Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weert houdende regels omtrent de heffing en de invordering van staangeld (Verordening staangeld 2021)

Geldend van 22-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weert houdende regels omtrent de heffing en de invordering van staangeld (Verordening staangeld 2021)

De raad van de gemeente Weert;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2020;

gelet op artikel 156, tweede lid, onderdeel f, en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen in de openbare vergadering van 15 december 2020 de

Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 2021

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • b.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Woningwet;

  • c.

    huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam "staangeld" wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3. Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene, die de standplaats heeft. Als degene, die de standplaats heeft wordt aangemerkt de houder van een vergunning, bedoeld in artikel 14 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98) dan wel de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4. Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor het hebben van de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5. Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het tarief, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6. Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 7. Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van een gedagtekende kennisgeving.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het tijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1. Het recht moet worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbegrip van de maand van de dagtekening van de kennisgeving, nog maanden in het belastingtijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van de kennisgeving en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval van dagtekening van de kennisgeving na het einde van het belastingtijdvak dat het recht moet worden betaald, uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgende op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig worden opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de tarieven, die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De "Verordening staangeld 2020", vastgesteld door de raad der gemeente Weert in de openbare vergadering van 18 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening staangeld 2021".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2020,

de raadsgriffier,

M.H.R.M. Wolfs-Corten

de raadsvoorzitter,

C.C. Leppink-Schuitema

Bijlage 1 Tarieventabel staangeld 2021

(behorende bij de Verordening staangeld 2021)

Artikel 1Tarieven betrekking hebbende op woonwagenlocaties

Woonwagenlocatie

 

Staangeldper maand

 

2020

2021

Hoverveld 19

€ 139,82

€ 143,50

Hoverveld 21

€ 139,82

€ 143,50

Oude Laarderweg 2f

€ 138,74

€ 142,39

Savelveld 2

€ 128,93

€ 132,32

Savelveld 4

€ 128,93

€ 132,32

Savelveld 6

€ 128,93

€ 132,32

Savelveld 8

€ 128,93

€ 132,32

Artikel 2Tarieven betrekking hebbende op overige standplaatsen

Artikel 2

Tarieven betrekking hebbende op overige standplaatsen

 

Standplaats:

:

Staangeld per maand

2020

2021

1.

met berging en zonder sanitaire voorzieningen

€ 111,35

€ 114,28

2.

met berging en met sanitaire voorzieningen

€ 127,38

€ 130,73

Artikel 3Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De tarieventabel 2020, behorende bij de "Verordening staangeld 2020", vastgesteld bij besluit van 12 november 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze tarieventabel 2021 treedt in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

  • 4.

    Deze tarieventabel kan worden aangehaald als "Tarieventabel staangeld 2021".

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;

3 november 2020,

de secretaris, de burgemeester,

M.J.M. Meertens C.C. Leppink-Schuitema