Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Weert 2019

Geldend van 11-11-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Weert 2019

De raad van de gemeente Weert;

Gezien het voorstel van het fractievoorzittersoverleg d.d. 3 oktober 2019;

Gezien het advies van de raadscommissie Middelen & Bestuur d.d. 24 oktober 2019;

gelet op de artikelen 95 eerste en tweede lid, 96 eerste en tweede lid, 97, 98, 99 en 147 van de Gemeentewet,

gelet op het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Weert 2019

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet;

  • b.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens lid van de raad is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad;

  • d.

    griffier: de griffier als bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

Artikel 2. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Indien een raads-of commissielid tussentijds zijn functie beëindigt, levert deze de iPad in bij de gemeente, zodat de gemeente deze beschikbaar kan stellen aan zijn opvolger.

  • 3. De gemeenteraad bepaalt, door middel van een initiatiefvoorstel van het FVO, welke bestemming de iPads krijgen aan het einde van de raadsperiode.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

  • 1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overgelegde stukken voor zover met de aanvraag het raadsbudget voor scholing niet wordt overschreden.

  • 4. In voorkomende gevallen beslissen de fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen op basis van meerderheid van stemmen.

Artikel 4. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur;

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 2 maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

Artikel 5. Intrekking oude verordening

De “Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Weert 2015”, vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Weert d.d. 3 november 2015 en gewijzigd bij besluiten van 22 februari 2017 en 20 september 2017, wordt ingetrokken.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van de bekendmaking van dit besluit en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Weert 2019.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Weert in zijn vergadering van 13 november 2019.

De griffier,

M.H.R.M. Wolfs-Corten

De voorzitter,

A.A.M.M. Heijmans

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moeten worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies voor zover deze niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers is wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, is een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen en behoeft op grond van artikel 99 tweede lid Gemeentewet de goedkeuring van het college van Gedeputeerde Staten.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op informatie- en communicatie-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer. Er mag slechts één computer verstrekt worden.

In Weert wordt aan raads- en commissieleden wel computerapparatuur beschikbaar gesteld, maar geen smartphone en geen (internet-)abonnementen. Omdat er geen smartphones beschikbaar worden gesteld zijn telefoonabonnementen niet aan de orde. Anno 2019 beschikt iedereen in zijn privésituatie al over een internetabonnement. Op de computerapparatuur die aan raads- en commissieleden beschikbaar wordt gesteld wordt wel de voor de uitoefening van het raadslidmaatschap dan wel commissielidmaatschap benodigde software geïnstalleerd.

Indien een raadslid of commissielid vóór het einde van de raadsperiode zijn functie beëindigt levert hij de apparatuur in. Deze wordt vervolgens door de gemeente aan zijn opvolger beschikbaar gesteld.

Na afloop van een raadsperiode leveren alle raads- en commissieleden de apparatuur bij de gemeente in. Bij aanvang van een nieuwe raadsperiode ontvangen de raads- en commissieleden nieuwe apparatuur in bruikleen.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend voor de vraag of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf niet-partijpolitiek georiënteerde scholing (laten) verzorgen. Ook die kosten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid van artikel 3.3.3. van het Rechtspositiebesluit kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen is in Weert opgedragen aan de griffier. Ook is er een regeling opgenomen voor bijzondere gevallen: dan beslissen de fractievoorzitters. Een dergelijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor als het raadsbudget voor scholingsactiviteiten zou worden overschreden door het honoreren van een aanvraag of als een raads- of commissielid een te groot gedeelte van het beschikbare scholingsbudget aanvraagt.

Artikel 4. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Voor overige zaken biedt dit artikel uitkomst. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen en later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. In geval van declaratie  wordt er gebruik gemaakt van een declaratieformulier waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren hun kosten via de griffier. In dit artikel vindt de wijze van (terug-)betaling van gemaakte kosten zijn regeling.