Regeling vervallen per 21-02-2024

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent subsidieverlening peuteropvang (Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Westervoort)

Geldend van 01-01-2020 t/m 20-02-2024

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent subsidieverlening peuteropvang (Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Westervoort)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort;

Gelezen het voorstel van B&W van 29 oktober 2019;

Overwegende dat:

  • -

    Aan alle kinderopvangorganisaties in de gemeente Westervoort de mogelijkheid wordt geboden om een subsidieaanvraag in te dienen voor peuteropvang;

  • -

    De kwaliteitseisen beschreven zijn in het document Kwaliteitskader VVE peuteropvang Westervoort (documentnummer 201429548) die als bijlage bij deze regeling is gevoegd;

  • -

    Uit de Wet Kinderopvang volgt dat de verantwoordelijkheid voor peuteropvang bij de gemeente ligt in het geval ouders niet in aanmerking komen voor de Kinderopvangtoeslag van het Rijk;

  • -

    Door het Rijk en de VNG bestuursafspraken zijn gemaakt om zich gezamenlijk in te zetten voor toegankelijke voorschoolse voorzieningen en een groter bereik van peuters, met als doel dat alle peuters naar een voorschoolse voorziening kunnen gaan;

  • -

    De Wet op het primair onderwijs (WPO) de opdracht geeft om regels vast te stellen over de uitvoering van de voor- en vroegschoolse educatie;

  • -

    Uit de Jeugdwet volgt dat de gemeente de wettelijke taken voor de jeugdhulp uitvoert en samen met het onderwijs (Passend Onderwijs) verantwoordelijk is voor het versterken van preventie en het vroegtijdig onderkennen van ondersteuningsvragen;

gelet op artikel 2 van de Subsidieverordening peuteropvang gemeente Westervoort 2017 en gelet op hoofdstuk 4 Algemene Wet bestuursrecht, titel 4.3 beleidsregels, artikelen 4:81 tot en met 4:84;

besluit vast te stellen: (de beleidsregels subsidieverlening peuteropvang gemeente Westervoort) .

Beleidsregels subsidieverlening peuteropvang gemeente Westervoort 2020.

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. Awb

    Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Dagdeel

    Periode van 3 aaneengesloten uren.

  • 3. Gecertificeerde leidster/pedagogische medewerker VVE

    De VVE leidster of- pedagogisch medewerker dient VVE geschoold volgens de vereisten van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk (Wkkp) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, volgens de vereisten van het programma ‘Startblokken’ en minimaal een PW3 opleidingsniveau (pedagogisch werk op minimaal MBO-3 niveau).

  • 4. Geregistreerd kindcentrum

    Een kindcentrum dat is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en voldoet aan de wet- en regelgeving voor de kinderopvang. Een locatie wordt aanvullend als een VVE-locatie in het LRK geregistreerd als deze voldoet aan de wet- en regelgeving van de kinderopvang.

  • 5. Het college

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort.

  • 6. Houder

    De rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die een in het LRK geregistreerd Kindcentrum exploiteert.

  • 7. Inkomensverklaring

    Een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens aan houder van een persoon in een bepaald inkomensjaar.

  • 8. Kinderopvangtoeslag

    De tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

  • 9. Peuter

    Kind in de leeftijd van 2 - 4 jaar, woonachtig in Westervoort.

  • 10. Reguliere peuters

    Peuters, waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 11. VVE

    Voor- en Vroegschoolse Educatie. De kwaliteitseisen voor VVE in Westervoort zijn vastgelegd in het programma ‘Startblokken’. Op alle VVE- locaties wordt gewerkt met het programma Startblokken.

  • 12. Voorschoolse locatie VVE

    Een voorschoolse locatie met een VVE-aanbod waar op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters in ieder geval gestimuleerd wordt op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 13. VVE-indicatie

    Gemeenten zijn vrij in het bepalen van de doelgroep voor VVE. Dat wil zeggen dat zij -in overleg met de betrokken partners- zelf vaststellen welke kinderen een zogenaamde VVE-indicatie krijgen en hiermee in aanmerking komen voor een extra voorschools aanbod. Deze indicatie vindt plaats op basis van de vastgestelde criteria. De volgende criteria voor de VVE-indicatie gelden op dit moment in de gemeente Westervoort:

    • Het opleidingsniveau van één of beide ouders of van de verzorgende ouder is maximaal VMBO kaderberoepsgerichte leerweg;

    • Kinderen met een risico op taalachterstand zonder medische oorzaak bij het kind zelf (Van Wiechen ontwikkelingsonderzoek);

    • Kinderen uit een taalarme omgeving, waar thuis geen Nederlands gesproken wordt en/of waar laaggeletterdheid is;

    • Kinderen met een aanwezig risico op onderwijs- en ontwikkelingsachterstanden;

    • Kinderen bij wie bij binnenkomst in de voorschoolse voorziening een (taal)achterstand wordt geconstateerd.

    Bovenstaande definitie is in lijn met de indicatoren zoals ze door het CBS zijn gedefinieerd en die gebruikt worden bij de bepaling van de onderwijsachterstandsmiddelen per gemeente. We hebben het dan over de volgende indicatoren:

    • opleidingsniveau ouders;

    • land van herkomst ouders;

    • verblijfsduur van de moeder in Nederland;

    • schuldsanering bij de ouders.

  • 14. Doelgroeppeuters

    Peuters met een VVE- indicatie afgegeven door het consultatiebureau.

  • 15. Vervolgaanvraag subsidie

    Een subsidieaanvraag die betrekking heeft op peuters die het tweede achtereenvolgende jaar een aanbod op een voorschoolse locatie VVE volgen.

  • 16. Verzamelinkomen

    Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

Artikel 2. Doel

  • 1. Deze subsidieregeling is ondersteunend aan de Westervoortse ambitie om alle kinderen in de gemeente Westervoort zonder taal-/ontwikkelingsachterstand aan groep 3 van de basisschool te laten beginnen.

  • 2. Met deze subsidieregeling is peuteropvang:

    • a.

      bedoeld voor reguliere peuters (niet-KOT) en doelgroeppeuters (niet-KOT en KOT) vanaf 2 jaar en voor regulier peuters (KOT) vanaf 2,5 jaar.

    • b.

      (door de subsidie) ook toegankelijk voor ouders die geen beroep kunnen doen op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst (niet-KOT);

    • c.

      een basisvoorziening van 8 uur voor de peuters zoals bedoeld onder a. Voor peuters met een VVE-indicatie is er een aanvullend aanbod van 8 uur per week (in totaal 16 uur peuteropvang per week);

    • d.

      voldoende gespreid binnen de gemeente.

Artikel 3 De subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvrager moet voldoen, bovenop de eisen zoals aangegeven in het Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie, de Wet Kinderopvang en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang, aan het door het college vastgestelde kwaliteitskader VVE peuteropvang gemeente Westervoort.

  • 2. De subsidieaanvraag moet voorzien zijn van tenminste:

    • a.

      Een opgave van het aantal peuters voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd.

    • b.

      Een opgave van het aantal bezette dagdelen en uren per peuter.

    • c.

      Een beschrijving van het aanbod VVE dat is voorzien van informatie over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de kwaliteitseisen VVE.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Het college kan vragen naar de exploitatiebegroting van de aanvrager.

  • 5. Als de aanvrager deel uitmaakt van een holding zijn bij de aanvraag tot subsidieverlening de geldende statuten gevoegd van deze holding, tenzij deze al in bezit zijn van het college.

Artikel 4 Verlening subsidie

Bij een besluit tot subsidieverlening worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • 1.

    De subsidieontvanger en de invulling van het aanbod voldoen aan de kwaliteitseisen van vigerende wetgeving en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 2.

    Vigerende wetgeving en aanverwante regelgeving moeten worden nageleefd.

  • 3.

    De subsidieontvanger organiseert het aanbod met inachtneming van de subsidiecriteria.

  • 4.

    De subsidieontvanger verleent medewerking aan een (on)aangekondigde toetsing op kwaliteit.

  • 5.

    De subsidieontvanger informeert het college over wijzigingen in aantallen peuters, zoals genoemd in artikel 4, lid 1 tot en met 3, voor 31 maart, 30 juni en 30 september van enig jaar. De te hanteren peildata bij deze wijzigingen zijn respectievelijk 15 maart, 15 juni en 15 september van enig jaar.

  • 6.

    De subsidieontvanger informeert het college over wijzigingen betreffende wachtlijsten voor het aantal reguliere peuters en VVE-peuters volgens de termijnen zoals onder 5. genoemd.

  • 7.

    De subsidieontvanger meldt onmiddellijk iedere andere wijziging ten opzichte van de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt.

  • 8.

    De subsidieontvanger draagt zorg voor de inzet van peuteropvang/VVE voor ouders die de ouderlijke bijdrage (totaal) niet kunnen dragen. Er is een mogelijkheid voor een gemeentelijke vergoeding.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bestaat uit een bijdrage per geplaatste peuter.

    In de van deze regeling deel uitmakende bijlage ‘Opbouw kostprijs peuteropvang’ wordt de gemeentelijke subsidie per uur peuteropvang beschreven. Het college stelt jaarlijks voor 15 oktober de bijlage als bedoeld in het eerste lid vast.

    Hierbij wordt als volgt bepaald:

    • a.

      de landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang zoals vastgesteld door het Rijk;

    • b.

      de gemeentelijke opslag per uur op basis van de landelijke / wettelijke ontwikkelingen.

  • 2. Op het bedrag aan subsidie wordt de door de subsidieontvanger ontvangen ouderbijdrage van alle ouders, die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, in mindering gebracht.

    Dit gebeurt op de volgende wijze:

    Het college vergoedt aan de subsidieontvanger het vastgestelde maximumuurtarief van de toeslagregeling voor dagopvang, zoals deze door de rijksoverheid wordt vastgesteld. Ouders betalen aan de subsidieontvanger een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

  • 3. Indien een subsidieontvanger een hoger tarief hanteert dan het maximumuurtarief dat wordt gesubsidieerd, betaalt de ouder het verschil tussen het hogere uurtarief en het maximum tarief altijd zelf. Aan dit verschil kan geen recht op subsidie worden ontleend.

  • 4. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de subsidieontvanger bepaald aan de hand van het meest recente verzamelinkomen. Dit verzamelinkomen wordt bepaald aan de hand van een door de ouders te overleggen inkomensverklaring of door een recente jaaropgave, als er geen aangifte hoeft te worden gedaan voor de inkomensbelastingen.

  • 5. Voor lid 2 tot en met 4 geldt dat wordt uitgegaan van de door de rijksoverheid vastgestelde ouderbijdragetabel voor de kinderopvang voor het onderdeel dagopvang.

Artikel 6. Budget

  • 1. Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de gemeenteraad van Westervoort zoals vastgelegd in de gemeentelijke begroting.

  • 2. De subsidie wordt in 2 voorschotten betaald.

  • 3. De aanvrager is vrij om het toegekende budget naar eigen inzicht te besteden, mits wordt voldaan aan de doelstelling, de kwaliteitseisen en overige verplichtingen uit deze regeling.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het in artikel 6, eerste lid bedoelde budget geldt als subsidieplafond.

  • 2. Als het subsidieplafond wordt overschreden wordt subsidie naar rato van

    • a.

      het aantal kinderen in de wijk met een risico op een onderwijsachterstand volgens het CBS; en

    • b.

      het marktaandeel op 1 oktober voorafgaand aan het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd

    onder de peuteropvang aanbieders verdeeld.

Artikel 8. Subsidieduur

  • 1. De subsidie gaat in op de dag waarop de peuter een peuteropvangplaats bezet.

  • 2. De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook de peuteropvang verlaat.

Artikel 9. Verantwoording en vaststelling

  • 1. De aanvrager dient uiterlijk 1 april na afloop van het jaar waarin subsidie is ontvangen een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. Deze aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een overzicht van het aantal bezette peuterplaatsen, waarbij gespecificeerd wordt:

      • -

        het aantal peuters met een vve-indicatie van wie de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

      • -

        het aantal peuters met een vve-indicatie van wie de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;

      • -

        het aantal peuters zonder vve-indicatie van wie de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

      • -

        het aantal peuters zonder vve-indicatie van wie de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      een financieel verslag waarin een toelichting op significante afwijkingen ten opzichte van het aanvraagformulier is opgenomen.

  • 2. Het college toetst aan de hand van de verantwoording als bedoeld in dit artikel of de aanvrager heeft voldaan aan de verplichtingen uit deze regeling. Het college beslist binnen drie maanden na ontvangst van de verantwoording over de vaststelling van de subsidie. De subsidie wordt vastgesteld op de daadwerkelijk bestede uren per peuter aan de hand van het afgesproken uurtarief en onderverdeling naar de verschillende categorieën.

  • 3. Als de subsidieontvanger onderdeel is van een rechtspersoon, dan kan het college bij de aanvraag tot subsidievaststelling tevens de jaarrekeningen van alle gelieerde groepsmaatschappijen, voorzien van een accountantsverklaring overeenkomstig artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, opvragen.

Artikel 10. Toezicht en kwaliteit

De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM), De Onderwijsinspectie en een externe VVE- deskundige houden in opdracht van de gemeente toezicht op de kwaliteit van het aanbod in het kader van deze subsidieregeling.

Artikel 11. Afwijkingsmogelijkheid

Het College kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanvrager afwijken van een of meerdere bepalingen van deze regeling.

Artikel 12. Rapportageverplichtingen

De gegevens die van de subsidieontvanger worden gevraagd zijn nodig om de definitieve subsidie te kunnen vaststellen en om te kunnen beoordelen of de subsidieontvanger zich

aan de subsidieverplichtingen heeft gehouden. De gegevens moeten betrekking hebben

op het gehele subsidietijdvak of gelden per ultimo van dat subsidietijdvak, afhankelijk van

de aard van de gevraagde gegevens.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. De beleidsregels subsidieverlening peuteropvang gemeente Westervoort 2017, vastgesteld 20 december 2016, wordt ingetrokken.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling Voorschools aanbod gemeente Westervoort.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort op 29 oktober 2019.

De secretaris,

De burgemeester,

Bekendgemaakt:

Bijlagen

Bijlage 1: Kwaliteitskader VVE 201429548

Bijlage 2: Opbouw kostprijs peuteropvang Westervoort 2020 201429547

Bijlage 1: Kwaliteitskader VVE peuteropvang gemeente Westervoort 2020-2023

Dit kwaliteitskader is gekoppeld aan de subsidieregeling Peuteropvang en VVE Westervoort: een kindgebonden gemeentelijke financiering voor peuters die gebruik maken van een door de gemeente Westervoort erkende voorschoolse voorziening, geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang als locatie met voorschoolse educatie.

Doelstelling

Doel van dit kader is het bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van voorschoolse educatie in de gemeente Westervoort. Eventuele tussentijdse wijzigingen in het kwaliteitskader kunnen door het College, in overleg met de betrokken kinderopvangorganisaties, worden vastgesteld.

Scope

De kinderopvangorganisaties die voorschoolse educatie aanbiedt in Westervoort (hierna: de aanbieder) dient te voldoen aan de wettelijke eisen zoals deze zijn vastgelegd in de Wet Kinderopvang, de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang, het Basisbesluit kwaliteit voorschoolse educatie en het toezichtskader van de Onderwijsinspectie.

Deze worden jaarlijks gecontroleerd door de GGD (in het kader van de inspecties Wet Kinderopvang) en op onregelmatige basis door de Onderwijsinspectie. In dit kwaliteitskader worden tevens de bovenwettelijke eisen die gelden voor voorschoolse educatie in de Gemeente Westervoort benoemd. Ook deze worden door de GGD geïnspecteerd.

Definitie Peuteropvang en voorschoolse educatie

Peuteropvang/voorschoolse educatie is een voorziening waar peuters (van 2 tot 4 jaar) in groepsverband in hun ontwikkeling worden gestimuleerd door middel van spel en gerichte activiteiten (spelen, ontmoeten, ontwikkelen). De voorziening heeft een vroegtijdige signaleringsfunctie en biedt aan kwetsbare peuters een passend aanbod. Het gedeelte voorschoolse educatie is specifiek gericht op het verkleinen van achterstanden op het gebied van de Nederlandse taal. Hierbij is ook aandacht voor de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling van de peuters.

Rapportage en verantwoording

Verantwoording op de kwaliteitseisen uit dit kader vindt jaarlijks plaats door de betreffende kinderopvangorganisaties middels een kwantitatieve rapportage en het invullen van de KIJK!-monitor. De rapportages dienen uiterlijk 1 maart van het kalenderjaar opvolgend aan het kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft, digitaal aan de gemeente te worden gezonden.

Aanvullende gemeentelijke kwaliteitseisen

Aanbod

  • 1.

    Voor reguliere peuters (2-4 jaar) waarvan ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag is peuteropvang beschikbaar voor 2 dagdelen per week (maximaal 8 uur per week), gedurende 40 weken per jaar. Het staat de aanbieders vrij om het totaal aantal te subsidiëren uren te verdelen over meer weken;

  • 2.

    Voor reguliere peuters (2,5-4 jaar) waarvan ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag is peuter opvang beschikbaar voor 2 dagdelen per week (maximaal 8 uur per week), gedurende 40 weken per jaar. Het staat de aanbieders vrij om het totaal aantal te subsidiëren uren te verdelen over meer weken;

  • 3.

    Voor peuters (2-4 jaar) met een VVE-indicatie (afgegeven door het consultatiebureau) is er een aanvullend aanbod van 8 uur per week (totale aanbod van 16 uur verdeeld over minimaal 3 dagen/ dagdelen). Het aanvullend aanbod vindt binnen de peuteropvang plaats vanaf 2,5 jaar.

  • 4.

    Peuteropvang wordt aangeboden in horizontale groepen (2-4 jarigen) of in verticale dagopvanggroepen (0-4 jarigen) waar dagelijks met horizontale momenten wordt gewerkt. In het pedagogisch werkplan per locatie worden deze horizontale groepsmomenten inhoudelijk en organisatorisch opgenomen.

  • 5.

    Er is zoveel mogelijk sprake van gemengde groepen: kinderen met en zonder vve-indicatie en wel of niet vallend onder de kinderopvangtoeslag spelen en ontwikkelen zich gezamenlijk in een groep.

VVE-programma

  • 6.

    Er wordt gewerkt met het programma Startblokken.

  • 7.

    Aanbieder heeft een pedagogisch plan/werkplan voor de peuteropvang waarin wordt vastgelegd op welke wijze Startblokken wordt uitgevoerd en hoe de ontwikkeldomeinen (taal, rekenen/ordenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en motoriek) zijn ingericht. Dit plan wordt jaarlijks opnieuw bekeken en waar nodig aangepast.

  • 8.

    Aanbieder legt de vorderingen van de peuters op individueel niveau vast in het kindvolgsysteem KIJK!.

  • 9.

    Alle medewerkers op de groep zijn geschoold in Startblokken dan wel volgen aantoonbaar de scholing.

  • 10.

    Aanbieder stelt jaarlijks een opleidingsplan VVE op voor de vaste medewerkers.

Ouderbetrokkenheid

  • 11.

    Ouders worden actief betrokken bij hetgeen hun kinderen leren. Ook worden handreikingen gedaan hoe de kinderen thuis te stimuleren in hun ontwikkeling.

  • 12.

    De aanbieder wisselt tenminste één keer per jaar ervaringen uit met ouders over hun kinderen met behulp van het kindvolgsysteem en biedt ouders ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen (dit kan ook middels doorverwijzing naar (gespecialiseerde) ondersteuning).

  • 13.

    Aanbieder heeft een beeld van de eigen ouderpopulatie per locatie en vraagt actief na bij ouders hoe zij hun betrokkenheid vorm kunnen en willen geven.

  • 14.

    Aanbieder maakt per locatie/IKC een ouderbeleidsplan, op basis van de kenmerken van de ouderpopulatie op die locatie/IKC. Waar een voorschoolse voorziening en school samenwerken aan vve, wordt een gezamenlijk ouderbeleid gevoerd. Hiervoor wordt een gezamenlijk ouderbeleidsplan opgesteld. Hierbij wordt de input van de ouders opgehaald en meegenomen en wordt rekening gehouden met de diversiteit aan ouders en hun verschillende behoeften.

Samenwerking met het onderwijs/doorgaande lijn

  • 15.

    Aanbieder zorgt bij aanmelding van een peuter voor de peuteropvang, dat ouders tekenen voor (warme) overdracht naar de basisschool.

  • 16.

    Alle doelgroeppeuters worden warm overgedragen naar de basisschool. Dit wil zeggen dat de basisschool de relevante informatie over de ontwikkeling van de peuter in kwestie van aanbieder ontvangt in aanwezigheid van pedagogisch medewerker en leerkracht en indien mogelijk de ouder(s).

  • 17.

    Aanbieder staat open voor programmatische samenwerking met het onderwijs indien dit (bijvoorbeeld door een gedeelde locatie) van toepassing is.

  • 18.

    Aanbieder stelt tijd beschikbaar om in samenspraak met gemeente en onderwijs tot goede afspraken te komen over een doorgaande lijn van voor- naar vroegschool en ten behoeve van nadere kwaliteitsontwikkeling.

Zorgstructuur

  • 19.

    Aanbieder draagt verantwoordelijkheid voor extra ondersteuning van peuters (en hun ouders) voor zover dit betrekking heeft op het VVE-programma en de directe ontwikkeling van de peuter.

  • 20.

    Aanbieder draagt verantwoordelijkheid voor het signaleren van problemen in de directe omgeving van de peuter, en voor het doorgeven van deze signalen aan de contactpersoon van het Goed voor elkaar Team.

Resultaatafspraken

  • 21.

    Aanbieder rapporteert jaarlijks op kwalitatief niveau over de ontwikkeling van de peuters op groepsniveau, op basis van het eigen kindvolgsysteem.

  • 22.

    Aanbieder rapporteert jaarlijks op kwantitatief niveau over aantallen peuters, uren, dagdelen en weken.

Bijlage 2: opbouw kostprijs Peuteropvang

Kostprijs per uur reguliere peutopvang 2020

€ 9,40

Kostprijs per uur VVE 2020

€ 10,26

Opbouw

2 tot 2,5 jaar

Regulier

Regulier aanbod (8 uur p.w.)

 

KOT

1

niet KOT

2

Ouderbijdrage

€ 9,40

3

€ 0,87

4

Gemeentelijke subsidie

€ 0,-

5

€ 8,53

6

Totaal

€ 9,40

 

€ 9,40

 

VVE aanbod

VVE aanbod (8 uur)

 

KOT

1

niet KOT

2

Ouderbijdrage

€ 8,17

3

€ 0,87

4

Gemeentelijke subsidie

€ 2,09

7

€ 9,39

8

Totaal

€ 10,26

 

€ 10,26

 

2,5 tot 4 jaar

Regulier

Regulier aanbod (8 uur p.w.)

 

KOT

1

niet KOT

2

Ouderbijdrage

€ 8,17

3

€ 0,87

4

Gemeentelijke subsidie

€ 1,23

5

€ 8,53

6

Totaal

€ 9,40

 

€ 9,40

 

VVE aanbod

VVE aanbod (eerste 8 uur)

Aanvullend aanbod (8 uur p.w.)

 

KOT

1

niet KOT

2

 

Ouderbijdrage

€ 8,17

3

€ 0,87

4

 

Gemeentelijke subsidie

€ 2,09

7

€ 9,39

8

€ 10,26

9

Totaal

€ 10,26

 

€ 10,26

 

€ 10,26

 

  • 1)

    KOT = KinderOpvangToeslag

    Ouders met kinderopvangtoeslag betalen het bruto uurtarief voor kinderopvang en krijgen van de belastingdienst een deel terug afhankelijk van hun inkomen.

  • 2)

    niet KOT = niet KinderOpvangToeslag

    Ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag betalen voor peuteropvang een netto bedrag, afhankelijk van hun inkomen. De gemeente vult aan tot de kostprijs via subsidie rechtstreeks naar de aanbieder.

  • 3)

    Landelijk normuurtarief voor kinderopvang 2020.

  • 4)

    De kosten voor niet KOT ouders bestaat uit een inkomensafhankelijke ouderbijdrage welke wordt vastgesteld op basis van de VNG tabel. In de berekeningen wordt uitgegaan van een ouderbijdrage van € 0,87 per uur, in lijn met een modaalinkomen (tussen € 30.582 en € 42,082 in 2020).

  • 5)

    Gemeentelijke aanvulling op het landelijk normuurtarief voor kinderopvang 2020 (3). De gemeente vult de ouderbijdrage aan via subsidie rechtstreeks naar de aanbieder.

  • 6)

    Gemeentelijke aanvulling op de gemiddelde ouderbijdrage van niet-KOT ouders (4). De gemeente vult de ouderbijdrage aan via subsidie rechtstreeks naar de aanbieder.

  • 7)

    Gemeentelijke aanvulling op de het landelijk normuurtarief voor kinderopvang 2020 (3). De gemeente vult de ouderbijdrage aan tot de vastgestelde kostprijs VVE. Dit gaat via subsidie rechtstreeks naar de aanbieder.

  • 8)

    Gemeentelijke aanvulling de gemiddelde ouderbijdrage van niet-KOT ouders (4). De gemeente vult de ouderbijdrage aan tot de vastgestelde kostprijs VVE. Dit gaat via subsidie rechtstreeks naar de aanbieder.

  • 9)

    Extra aanbod voor kinderen met een vve-indicatie is zowel voor KOT als voor niet-KOT ouders gratis. De gemeente subsidieert rechtstreeks naar de aanbieder.