Verordening Wet inburgering

Geldend van 19-04-2007 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Verordening Wet inburgering

De raad van de gemeente Westervoort;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Westervoort,gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over deinformatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van eeninburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten enplichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld,alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boetedie voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort;

    • 2.

      de wet: de Wet inburgering;

  • 2 De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn vantoepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende endoelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van dewet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2 Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in iedergeval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      website van de gemeente Westervoort

    • b.

      Wonen, Welzijn, Zorg loket

    • c.

      schriftelijk informatiemateriaalHet college beoordeelt tenminste eens in de drie jaren de doeltreffendheid endoelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteertdaarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang eeninburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen;

  • b.

    Inburgeringsplichtigen die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben en die in hetbijzonder belast zijn met een opvoedingstaak, waarbij tevens sprake is van een huishoudenmet een inkomen tot 120% van het minimum.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1 Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van deinburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en devaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van deinburgeringsplichtige.

  • 2 Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordtaangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op devoorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3 Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, tevensbevatten:Een oriëntatie op de Westervoortse samenleving

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1 De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 10termijnen betaald.

  • 2 Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening determijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met dealgemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgendeverplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door hetcollege wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan deverplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1 Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet,schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige inde gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2 In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordtaangeboden en vermeldt de rechten en verplichtingen die aan de inburgeringsvoorzieningworden verbonden.

  • 3 De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 6 weken hetcollege schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4 Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 6weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van deinburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van deinburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of depersoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat dezeinburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek,bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige geenof onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgesteldeinburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan deverplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige nietbinnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door hetcollege op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijnhet inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt tenhoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na devorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfdeovertreding.

  • 2 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt tenhoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na devorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfdeovertreding.

  • 3 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000,-,00 indien de inburgeringsplichtigeniet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijnhet inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4 De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000,-,00 indien de inburgeringsplichtigeniet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijnhet inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2007.

Artikel 12 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Westervoort.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 april 2007.de griffier, de voorzitter,J.A.M.G. van Bodegom J.J.G.M. Geukers

Toelichting 1 Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en treedt in de plaats van deWet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regeltde inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar dieduurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid(ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naareigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan deinburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (eenresultaatsverplichting).Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeentende opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechtenen plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaaldegroepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Eeninburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ookmoeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het collegemoet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdtaan de verplichtingen die voor hem gelden.In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellenover de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod vanen de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzonderegroepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van deinburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19,vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillendeovertredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenArtikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over deinformatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan ominformatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbodvan inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtigeom te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantalbijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor dezegroepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om devolgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die isaangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

  • 3.

    asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 4.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers dieeen algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelfgeen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorzieningaanbieden (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aante bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aannieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen enhet eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigenbestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tothet aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ookvastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:- De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aaninburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).- De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aaninburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).- De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegripvan de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19,vijfde lid, onderdeel b, WI).- De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorzieningis vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigenbijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derdelid, WI).Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boeteArtikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vastte stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wetbepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikelsgewijze toelichtingArtikel 1 BegripsomschrijvingenHet tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt inrespectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook vantoepassing zijn op deze verordening.Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenDe gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informerenover de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeentenvrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigenwordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regelsvaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en detoegang tot inburgeringsvoorzieningen.Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kadersvast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college isbelast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek)verantwoording af aan de raad.De informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen kan op allerlei manieren wordenvormgegeven. Zo kunnen gemeenten een apart informatiepunt inrichten (hetinburgeringsloket) al dan niet in combinatie met een digitaal loket. Het is ook mogelijk om deinformatievoorziening aan inburgeringsplichtigen onder te brengen bij een centraalinformatiepunt (bijvoorbeeld het zorgloket).Gelet op de schaal van de gemeente Westervoort, verdient onderbrenging in het WWZ-loketde voorkeur.In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantalmiddelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm tegeven.Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheiden doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen. Om aan dezeverplichting efficiënt te kunnen voldoen, zou een informatieplan kunnen worden opgesteldwaarvan de informatieverstrekking onderdeel is. Een dergelijk informatieplan zou vervolgensdoor de raad getoetst kunnen worden waarbij eventuele verbeteringen kunnen wordenopgenomen. Om efficiënt aan de verplichting van het tweede lid te kunnen voldoen, is wellichtook aansluiting mogelijk bij de uitvoering van de actieve informatieplicht van het college aande raad op grond van artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet.Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepenArtikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen eeninburgeringsvoorziening kán aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die bijstand ontvangen;

  • 2.

    inburgeringsplichtigen die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben en belast zijnmet een opvoedkundige taak, waarbij tevens sprake is van een huishouden met eeninkomen tot 120% van het minimum.

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria dieworden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepeninburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel vorm de uitwerkingvan deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aanwelke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid,WI) bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden. Bovendien wordt in ditartikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moetkomen.Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang eeninburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft omin bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aaninburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen(maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI). Om tevoorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het collegeheeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van eenaanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst eeninburgeringsvoorziening kan aanbieden.Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid,Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit aan welke groepeninburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan ter kennisname aan deraad aanbiedt.Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorzieningIn de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door hetcollege van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming ensamenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In ditartikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedereinburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesnedeninburgeringsvoorziening samen te stellen.In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passendeinburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van eeninburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:o De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandsesamenleving en zijn of haar leercapaciteit.o De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in deNederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten vanbetaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.o De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeldworden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moetvervullen.De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeldbij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om deinburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vormte geven.In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht oparbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorzieningdaarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet,dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigdeinburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden meteen voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als eeninburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige diebijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een anderesocialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgenof te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geenreïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geeninburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van degecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Het tweede lid vanartikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat deinburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien dezevoorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond vansocialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen)worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijkeuitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituutwerknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van deinburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeldwaaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidtnaar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19,derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maaktook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening(artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college alsonderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kanworden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekkenmet de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding,bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht isop het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving, c.q. de Westervoortssamenleving.Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bijinburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden in combinatiemet een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Bij voorzieningen gericht oparbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel.Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook eenpraktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het isvanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordtgehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van dualetrajecten een belangrijke rol vervullen.Artikel 5 De inning van de eigen bijdrageIn de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van deeigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betalingin termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in dewet en bedraagt € 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur wordengewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeftde eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bijinburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigenbijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet datworden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWVverzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV(artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van degemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, enwordt dus niet in deze verordening geregeld.Artikel 6 Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraadbij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wieeen inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan hetcollege om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen inhet kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking totde toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbodDit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen vaneen aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is vaneen procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van eeninburgerings-voorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college hetaanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijzedoet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staatingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat hetcollege de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking(het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat alsinstemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (dieeenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoudhebben als het aanbod (het vierde lid).De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbodaanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Hetmeest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het latenondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente isopgesteld.Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hijwel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingenaangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positiefreageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert deinburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op hetinburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteldwaarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligtvoor de hand dat het college in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking neemt:een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen deinburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvangvan deze termijn). Het verdient de aanbeveling dat het college deze handelwijze vastlegt inbeleidsregels, zodat tevoren voor betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat degevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening.Artikel 8 De inhoud van de beschikkingHet besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Ditbetekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar enberoep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in debeschikking moeten worden neergelegd.In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbondenrechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld(onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aande uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervanis alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschrevenen aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebbenbehaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) vandeze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen deeigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet opbasis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van deverordeningOnderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college eeninburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffendebeschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van deinburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaarná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Hetcollege kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht vanstart gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niette koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De preciezedatum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op hetmoment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum vanaanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waaropmet de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat debetreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijkis voor het behalen van het inburgeringsexamen.Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingenArtikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boetevast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WIzijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boetevastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar zekan ook lagere bedragen vaststellen.De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en gééngefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moetenafstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kanworden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met deomstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Dezebepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zalmoeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van debetrokken inburgeringsplichtige.In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- eninburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het nietvoldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kanzijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (eenmaatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van eenboete of maatregel op grond van een andere scocialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in datgeval géén bestuurlijke boete kan opleggen.Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtredingDit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogereboete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.Het eerste en tweede lid kunnen alleen in de verordening worden opgenomen als in artikel 9,eerste en tweede lid, lagere maximumboetebedragen zijn opgenomen dan demaximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van deovertreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WIworden genoemd.Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zichwel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Gemeenten kunneneen kortere of langere termijn vaststellen.Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete teverhogen van maximaal € 500,- naar maximaal € 1000,-,- in het geval dat deinburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijnhet inburgeringsexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van artikel 10.Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn hetinburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. Demaximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 9, derde lid, van deverordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwetermijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moetbehalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringsexamenniet heeft behaald, maakt het derde lid van artikel 10 het mogelijk dat het college een hogereboete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1000,- (artikel 34, onderdeel d, WI). Ookin dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomenwaarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen.Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen nietheeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boetekan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgendeoverschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.Het vierde lid kan alleen in de verordening worden opgenomen als in het derde lid niet hetwettelijk maximum van € 1000,- is vastgesteld. Alleen in dat geval is er ruimte voor hetverhogen van het maximumbedrag van de bestuurlijke boete (tot maximaal € 1000,-).Als in het derde lid het wettelijk maximum van € 1000,- is opgenomen of als de gemeente ergeen behoefte aan heeft om een hoger maximumboetebedrag vast te stellen wanneertermijnen bij herhaling worden overschreden, kan het vierde lid worden geschrapt en dienthet derde lid als volgt te luiden:De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000,- indien de inburgeringsplichtige nietbinnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn hetinburgeringsexamen heeft behaald.De artikelen 9 en 10 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kadervoor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuelegevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan tebevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordtin beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginselverhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.Artikel 11 InwerkingtredingDit artikel spreekt voor zich.Artikel 12 CiteertitelDit artikel spreekt voor zich.