Reglement van Orde voor het algemeen bestuur WerkSaam Westfriesland

Geldend van 24-12-2018 t/m heden

Intitulé

Reglement van Orde voor het algemeen bestuur WerkSaam Westfriesland

Besluit van het algemeen bestuur van WerkSaam Westfriesland over de wijziging van het reglement van orde voor de vergaderingen en werkzaamheden van het algemeen bestuur van WerkSaam Westfriesland.

Het algemeen bestuur van WerkSaam Westfriesland;

Gelet op artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 9 van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland;

Overwegende dat:

  • 1.

    de agenda en stukken voor de vergadering van het algemeen bestuur op verzoek van de regietafel Noord-Holland Noord in het vervolg minimaal drie weken van te voren gepubliceerd worden;

  • 2.

    het Reglement van Orde hier op aangepast moet worden;

b e s l u i t :

het Reglement van Orde algemeen bestuur WerkSaam Westfriesland te wijzigen. De tekst na wijziging is als volgt:

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Artikel 1 van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland is van toepassing op dit reglement.

  • 2.

    In dit reglement wordt verstaan onder:

    • a.

      amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

    • b.

      gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland;

    • c.

      initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

    • d.

      motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

    • e.

      subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

    • f.

      voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering.

Artikel 2. Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement, en

    • d.

      hetgeen de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de gemeenschappelijke regeling of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    Bij afwezigheid van de voorzitter wordt hij vervangen door de vice voorzitter, bedoeld in artikel 8 derde lid van de gemeenschappelijke regeling.

Artikel 3. Directeur

  • 1.

    De directeur is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de directeur vervangen door een plaatsvervangend directeur.

  • 3.

    De directeur kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4. Plaatsvervangende leden

  • 1.

    Wanneer een lid verhinderd is een vergadering van het algemeen bestuur geheel of gedeeltelijk bij te wonen, doet hij hiervan melding bij de voorzitter of de directeur.

  • 2.

    Een plaatsvervangend lid kan de vergadering bijwonen in plaats van het verhinderde lid en tevens deelnemen aan de beraadslagingen en stemmingen namens het verhinderde lid.

HOOFDSTUK 2 VERGADERINGEN

Artikel 5. Datum, tijd en plaats van vergaderen

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt in de laatste vergadering van een kalenderjaar een vergaderschema voor het navolgende kalenderjaar vast, onverminderd het bepaalde in artikel 9 vijfde lid van de gemeenschappelijke regeling. Het vergaderschema wordt terstond na vaststelling aan de leden en de deelnemende gemeenten gezonden.

  • 2.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur voor een vergadering bepalen.

Artikel 6. Oproep en openbare kennisgeving

  • 1.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op. Hij doet dit, spoedeisende vergaderingen uitgezonderd, uiterlijk drie weken voor de vergadering, onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 23, eerste en tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden en op de website van WerkSaam Westfriesland geplaatst.

  • 3.

    In dit artikel wordt onder schriftelijk tevens elektronische verzending middels e-mail verstaan, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt.

Artikel 7. Agenda

  • 1.

    De voorzitter stelt de agenda vast. Op de agenda worden als vaste onderdelen opgenomen de notulen, ingekomen stukken en mededelingen.

  • 2.

    De leden kunnen schriftelijke onderwerpen indienen bij de voorzitter. De voorzitter bepaalt of hij het onderwerp op de agenda voor de eerstvolgende vergadering plaatst.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken schriftelijk aan de leden verzonden en openbaar gemaakt.

  • 4.

    Bij aanvang van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan het algemeen bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 5.

    Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan het aan het dagelijks bestuur nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 6.

    Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan het algemeen bestuur de volgorde van de behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 7.

    Onder schriftelijk wordt in dit artikel tevens verstaan elektronische verzending middels e-mail.

Artikel 8. Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt uiterlijk drie weken voor de vergadering door kennisgeving op de website van WerkSaam Westfriesland openbaar gemaakt.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd, plaats en de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.

  • 3.

    Tegelijkertijd wordt deze openbare kennisgeving op elektronische wijze bekend gemaakt aan de deelnemende gemeenten, als bedoeld in artikel 1, eerste lid aanhef en onder j van de gemeenschappelijke regeling, zodat deze de kennisgeving op de eigen website openbaar kunnen maken. De bekendmaking aan de deelnemende gemeenten verloopt via de afdelingen Communicatie/Voorlichting.

  • 4.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 23, eerste of tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de directeur en verleent de directeur de leden inzage.

HOOFDSTUK 3 ORDE DER VERGADERING

Artikel 9. Presentielijst

Ieder ter vergadering komend lid tekent ter vergadering de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de directeur door ondertekening vastgesteld.

Artikel 10. Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering niet voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is, onverminderd het bepaalde in artikel 9, derde lid van de gemeenschappelijke regeling.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering.

Artikel 11. Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede bij welk lid een hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. De hoofdelijke stemming begint bij het daar genoemde lid.

Artikel 12. Spreekrecht

  • 1.

    Elke persoon en/of groepering woonachtig, gevestigd of op een andere wijze belanghebbende in West-Friesland heeft het recht om bij aanvang van de vergadering gedurende maximaal vijf minuten het woord te voeren over (niet-) geagendeerde onderwerpen. De totale maximale inspreektijd aan het begin van de vergadering bedraagt 30 minuten. Indien er zich meer dan zes sprekers hebben aangemeld om van deze gelegenheid gebruik te maken wordt de totaal beschikbare spreektijd evenredig over hen verdeeld. Indien dit leidt tot een onevenredige vermindering van de spreektijd per persoon/groepering beslist het algemeen bestuur aan de hand van een ordevoorstel van de voorzitter.

  • 2.

    Inspreken op een onderwerp is in de volgende situaties niet mogelijk:

    • -

      indien eerder de gelegenheid is geboden om in te spreken tijdens een vergadering van het algemeen bestuur of inspreekavond waarin over het onderwerp is gesproken en hiervan geen gebruik is gemaakt. De voorzitter bepaalt of dit het geval is;

    • -

      indien het betreft een onderwerp dat buiten de bevoegdheden van het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur valt;

    • -

      indien het betreft een besluit van het algemeen- of dagelijks bestuur waartegen de bezwaar- of beroepsmogelijkheid open staat of heeft gestaan;

    • -

      indien het betreft benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • -

      indien een klacht op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met de Interne klachtenregeling kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 4.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter dit hem heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

  • 5.

    Zij die van het spreekrecht als bedoeld in lid 1 van dit artikel gebruik wensen te maken moeten dit melden om uiterlijk 12.000 uur van de dag van de vergadering bij de voorzitter.

Artikel 13. Verslag en besluitenlijst

  • 1.

    De directeur draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, een kort verslag en de besluitenlijst van de vergadering.

  • 2.

    Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep, bedoeld in artikel 6, eerste lid. Het conceptverslag wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3.

    De leden en de directeur hebben het recht een voorstel tot verandering aan het algemeen bestuur te doen indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk hetgeen gezegd of besloten is weergeeft. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de directeur te worden ingediend.

  • 4.

    Het verslag bevat tenminste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de directeur en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met, bij hoofdelijke stemming, vermelding van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet in samenhang met de Wet gemeenschappelijke regelingen van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en voorstellen van orde, en

    • f.

      bij het betreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 18, vierde lid, door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    Het verslag wordt in een eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de directeur wordt ondertekend.

  • 6.

    Aan de hand van het verslag wordt de besluitenlijst, bedoeld in het eerste lid, opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt op de website van WerkSaam Westfriesland.

Artikel 14. Ingekomen stukken; mededelingen

Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken respectievelijk schriftelijke mededelingen die het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur wenst te doen, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en bij de vergaderstukken ter inzage gelegd.

Artikel 15. Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering.

  • 3.

    Een voorstel van orde kan door de voorzitter of een lid worden gedaan. Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.

Artikel 16. Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee spreektermijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een spreektermijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 17. Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 18. Handhaving en orde

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit reglement te herinneren, of

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 19. Beraadslaging

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem redelijk te bepalen termijn te schorsen teneinde het dagelijks bestuur of de leden van het algemeen bestuur de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad.

  • 3.

    De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden, de directeur en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van een lid genomen voordat met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt wordt begonnen.

Artikel 20. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag kort te motiveren.

Artikel 21. Beslissing

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan in zijn geheel luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURES BIJ STEMMINGEN

Artikel 22. Stemverhouding

De stemverhouding in het algemeen bestuur is op grond van artikel 9, vierde lid, van de gemeenschappelijke regeling als volgt:

  • a.

    Besluiten worden genomen bij meerderheid van het aantal gemeenten, dat ook een meerderheid van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigt (peildatum 1 januari voorafgaand aan het begrotingsjaar).

  • b.

    Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 23. Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van de Gemeentewet in samenhang met artikel 22, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meerdere leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    De voorzitter of de directeur roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat overeenkomstig artikel 11 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van de Gemeentewet in samenhang met artikel 22, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen onthoudt verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden brengen hun stem uit door het woord voor of tegen uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij, nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 24. Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het beest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 25. Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling plaats moet hebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet in samenhang met artikel 22, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen van stemming onthoudt, levert een stembriefje in. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benomen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op hetzelfde briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de directeur worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 26. Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming, bedoeld in artikel 25, niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 27. Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot beslist, bedoeld in artikel 26, derde lid, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    De briefjes, bedoeld in het eerste lid, worden, nadat zij door het stembureau, bedoeld in artikel 26, eerste lid, zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Na het omschudden, bedoeld in het tweede lid, neemt de voorzitter een briefje uit de stembokaal, bedoeld in het tweede lid. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 RECHTEN DER LEDEN

Artikel 28. Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de voorzitter terstond.

Artikel 29. Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel wordt, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter ingediend. De voorzitter brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan binnen zes weken nadat het van het voorstel in kennis is gesteld, schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van het algemeen bestuur brengen.

  • 3.

    Een voorstel wordt, nadat het dagelijks bestuur schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen, De voorzitter plaatst het initiatiefvoorstel, bedoeld in het eerste lid, op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel, bedoeld in het eerste lid, in stemming gebracht.

  • 4.

    De behandeling van een initiatiefvoorstel vindt plaats nadat de op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat:

    • a.

      het initiatiefvoorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld; en

    • b.

      het initiatiefvoorstel voor advies naar het dagelijks bestuur dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 6.

    Onder schriftelijk wordt in dit artikel tevens verstaan elektronische verzending middels email, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt.

Artikel 30. Amendementen

  • 1.

    Een amendement wordt, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 2.

    De voorzitter plaatst het amendement, bedoeld in het eerste lid, op de agenda van de vergadering waarin het voorstel waarop het amendement betrekking heeft staat geagendeerd. Bij vaststelling van de agenda wordt het amendement, bedoeld in het eerste lid, in stemming gebracht.

  • 3.

    De behandeling van een amendement vindt gelijktijdig plaats met de behandeling van het voorstel waarop het amendement betrekking heeft.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een amendement, niet zijnde een voorstel voor amendering van een verordening.

  • 5.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het indienen van subamendementen.

  • 6.

    Onder schriftelijk wordt in dit artikel tevens verstaan elektrische verzending middels email, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt.

Artikel 31. Voorstel dagelijks bestuur

  • 1.

    Een voorstel van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, dat staat vermeld op de agenda van de vergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het dagelijks bestuur moet worden gezonden, bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 32. Schriftelijke vragen

  • 1.

    Een schriftelijke vraag aan het dagelijks bestuur, een van zijn leden, of de voorzitter wordt kort en duidelijk geformuleerd en kan van een toelichting worden voorzien. Bij een vraag wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Een vraag die niet voldoet aan het in dit lid gestelde wordt per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2.

    Een vraag wordt bij de voorzitter ingediend, die er zorg voor draagt dat de vraag zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur wordt gebracht.

  • 3.

    Een schriftelijke vraag kan tevens op elektronische wijze worden ingediend, tenzij het algemeen bestuur anders bepaalt.

  • 4.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, maar in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vraag is binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het dagelijks bestuur of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 5.

    Het antwoord van het dagelijks bestuur of de voorzitter wordt door tussenkomst van de directeur aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 6.

    Een vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op d agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het algemeen bestuur gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 33. Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid over een onderwerp inlichtingen, als bedoeld in artikel 19 en 21 van de gemeenschappelijke regeling, verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend, door tussenkomst van de directeur, bij het dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • 2.

    De directeur zorgt ervoor dat de overige leden van het algemeen bestuur een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

HOOFDSTUK 5 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 34. Besloten vergadering

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 35. Verslag besloten vergadering

  • 1.

    De besluitenlijst en het verslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van een besloten vergadering worden niet verspreid, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    De besluitenlijst en het verslag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag en de besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst en het verslag worden door de voorzitter en de directeur ondertekend.

Artikel 36. Geheimhouding

  • 1.

    Voor de afloop van een besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 23, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2.

    De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 37. Opheffing geheimhouding

Indien het algemeen bestuur op grond van artikel 23, derde en vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 6 TOEHOORDERS EN PERS

Artikel 38. Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend of de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goedkeuring of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

Artikel 39. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering van het algemeen bestuur geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 40. Overige bepalingen

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 41. Inwerkingtreding

Dit gewijzigde reglement treedt inwerking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

Artikel 42. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Reglement van Orde algemeen bestuur WerkSaam Westfriesland.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 13 december 2018,

De voorzitter, D. te Grotenhuis

De directeur, M.J. Dölle