Regeling vervallen per 14-03-2012

Beleidsregels gemeentelijke belastingen 2004

Geldend van 11-03-2009 t/m 13-03-2012

Intitulé

Beleidsregels gemeentelijke belastingen 2004

Beleidsregels gemeentelijke belastingen

De ambtenaar, belast met de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen, als bedoeld in artikel 231, 2e lid, onder b van de Gemeentewet;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 1:3, lid 1, onder 4 van de Algemene wet Bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

Vast te stellen de volgende vast te stellen de navolgende wijziging van de:

Beleidsregels gemeentelijke belastingen 2004.

Hoofdstuk I

ALGEMEEN

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen beleidsregels gelden bij de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze regels in artikel 2 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.

Voor een woning welke blijkens informatie worden gebruikt, en voor welke woning containers zijn verstrekt, maar waar volgens het GBA (nog) geen bewoner staat ingeschreven, wordt in eerste instantie een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd met het tarief voor een éénpersoonshuishouden.

Artikel 2 Gelding voor de gemeentelijke belastingen

Voor wat betreft de bepalingen opgenomen in hoofdstuk II van deze regeling is van toepassing:

  • a.

    voor de afvalstoffenheffing: artikel 3, 4 en 5;

  • b.

    voor de baatbelasting artikel 3 en 5;

  • c.

    voor de forensenbelasting artikel 3 en 5;

  • d.

    voor graf- en begraafrechten artikel 3 en 5;

  • e.

    voor leges artikel 4 en 5;

  • f.

    voor de marktgelden artikel 3 en 5;

  • g.

    voor de onroerende-zaakbelastingen artikel 3 en 5;

  • h.

    voor de reinigingsrechten artikel 3, 4 en 5;

  • i.

    voor de rioolrechten artikel 3, 4 en 5;

  • j.

    voor de toeristenbelasting 3, 4 en 5.

Voor wat betreft de bepalingen opgenomen in hoofdstuk III van deze regeling is van toepassing:

  • a.

    artikel 4 van de Verordening reinigingsheffingen;

  • b.

    artikel 2 van de Verordening baatbelasting;

  • c.

    artikel 2 van de Verordening forensenbelasting;

  • d.

    artikel 2 van de Verordening rioolrecht;

  • e.

    artikel 1 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen.

Hoofdstuk II

NADERE REGELS MET BETREKKING TOT DE HEFFING EN INVORDERING

Artikel 3 Aangifte

De belastingplichtige die niet binnen 6 maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden om binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de gemeentelijke heffingsambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte of tot het ontvangen van een belastingaanslag.

Artikel 4 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar of kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 5 Rente

  • 1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriele regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 50,-- niet te boven gaat.

Hoofdstuk III

AANWIJZING BELASTINGPLICHTIGE IN EEN KEUZESITUATIE EN

TOEPASSING BEGRIPPEN

Artikel 6 Richtlijnen

In sommige gevallen brengen wettelijke regels met zich mee dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject. In gevallen waarin dat voorkomt stelt de gemeente de aanslag ten name van één belastingplichtige. Omdat hier sprake is van een keuzesituatie gelden hiervoor richtlijnen. Deze richtlijnen zijn per belastingsoort verwoord in de navolgende paragrafen.

Artikel 7 Baatbelasting

  • Als belastingplichtige wordt aangewezen:

    1. degene die in de kadastrale registratie als 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt aangemerkt.

    Bij overlijden van de 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt de aanslag gesteld:

      • a.

        op naam van de erven;

      • b.

        op verzoek op naam van de in leven zijnde echtgeno(o)t(e) in geval van onverdeeld eigendom.

  • 2. degene, die op een andere wijze als genothebbende naar voren komt.

Artikel 8 Onroerende-zaakbelastingen (gebruikersgedeelte)

  • 1. Aanwijzing belastingplichtige

    Als belastingplichtige wordt aangewezen:

    ten aanzien van woningen :

    • a.

      degene die gedurende de langste periode op het betreffende adres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven.

    • b.

      bij gelijktijdige vestiging op een adres wordt de oudste van degenen die op het betreffende adres in de gemeentelijke basisadministratie staan ingeschreven als belastingplichtige aangewezen. Daarbij wordt de volgende prioriteitsvolgorde aangehouden: echtgenoten, alleenstaande ouders, alleenstaanden en geldt een minimum leeftijd van zestien jaar.

    • c.

      degene, die als zakelijk gerechtigde ook als gebruiker valt aan te merken.

    • d.

      degene die op een andere wijze als gebruiker naar voren komt.

    ten aanzien van niet-woningen:

    • 1.

      degene, die als zakelijk gerechtigde ook als gebruiker valt aan te merken;

    • 2.

      de huurder;

    • 3.

      degene die bij de Kamer van Koophandel als gebruiker wordt aangemerkt/staat ingeschreven;

    • 4.

      degene die op een andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 2. Het begrip gebruik

    Wat onder gebruik dient te worden verstaan is door de Hoge Raad uitgemaakt in zijn arrest van 5 september 1979: "degene die een onroerende zaak metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn behoefte". Om een uniforme toepassing van artikel 220, lid 1 onder a, te bewerkstelligen is het wenselijk dat beleidsregels op dit punt worden vastgesteld.

    • ·

      Een object dat niet leeg staat, wordt gebruikt in de zin van de onroerende-zaakbelastingen.

    • ·

      Een object dat leeg staat met de bedoeling om ter beschikking van de genothebbende krachtens zakelijk recht te blijven, wordt gebruikt in de zin van de onroerende zaakbelastingen.

    Met inachtneming van bovenstaande wordt bepaald dat:

    • a.

      een recreatiewoning in beginsel onder alle omstandigheden door iemand wordt gebruikt, ook indien de woning op de peildatum leeg staat.

      • -

        Overeenkomstig artikel 220b, 1e lid, onder c van de Gemeentewet wordt degene die een onroerende zaak ter beschikking stelt voor volgtijdige verhuur aangemerkt als gebruiker van de onroerende zaak.

      • -

        Wanneer de verhuur van de woning (in opdracht van de eigenaar) geschiedt door een verhuurorganisatie, is de eigenaar van de woning degene die ter beschikking stelt. Dit is slechts anders indien de financiële risico's geheel voor rekening van het verhuurorganisatie komen. In die situatie wordt de verhuurorganisatie aangemerkt als degene die de onroerende zaak ter beschikking stelt.

    • b.

      afbreken, totstandbrengen , wijzigen en onderhouden van een onroerende zaak een vorm van gebruik is.

    • c.

      met betrekking tot een object dat op de peildatum leegstaat met de bedoeling om ter beschikking van de genothebbende krachtens zakelijk recht te blijven, er voor de onroerendezaakbelastingen sprake van gebruik is. De onroerende zaak wordt in een dergelijke situatie door belanghebbende metterdaad gebezigd ter bevrediging van zijn behoeften.

    • d.

      het bewust leeghouden van een onroerende zaak voor eigen doeleinden wordt voor de onroerende-zaakbelastingen wordt aangemerkt als gebruik.

    Wanneer de eigenaar aannemelijk maakt dat hij serieuze pogingen onderneemt om de onroerende zaak te verhuren of te verkopen is er geen sprake van belastbaar gebruik van het de leegstaande onroerende zaak.

  • 3. Vermindering aanslag OZB-gebuik niet-woning, deels in gebruik als woning

    Bij de toepassing van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2006 bestaat aanspraak op

    vermindering van de aanslag van de belasting bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van deze

    verordening overeenkomstig het bepaalde in artikel 220f, achtste lid, van de Gemeentewet.

    Na oplegging van de aanslag OZB-gebruik 2006 wordt op initiatief van de gemeente aan de

    betreffende belastingplichtigen een verminderingsbeschikking toegezonden.

Artikel 9 Onroerende-zaakbelastingen (eigenaren-gedeelte)

Als belastingplichtige wordt aangewezen:

  • 1.

    degene die in de kadastrale registratie als 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt aangemerkt.

    Bij overlijden van de 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt de aanslag gesteld:

    • a.

      op naam van de erven;

    • b.

      op verzoek op naam van de in leven zijnde echtgeno(o)t(e) in geval van onverdeeld eigendom.

  • 2.

    degene, die op een andere wijze als genothebbende naar voren komt.

Artikel 10 Woz-beschikkingen (gebruikers)

Als belastingplichtige wordt aangewezen:

ten aanzien van woningen : de oudste van degenen die op het betreffende adres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven, waarbij een minimale leeftijd van zestien jaar geldt. Daarbij wordt de volgende prioriteitsvolgorde aangehouden: echtgenoten, alleenstaande ouders, alleenstaanden.

ten aanzien van niet-woningen:

  • 1.

    degene die als zakelijk gerechtigde ook als gebruiker valt aan te merken;

  • 2.

    de huurder;

  • 3.

    degene die bij de Kamer van Koophandel als gebruiker wordt aangemerkt/staat ingeschreven;

  • 4.

    degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 11 Woz-beschikkingen (eigenaren)

Als belastingplichtige wordt aangewezen:

  • 1.

    degene die in de kadastrale registratie als 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt aangemerkt.

    Bij overlijden van de 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt de aanslag gesteld:

    • a.

      op naam van de erven;

    • b.

      op verzoek op naam van de in leven zijnde echtgeno(o)t(e) in geval van onverdeeld eigendom.

  • 2.

    degene, die op een andere wijze als genothebbende naar voren komt.

Artikel 12 Afvalstoffenheffing (particuliere huishoudens)

Als belastingplichtige wordt aangewezen de feitelijk gebruiker van een perceel waarvoor de gemeente een ophaalverplichting heeft als bedoeld in artikel 10.11 en 10.12 van de Wet milieubeheer.

Als feitelijk gebruiker wordt aangemerkt, de oudste van degenen die op het betreffende adres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven, waarbij een minimale leeftijd van zestien jaar geldt. Daarbij wordt de volgende prioriteitsvolgorde aangehouden: echtgenoten, alleenstaande ouders, alleenstaanden.

Wanneer een perceel als hierboven omschreven volgens de gemeentelijke basisadministratie niet wordt bewoond, is er in principe geen sprake van feitelijk gebruik en wordt het betreffende perceel niet betrokken in de afvalstoffenheffing. Indien uit de omstandigheden blijkt dat het perceel wel feitelijk wordt gebruikt, dan wordt degene die, op welke wijze dan ook, als gebruiker naar voren komt aangewezen als belastingplichtige.

Artikel 13 Rioolrecht woningen

  • 1. Aanwijzing belastingplichtige

    Als belastingplichtige wordt aangewezen de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

    Als gebruiker wordt aangemerkt degene die, naar de omstandigheden beoordeeld, het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.

    Degene die het eigendom voor zich zelf bezigt, wordt als gebruiker aangemerkt.

    Daarbij worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

    de oudste van degene die op het betreffende adres in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven, waarbij een minimale leeftijd van zestien jaar geldt. De volgende prioriteitsvolgorde wordt daarbij aangehouden: echtgenoten, alleenstaande ouders, alleenstaanden.

    Indien op basis van de gemeentelijke basisadministratie geen belastingplichtige kan worden aangewezen, wordt als belastingplichtige aangemerkt:

    • 1.

      degene, die als zakelijk gerechtigde ook als gebruiker valt aan te merken;

    • 2.

      de huurder;

    • 3.

      degene die op een andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 2. Begrip eigendom

    Een woning welke geschikt is voor gebruik, doch (nog) niet bewoond wordt, kan tevens worden aangemerkt als een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

Artikel 14 Rioolrecht niet-woningen

  • 1. Aanwijzing belastingplichtige

    Als belastingplichtige wordt aangewezen: de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Als gebruiker wordt aangemerkt:

    • 1.

      degene die als zakelijk gerechtigde ook als gebruiker valt aan te merken;

    • 2.

      de huurder;

    • 3.

      degene die bij de Kamer van Koophandel als gebruiker wordt aangemerkt/staat ingeschreven;

    • 4.

      degene die op een andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 2. Begrip eigendom

    Een object welke voor gebruik geschikt is, doch (nog) niet feitelijk wordt gebruikt, kan tevens worden aangemerkt als een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

Artikel 15 Forensenbelasting

  • 1. Aanwijzing belastingplichtige

    Als belastingplichtige wordt aangewezen:

    • 1.

      degene die in de kadastrale registratie als 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt aangemerkt.

      Bij overlijden van de 'voornaamst zakelijk gerechtigde' wordt de aanslag gesteld op;

      • a.

        op naam van de erven.

      • b.

        op verzoek op naam van de in leven zijnde echtgeno(o)t(e) in geval van onverdeeld eigendom.

    • 2.

      degene die een aangiftebiljet heeft ingevuld en ondertekend waaruit de belastingplicht blijkt.

    • 3.

      degene, die op een andere wijze naar voren komt als degene die de beschikking heeft over de gemeubileerde woning.

    • 4.

      In de situatie dat een belastingobject, in verband met de verkoop daarvan, in één belastingjaar meerdere malen in de forensenbelasting kan worden betrokken, wordt slechts één belastingplichtige voor dat belastingjaar aangewezen. In een dergelijke situatie wordt degene die de langste periode over het belastingjaar de beschikking heeft gehad over de gemeubileerde woning als belastingplichtige aangewezen.

    • 5.

      In de situatie dat een belastingobject, in verband met verkoop daarvan, in één belastingjaar zowel in de forensenbelasting als in de toeristenbelasting kan worden betrokken, wordt het object slechts in één van deze belastingen voor dat belastingjaar betrokken. In een dergelijke situatie wordt voor dat belastingjaar het object in de belastingsoort betrokken, waarin het object voor de langste periode over dat jaar betrokken kan worden.

  • 2. Begrip gemeubileerde woning

    Een object wordt aangemerkt als gemeubileerde woning wanneer het object op zich zelf beschouwd zowel bestemd als geschikt is om enigszins duurzaam, zij het niet in alle jaargetijden, voor menselijke bewoning te dienen.

    Aan welstand en andere persoonlijke omstandigheden wordt daarbij geen betekenis toegekend.

    Een object wordt in voldoende mate bestemd en geschikt geacht om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen wanneer deze minimaal over de volgende voorzieningen beschikt:

    • -

      (chemisch) toilet

    • -

      aansluiting op waterleiding of watertank

    • -

      electriciteit

    • -

      aansluiting op riolering of septictank

    Voorzieningen die buiten het object aanwezig zijn, doch uitsluitend bij het object te gebruiken zijn, zijn mede bepalend voor het begrip gemeubileerde woning.

  • 3. Vaststellen geschatte herbouwwaarde

    In de situaties als genoemd in artikel 4, lid 2, van de Verordening forensenbelasting wordt de geschatte

    herbouwwaarde vastgesteld op:

    • a.

      dat deel van de actuele WOZ-waarde van het object dat betrekking heeft op de woning;

    • b.

      wanneer er geen WOZ-waarde voor het object is vastgesteld stelt de heffingsambtenaar voor het object een herbouwwaarde vast. Dit gebeurt overeenkomstig de vergelijkingsmethode als bedoeld in de wet WOZ en nader uitgewerkt in de Waarderingsinstructie welke door de Waarderingskamer is vastgesteld in het kader van de uitvoering van de waardebepaling in het kader van de Wet WOZ.

Hoofdstuk IV

VASTSTELLING AANSLAG TOERISTENBELASTING

Artikel 16 Aangiftebiljet

Artikel 8, 1e lid van de Algemene wet op de Rijksbelastingen (welke ook op gemeentelijke belastingen van toepassing is) regelt de verplichting van belastingplichtige om na de uitnodiging tot het doen van aangifte, het aangiftebiljet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend, met de daarin gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers in te leveren.

Ter zake van het vaststellen van de aanslag toeristenbelasting wordt iedere belastingplichtige jaarlijks een aangiftebiljet toeristenbelasting toegestuurd.

Artikel 17 Vaststelling ambtshalve aanslag

Indien niet voldaan is aan de verplichting van bovengenoemd artikel wordt de aanslag toeristenbelasting ambtshalve vastgesteld. Daarbij wordt de volgende werkwijze gehanteerd.

  • a.

    Bij de ambtshalve vaststelling van een aanslag toeristenbelasting wordt als uitgangspunt genomen het aantal overnachtingen van het betreffende belastingobject waarvoor in voorafgaand belastingjaar toeristenbelasting verschuldigd was. Dit aantal wordt met 25% verhoogd.

  • b.

    Wanneer het belastingobject in voorafgaand jaar niet in de toeristenbelasting is betrokken wordt het aantal overnachtingen bepaald op basis van een redelijk te schatten aantal overnachtingen, een en ander in vergelijking met andere gelijkwaardige objecten.

Het redelijk te schatten aantal overnachtingen voor een recreatiewoning wordt gesteld op 900.

Dit aantal berust op een aanname van 6 slaapplaatsen en van 150 overnachtingen per slaapplaats.

Artikel 18 Afwijking van aangifte

Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan een aanslag worden opgelegd in afwijking van de aangifte. De bevoegdheid daartoe is ontleend aan artikel 11, 2e lid van de Algemene wet op de Rijksbelastingen.

Indien bij de vaststelling van de aanslag van de aangifte wordt afgeweken, wordt van de reden van afwijking mededeling gedaan aan de belastingplichtige.

Artikel 19 Nadere inlichtingen

Het is mogelijk dat, hoewel een correcte aangifte is gedaan, voor het vaststellen van de aanslag nog nadere inlichtingen nodig zijn.

Artikel 20 Sancties

Volgens artikel 47, 1e lid van de Algemene wet op de Rijksbelastingen, is een ieder gehouden aan de belastingheffer:

  • a.

    de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn;

  • b.

    boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan waarvan de kennisneming van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de feiten, welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien.

Op het niet voldoen aan deze verplichting is in de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet op de Rijksbelastingen een straf van ten hoogste zes maanden hechtenis of een geldboete van de derde categorie gesteld.

Artikel 21 Bestuurlijke boetes

De volgende bestuurlijke boetes kunnen worden opgelegd:

Verzuimboete

Indien de belastingplichtige nadat hem een aangiftebiljet is uitgereikt de aangifte niet doet, of na een aanmaning om alsnog aangifte te doen niet binnen de in die aanmaning gestelde termijn doet, kan aan betrokkene, overeenkomstig artikel 67a van de Algemene wet op de Rijksbelastingen, een verzuimboete worden opgelegd. De boete kan gelijktijdig met het opleggen van de aanslag worden opgelegd.

Omvang boete.

De omvang van de verzuimboete bedraagt:

bij een eerste overtreding : 5 % van de ambtshalve vastgestelde aanslag;

bij een tweede overtreding: 10 % van de ambtshalve vastgestelde aanslag;

bij een derde en daarop volgende overtreding : 15% van de ambtshalve vastgestelde aanslag, steeds met een maximum van € 1.134,--.

Vergrijpboete

In de gevallen dat de aangifte opzettelijk niet is gedaan, onjuist of onvolledig is gedaan kan, overeenkomstig artikel 67d van de AWR, een vergrijpboete van maximaal 100% van de vastgestelde aanslag worden opgelegd. De boete kan gelijktijdig met het opleggen van de aanslag worden opgelegd.

Omvang vergrijpboete

De omvang van de boete bedraagt:

bij een eerste overtreding : 50 % van de ambtshalve vastgestelde aanslag;

bij een tweede overtreding: 75 % van de ambtshalve vastgestelde aanslag;

bij een derde overtreding : 100% van de ambtshalve vastgestelde aanslag.

Artikel 22 Intrekking boete

Indien de belastingplichtige aantoont dat hij er binnen redelijkheidsgrenzen alles aan heeft gedaan om te voorkomen dat hij/zij in verzuim zou komen wordt de opgelegde boete ingetrokken.

Hoofdstuk V

KWIJTSCHELDING

Artikel 23 Behandeling kwijtscheldingsverzoeken

Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en rioolrechten kan kwijtschelding worden aangevraagd. Een verzoek om kwijtschelding kan tot zes weken na dagtekening van het betreffende aanslagbiljet worden gedaan.

Kwijtschelding kan worden aangevraagd door invulling van het aanvraagformulier dat bij de receptie van het gemeentehuis en bij de plaatselijke bibliotheken kan worden opgehaald. Het aanvraagformulier voor kwijtschelding kan ook via de website van de gemeente worden uitgeprint.

Na ontvangst van een verzoek om kwijtschelding wordt de invordering stopgezet. Wanneer na behandeling van het verzoek blijkt dat geen kwijtschelding wordt verleend moet het nog openstaand bedrag binnen de daarvoor gestelde termijnen worden voldaan.

Hoofdstuk VI

AUTOMATISCHE INCASSO

Artikel 24 Algemeen

De aanslagen onroerende-zaakbelastingen, rioolrechten, reinigingsheffingen kunnen op één aanslagbiljet worden verenigd. De Verordeningen onroerende-zaakbelastingen, rioolrechten, reinigingsheffingen bieden de mogelijkheid om in afwijking van de hoofdregel (betaling in drie termijnen), het totaalbedrag van de op dit (gecombineerde) aanslagbiljet vermelde aanslagen in 8 gelijke termijnen middels automatische incasso te betalen.

De verordeningen forensenbelasting en toeristenbelasting bieden tevens de mogelijkheid om het aanslagbedrag middels automatische incasso te betalen. De automatische incasso voor deze belastingen gebeurt echter niet in acht, maar in drie termijnen.

Om voor het voorgaande in aanmerking te komen dient echter wel door belastingschuldige een machtiging tot automatische incasso te zijn verleend.

Deze beleidsregels zijn opgesteld met de gedachte om een uniforme uitleg en toepassing op het gebied van automatische incasso te geven.

Artikel 25 Deelname automatische incasso

  • 1. Deelname aan automatische incasso is mogelijk indien de belastingschuldige uiterlijk binnen twee weken na dagtekening van het aanslagbiljet de gemeente schriftelijk heeft gemachtigd, door inlevering of toezending van de groene machtigingskaart, om via automatische incasso de op één aanslagbiljet verenigde opgelegde aanslagen fiscale heffingen te innen.

  • 2. De machtiging tot automatische incasso wordt zonder tegenbericht ieder jaar stilzwijgend verlengd.

Artikel 26 Beëindiging automatische incasso

  • 1. Indien twee van de acht termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd, vervalt de mogelijkheid van gespreide betaling door middel van automatische incasso.

  • 2. Indien op grond van het eerste lid de machtiging wordt beëindigd, wordt dit zo spoedig mogelijk aan de belastingschuldige schriftelijk medegedeeld.

Artikel 27 Nieuwe betaaltermijn

In de op grond van artikel 26, tweede lid van deze beleidsregels aan de belastingschuldige te sturen schriftelijke kennisgeving – waaraan tevens een acceptgiro is bevestigd – wordt teruggevallen op de reguliere betaaltermijnen. Indien deze reguliere termijnen reeds zijn vervallen, dient het nog openstaande bedrag van het op het aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen, binnen veertien dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving te zijn voldaan.

Artikel 28 Intrekken machtiging automatische incasso

  • 1. Indien de belastingschuldige de schriftelijke machtiging als bedoeld in artikel 25 van deze beleidsregels wil intrekken, dient dit schriftelijk te gebeuren, door toezending van de rode intrekkingskaart.

  • 2. Indien de op grond van het eerste lid genoemde intrekking ertoe leidt dat nog niet alle 8 verschuldigde termijnen zijn geïnd, dient de belastingschuldige er zelf voor zorg te dragen dat het nog openstaande bedrag binnen veertien dagen – na de datum waarop de laatste termijn via automatische incasso is geïnd - volledig is voldaan.

Artikel 29 Uitzondering

Op praktische gronden kan ten gunste van de belastingschuldige van hetgeen in de artikelen 25 en 26 van deze beleidsregels is gesteld, worden afgeweken.

Artikel 30 Weigering deelname aan de automatische incasso

De gemeente kan de deelname van belastingplichtigen aan de automatische incasso weigeren indien er omstandigheden worden geconstateerd of vermoed die het regelmatig verloop van de termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.

Artikel 31 Tijdstip van afschrijving

De gemeente zal het termijnbedrag zoveel mogelijk op of omstreeks de 25e dag van iedere maand afschrijven. De termijnbedragen voor de aanslagen forensen- en toeristenbelasting zullen zoveel mogelijk op of omstreeks de laatste dag van de maand worden afgeschreven.

Artikel 32 Vermindering van het totaalbedrag

Indien het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen om welke reden dan ook wordt verminderd, vindt deze vermindering - indien het ten onrechte te hoge totaalbedrag nog niet volledig is voldaan – plaats door saldodeling. Het voorgaande houdt in dat bij een machtiging automatische incasso de vermindering leidt tot evenredige verlaging van de nog resterende betalingstermijnen.

Hoofdstuk VII

TOEPASSING ARTIKEL 65 VAN DE ALGEMENE WET INZAKE RIJKSBELASTINGEN

(Ambtshalve vermindering)

Artikel 33 Algemeen

In artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 231 Gemeentewet is de heffingsambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, de bevoegdheid gegeven ambtshalve vermindering van belastingaanslagen te verlenen. Tevens is in deze artikelen bepaald dat een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf door de heffingsambtenaar ambtshalve kan worden verleend.

Om een uniforme toepassing van artikel 65 AWR te bewerkstelligen is het wenselijk dat beleidsregels op dit punt worden vastgesteld.

Artikel 34 Reikwijdte en definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    de belanghebbende: de belastingplichtige;

  • b.

    de drie-jaarstermijn : de termijn waarin de heffingsambtenaar, op grond van artikel 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid heeft tot het vaststellen van een belastingaanslag;

  • c.

    een gering bedrag: € 2,50;

  • d.

    het bedrag van de vermindering of teruggaaf: de vermindering van het geheven belastingbedrag of de teruggaaf van het betaalde bedrag, vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen bedrag van) de verhoging, indien een verhoging is toegepast. Het bedrag van de vermindering of teruggaaf wordt berekend per belastingaanslag.

Artikel 35 Termijn

De termijn waarbinnen de belastingplichtige aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering afgestemd op de termijn waarbinnen, op de voet van artikel 11, 3e lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid van de heffingsambtenaar tot het vaststellen van een belastingaanslag ligt.

De termijn waarbinnen ambtshalve vermindering of teruggaaf wordt verleend wordt voor gevallen, waarin er sprake is van een redelijkerwijs kenbare vergissing, verlengd met drie jaren.

Artikel 36 Afwijking van regeling

In deze beleidsregels is een in beginsel uitputtende regeling gegeven van de gevallen, waarin ambtshalve vermindering of teruggaaf van belasting wordt verleend.

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de heffingsambtenaar moet afwijken van de in deze beleidsregels opgenomen regeling. Het gaat daarbij om situaties waarin:

  • a.

    één of meer algemene beginsel(en) van behoorlijk bestuur de heffingsambtenaar noopt/nopen in een concreet geval een vermindering of teruggaaf ambtshalve te verlenen, hoewel de regeling in deze beleidsregels daarin voor dat geval niet voorziet;

  • b.

    met betrekking tot bepaalde verzoeken om vermindering of teruggaaf van belasting bijzondere regelingen zijn getroffen.

Artikel 37 Gevallen waarin ambtshalve vermindering of teruggaaf wordt verleend

  • 1. Indien wegens het te laat indienen van een bezwaarschrift of een in de wet voorzien verzoekschrift dan wel om andere reden van formele aard de reclamant of de verzoeker niet ontvankelijk is in zijn bezwaar of verzoek, verleent de heffingsambtenaar bij de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken, ambtshalve de vermindering of teruggaaf waarvoor de reclamant of de verzoeker redelijkerwijs in aanmerking komt.

  • 2. In andere gevallen dan die, welke zijn genoemd in lid1, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering of teruggaaf waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt indien:

    • a.

      de belanghebbende een verzoekschrift strekkende tot vermindering of teruggaaf van belasting indient, of

    • b.

      enig feit de conclusie rechtvaardigt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.

Artikel 38 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 37 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    het bedrag van de vermindering of teruggaaf, waarvoor de belanghebbende in aanmerking komt, niet meer dan een gering bedrag is, of

  • b.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel op het tijdstip, waarop het in artikel 37, lid 2 onder b., bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken, dan wel, indien in het laatste jaar van de driejaarstermijn een navorderingsaanslag aan de belanghebbende is opgelegd, een jaar is verstreken sinds de dagtekening van die navorderingsaanslag;

  • c.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 39 Erfgenamen

Wanneer de belanghebbende is overleden treden zijn/haar erfgenamen voor de toepassing van deze beleidsregels in zijn/haar plaats. Verminderingen en teruggaven van belasting, waartoe door de erfgenamen een of meer verzoeken zijn gedaan en waarvan het gezamenlijke bedrag meer dan € 450,- is, worden slechts ambtshalve verleend indien de erfgenamen zich schriftelijk jegens de Belastingdienst/Registratie en successie hebben verbonden het successierecht te voldoen alsof op het tijdstip van overlijden van de erflater de verminderingen en teruggaven reeds waren verleend.

Artikel 40 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering of teruggaaf te verlenen wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan:

  • a.

    indien een bezwaarschrift of een in de wet voorzien verzoekschrift, bedoeld in artikel 37, lid 1, is ingediend: in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken;

  • b.

    indien een verzoekschrift, bedoeld in artikel 37, lid 2, onder a., is ingediend: in een schriftelijke beslissing op het verzoekschrift.

Artikel 41 Termijnverlenging

  • a.

    Indien ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 37, lid 2, onder b., bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken en de belanghebbende aantoont dat ten gevolge van een door hem gemaakte vergissing, die de heffingsambtenaar

    • -

      ten tijde van de vaststelling van de belastingaanslag of,

    • -

      indien de belanghebbende tegen de aanslag tijdig in bezwaar is gekomen, ten tijde van het doen van uitspraak op het bezwaarschrift, bekend was of redelijkerwijs bekend had moeten zijn, te veel belasting is geheven, wordt voor de toepassing van artikel 38, onder b., de driejaarstermijn verlengd met drie jaren.

  • b.

    Indien de belanghebbende aantoont dat te veel belasting is geheven ten gevolge van een aan de heffingsambtenaar toe te rekenen vergissing, die de belanghebbende redelijkerwijs niet heeft kunnen opmerken voor het einde van de in artikel 38,, onder b., bedoelde periode, wordt de driejaarstermijn eveneens met drie jaren verlengd.

Toelichting bij artikel 41

Een vergissing in de zin van dit artikel omvat niet een onjuistheid, waarvan de belanghebbende zich bewust was of had kunnen zijn, en evenmin een keuze, die de belanghebbende achteraf wenst te wijzigen. Dit artikel ziet met name op de volgende vergissingen:

  • a.

    een door de belanghebbende gemaakte vergissing, die de heffingsambtenaar bekend was of had moeten zijn, bijvoorbeeld een kenbare telfout in een aangiftebiljet;

  • b.

    een door de heffingsambtenaar gemaakte vergissing, die de belanghebbende niet binnen de driejaarstermijn heeft opgemerkt of kunnen opmerken, bijvoorbeeld een fout in de berekening van de heffingsgrondslag of het belastingbedrag.

Artikel 42 Andere feiten

  • 1. Indien de heffingsambtenaar kennis neemt van feiten, andere dan die, naar aanleiding waarvan hij voornemens is ambtshalve vermindering of teruggaaf van belasting te verlenen, en die andere feiten grond opleveren voor het vermoeden dat de belasting onjuist is berekend, houdt hij daarmee bij de bepaling van de vermindering of teruggaaf rekening.

  • 2. Voorts verleent de heffingsambtenaar in gevallen waarin ter zake van enig feit ten onrechte belasting is geheven en waarin als gevolg van die heffing een andere belasting ter zake van datzelfde feit niet is geheven en door het verstrijken van een termijn ook niet meer kan worden geheven, slechts ambtshalve vermindering of teruggaaf van de eerstgenoemde belasting voor zover het bedrag daarvan het bedrag van de laatstgenoemde belasting te boven gaat.

Artikel 43 Jurisprudentie en resoluties

  • 1. Een arrest van de Hoge Raad dan wel een ministeriële regeling, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting indien de belastingaanslag onherroepelijk is komen vast te staan vóór de dag, waarop het arrest door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk vóór de dagtekening van de ministeriële regeling, tenzij er op dit punt een afwijkende regeling is getroffen.

  • 3. Een uitspraak van het Gerechtshof is geen aanleiding voor het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting, tenzij er op dit punt een afwijkende regeling is getroffen.

  • 4. Hetgeen in lid 1 is bepaald met betrekking tot een arrest van de Hoge Raad is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van andere supranationale colleges.

Hoofdstuk VIII

INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

Artikel 44 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

Artikel 45 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangemerkt als: "Beleidsregels gemeentelijke belastingen 2004".

Ondertekening

Diever, 18 februari 2009.
de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld
Mannus Kelder