Regeling vervallen per 01-01-2013

Beleidsregels ‘Ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering’

Geldend van 01-07-2011 t/m 31-12-2012

Beleidsregels

Burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam,

Overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van ontheffing van de inburgeringsplicht,

Gelet op het bepaalde in de Wet inburgering,

B e s l u i t e n

Vast te stellen de beleidsregels ‘Ontheffing van de inburgeringsplicht op grond van de Wet inburgering’

Artikel 1

Wettelijk kader voor het verlenen van ontheffing

De Wet inburgering kent drie gronden voor ontheffing van de inburgeringsplicht.

Het college kan inburgeringsplichtigen op aanvraag ontheffen van de inburgeringsplicht als:

  • ·

    zij vanwege lichamelijke en/of psychische gronden of een verstandelijke handicap blijvend niet in staat zijn het inburgeringsexamen te behalen (artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering en artikel 2.8 van het Besluit inburgering);

  • ·

    het voor hen op grond van aantoonbare inspanningen redelijkerwijs niet mogelijk is het

inburgeringsexamen te behalen. Deze ontheffing kan in het algemeen niet eerder dan zes maanden voor afloop van de termijn worden aangevraagd (artikel 31, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inburgering en artikel 5.5, eerste lid van het Besluit inburgering);

·zij naar het oordeel van het college voldoende zijn ingeburgerd (artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en artikel 2.8a van het Besluit inburgering). Toelichting op de ontheffingen en criteria voor de ontheffingen genoemd onder punt 2 en 3.

Artikel 2

Ontheffing op medische gronden

Indien de inburgeringsplichtige van mening is dat er redenen zijn voor ontheffing van de inburgeringsplicht op medische gronden, dient hij een aanvraag in voor ontheffing vergezeld van een advies van een door het college aangewezen onafhankelijke arts (artikel 2.8 van het Besluit inburgering). Dit is de GGD of Argonaut.

Indien het medisch advies leidt tot ontheffing van de inburgeringsplicht, vergoedt het college de kosten van het advies. Indien het medisch advies niet leidt tot ontheffing van de inburgeringsplicht, blijven de kosten van het medisch advies voor rekening van de inburgeringsplichtige. De term blijvend is hierbij vertaald in een periode van vijf jaar,

gerekend vanaf het moment van aanvraag van de ontheffing.

De arts stelt het advies op conform het protocol medische advisering dat als bijlage bij de Regeling inburgering is gevoegd (artikel 2.4 van de Regeling inburgering). Ten behoeve van het opstellen van het advies is het gebruikelijk dat betrokkene door de medisch adviseur in persoon wordt gezien. In evidente gevallen kan een verkorte procedure worden gevolgd.

Artikel 3.

Ontheffing na aantoonbare inspanningen

Het college kan op schriftelijke aanvraag ontheffing van de inburgeringsplicht verlenen als het college op grond van aangetoonde inspanningen oordeelt dat het voor een inburgeringsplichtige

redelijkerwijs niet mogelijk is het inburgeringsexamen te behalen.

De inburgeringsplichtige kan in het algemeen niet eerder dan zes maanden voor het verstrijken

van de handhavingstermijn om deze ontheffing verzoeken (artikel 5.5, eerste lid, van het Besluit

inburgering).

Sinds 7 september 2010 kan het college op grond van artikel 5.5, derde lid, van het Besluit

inburgering de termijn van zes maanden buiten toepassing laten, indien toepassing daarvan naar zijn oordeel, gelet op de door de inburgeringsplichtige aantoonbaar geleverde inspanningen om te voldoen aan de inburgeringsplicht, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

De bevoegdheid om te beoordelen of er sprake is van aantoonbare inspanningen en of iemand

redelijkerwijs niet in staat is om het inburgeringsexamen te behalen, ligt bij het college. Het college gaat hierbij uit van de criteria zoals genoemd in artikel 4.

Artikel 4

Criteria van aantoonbare inspanningen en redelijkerwijs niet in staat zijn het inburgeringsexamen te behalen

Ontheffing is mogelijk in de volgende situaties:

A. De inburgeringsplichtige heeft:

  • ·

    minimaal gedurende 18 maanden een cursus gevolgd die opleidt naar het vereiste niveau; en

  • ·

    aangetoond dat hij daadwerkelijk aan de cursus heeft deelgenomen; en

  • ·

    meerdere malen aan het examen deelgenomen, of het inburgeringsexamen (ten minste één maal) afgelegd en daarmee dusdanig slechte resultaten bereikt dat deze aanleiding geven om te veronderstellen dat hij blijvend niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen;

Onderbouwing door de verzoeker

De inburgeringsplichtige overlegt ter onderbouwing van de criteria zoals hiervoor omschreven een verklaring van het onderwijsinstituut waarin het volgende is opgenomen:

  • ·

    redenen waarom de inburgeringsplichtige niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen,

  • ·

    de duur van het gevolgde traject en eventueel het aantal examens waaraan de inburgeringsplichtige heeft deelgenomen

  • ·

    het aanwezigheidspercentage

B. De inburgeringsplichtige heeft:

  • ·

    Gedurende minimaal 18 maanden een alfabetiseringscursus gevolgd, waarbij hij meer dan 70% van de lessen aanwezig is geweest, en

  • ·

    het onderwijsinstituut geeft aan dat hij het leervermogen ontbeert om het inburgeringstraject met succes te doorlopen en het inburgeringsexamen binnen vijf jaar te behalen.

Onderbouwing door de verzoeker

De inburgeringsplichtige overlegt ter onderbouwing van de criteria zoals hiervoor omschreven een verklaring van het onderwijsinstituut waarin het volgende is opgenomen:

  • ·

    redenen waarom de inburgeringsplichtige niet in staat is het inburgeringsexamen te behalen,

  • ·

    de duur van het gevolgde traject

  • ·

    het aanwezigheidspercentage

Artikel 5

Onbillijkheid van overwegende aard

Indien het college op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen oordeelt dat het onbillijk is de inburgeringsplicht te laten voortduren omdat het duidelijk is dat betrokkene ook in de toekomst niet in staat zal zijn het inburgeringsexamen te behalen, kan het college reeds eerder dan een half jaar voor afloop van de inburgeringstermijn ontheffing van de inburgeringplicht verlenen. Onder onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 5.5. derde lid van het Besluit inburgering wordt onder meer verstaan de omstandigheid dat het langer laten voortduren van de inburgeringsplicht zoveel onzekerheid betreffende de verblijfsvergunning meebrengt, dat aannemelijk is dat dit een onredelijke psychische belasting vormt voor betrokkene en/of zijn gezin.

Artikel 6

Ambtshalve ontheffen

In bijzondere gevallen kan het college ambtshalve beslissen tot ontheffing (artikel 31, tweede lid, onderdeel c van de Wet inburgering en artikel 5.5, tweede lid, van het Besluit inburgering).

Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin de handhavingstermijn reeds meerdere malen is verlengd en de inburgeringsplichtige ondanks aantoonbaar voldoende inspanningen om niet verwijtbare redenen er niet in is geslaagd het inburgeringsexamen te behalen. Deze ambtshalve beslissing kan niet eerder worden genomen dan zes maanden voor afloop van de handhavingstermijn.

Artikel 7.

Ontheffing in verband met aantoonbaar voldoende ingeburgerd zijn

Het college kan sinds 7 september 2010 op schriftelijke aanvraag ontheffing verlenen aan

inburgeringsplichtigen die naar hun eigen mening voldoende zijn ingeburgerd, maar geen

vrijstellend document kunnen overleggen en uit principiële overwegingen niet bereid zijn tot het

afleggen van een examen of de Korte vrijstellingstoets. Voorwaarde hiervoor is

dat de inburgeringsplichtige, die de ontheffing heeft aangevraagd, naar het oordeel van het

college aantoonbaar voldoende is ingeburgerd. Die beoordeling is aan het college en zal per geval moeten worden gemaakt.

Het college stelt hiervoor onderstaande criteria vast.

De inburgeringsplichtige is aantoonbaar voldoende ingeburgerd indien:

  • ·

    de inburgeringsplichtige minimaal één jaar aan het werk is en dit aantoont met een arbeidscontract of een verklaring van de werkgever (met duur dienstverband en niveau Ned. taal) en bewijzen kan overleggen waaruit blijkt dat hij in zijn functie-uitoefening mondeling en schriftelijk in het Nederlands communiceert; of

  • ·

    de inburgeringsplichtige bewijzen kan overleggen van publieke optredens of bestuurs- of

vrijwilligersfuncties, waaruit blijkt dat hij in zijn functie-uitoefening mondeling en schriftelijk in het Nederlands communiceert; of

·de aanvrager documenten kan overleggen die aantonen dat met goed gevolg een opleiding die minimaal gelijk gesteld kan worden aan opleidingsniveau Mbo-niveau 2, is gevolgd die

weliswaar niet wordt erkend als vrijstellingsgrond, maar waaruit wel een voldoende mate van

ingeburgerdheid blijkt;

De bevoegdheid om iemand die aantoonbaar voldoende (evident) is ingeburgerd te ontheffen is gecreëerd als uitzondering op de algemene inburgeringsplicht. De wetgever verwacht dat het college prudent omgaat met de ruimte die hiermee is gegeven om inburgeringsplichtigen van deze plicht te ontheffen.

Artikel 8

Hardheidsclausule

In situaties waarin het evident is dat de inburgeringsplichtige het leervermogen ontbeert om een inburgeringstraject te volgen en het inburgeringsexamen te halen, kan het college op advies van de trajectbegeleider van Vluchtelingenwerk afwijken van de voorwaarden voor ontheffing zoals hiervoor opgenomen. In dat geval dient het verzoek om ontheffing vergezeld te gaan van een gemotiveerd advies van de trajectbegeleider van Vluchtelingenwerk.

Artikel 9

Procedure

Een verzoek tot ontheffing wordt schriftelijk ingediend bij de gemeente of bij de trajectbegeleider van Vluchtelingenwerk. In het geval dat het verzoek wordt ingediend bij de gemeente, wordt dit doorgezonden naar de trajectbegeleider.

De trajectbegeleider dient het definitieve verzoek in bij het college, bestaande uit:

  • ·

    Een schriftelijk verzoek van de inburgeringsplichtige, door hem ondertekend

  • ·

    Een advies van de trajectbegeleider

  • ·

    Eventuele aanvullende bewijsstukken zoals vermeld in voorgaande artikelen

Het college beslist binnen zes weken over het verzoek.

Artikel 10

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2011.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Werkendam d.d.

5 juli 2011.

Burgemeester en wethouders van Werkendam,

De secretaris, De burgemeester,

drs. H.A. Koenen mw. drs C.G.J. Breuer