidieerd;

  • 2. Pilotprojecten duurzame inrichting van de waterketen:

    • voor pilotprojecten bedraagt de subsidie 10% van de plankosten en uitvoeringskosten met een maximum bijdrage ten laste van deze regeling van € 20.000,- per gemeente;

    • voor monitoring van een uitgevoerd pilotproject bedraagt de extra subsidie 50% van de kosten met een maximum van € 5.000,-

    • voor communicatie over een uitgevoerd pilotproject bedraagt de extra subsidie 50% van de kosten met een maximum van € 2.500,- indien ook andere partijen bijdragen in de communicatiekosten zal dit van invloed zijn op de hoogte van de subsidie.

    • als uitvoeringskosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a.

      de werkelijke uitvoeringskosten (aanneemsom inclusief kosten voor meer- en minderwerken) van het werk;

    • b.

      de kosten van voorbereiding (inclusief eventueel haalbaarheidsonderzoek), ontwerp en toezicht tijdens de uitvoering met een maximum percentage van 15% van de aanneemsom (inclusief kosten meer- en minderwerk) voor zover deze kosten het gevolg zijn van uitbesteding;

    • c.

      de kosten van voorbereiding, ontwerp en toezicht tijdens de uitvoering met een maximum percentage van 2% van de aanneemsom (inclusief kosten meer- en minderwerk) indien de aanvrager hiervoor zelf zorg draagt.

  • Niet tot de uitvoeringskosten worden onder meer gerekend:

    • a.

      de kosten van verwerving van de eventueel benodigde gronden;

    • b.

      de kosten voor het vestigen van zakelijke rechten en de vergoeding voor schade;

    • c.

      beheers- en onderhoudskosten van het uitgevoerde project;

    • d.

      legeskosten;

    • e.

      de kosten in verband met de nutsaansluitingen;

    • f.

      de kosten in verband met de constructie-all-risk-verzekering;

    • g.

      de kosten met betrekking tot de grondwateronttrekking;

    • h.

      de door de aanvrager verrekenbare B.T.W.

Artikel 1.6 Subsidieverdelingsmethodiek

Het totaal beschikbare bedrag zoals genoemd in artikel 1.4 wordt verdeeld in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Een aanvraag wordt in de bedoelde volgorde opgenomen indien zij volledig is.

Paragraaf 2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 2.1 Subsidiesysteem

Voorafgaand aan een subsidievaststelling wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven.

Artikel 2.2 Indiening aanvraag

Een aanvraag wordt ingediend voordat met de uitvoering van het werk een begin wordt gemaakt.

Artikel 2.3 Gegevensverstrekking

Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier alsmede van stukken, zoals dat op het aanvraagformulier is aangegeven.

Artikel 2.4 Informatieplicht

Indien voor hetzelfde project tevens subsidie is aangevraagd bij één of meer bestuursorganen doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag.

Artikel 2.5 De beslissing op de aanvraag

Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag over de verlening van de subsidie.

Paragraaf 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIE-ONTVANGER

Artikel 3.1 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

  • 1. Het project waarvoor subsidie is verleend, moet binnen zes maanden na subsidieverlening in uitvoering zijn genomen.

  • 2. Het project waarvoor subsidie is verleend, moet binnen een jaar na subsidieverlening zijn uitgevoerd (1e oplevering).

  • 3. De subsidieontvanger dient tenminste één week voor de aanvang van de werkzaamheden het waterschap daarvan in kennis te stellen.

  • 4. In de beschikking tot subsidieverlening kan worden opgenomen dat het college bevoegd is om nadere uitvoeringsvoorschriften te geven.

Artikel 3.2 Andere verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger bij de verstrekking van de subsidie ook andere verplichtingen dan bedoeld in artikel 4:37 van de wet opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Paragraaf 4 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 4.1 Subsidievaststelling achteraf

De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na eerste oplevering van het werk een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 4.2 Gegevensverstrekking

Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4.3 Hoogte subsidie

Indien in het besluit tot subsidieverlening een maximumbedrag wordt vermeld, dan kan de subsidie niet hoger worden vastgesteld dan dit bedrag, ook al leidt de berekeningsgrondslag tot een hoger bedrag.

Artikel 4.4 Beslistermijn

Het college beslist binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag over de vaststelling van de subsidie.

Paragraaf 5 INTREKKING EN WIJZIGING

Artikel 5.1 Intrekking

Het college kan de subsidieverlening intrekken indien met het project waarvoor de subsidie is verleend geen begin is gemaakt binnen de in artikel 3.1, eerste lid bedoelde termijn

Paragraaf 6 BETALING

Artikel 6.1 Betaling

De betaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling.

Paragraaf 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Afwijkingen van deze regeling

  • 1. In afwijking van paragrafen 2 en 4 van deze regeling is het college bevoegd tot het nemen van één geïntegreerd besluit tot subsidieverlening, zoals bedoeld in artikel 4:43 van de wet.

  • 2. Het college is bevoegd af te wijken van de termijnen genoemd in deze regeling.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2008 en zal gelden tot en met 31 december 2014.

  • 2. Deze regeling kan worden aangehaald als: Stimuleringsregeling Duurzame inrichting waterketen 2008.

  • Tiel, 20 juni 2008.

Algemene toelichting

1. Algemeen

Het beleid van het waterschap is in de lijn van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) gericht op het bereiken van biologisch gezond water in de bebouwde omgeving. Dit vraagt om aandacht voor een duurzame inrichting van het watersysteem, natuurvriendelijk beheer en het beperken van de toestroom van milieubelastende stoffen tot een aanvaardbaar niveau.

Het bereiken van biologisch gezond water is mede afhankelijk van de maatregelen die verband houden met de waterketen. Veel regenwater wordt onnodig via het afvalwatersysteem afgevoerd. Vuillozingen (zoals riooloverstorten) op het watersysteem zijn het gevolg, waardoor kostbare saneringsmaatregelen nodig zijn. Tevens is de waterbalans in het natuurlijke watersysteem verstoord. "Er zit teveel (schoon) regenwater in de waterketen". De opvatting om regenwater vanuit de keten terug in het systeem te krijgen wordt landelijk breed gedragen. Afkoppelen van verhard oppervlak heeft ook risico's. Het kan leiden tot een verhoogde kans op wateroverlast in het nabijgelegen bebouwd gebied en een grotere kans op verontreiniging van bodem en grondwater. Voorwaarden bij afkoppelen zijn planmatig te werk gaan en overleggen met alle belanghebbende partijen.

Het waterschap ziet een duurzame inrichting van zowel het watersysteem als de waterketen als speerpunten van beleid. Het bestuur heeft gekozen voor een stimulerende rol van het waterschap in de vorm van subsidies voor het uitvoeren van maatregelen in relatie tot de waterketen. Met name wordt gedacht aan het stimuleren van vermindering van de afvoer van schoon regenwater naar de riolering en rioolwaterzuiveringsinstallatie (afkoppelen verhard oppervlak van de riolering), het optimaal benutten van schoon regenwater binnen het bebouwd gebied en het terugdringen van milieubelastende bouwmaterialen.

Het waterschap vindt het belangrijk dat met name in het bestaand bebouwd gebied alle gemeenten ervaringen opdoen met het afkoppelen van schoon verhard oppervlak van de riolering en zet hier financiële middelen in ter stimulering. In nieuwe uitbreidingsplannen is inmiddels het niet aansluiten van schoon verhard oppervlak en de toepassing van niet milieubelastende materialen reeds breed aanvaard. De financiële ondersteuning beperkt zich hier tot innovatieve oplossingen, bijvoorbeeld bijzondere infiltratievoorzieningen of bijzondere bronmaatregelen.

Om de bekendheid te vergroten en om onzekerheden rond de nieuwe technieken weg te nemen worden tevens innovatieve pilot-projecten in de waterketen door middel van een financiële bijdrage gestimuleerd. Met pilotprojecten worden innovatieve projecten in de waterketen bedoeld gericht op onder meer toepassing van niet milieubelastende materialen, scheiden aan de bron, besparing en hergebruik van water, grijswatersystemen en afkoppelen van rioolvreemd water van de riolering..

Uitvoering van monitoring wordt belangrijk geacht om het effect van de maatregelen te kunnen nagaan en de resultaten te kunnen uitdragen. Om het project te doen slagen, zijn communicatie en voorlichting belangrijk. Tevens moet de voorbeeldwerking worden uitgedragen. Het waterschap wil zo mogelijk de monitoring, communicatie en voorlichting financieel ondersteunen.

2. Doelstelling

De stimuleringsregeling heeft met name tot doel: Ombuiging van bestaande plannen in de richting van voorgenomen beleid voor een duurzame inrichting van de waterketen en versnelling van uitvoering van deze plannen, hetgeen leidt tot vermindering van vervuiling van het oppervlaktewater, vermindering van de lozing van schoon regenwater op de riolering en rioolwaterzuiveringsinstallatie, de bestrijding van de verdroging en het vergroten van mogelijkheden voor hergebruik van water;

Dit doel streeft het waterschap na door het verstrekken van subsidies voor met name het afkoppelen van schoon verhard oppervlak van de riolering, maar ook voor pilotprojecten in relatie tot duurzame inrichting van de waterketen (inclusief monitoring en voorlichting). De projecten worden zo veel mogelijk gespreid over de gemeenten in het beheersgebied. Het bevorderen van de hiervoor gewenste samenwerking met alle betrokken partijen is eveneens een doelstelling van deze regeling.

De regeling is niet bedoeld voor grootschalige projecten die tot doel hebben om gelijktijdig met het afkoppelen van verhard oppervlak de zuiveringstechnische werken aan te passen. Voor dergelijke projecten dient in overleg met het waterschap gezocht te worden naar andere financieringsmogelijkheden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.3, tweede lid

Over de wijze waarop verhard oppervlak wordt afgekoppeld, moet voorafgaand aan de subsidieaanvragen overeenstemming zijn met het waterschap. De plannen worden door het waterschap getoetst aan de Beslisboom voor hemelwater. Hierin staat de voorkeursvolgorde voor het afkoppelen van daken, straten en verharde terreinen. Regenwater dat afstroomt van afgekoppeld verhard oppervlak moet nuttig worden gebruikt of geïnfiltreerd. Wanneer nuttig gebruik of infiltratie niet haalbaar blijkt, is afvoer naar open water een optie. De m ogelijkheden voor het treffen van bronmaatregelen ter voorkoming van verspreiding van verontreiniging moeten overwogen zijn en zoveel mogelijk worden toegepast. De lozing op het oppervlaktewater moet ook uit kwantiteitsoogpunt acceptabel zijn. Het uitvoeren van monitoring kan een voorwaarde zijn bij pilotprojecten. Het waterschap kan monitoring financieel ondersteunen. Een project kan ook alleen uit een monitoringsfase bestaan.

Onder monitoring wordt verstaan ‘het meten van gewenste en mogelijk ongewenste effecten van het project’. Dit kunnen zowel fysiek meetbare effecten zijn (bijvoorbeeld de oppervlaktewaterkwaliteit) als meer maatschappelijke effecten zoals gedragsveranderingen van bewoners of bewustwording ten aanzien van water en milieu.

Communicatie kan belangrijk zijn voor het succesvol zijn van projecten waarbij traditionele oplossingen worden doorbroken. Te denken valt aan gerichte voorlichting (brochures, bijeenkomsten enz.) aan de bewoners vanwege bijvoorbeeld de omgang met regenwater. Bekendheid geven aan (de ervaringen met) het project is van belang om als voorbeeld te kunnen dienen voor andere gemeenten.

Artikel 1.4

In deze subsidieregeling is sprake van een subsidieplafond. Gedurende de looptijd van de regeling zal het genoemde bedrag in dit artikel het maximum zijn wat aan subsidies wordt verstrekt.

Artikel 1.5, tweede lid

Subsidiëring vindt plaats indien naar oordeel van het college het project als voldoende innovatief wordt aangemerkt.

Artikel 1.6

Het in artikel 1.4 genoemde subsidieplafond wordt verdeeld op basis van volgorde van ontvangst van de aanvragen. Indien het beschikbare bedrag geheel is gebruikt, worden nieuwe aanvragen niet meer gehonoreerd.

Artikel 2.3

Bij de aanvraag tot subsidieverlening worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

a. een beschrijving van het in uitvoering te nemen project;

b. het tijdstip waarop met de uitvoering kan worden gestart en de vermoedelijke datum van 1e oplevering;

c. een globale begroting van de aan het werk verbonden kosten

Artikel 2.4

Indien voor hetzelfde project tevens subsidie is aangevraagd bij één of meer bestuursorganen doet de aanvrager daarvan mededeling in de aanvraag. Dit kan van invloed zijn op de vaststelling van de subsidie.

Artikel 4.2

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

a. een beschrijving van het uitgevoerde project;

b. het tijdstip waarop met de uitvoering is gestart en de datum van eerste oplevering;

c. de gespecificeerde uitvoeringskosten.

Tiel, 20 juni 2008