Regeling vervallen per 02-07-2019

Reglement van orde voor vergaderingen van het algemeen bestuur van waterschap Rivierenland

Geldend van 03-06-2015 t/m 01-07-2019

Intitulé

Reglement van orde voor vergaderingen van het algemeen bestuur van waterschap Rivierenland

HET ALGEMEEN BESTUUR VAN WATERSCHAP RIVIERENLAND;

overwegende, dat het gewenst is het reglement van orde voor het algemeen bestuur vast te stellen;

gelet op artikel 8 van het Reglement voor het waterschap Rivierenland;

BESLUIT:

vast te stellen het volgende Reglement van orde voor vergaderingen van het algemeen bestuur van waterschap Rivierenlan

1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    het waterschap: waterschap Rivierenland;

  • b.

    dijkgraaf: de voorzitter van het waterschap;

  • c.

    lid: een lid van het algemeen bestuur;

  • d.

    college van dijkgraaf en heemraden: het dagelijks bestuur van Waterschap Rivierenland;

  • e.

    commissies:adviescommissies van Waterschap Rivierenland;

  • f.

    secretaris: de secretaris-directeur van Waterschap Rivierenland;

  • g.

    amendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig concept-besluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • h.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • i.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • j.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • k.

    persoonlijk feit: mededeling buiten de orde van de vergadering;

  • l.

    interruptie: korte onderbreking van een spreker ter verkrijging van duidelijkheid omtrent hetgeen aan de orde is;

  • m.

    initiatiefvoorstel: voorstel, door een lid of door meerdere leden gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk schriftelijk op de agenda van de vergadering van het algemeen bestuur geplaatst wordt;

  • n.

    specifieke belangencategorieën: de bestuurders die op grond van artikel 14 van de Waterschapswet zijn benoemd door de daartoe aangewezen organisaties.

Artikel 1.2 De dijkgraaf

De dijkgraaf is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde bij de beraadslagingen;

  • c.

    het geven van voldoende gelegenheid aan de leden tot het uiten van hun opvattingen omtrent een in behandeling zijnde onderwerp;

  • d.

    het stellen van de conclusie waarover zal worden gestemd;

  • e.

    het doen plaatsvinden van de nodige stemmingen en het bekendmaken van de uitslag der stemmingen;

  • f.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • g.

    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 1.3 De secretaris

  • 1. De secretaris is bij elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig. Hij staat het algemeen bestuur, de dijkgraaf en de heemraden ter zijde bij de uitoefening van hun taak en draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen.

  • 2. De secretaris wordt bij verhindering vervangen door een plaatsvervanger.

  • 3. Voor zover dat nodig is om het algemeen bestuur, de dijkgraaf en de heemraden ter zijde te staan, kan hij deelnemen aan de beraadslagingen. Hij richt zich dan tot de dijkgraaf en neemt de bepalingen van dit reglement in acht.

Artikel 1.4 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1. Het algemeen bestuur heeft een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit de dijkgraaf en de voorzitters van de fracties.

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg overlegt in beslotenheid over de volgende onderwerpen:

    • a.

      zaken met betrekking tot het functioneren van het algemeen bestuur;

    • b.

      informatie van vertrouwelijke aard gericht op openbare besluitvorming;

    • c.

      vertrouwelijke mededelingen over openbare orde en veiligheid.

  • 3. Het fractievoorzittersoverleg komt op initiatief van de dijkgraaf of ten minste twee van de fractievoorzitters bijeen. Een uitnodiging gaat vergezeld van een korte omschrijving van het te bespreken onderwerp.

  • 4. Wanneer een vergadering op verzoek van twee of meer van de fractievoorzitters wordt belegd, vindt deze binnen vijf werkdagen plaats.

  • 5. Het fractievoorzittersverleg of de dijkgraaf kan andere personen uitnodigen voor de vergadering.

  • 6. Elke fractievoorzitter kan een lid van het algemeen bestuur uit zijn fractie aanwijzen, dat hem bij zijn afwezigheid in het fractievoorzittersverleg vervangt.

Artikel 1.5 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur besluit tot de instelling van een of meer vaste commissies voor advies.

  • 2. Het algemeen bestuur kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.

  • 3. Bij het besluit tot instelling van een commissie worden samenstelling, taak en werkwijze geregeld.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt voor de vergaderingen van de commissies een reglement van orde vast.

2. TOELATING NIEUWE LEDEN, NEVENFUNCTIES EN FRACTIES

Artikel 2.1 Onderzoek geloofsbrieven

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden wordt het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarbij te overleggen stukken gedaan door een door de dijkgraaf te benoemen commissie bestaande uit ten minste drie leden en een ambtelijk secretaris.

  • 2. De commissie brengt schriftelijk verslag uit van het onderzoek aan de vergadering. Het algemeen bestuur beslist vervolgens over de toelating.

  • 3. De dijkgraaf roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn functie kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen.

Artikel 2.2 Openbaar maken andere functies

In geval van een wijziging in de functies die de leden vervullen naast het lidmaatschap van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland, doen zij hiervan binnen twee weken schriftelijk opgave.

Artikel 2.3 Benoeming leden dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur stelt - op een daartoe strekkend voorstel van het dagelijks bestuur - vast met in achtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement uit hoeveel leden het dagelijks bestuur bestaat.

  • 2. Vervolgens vindt voor iedere beschikbare zetel door de betreffende categorie uit haar midden een voordracht van beschikbare kandidaten. De stemming vindt plaats over de voorgedragen kandidaten.

Artikel 2.4 Fracties

    • 1.

      De leden van het algemeen bestuur, die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Daarnaast worden als afzonderlijke fracties beschouwd de leden die in het bestuur zijn benoemd als vertegenwoordigers van de specifieke belangencategorieën.

    • 2.

      De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam "Ongebouwd", "Natuurterreinbeheerders" of "Bedrijven".

    • 3.

      De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de dijkgraaf.

    • 4.

      In de situatie dat:

      • a.

        één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • b.

        twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • c.

        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de dijkgraaf onder vermelding van de naam waarmee de nieuwe fractie wil worden aangeduid.

    • 5.

      Met de onder het vierde lid beschreven situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.

3. VERGADERINGEN

Artikel 3.1 Vergaderfrequentie, tijdstip en plaats

  • 1. Vergaderingen van het algemeen bestuur vinden plaats overeenkomstig een jaarlijks op te stellen vergaderschema en worden gehouden in het kantoorgebouw van het waterschap in Tiel.

  • 2. De dijkgraaf kan een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen, en deelt dit onverwijld mee aan de leden van het algemeen bestuur.

  • 3. Ingeval de dijkgraaf of het dagelijks bestuur dat nodig oordelen of één vijfde van het aantal zitting hebbende leden schriftelijk, met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt, wordt deze vergadering binnen veertien dagen belegd.

Artikel 3.2 Oproeping, agenda, voorstellen

  • 1 De dijkgraaf roept de leden ten minste zeven dagen voor de vergadering schriftelijk op. De agenda en de bij de agenda behorende voorstellen worden tegelijk met de oproeping verzonden. De termijn van zeven dagen geldt niet voor aanvullingen op de agenda en spoedeisende gevallen.

  • 2 Tegelijkertijd met de oproeping brengt de dijkgraaf, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen worden, met uitzondering van de stukken waarvoor de geheimhouding geldt zoals bedoeld in artikel 37, eerste en tweede lid van de Waterschapswet, tegelijkertijd met de oproeping op een bij openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 3.3 Verslaglegging

  • 1. Van de vergaderingen wordt een besluitenlijst gemaakt. De besluitenlijst bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de leden die aanwezig, dan wel met kennisgeving afwezig waren;

    • b.

      een beknopte vermelding van de mededelingen, voorstellen, overwegingen, toezeggingen en besluiten;

    • c.

      de uitkomst van stemmingen en afgelegde stemverklaringen;

    • d.

      de volledige teksten van initiatiefvoorstellen, amendementen, subamendementen en moties voor zover deze in stemming zijn gebracht;

  • 2. Datgene wat tijdens de vergadering wordt besproken, wordt vastgelegd met digitale opnamen. Het digitale bestand geldt als verslag van de vergadering.

  • 3. De besluitenlijst wordt in ontwerp aan de leden toegezonden en in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.

Artikel 3.4 Ingekomen stukken

  • 1. De agenda bevat, voor zover nodig, een opgave van de aan het algemeen bestuur gerichte stukken en van de overige ontvangen stukken die voor het algemeen bestuur relevant zijn. De opgave vermeldt een korte omschrijving van de inhoud van de mededelingen en van de ingekomen stukken.

  • 2. De ingekomen stukken liggen ten minste twee uur voor aanvang van de vergadering ter inzage bij het bestuurssecretariaat.

  • 3. Ingekomen stukken die na verzending van de agenda worden ontvangen worden alleen aan de lijst met ingekomen stukken toegevoegd, indien zij betrekking hebben op de punten van de agenda, dan wel indien het uitnodigingen betreft.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van de dijkgraaf de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 5. Indien een of meer leden over de ingekomen stukken het woord vragen, kan de dijkgraaf hiertoe onmiddellijk de gelegenheid geven, dan wel behandeling van de agendapunten waarop de ingekomen stukken betrekking hebben.

Artikel 3.5 Hamerstukken

Stukken die zijn geagendeerd als hamerstukken worden zonder beraadslaging en stemming vastgesteld, tenzij minimaal één fractie verzoekt om beraadslaging. In dat geval wordt in dezelfde vergadering over het stuk beraadslaagd.

Artikel 3.6 Opening van de vergadering en quorum

  • 1. De dijkgraaf opent de vergadering niet, voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden de presentielijst heeft getekend.

  • 2. Indien 30 minuten na het tijdstip waarop de opening van de vergadering is vastgesteld, het vereiste quorum niet aanwezig is, wordt door de dijkgraaf geconstateerd dat wegens te geringe opkomst de vergadering niet kan worden gehouden, waarbij hij tevens mededelingen van orde kan doen die hij noodzakelijk acht en belegt de dijkgraaf opnieuw een vergadering. Tussen deze vergadering en de eerste liggen ten minste twee werkdagen.

  • 3. Op de vergadering bedoeld in het tweede lid, is niet vereist dat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 3.7 Volgorde hoofdelijke stemming

Bij het openen van de vergadering trekt de dijkgraaf een nummer uit een bus, waarin zich een aantal nummers bevindt gelijk aan dat der leden. Het lid dat onder dit nummer de presentielijst heeft getekend, brengt bij de stemmingen als eerste zijn stem uit. De rondvraag neemt een aanvang bij dit lid.

Artikel 3.8 Beraadslaging

  • 1.

    In de beraadslagingen treedt per onderwerp steeds één woordvoerder per fractie op.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan op voorstel van de dijkgraaf of een lid van het algemeen bestuur beslissen om over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 3.

    Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de dijkgraaf kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het dagelijks bestuur of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 3.9 Deelname aan de beraadslaging door derden 

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen bestuur deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de dijkgraaf of één der leden van het algemeen bestuur genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 3.10 Spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de dijkgraaf afgesloten.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid van het algemeen bestuur dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel;

    • c.

      het lid van het dagelijks bestuur, dat in het bijzonder belast is met het in behandeling zijnde onderwerp:

    • d.

      het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 3 .11  Spreektijd 

Op voorstel van de dijkgraaf of een lid van het algemeen bestuur kan het algemeen bestuur voor daarbij te bepalen onderwerpen de spreektijd per fractie vaststellen.

Artikel 3.12  Handhaving van de orde 

  • 1.

    De dijkgraaf zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze wordt verstoord, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd te schorsen of te sluiten. Wanneer de orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, is de dijkgraaf bevoegd om deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Indien een spreker beledigende of ongepaste uitdrukkingen gebruikt, afwijkt van de zaak in behandeling of op andere wijze de orde verstoort, wordt spreker door de dijkgraaf tot de orde geroepen.

  • 3.

    Als spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de dijkgraaf spreker het woord ontnemen. In de vergadering waarin een lid het woord is ontnomen, mag het lid niet meer aan de beraadslagingen over de zaak in behandeling deelnemen

  • 4.

    De dijkgraaf kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 3.13 Einde beraadslaging

  • 1.

    Wanneer de dijkgraaf vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is besproken, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid van het algemeen bestuur het recht zijn stemgedrag te motiveren.

  • 3.

    Voordat de stemming over een voorstel, amendement of subamendement plaatsvindt, formuleert de dijkgraaf de te nemen beslissing

Artikel 3.14 Toehoorders 

  • 1.

    De toehoorders kunnen de vergadering bijwonen op de hen aangeboden plaatsen. Alle tekenen van goed- of afkeuring zijn verboden.

  • 2.

    Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering van het algemeen bestuur geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, vragen hiervoor toestemming aan de dijkgraaf en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

  • 3.

    In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de dijkgraaf niet toegestaan.

Artikel 3.15 Spreekrecht toehoorders 

  • 1.

    De dijkgraaf stelt toehoorders bij een openbare vergadering op hun verzoek in de gelegenheid in de vergadering het woord te voeren over één of meer agendapunten.

  • 2.

    Het verzoek dient uiterlijk voor het begin van de vergadering bij de secretaris te worden ingediend.

  • 3.

    De dijkgraaf stelt degene die daartoe een verzoek heeft ingediend op een door hem te bepalen moment in de gelegenheid het woord te voeren gedurende maximaal 5 minuten. De totale spreektijd per agendapunt is beperkt tot 15 minuten. De dijkgraaf kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 4.

    De dijkgraaf geeft de sprekers het woord op volgorde van aanmelding. De dijkgraaf kan van de volgorde afwijken als dit in het belang is van de orde van de vergadering

4.RECHTEN VAN DE LEDEN

Artikel 4.1 Voorstel van orde

  • 1.

    De dijkgraaf en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffende.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.

Artikel 4.2 Initiatiefvoorstel

  • 1. Ieder lid heeft het recht aan het algemeen bestuur een schriftelijk voorstel in te dienen over een niet op de agenda vermeld onderwerp. Het voorstel komt in behandeling indien het door ten minste drie leden is ondertekend.

  • 2. Het voorstel moet uiterlijk vier werkdagen voor de vergadering door de dijkgraaf zijn ontvangen. Met instemming van de dijkgraaf kan in bijzondere gevallen van deze termijn worden afgeweken.

  • 3. De dijkgraaf brengt het voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden. Het algemeen bestuur beslist op voorstel van de dijkgraaf wanneer het wordt behandeld.

Artikel 4.3 Motie

  • 1. Ieder lid heeft het recht over het onderwerp dat wordt behandeld een motie in te dienen, waarin het algemeen bestuur gevraagd wordt een gevoelen te uiten of een uitspraak te doen.

  • 2. Een motie moet schriftelijk bij de dijkgraaf worden ingediend.

  • 3. Een ingediende motie wordt zo spoedig mogelijk vermenigvuldigd en rondgedeeld, tenzij het algemeen bestuur besluit dat met voorlezing kan worden volstaan.

  • 4. De behandeling van een motie vindt plaats tegelijk met de beraadslaging over het in behandeling zijnde onderwerp, tenzij het algemeen bestuur besluit de motie later in behandeling te nemen.

  • 5. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 4.4 Amendement

  • 1. Ieder lid heeft het recht een amendement in te dienen dat strekt tot wijziging van het voorstel dat aan de orde is.

  • 2. Ieder lid heeft het recht om op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de dijkgraaf worden ingediend, tenzij de dijkgraaf - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Een (sub)amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft tegengesteld aan die van het voorstel, of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het (sub)amendement. Het algemeen bestuur beslist of een amendement ontoelaatbaar is.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, tot het moment dat de besluitvorming door het algemeen bestuur plaatsvindt.

Artikel 4.5 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan het college van dijkgraaf en heemraden, de dijkgraaf, of een lid van het college van dijkgraaf en heemraden afzonderlijk schriftelijk vragen stellen. De vragen moeten kort en duidelijk geformuleerd, zo nodig voorzien van een korte toelichting, ondertekend bij de dijkgraaf worden ingediend.

  • 2. De dijkgraaf zendt de vragen zo spoedig mogelijk aan het algemeen bestuur. De schriftelijke beantwoording van de vragen geschiedt in de regel binnen een maand nadat de vragen zijn ingediend. Een afschrift van het antwoord wordt aan de overige leden toegezonden. Wanneer beantwoording binnen een maand niet mogelijk blijkt, licht de dijkgraaf de leden schriftelijk in, onder opgave van redenen en termijn van uitstel.

  • 3. Het verzoek moet duidelijk geformuleerd het onderwerp en de te stellen vragen bevatten.

  • 4. De dijkgraaf brengt het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van het algemeen bestuur.

  • 5. Het antwoord op de gestelde vragen kan tevoren schriftelijk aan het algemeen bestuur worden medegedeeld.

  • 6. De behandeling van het verzoek vindt plaats in de eerstvolgende vergadering, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 4.6 Mondelinge vragen

  • 4. Ieder lid kan aan het eind van de vergadering ten aanzien van een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt mondeling vragen stellen aan het college van dijkgraaf en heemraden, de dijkgraaf, of een lid van het college van dijkgraaf en heemraden afzonderlijk.

  • 5. De mondelinge beantwoording geschiedt zo mogelijk dadelijk of in de eerstvolgende vergadering. Het aan de orde gestelde maakt geen onderwerp van beraadslaging uit, tenzij de vergadering anders besluit.

5.STEMMINGEN

Artikel 5.1 Deelname aan en onthouding van de stemming

  • 1. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet op grond van het tweede lid van stemming dient te onthouden, is verplicht aan elke stemming deel te nemen.

  • 2. Een lid neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem, rechtstreeks of middellijk, persoonlijk aangaat of waarbij hij als gemachtigde is betrokken.

  • 3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4. Het tweede lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

  • 5. Een lid dat zich ingevolge het bepaalde in dit artikel moet onthouden van stemming, geeft daarvan voor de stemming kennis aan de dijkgraaf.

Artikel 5.2 Wijze van stemming

  • 1. De dijkgraaf vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt verlangd, stelt de dijkgraaf vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de verslaglegging vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd.

  • 3. De leden brengen hun stem uit door het opsteken van een hand.

  • 4. De dijkgraaf deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen en van het aantal onthoudingen. Hij doet tevens mededeling of het voorliggende besluit, voorstel, motie, amendement, of verzoek is aangenomen of verworpen.

Artikel 5.3 Hoofdelijke stemming

  • 1. Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de dijkgraaf daarvan mededeling.

  • 2. De dijkgraaf roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid zoals op grond van loting aan het begin van de vergadering is bepaald. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst. Stemming vindt plaats door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 3. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 4. Indien hoofdelijk wordt gestemd kan een lid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist, deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de dijkgraaf de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

Artikel 5.4 Totstandkoming besluit bij stemming

Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen. Elk stembevoegd lid brengt één stem uit.

Artikel 5.5 Nietigheid stemming; ongeldigheid stemming

  • 1. Er kan slechts tot stemming worden overgegaan indien meer dan de helft van het aantal stembevoegde leden aanwezig is.

  • 2. Een stemming is geldig, ongeacht het aantal aanwezige stembevoegde leden, in geval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van één of meer personen, waarover in een vroegere vergadering een stemming op grond van het bepaalde in het eerste lid niet tot stemming kon worden overgegaan.

Artikel 5.6 Staken der stemmen

  • 1. Tenzij alle zitting hebbende leden aanwezig zijn, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 2. Indien de stemmen staken ofwel in een voltallige vergadering ofwel voor de tweede maal over hetzelfde voorstel, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 5.7 Stemming over zaken

  • 1. Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, brengt de dijkgraaf het voorstel tot besluitvorming.

  • 2. De dijkgraaf vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de dijkgraaf dit niet verlangt, stelt de dijkgraaf vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 3. De leden kunnen aantekening vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd.

  • 4. Indien door één of meerdere leden stemming wordt gevraagd of wanneer de dijkgraaf dit verlangt, vindt stemming bij hoofdelijke oproeping plaats.

  • 5. De dijkgraaf deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 5.8 Stemmingen over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een sub-amendement is ingediend, wordt eerst over het sub-amendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of sub-amendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de dijkgraaf de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of sub-amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Wordt een voorstel van verdere strekking als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, aangenomen, dan vervallen de minder verstrekkende voorstellen.

  • 5. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 6. Indien zowel een amendement als een motie op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd, vervolgens over de motie en daarna over het voorstel.

Artikel 5.9 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor een benoeming, voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de dijkgraaf drie leden tot stemopnemers.

  • 2. De leden zijn verplicht elk één stembriefje in een daarvoor bestemde bus te deponeren, voor zover zij zich niet van stemming moeten onthouden.

  • 3. De inhoud van elk stembriefje wordt door een van de stemopnemers opgelezen, door een ander nagezien en door een ander aangetekend. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur. De stembriefjes worden terstond na afloop van de stemming vernietigd.

  • 4. De stemming is nietig indien het aantal ingeleverde stembriefjes groter is dan het aantal aanwezige leden voor zover deze zich niet van stemmen moesten onthouden, mits dit verschil van invloed heeft kunnen zijn op de uitslag.

  • 5. Voor de bepaling van de volstrekte meerderheid worden, behoudens het bepaalde in het derde lid, bij een schriftelijke stemming geacht niet aan de stemming te hebben deelgenomen de leden die van onwaarde zijnde briefjes hebben ingeleverd, waartoe worden gerekend stembriefjes:

    • a.

      welke blanco zijn;

    • b.

      welke ondertekend zijn of onduidelijk zijn ingevuld;

    • c.

      welke meer dan één naam vermelden;

    • d.

      welke in geval van benoemingen uit voordrachten en aanbevelingen van personen een naam vermelden die niet op de aan de orde zijnde voordracht of aanbeveling voorkomt;

    • e.

      welke een naam vermelden van een ander dan één van de personen waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur op voorstel van de dijkgraaf.

  • 7. Er hebben zoveel stemmingen plaats als personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de dijkgraaf beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

Artikel 5.10 Herstemming over personen

  • 6. Wanneer niemand bij een stemming als bedoeld in artikel 38 de volstrekte meerderheid heeft verkregen, vindt een tweede vrije stemming plaats.

  • 7. Wanneer bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, vindt een derde stemming plaats tussen de twee personen op wie bij de tweede stemming de meeste stemmen zijn uitgebracht. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, wordt bij een of meer tussenstemmingen uitgemaakt over welke twee personen de derde stemming zal lopen.

Artikel 5.11 Beslissing door het lot

  • 1.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist het lot.

  • 2.

    Indien na herstemming over personen het lot moet beslissen, worden de vereiste naambriefjes door een van de stemopnemers geschreven, door de overigen gecontroleerd en op gelijke wijze gevouwen en in een bus gedaan. Vervolgens neemt de dijkgraaf één van de briefjes uit de bus. Gekozen is degene wiens naam op dit briefje voorkomt.

6.BESLOTEN VERGADERINGEN

Artikel 6.1 Algemeen

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet of bij de aangelegenheid betrokken personen of derden onevenredig in hun belangen zouden kunnen worden bevoordeeld of geschaad.

  • 2. Wanneer twee leden dat verzoeken, of de dijkgraaf het nodig oordeelt kan het algemeen bestuur beslissen om vervolgens of al dan niet met gesloten deuren te vergaderen.

  • 3. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 4. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde de geheimhouding zal gelden.

  • 5. De geheimhouding wordt zowel door hen die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door hen die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

  • 6. Zoals in artikel 37 van de Waterschapswet is bepaald kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie van het waterschap, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van dit bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 7. De krachtens het zesde lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 8. De krachtens het zesde lid aan de leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

  • 9. Als het algemeen bestuur op grond van het zevende lid voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Uitleg reglement

Bij twijfel over de uitleg van dit reglement en in de gevallen waarin dit niet voorziet, beslist de dijkgraaf.

Artikel 7.2 Intrekking

Het reglement van orde voor het algemeen bestuur 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking in het Waterschapsblad.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Reglement van orde voor het algemeen bestuur 2015".

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur, gehouden op 11 mei 2015.

de secretaris-directeur, de dijkgraaf,

ir. Z.C. Vonk ir. R.W. Bleker