Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2018

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2017; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het per 1 juni 2017 aangepaste Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het Sociaal Beleidskader als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

besluit vast te stellen de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning  gemeente Westland  2018.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 12 december  2017.

afbeelding binnen de regeling

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten en waarover een vergelijkbare persoon als belanghebbende zonder beperkingen zou (kunnen) beschikken.

  • b.

    Algemene voorziening:aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

  • c.

    Bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.

  • d.

    Budgetplan: in het budgetplan voor het pgb wordt vermeld welke zorg ingekocht gaat worden voor het beschikbare budget en het bedrag dat per zorgverlener besteed gaat worden en welke resultaten er bereikt gaan worden.

  • e.

    Cliënt:persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet.

  • f.

    Cliëntondersteuning:onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

  • g.

    Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet. Het gesprek kan uit meerdere gesprekken bestaan.

  • h.

    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

  • i.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar een persoon zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien een persoon met een briefadres is ingeschreven.

  • j.

    Huiselijke kring: een familielid, een geregistreerde partner, een echtgeno(te)ot, een huisgenoot of een mantelzorger.

  • k.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • l.

    Maatschappelijke ondersteuning:

    • 1°.

      bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

    • 2°.

      ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

    • 3°.

      bieden van (tijdelijke) beschermd wonen en opvang.

  • m.

    Maatwerkvoorziening:op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • 1°.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • 2°.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • 3°.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

  • n.

    Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • o.

    Melding: melding aan het college van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • p.

    Persoonlijk plan: In een persoonlijk plan wordt beschreven welke maatschappelijke ondersteuning naar de mening van de cliënt het meest is aangewezen.

  • q.

    Persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.

  • r.

    Regio taxi: Vervoersvoorziening van taxi voor lokale verplaatsingen.

  • s.

    Sociaal Kernteam (SKT): door het college ingesteld team van deskundigen die het gesprek kunnen voeren en ondersteuning kunnen inzetten.

  • t.

    Voorliggende voorziening: 1. algemene voorziening of 2. andere voorliggende voorziening (dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015) waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.

  • u.

    Voorziening in natura: een voorziening ingekocht bij zorgaanbieders, in te zetten om het resultaat te bereiken.

  • v.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

HOOFDSTUK 2. DE AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 2. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op gratis cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven werkdagen na het gesprek in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 5. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in de Kadernota Sociaal Domein, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen en/of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening. Dit met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid en/of participatie. Indien nodig met behulp van een maatwerkvoorziening.

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening aan te vragen;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, derde lid van deze verordening, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4. Als de hulpvraag in voldoende mate bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

  • 5. Indien de cliënt een voorziening in pgb vorm wenst, dient hij hiervoor een budgetplan (zie definitie) in te leveren. Dit kan voor of na het gesprek, maar uiterlijk bij het indienen van een aanvraag. Tijdens het gesprek wordt de cliënt hierover geïnformeerd en in het gespreksverslag wordt gerapporteerd dat bij een aanvraag een budgetplan wordt ingeleverd.

  • 6. Het college maakt een verslag van het gesprek met de cliënt.

Artikel 6. Advisering

Het college kan een advies vragen aan een (medisch-) adviesinstantie als dit van belang geacht wordt voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. Met toestemming van de cliënt kan informatie worden gevraagd bij andere betrokken ondersteuners of (zorg)specialisten.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. Het verslag bestaat uit delen: verslaglegging van het gesprek en verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Het college zendt het verslag naar de cliënt.

  • 3. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen uiterlijk zeven werkdagen wordt geretourneerd aan de gemeente.

  • 4. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 5. Als de cliënt een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wil indienen, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door het invullen van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

HOOFDSTUK 3. DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt het verslag van het onderzoek als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt,

      • i.

        voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht kan verminderen of wegnemen,

      • ii.

        met gebruikelijke hulp,

      • iii.

        met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk,

      • iv.

        met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of een voorliggende voorzieningen,.

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,en

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten;

      • i.

        voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht kan verminderen of wegnemen,

      • ii.

        in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld,

      • iii.

        met gebruikelijke hulp,

      • iv.

        met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk,met gebruikmaking van een voorliggende voorzieningen.

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3. Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt wanneer:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar en/of voorzienbaar was;

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt;

    • c.

      de cliënt zijn/haar hoofdverblijf heeft in de gemeente Westland;

    • d.

      de noodzakelijke voorziening nog niet ingekocht is voor de melding bij het college en

      het besluit en de noodzaak achteraf nog vast te stellen is;.

  • 4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of

    • b.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5. Als een maatwerkvoorziening wordt toegekend, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 10. Criteria voor een algemene voorziening

  • 1. Een cliënt van de gemeente Westland komt in aanmerking voor de algemene voorziening ‘’basisvoorziening hulp bij het huishouden’’ wanneer de cliënt voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de cliënt is langdurig mantelzorger (dit houdt in langer dan drie maanden en meer dan 8 uur per week) en de cliënt staat ingeschreven bij het mantelzorgsteunpunt binnen de gemeente Westland; of

    • b.

      de cliënt tijdelijke problemen heeft wegens een beperking.

  • 2. De zorgaanbieder beoordeelt of een cliënt voldoet aan de genoemde voorwaarden.

  • 3. De hulp bij het huishouden dient ingekocht te worden bij een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor hulp bij huishouden.

  • 4. Cliënten die aan de voorwaarden voldoen kunnen maximaal 40 uur hulp bij het huishouden inkopen per jaar.

    Deze uren worden bij voorkeur in een periode van 6 maanden geleverd.

HOOFDSTUK 4. BESLUITVORMING

Artikel 11. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval gemotiveerd aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, en indien van toepassing;

    • c.

      wat de omvang van de voorziening is, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld en

    • e.

      de wijze van toezicht en verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 12. Regels voor persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. Een pgb wordt toegekend onder voorwaarden die genoemd staan in art. 9 van deze verordening.

  • 4. De cliënt is verplicht om bij zijn aanvraag een ingevuld en ondertekend budgetplan in te dienen indien hij de voorziening is pgb-vorm wenst.

  • 5. Een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden, en

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken,en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en/of relevante verzekering. Bij een vervoersmiddel is dit maximaal 5% van de kostprijs per jaar. En

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 6. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

    • a.

      huishoudelijk hulp: op basis van de gehanteerde tarieven die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerde aanbieders (minus 20% overheadkosten) voor:

      • i.

        het bruto-pgb voor gestructureerd huishouden ex. overheadkosten (Hulp bij het huishouden HH 1) bedraagt € 18,99 per uur;

      • ii.

        het bruto-pgb voor gestructureerd huishouden ex. Overheadkosten (Hulp bij het huishouden HH 2) bedraagt € 22,79 per uur;

    • b.

      individuele/groepsbegeleiding: afgeleid van de gehanteerde tarieven die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerde aanbieders:

      • i.

        begeleiding door een professional:

        • -

          Individueel basis € 40,29 per uur;

        • -

          Individueel speciaal € 57,03 per uur;

        • -

          Groep licht € 31,19 per dagdeel per week;

        • -

          Groep basis € 41,94 per dagdeel per week;

        • -

          Groep speciaal € 49,03 per dagdeel per week.

        • -

          begeleiding door een niet-professional:

      • ii.

        Het maximale tarief voor individuele begeleiding en groepsbegeleiding groep door een

        niet-professional zoals een persoon behorend tot het sociale netwerk van de zorgvrager maar ook, werkstudenten, zzp-ers zonder diploma’s e.d. is het tarief € 20,00 per uur. Voor groepsbegeleiding groep is het tarief € 20,00 per dagdeel.

        Deze bedragen zijn afgeleid van de tarieven van de Wet langdurige zorg (Wlz) (voorheen AWBZ) .

    • c.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg:

      • i.

        dit product en het tarief zijn afgeleid van de Wlz (voorheen AWBZ).

        Het tarief voor kortdurend verblijf is op basis van de tarieven van 4 dagdelen groepsbegeleiding basis. Voor aantoonbaar gediplomeerd verzorger waaronder zzp’ers: € 170,42 per etmaal of een deel daarvan (inclusief bescherming, alarmering, begeleiding en servicekosten maar exclusief maaltijden);

      • ii.

        voor het sociaal netwerk, werkstudenten, zzp’ers zonder diploma’s e.d.: € 80,-- per etmaal of een deel daarvan (inclusief bescherming, alarmering, begeleiding en servicekosten maar exclusief maaltijden).

    • d.

      een autoaanpassing:

      op basis van de kostprijs van de door de gemeente geaccepteerde offerte;

    • e.

      het bezoekbaar maken van een woning:

      op basis van de kostprijs van de door de gemeente geaccepteerde offerte. Bij een bedrag van € 5.000,- of hoger dienen er minimaal 2 door de gemeente geaccepteerde offertes beoordeeld te worden;

    • f.

      vervoer naar groepsbegeleiding:

      op basis van de werkelijk te maken kosten en bedraagt maximaal per dag:

      • i.

        voor rolstoel gebonden cliënten : € 22,35;

      • ii.

        voor niet-rolstoel gebonden cliënten : € 11,18.

    • g.

      de hoogte van een pgb voor materiële voorzieningen is 100% van de door de gemeente geaccepteerde offerte en wordt bepaald op basis van het programma van eisen van de goedkoopst adequate voorziening.

    • h.

      de hoogte van het pgb voor de kosten van het verplichte onderhoudscontract voor materiële voorzieningen is vastgesteld op 100% van deze kosten.

  • 7. De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt bepaald door de gemeente die deze functie uitvoert.

  • 8. Het is niet toegestaan om tussenpersonen of belangenbehartigers uit het pgb te betalen.

  • 9. Er bestaat geen recht op een pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent.

  • 10. De hoogte van het pgb in het buitenland wordt afgestemd op het land waar de cliënttijdelijk verblijft. De hoogte van het pgb wordt herberekend aan de hand van de aanvaardbaarheidspercentages zoals genoemd in de Aanvaardbaarheidspercentages 2017 Wlz. De hoogte van het pgb geldt voor materiële en immateriële voorzieningen.

Artikel 13. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1. Een cliënt is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van de basisvoorziening hulp bij het huishouden, ter hoogte van € 5,-- per uur.

    Indien een cliënt Wlz geïndiceerd is en meerdere voorzieningen gebruikt, kan het college er van afzien een bijdrage in de kosten in rekening te brengen.

Artikel 14. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor een pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en de samenstelling van zijn huishouden.

  • 2. Voor alle maatwerkvoorzieningen, geleverd in de vorm van natura of in de vorm van een Pgb is een eigen bijdrage verschuldigd, met uitzondering van:

    • a.

      een rolstoel;

    • b.

      een cliënt die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

    • c.

      als de maatwerkvoorziening gerealiseerd wordt in een woongebouw waarvan de woning van cliënt onderdeel uitmaakt, én voor zover de voorziening betrekking heeft op het toe- en/of doorgankelijk maken van het woongebouw.

  • 3. De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 4. De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage worden vermeldt in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De jaarlijkse parameters worden gepubliceerd in de Staatscourant en zijn eveneens vindbaar op de website van het CAK (Wmo parameters, tarieven en inkomensgrenzen).

  • 5. De in het derde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2017 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2.

  • 6. Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

  • 7. De berekende eigen bijdrage zal niet worden geïnd door het CAK indien een cliënt een inkomen heeft dat valt in de categorie tot 130% van het wettelijk minimum loon (WML). (zie lid 4).

  • 8. De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is de hoogte van het pgb (art. 12 verordening).

  • 9. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 10. Voor de volgende immateriële voorzieningen wordt een eigen bijdrage gevraagd, zo lang als de hulp/zorg geleverd wordt. Bij pgb’s is dit 27 % van het pgb. Bij zorg in natura is dit:

    • a.

      begeleiding individueel, € 14,20 per uur;

    • b.

      begeleiding groep, € 14,20 per dagdeel;

    • c.

      kortdurend verblijf (logeren), € 14,20 per etmaal;

    • d.

      begeleiding voor zintuigelijk gehandicapten € 14,20 per uur;

    • e.

      hulp bij het huishouden niveau en 1 en 2 € 18,99 per uur.

  • 11. Voor de volgende materiële voorzieningen wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht. Dit op basis van de kostprijs van de voorziening, de genoemde maximale periodes met een minimum bedrag van € 5,- per periode van 4 weken:

    • -

      7 jaar (91 termijnen): voor driewielfietsen, autoaanpassingen;

    • -

      10 jaar (130 termijnen): voor woonvoorzieningen (bv traplift, douche brancard, verrijdbare douchestoel):

    • -

      15 jaar (195 termijen) voor woningaanpassingen (verbouwing/aanbouw);

    • -

      technische levensduur van de voorziening: voor alle andere voorzieningen.

  • 12. Voor een scootmobiel wordt een eigen bijdrage gevraagd op basis van de nieuwwaarde van de van de goedkoopste voorziening in het assortiment en voor zolang de scootmobiel aan de cliënt is toegekend. Dit met een maximum van 91 termijnen zijnde 7 jaar. De eigen bijdrage wordt berekend over de nieuwwaarde van de voorziening ook als de voorziening uit depot wordt geleverd. Bij overname van een voorziening van een andere gemeente is voor het overname bedrag een eigen bijdrage verschuldigd, voor zover de voorziening nog niet is afgeschreven.

  • 13. De eigen bijdrage mag niet worden betaald uit het pgb.

  • 14. Bij overname van een voorziening van een andere gemeente is voor het overnamebedrag een eigen bijdrage verschuldigd, voor zover de voorziening nog niet is afgeschreven. De eigen bijdrage wordt berekend over de waarde van de voorziening.

  • 15. Indien een Wmo-vervoerspas met de Regio taxi wordt toegekend ontvangt kan de cliënt 600 zones per jaar reizen tegen een gereduceerd tarief. Voor de opstapzone en de eerste drie gereisde zones per rit geldt een gereduceerd tarief. Het opstaptarief bedraagt € 0,70 (gereduceerd tarief). Het geldende tarief voor de zones bedraagt € 0,70 per zone (gereduceerd tarief).

  • 16. Ouders van een minderjarige cliënt wordt geen eigen bijdrage opgelegd voor een woningaanpassing.

HOOFDSTUK 5. KWALITEIT VAN DE ZORGVERLENERS

Artikel 15. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning en handhaving

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de betreffende sector toepasselijke erkende keurmerken.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 16. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden en rapporteren iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

HOOFDSTUK 6. HERZIENING VAN DE BESLUITVORMING

Artikel 17. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Op grond van artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Op grond van artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maandenna toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Een maatwerkvoorziening kan worden beëindigd indien de cliënt een half jaar geen gebruik van de maatwerkvoorziening heeft gemaakt.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 18. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

HOOFDSTUK 7. MANTELZORG

Artikel 19. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Mantelzorgers die zorgen voor een ingezetene van de gemeente Westland kunnen ieder jaar een aanvraag indienen bij het steunpunt Mantelzorg van de welzijnsorganisatie van gemeente Westland voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering.

  • 2. De jaarlijkse blijk van waardering bestaat uit een financieel bedrag. De hoogte van de waardering wordt jaarlijks op basis van het beschikbare budget vastgesteld door het college.

  • 3. De jaarlijkse blijk van waardering dient in de periode januari tot en met mei door de mantelzorger te worden aangevraagd. De financiële waardering wordt rond de dag/week van de mantelzorg overgemaakt op de rekening van de mantelzorger.

  • 4. De mantelzorger kan ieder jaar de jaarlijkse blijk van waardering aanvragen.

  • 5. Een mantelzorger kan voor meerdere cliënten zorgen, maar per kalenderjaar maar één jaarlijkse blijk van waardering ontvangen. Het is wel mogelijk dat meerdere mantelzorgers voor één cliënt een jaarlijkse blijk van waardering aanvragen.

  • 6. Voor het verkrijgen van de jaarlijkse blijk van waardering wordt als criterium gehanteerd dat de mantelzorger langdurig mantelzorger is (dit houdt in langer dan drie maanden en/of meer dan 8 uur per week) en staat ingeschreven bij het steunpunt Mantelzorg van de welzijnsorganisatie van gemeente Westland.

  • 7. De mantelzorgwaardering richt zich niet op vrijwilligers.

  • 8. De bovengenoemde mantelzorgers kunnen als blijk van waardering ook naar de jaarlijkse viering van de week van de mantelzorg.

  • 9. Bij gebruik van de basisvoorziening Hulp bij het huishouden kan een vergoeding van de eigen bijdrage voor de eerste vier uur worden aangevraagd.

HOOFDSTUK 8. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN PERSONEN MET EEN BEPERKING OF CHRONISCHE PROBLEMEN

Artikel 20. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. Het college kan in overeenstemming met het Sociaal Beleidskader, zoals bedoeld inartikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2. De jaarlijkse tegemoetkomingen zijn:

    • a.

      € 1.104,- voor taxikosten;

    • b.

      € 2.052,- voor rolstoeltaxikosten;

    • c.

      € 690,- voor vervoerskosten eigen auto en bij een verhoogd vervoerspatroon € 1.380,-

    • d.

      € 3.079,- voor meerkosten verhuizing en herinrichting;

    • e.

      € 2.360,- voor een sportrolstoel. Het bedrag voor de sportrolstoel is gebaseerd op de werkelijke kosten met als maximum € 2.360,00 voor een periode van 3 jaar, gerekend vanaf de datum waarop het college heeft besloten op de aanvraag.

  • 3. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting of huurderving;

    Tijdelijke huisvesting: bedraagt de werkelijk gemaakte extra huurkosten voor 6 maanden met een maximumbedrag van € 5.000,-;

    Huurderving: de hoogte van de tegemoetkoming bedraagt maximaal het bedrag van de subsidiabele huur voor 4 maanden.

  • 4. Voor de tegemoetkoming in de meerkosten van vervoer, verhuizing en een sportrolstoel gelden eveneens de “criteria voor een maatwerkvoorziening” (artikel 9).

HOOFDSTUK 9. KWALITEIT VAN DE ZORGORGANISATIES

Artikel 21. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1°.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2°.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

HOOFDSTUK 10. BETRoKKEN INGEZETENEN

Artikel 22. Klachtenregeling

  • 1. De Interne klachtenregeling gemeente Westland is van toepassing op de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtenregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, eigen waarnemingen van toezichthouders en een cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 23. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 24. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt ingezetenen, in de vorm van de adviesraad Sociaal Domein, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. De gemeenteraad heeft daartoe de Verordening Adviesraad Sociaal Domein vastgesteld.

HOOFDSTUK 11. SLOTBEPALINGEN

Artikel 25. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26 Indexatie

  • 1. Indien met zorgaanbieders contractueel afspraken zijn gemaakt inzake indexatie van maatwerkvoorzieningen zorg in natura, wordt dezelfde indexatie toegepast bij de pgb’s.

  • 2. Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

Artikel 27. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt op basis van het Sociaal Beleidskader geëvalueerd.

Artikel 28. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2015 wordt ingetrokken per 1 januari 2018.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de in lid 1 genoemde verordening en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens onder de in lid 1 genoemde verordening.

  • 3. Op bezwaarschriften op grond van de in lid 1 genoemde verordening, wordt beslist met inachtneming van de relevante verordening.

  • 4. Van het in lid 2 en 3 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2018.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare
vergadering van 12 december 2017,
de griffier, de voorzitter,
A.P.M.A.F. Bergmans A.M.A. van Ardenne -van der Hoeven

Toelichting

Toelichting