Regeling vervallen per 15-04-2015

Re-integratieverordening Gemeente Westland 2012

Geldend van 15-04-2015 t/m 14-04-2015

Intitulé

Re-integratieverordening Gemeente Westland 2012

De raad van de gemeente Westland;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2011, betreffende de vaststelling van de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand Gemeente Westland 2012;

 

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de Wet werk en bijstand;

  • -

    artikel 10a, vijfde lid van de Wet werk en bijstand;

  • -

    artikel 10a, zesde lid van de Wet werk en bijstand;

  • -

    artikel 35, eerste lid, onderdeel a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • -

    artikel 35, eerste lid, onderdeel a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

 

Gelet op het positieve advies van de commissie […] van […];

 

Overwegende dat het noodzakelijk het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling bij verordening te regelen;

 

BESLUIT

 

Vast te stellen:

 

De Re-integratieverordening Gemeente Westland 2012

Leeswijzer

De aanpassing van deze verordening vloeit voort uit de wetswijziging per 1 januari 2012 en tevens vindt een kwaliteitsslag plaats. Daarnaast is de inhoud van de Participatienota, waar mogelijk, reeds verwerkt in deze verordening.

 

Door het intrekken van de Wet investeren in jongeren (WIJ) is er niet langer een grondslag voor twee aparte Re-integratieverordeningen (één voor jongeren tot 27 jaar en één voor personen in de leeftijd van 27 tot 65 jaar). Daarnaast heeft het intrekken van de WIJ tot gevolg dat er niet langer een werkleeraanbod gedaan moet worden aan de jongere; jongeren vallen voortaan onder het regime van de WWB. Verder is het plan van aanpak in deze verordening geïntroduceerd.

 

In het kader van de kwaliteitsslag zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • -

    De verordening is op een logische manier opgebouwd vanuit de eisen die de wet stelt;

  • -

    De verordening bevat een opsomming van de voorzieningen, waaronder een loonkostensubsidie, die het college kan aanbieden. Daarnaast zijn een aantal uitgangspunten opgenomen die dienen als handvat voor het college. Het is aan het college om nadere beleidsregels vast te stellen met inachtneming van deze uitgangspunten.

  • -

    Inkomstenvrijlatingen en premieverstrekking zijn in één hoofdstuk geclusterd. Met betrekking tot de hoogte van de premies, wordt het huidige beleid gehandhaafd.

 

De Participatienota wordt vastgesteld voor de periode van 2012 tot en met 2015. De huidige verordening bepaalt dat eenmaal in de twee jaar een beleidsplan dient te worden vastgesteld. Deze termijn van twee jaar is gewijzigd in vier jaar. Verder bevat de Participatienota de introductie van het instrument “participatieladder”. Deze term komt terug in deze verordening.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1. GEBRUIKTE AFKORTINGEN

In deze verordening worden de volgende afkortingen gebruikt:

  • a.

    WWB: Wet werk en bijstand;

  • b.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    UWV: Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

ARTIKEL 2. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      Raad: de gemeenteraad;

    • c.

      Wet: de WWB, IOAW of IAOZ.

    • d.

      Uitkeringsgerechtigden: personen die een uitkering ten behoeve van algemene bestaanskosten ontvangen op grond van de WWB, IOAW of IOAZ;

    • e.

      Nugger: de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a van de WWB;

    • f.

      Anw'er: de persoon die een nabestaanden- of een halfwezenuitkering ontvangt op grond van Algemene nabestaandenwet;

    • g.

      Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of de goede zeden;

    • h.

      Ondersteuning: de ondersteuning bij arbeidinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de WWB, artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de IOAW of artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de IOAZ;

    • i.

      Voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de WWB, artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de IOAW of artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de IOAZ. Het betreft kosten ten behoeve van arbeidsinschakeling van een belanghebbende waarbij een derde partij is betrokken.

    • j.

      Participatieladder: een instrument waarmee kan worden vastgesteld hoe de situatie van de belanghebbende zich verhoudt tot arbeidsinschakeling

  • 2. De begripsbepalingen uit de WWB, IOAW, IOAZ en de Awb zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

HOOFDSTUK 2. OPDRACHT COLLEGE

ARTIKEL 3. DOELGROEP

  • 1. Tot de doelgroep als bedoeld in deze verordening behoren:

    • a.

      Uitkeringsgerechtigden;

    • b.

      Anw'ers die zich ten minste 16 uren per week beschikbaar stellen voor het verrichten van arbeid;

    • c.

      Nuggers die zich ten minste 16 uren per week beschikbaar stellen voor het verrichten van arbeid.

  • 2. Tot de doelgroep behoren tevens personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB.

  • 3. Het college kan de doelgroep uitbreiden met personen die een uitkering van het UWV ontvangen indien daartoe een overeenkomst is gesloten met het UWV, een en ander als bedoeld in artikel 7, zevende lid van de WWB.

ARTIKEL 4. OPDRACHT COLLEGE

  • 1. Het college biedt ondersteuning aan personen in de leeftijd van 18 tot 65 jaar die behoren tot de doelgroep.

  • 2. Indien het college dit noodzakelijk acht, biedt het, naast ondersteuning, tevens een voorziening aan die is gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, weegt het college af of de ondersteuning en/of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 5. Bij het bieden van ondersteuning en/of een voorziening kan het college gebruik maken van de inzet van derden.

ARTIKEL 5. BUDGET- EN/OF SUBSIDIEPLAFOND

  • 1. Het college kan één of meer budget- en/of subsidieplafonds instellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Een plafond als bedoeld in het eerste lid vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 3. Het college kan tevens een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

HOOFDSTUK 3. BELEIDPLAN EN EVALUATIE

ARTIKEL 6. BELEIDSPLAN

  • 1. Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt het college eens in de vier jaren een beleidsplan op. Dit beleidsplan wordt de raad aangeboden ter vaststelling.

  • 2. In het beleidsplan komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde:

    • a.

      Een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen;

    • b.

      De criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg.

ARTIKEL 7. EVALUATIE

Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de effecten van het beleid. Dit verslag wordt de raad aangeboden ter vaststelling.

HOOFDSTUK 4. ONDERSTEUNING

ARTIKEL 8. PARTICIPATIELADDER

  • 1. Het college stemt de ondersteuning af op de afstand van de belanghebbende tot arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij het beoordelen van de afstand tot arbeidsinschakeling maakt het college gebruik van de participatieladder en stelt het jaarlijks vast op welke trede van deze ladder de belanghebbende zich bevindt.

  • 3. De participatieladder kent zes treden die overeenstemmen met de volgende situaties:

    • Trede 1: geïsoleerd;

    • Trede 2: sociale contacten buitenshuis;

    • Trede 3: deelname aan georganiseerde activiteiten;

    • Trede 4: onbetaald werk;

    • Trede 5: betaald werk met ondersteuning;

    • Trede 6: arbeidsinschakeling.

ARTIKEL 9. INHOUD ONDERSTEUNING

  • 1. Ondersteuning door het college kan bestaan uit:

    • a.

      Het geven van voorlichting en advies;

    • b.

      Het bieden van praktische hulp;

    • c.

      Het doorverwijzen naar andere instanties;

    • d.

      Invulling geven aan sociale activering al dan niet ter voorbereiding op arbeidsinschakeling

    • e.

      Jobhunting.

  • 2. Indien dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling, kan ondersteuning mede gericht zijn op het organiseren van:

    • a.

      Passende kinderopvang in relatie tot de combinatie van zorgtaken met arbeidsinschakeling. Op verzoek van de belanghebbende kan het college een tijdelijke ontheffing verlenen van de van de plicht tot arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 9a van de WWB.

    • b.

      Schuldhulpverlening;

    • c.

      Inburgering;

    • d.

      Maatschappelijke ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • e.

      Sociale activering;

    • f.

      Nazorg.

  • 3. Indien het college dit noodzakelijk acht, kunnen kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de ondersteuning, worden vergoed.

HOOFDSTUK 5. VOORZIENINGEN

ARTIKEL 10. TOEKENNING EN WEIGERING

  • 1. Indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is, biedt het de belanghebbende een voorziening aan die gericht is op arbeidsinschakeling.'

  • 2. Het college kan een verzoek om een voorziening weigeren indien een dergelijke voorziening naar het oordeel van het college voor de belanghebbende niet noodzakelijk is danwel onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

  • 3. Ten aanzien van nuggers en Anw'ers kan het college een termijn stellen waarbinnen zij niet opnieuw in aanmerking komen voor een voorziening.

ARTIKEL 11. VOORZIENINGEN

  • 1. Het college kan de volgende voorzieningen inzetten:

    • a.

      Medisch onderzoek naar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      Scholing;

    • c.

      Vrijwilligerswerk;

    • d.

      Participatieplaats als bedoeld in artikel 10a van de WWB;

    • e.

      Leerwerktraject/stage;

    • f.

      Proefplaatsing;

    • g.

      Detacheringsbaan;

    • h.

      Jobhunting;

    • i.

      Sollicitatietraining;

    • i.

      Workfirst;

  • 2. Naast de voorzieningen als genoemd in het eerste lid, kan het college onderzoeken of de belanghebbende als zelfstandige de zin van het Bijstandsbesluit zelfstandigen 2004 in zijn bestaanskosten kan voorzien.

ARTIKEL 12. UITGANGSPUNTEN AANBOD VOORZIENINGEN

  • 1. Indien het college een of meerdere voorzieningen aanbiedt als bedoeld in artikel 10 van deze verordening, is arbeidsinschakeling het beoogde resultaat. De aangeboden voorziening moet hier aan bijdragen. Hierbij hanteert het college in beginsel de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Scholing draagt bij aan het verkrijgen van cognitieve en/of praktische vaardigheden. Scholing richt zich in de eerste plaats op het behalen van een startkwalificatie. Andere scholing dient beroepsgericht en kortdurend te zijn en gericht op snelle arbeidsinschakeling;

    • b.

      Vrijwilligerswerk draagt bij aan het opdoen en/of behouden van werkritme. Vrijwilligerswerk wordt verricht bij organisaties zonder winstoogmerk;

    • c.

      Participatieplaats is een vorm van werk met behoud van uitkering die bijdraagt aan het vergroten van de kans op arbeidsinschakeling, een en ander conform de bepalingen van artikel 10a van de WWB. Het college onderzoekt of en zo ja, in hoeverre, een scholingsaanbod kan bijdragen aan arbeidsinschakeling.

    • d.

      Leerwerktraject/stage draagt bij aan het verkrijgen van werkervaring, vaardigheden en/of oriëntatie op werkzaamheden in een bepaald vakgebied, een bepaald bedrijf of een bepaalde branche. Het college plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen indien door zijn plaatsing geen onverantwoorde beïnvloeding plaatsvindt van concurrentieverhoudingen en indien dit niet leidt tot verdringing.

    • e.

      Proefplaatsing is een vorm van werken met behoud van uitkering en draagt bij aan het laten wennen van de uitkeringsgerechtigde aan de aspecten die samenhangen met arbeidsinschakeling en is er op gericht dat de betreffende werknemer de uitkeringsgerechtigde in dienst neemt wanneer de proefplaatsing afloopt. Het college plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen indien door zijn plaatsing geen onverantwoorde beïnvloeding plaatsvindt van concurrentieverhoudingen en indien dit niet leidt tot verdringing. Een proefplaatsing duurt drie maanden. Deze termijn kan worden verlengd tot maximaal zes maanden.

    • f.

      Detacheringsbaan is een vorm van werk met behoud van uitkering die bijdraagt aan het opdoen van werkervaring, mogelijk in combinatie met andere voorzieningen. Het college vervult de rol van werkgever of het kan een organisatie aanwijzen die deze rol vervult. De detachering wordt schriftelijk vastgelegd in een overeenkomst tussen de werkgever en de inlenende organisatie en tussen de werknemer en de inlenende organisatie. De inlenende organisatie betaalt een inleentarief dat gebaseerd is op de productiviteit van de uitkeringsgerechtigde minus de kosten van begeleiding. Het college stelt de productiviteit vast. Hierbij geldt dat de detachering maximaal één jaar kan duren en dat er sprake is van oplopende productiviteit.

    • g.

      Jobhunting draagt bij aan concrete arbeidsinschakeling;

    • h.

      Sollicitatietraining draagt bij aan concrete arbeidsinschakeling;

    • i.

      Workfirst draagt bij aan het opdoen en/of behouden van werkritme en aan zelfstandige bestaansvoorziening;

  • 2. Het college kan afwijken van de uitgangspunten zoals verwoord in het eerste lid.

  • 3. Het college stelt nadere beleidsregels vast met betrekking tot de toekenning van voorzieningen.

ARTIKEL 13. LOONKOSTENSUBSIDIE WERKGEVER

  • 1. Het college kan een werkgever, op aanvraag, een loonkostensubsidie verstrekken om daarmee het inzetten van een voorziening als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder d of g mogelijk te maken.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie biedt de werkgever de uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst aan voor de duur van minimaal zes maanden.

  • 3. De subsidie wordt slechts uitbetaald indien de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht wordt.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast over de hoogte van de subsidie en de voorwaarden die verbonden zijn aan de toekenning van een subsidie. Hierbij neemt het als uitgangspunt dat de subsidie is bedoeld als compensatie voor het gebrek aan productiviteit van de uitkeringsgerechtigde/werknemer.

HOOFDSTUK 6. TOEKENNING, BEËINDIGING EN TERUGVORDERING

ARTIKEL 14. PLAN VAN AANPAK

  • 1. Indien het college een voorziening aanbiedt, stelt het met de belanghebbende een plan van aanpak op.

  • 2. Het plan van aanpak bevat in ieder geval:

    • a.

      Een beschrijving van het te behalen resultaat;

    • b.

      Het tijdspad waarin dit bereikt moet zijn; en

    • c.

      De verplichtingen die de belanghebbende heeft ten aanzien van arbeidsinschakeling en de gevolgen bij het niet nakomen van deze verplichtingen.

  • 3. Het plan van aanpak wordt ondertekend door de belanghebbende ”voor akkoord” getekend.

  • 4. De verplichting als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing indien slechts een medisch onderzoek als bedoeld in artikel 10, onder a van deze verordening wordt aangeboden.

  • 5. Ten aanzien van de jongere in de leeftijd van 18 tot 27 jaar met een WWB-uitkering, stelt het college tevens een plan van aanpak op indien slechts ondersteuning wordt geboden. Dit plan van aanpak moet voldoen aan de vereisten die artikel 44a van de WWB stelt en ten aanzien van deze jongere is het derde lid van dit artikel niet van toepassing.

  • 6. Ten aanzien van de alleenstaande ouder op wie artikel 9a van de WWB van toepassing is, stelt het college tevens een plan van aanpak op.

ARTIKEL 15. VERPLICHTINGEN EN AFSTEMMING

  • 1. Onverminderd de verplichtingen die rechtstreeks uit de wet voortvloeien, heeft de belanghebbende de verplichting om volledige medewerking te verlenen aan alle activiteiten die naar het oordeel van het college bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan de toekenning van een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Indien de uitkeringsgerechtigde niet voldoet aan de verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling, verlaagt het college de uitkering conform hetgeen hiertoe is bepaald in de Afstemmingsverordening gemeente Westland 2012.

ARTIKEL 16. BEËINDIGING EN TERUGVORDERING

  • 1. Het college kan een voorziening, waaronder begrepen een loonkostensubsidie in de zin van artikel 13, beëindigen:

    • a.

      Indien de belanghebbende zich niet houdt aan de op hem rustende verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      Indien de belanghebbende niet langer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      Indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

    • d.

      Indien de voorziening naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan de kosten uit of in verband met de toekenning van een voorziening van de belanghebbende terugvorderen, indien de kosten niet of ten onrechte zijn gemaakt.

HOOFDSTUK 7. INKOMSTENVRIJLATING EN PREMIES

Artikel 17 INKOMSTENVRIJLATING

  • 1. Het college maakt gebruik van de mogelijkheden tot vrijlating van inkomsten in de zin van artikel 31, tweede lid, onderdeel n van de WWB indien er sprake is van een concreet uitzicht op arbeidsinschakeling.

  • 2. In het plan van aanpak wordt het concreet uitzicht op arbeidsinschakeling nader omschreven.

  • 3. Indien de belanghebbende de verplichtingen zoals benoemd in het plan van aanpak niet of niet naar behoren nakomt, vervalt het recht op een inkomstenvrijlating.

ARTIKEL 18. INKOMSTENVRIJLATING ALLEENSTAANDE OUDER

  • 1. Aansluitend op de periode van de inkomstenvrijlating zoals genoemd in artikel 15 van deze verordening, komt de alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een kind in de leeftijd tot 12 jaar, in aanmerking voor een inkomstenvrijlating in de zin van artikel 31, tweede lid, onderdeel r van de WWB.

  • 2. In het plan van aanpak omschrijft het college in hoeverre de inkomstenvrijlating bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

  • 3. Indien de belanghebbende de verplichtingen zoals benoemd in het plan van aanpak niet of niet naar behoren nakomt, vervalt het recht op een inkomstenvrijlating.

ARTIKEL 19. PREMIE PARTICIPATIEPLAATS

  • 1. Het college verstrekt de premie als genoemd in artikel 10a, zesde lid van de WWB indien de belanghebbende zich houdt aan de inhoud van het plan van aanpak.

  • 2. De premie wordt tevens verstrekt als er geen sprake is van verwijtbaarheid ten aanzien van de niet-naleving van het plan van aanpak.

  • 3. De hoogte van de premie bedraagt € 300,00 en wordt eenmaal per zes maanden verstrekt.

ARTIKEL 20: WERKAANVAARDINGSPREMIE

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, een werkaanvaardingspremie toekennen bij duurzame arbeidsinschakeling.

  • 2. Er is sprake van duurzame uitstroom indien de arbeidsinschakeling ten minste zes maanden bedraagt.

  • 3. De premie wordt maximaal eenmaal per drie jaren verstrekt en bedraagt € 350,00.

  • 4. De premie wordt op aanvraag verstrekt.

  • 5. Er bestaat geen recht op een werkaanvaardingspremie indien de arbeidsinschakeling niet onverwijld aan het college is gemeld.

ARTIKEL 21. DEELTIJDPREMIE

  • 1. Het college kan eenmaal per kalenderjaar een deeltijdpremie toekennen aan:

    • a.

      De uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder van wie het jongste kind jonger is dan 12 jaar dan wel de uitkeringsgerechtigde die, als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen, geen reëel uitzicht heeft op arbeidsinschakeling;

    • b.

      die arbeid verricht in dienstbetrekking met een omvang van minimaal 16 uren per week gedurende minimaal 13 weken per kalenderjaar.

  • 2. De hoogte van de premie bedraagt € 350,00.

  • 3. De premie wordt op aanvraag verstrekt.

  • 4. Er bestaat geen recht op een deeltijdpremie indien de dienstbetrekking niet onverwijld aan het college is gemeld.

ARTIKEL 22. SAMENLOOP PREMIES

Het totaalbedrag aan toegekende premies per kalenderjaar bedraagt maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de WWB.

ARTIKEL 23. KOSTENVERGOEDING VRIJWILLIGERSWERK

Het college stimuleert het verrichten van vrijwilligerswerk. Een kostenvergoeding zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k van de WWB wordt maximaal vrijgelaten.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 24. ONVOORZIENE GEVALLEN

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

ARTIKEL 25. INWERKINGTREDING

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Reïntegratieverordening Wwb, Ioaw en Ioaz gemeente Westland, zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 29 juni 2010 en vervalt tevens de Verordening werkleeraanbod WIJ gemeente Westland, zoals door de gemeenteraad vastgesteld op 24 november 2009.

ARTIKEL 26. CITEERTITEL

Deze verordening kan aangehaald worden als: Re-integratieverordening gemeente Westland 2012.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 20 december 2011,
De griffier, de voorzitter,
N.Broekema J. van der Tak