Regeling vervallen per 28-12-2013

Monumentenverordening Westland 2004

Geldend van 28-12-2013 t/m 27-12-2013

Intitulé

Monumentenverordening Westland 2004

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5-10-2004, nr. 5.2.3;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 15 van de Monumentenwet 1988;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

MONUMENTENVERORDENING WESTLAND 2004.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college:

college van burgemeester en wethouders;

b. monument:

1° zaak die voor de gemeente van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2° terrein dat voor de gemeente van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1°;

c. gemeentelijk monument:

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

d. kerkelijk monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

e. dorpsgezicht:

groep van onroerende zaken die voor de gemeente van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groep zich een of meer monumenten bevinden.

f. archeologisch monument:

terrein waarvan het algemeen belang voor de gemeente vaststaat of redelijkerwijs kan worden aangenomen wegens een daar aanwezige zaak die voor de gemeente van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

g. gemeentelijke monumentenlijst:

lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen monumenten, dorpsgezichten, archeologische monumenten en groene monumenten;

h. monumentencommissie:

door het college ingestelde commissie, met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid;

i. onafhankelijk deskundige: deskundige die geen lid is van de raad van de gemeente Westland of het college en niet ondergeschikt is aan of in dienst is van, dan wel werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur van de gemeente Westland;

j. bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

k. verkennend archeologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureauonderzoek en non-destructief veldonderzoek ter vaststelling van de archeologische waarden, de bouw- en bewonersgeschiedenis en de cultuurhistorische kwaliteit.

l. redengevende omschrijving:

omschrijving van de specifiek te beschermen waarden en kwaliteiten die onderdeel moet uitmaken van het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk monument, dorpsgezicht, archeologisch monument en groen monument.

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMD GEMEENTELIJK MONUMENT

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3. De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, besluiten een onroerend monument aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument. In een besluit tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument wordt een redengevende omschrijving opgenomen.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, wordt de monumentencommissie om advies gevraagd. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. Het college doet mededeling van de adviesaanvraag, bedoeld in het tweede lid, aan degenen die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staan vermeld, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is gevraagd aan de aanvrager.

  • 4. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing, als bedoeld in het eerste lid, bepalen dat bouwhistorisch onderzoek of verkennend archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 5. Met betrekking tot een kerkelijk monument wordt geen besluit genomen ingevolge deze verordening dan na overleg met de eigenaar.

  • 6. De aanwijzing, als bedoeld in het eerste lid, kan geen monument betreffen dat is aangewezen als beschermd monument op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening Zuid-Holland.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de mededeling, bedoeld in artikel 3, derde lid, heeft plaatsgevonden tot het moment waarop het besluit tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, danwel het besluit om niet tot deze aanwijzing over te gaan onherroepelijk is, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijn advies en aanwijzing

  • 1. De monumentencommissie brengt schriftelijk advies uit binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag van het college.

  • 2. Het college besluit over de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken nadat van de adviesaanvraag mededeling is gedaan als bedoeld in artikel 3, derde lid.

Artikel 6. Mededeling

Een besluit tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument wordt binnen twee weken medegedeeld aan degenen die als eigenaar of zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. Op de gemeentelijke monumentenlijst wordt tenminste aangetekend de plaatselijke en kadastrale aanduidingen, een beschrijving van het beschermd gemeentelijk monument, de redengevende omschrijving opgenomen in het besluit tot de aanwijzing en de datum van de aanwijzing.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument wijzigen.

  • 2. De artikelen 3, tweede tot en met vijfde lid, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als omschreven in het vorige lid achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument intrekken.

  • 2. De artikelen 3, tweede tot en met vijfde lid, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing vervalt van rechtswege, wanneer het beschermd gemeentelijk monument wordt aangewezen als beschermd monument op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening Zuid-Holland.

  • 4. De intrekking of het van rechtswege vervallen van de aanwijzing wordt onder vermelding van de datum van ingang op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

    Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 10. Verbodsbepalingen

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college:

    a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht.

Artikel 11. De aanvraag

  • 1. Het college kan voor de beoordeling van de aanvraag van de aanvrager verlangen de resultaten van een bouwhistorisch en een verkennend archeologisch onderzoek te overleggen.

  • 2. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, legt het college de aanvraag twee weken ter inzage. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur is van toepassing. Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het college op de gebruikelijke wijze openbare kennis van de aanvraag, waarbij wordt vermeld dat gedurende de termijn van terinzagelegging eenieder schriftelijk zienswijzen naar voren kan brengen bij het college.

  • 3. Het college stelt voor het indienen van een aanvraag een formulier vast.

Artikel 12. Advies van de monumentencommissie op de aanvraag

  • 1. Voordat het college besluit op de vergunningaanvraag, wordt de monumentencommissie om advies gevraagd.

  • 2. De monumentencommissie brengt schriftelijk advies uit binnen zes weken na ontvangst van de adviesaanvraag van het college.

Artikel 13. Besluit omtrent de aanvraag

  • 1. Het college besluit omtrent een vergunningaanvraag, bedoeld in artikel 10, tweede lid, met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument niet, dan met goedkeuring van de eigenaar, indien en voorzover het een besluit betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

  • 2. Het college besluit omtrent de aanvraag om vergunning, bedoeld in artikel 10, tweede lid, binnen zes weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits dit de aanvrager binnen de in het tweede lid genoemde termijn van twaalf weken is medegedeeld. Indien het college niet voldoet aan het tweede of derde lid, is de vergunning van rechtswege verleend.

  • 4. Een vergunning, bedoeld in artikel 10, tweede lid, treedt in werking na zes weken na de datum waarop zij op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt of van rechtswege is verleend. Indien binnen deze termijn tegen de vergunning bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, schorst dit de werking van de vergunning totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

Het college kan de vergunning, bedoeld in artikel 10, tweede lid, intrekken, indien:

a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b. blijkt dat de houder niet heeft voldaan aan een aan de vergunning verbonden voorwaarde;

c. op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

d. de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt;

e. binnen 26 weken nadat de vergunning is verleend geen begin met de werkzaamheden is gemaakt.

HOOFDSTUK 3 BESCHERMD GEMEENTELIJK STADS- OF DORPSGEZICHT

Artikel 15. Overeenkomstige toepassing

  • 1. Hoofdstuk 2 is van overeenkomstige toepassing op stads- of dorpsgezichten, met dien verstande dat in plaats van artikel 10 artikel 17 van toepassing is.

  • 2. Een bijzondere bepaling met betrekking tot stads- of dorpsgezichten is opgenomen in artikel 16.

Artikel 16. Bestemmingsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2. Bij het besluit van het college tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt. De monumentencommissie betrekt dit bij haar advisering inzake de aanwijzing.

  • 3. Voordat het college de gemeenteraad inzake een bestemmingsplan een voorstel doet, wordt de monumentencommissie om advies gevraagd.

  • 4. De monumentencommissie brengt schriftelijk advies uit binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag van het college.

Artikel 17. Verbodsbepalingen

  • 1. Het is verboden bouwwerken die zijn gelegen in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, voorzover het betreft de in de redengevende omschrijving genoemde monumentwaardige onderdelen, zonder of in afwijking van een vergunning van het college:

    a. bouwwerken af te breken, te verstoren, te verplaatsen, op te richten, in enig opzicht te wijzigen;

    b. bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;

    c. onroerende zaken, geen gebouwen zijnde, hieronder begrepen straten, straatmeubilair, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen te wijzigen.

HOOFDSTUK 4 BESCHERMD GEMEENTELIJK ARCHEOLOGISCH MONUMENT

Artikel 18. Overeenkomstige toepassing

Hoofdstuk 2 is van overeenkomstige toepassing op archeologische monumenten, met dien verstande dat in plaats van artikel 10 de artikelen 19 en 20 van toepassing zijn.

Artikel 19. Verbodsbepalingen

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college een beschermd gemeentelijk archeologisch monument te verstoren door de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

    a. graafwerkzaamheden;

    b. egaliseren of bodem verlagen;

    c. heiwerkzaamheden of op andere wijze in de bodem indrijven van voorwerpen;

    d. het aanleggen van kabels en leidingen;

    e. het aanleggen van waterpartijen of het veranderen van de ligging en de omvang van bestaande watergebieden.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is mede van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

    a. onderdeel uitmakend van of ter voorbereiding van bouwwerkzaamheden;

    b. die binnen of onder gebouwen worden uitgevoerd.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

    a. voorzover deze uitgevoerd worden op of in gronden die 30 cm of minder beneden het bestaande maaiveld zijn gelegen;

    b. van geringe betekenis of omvang te weten:

    1. het aanbrengen van erfafscheidingen in de vorm van schuttingen;

    2. het aanbrengen van beplantingen;

    3. het verwijderen van beplantingen en/of bomen

    4. het egaliseren ten behoeve van de aanleg van paden en terrassen;

    5. het verwijderen of vervangen van bestaande kabels en leidingen;

    6. het vervangen van bestaande bestratingen.

Artikel 20. Vergunning

  • 1. Het college kan een vergunning als bedoeld in artikel 19 verlenen, indien tenminste de belangen waardoor het terrein als archeologisch monument is aangewezen voldoende zijn beschermd door:

    a. de mogelijkheid van toegang op het terrein van door het college erkende gecertificeerde bedrijven en gekwalificeerde personen;

    b. de mogelijkheid voor de onder a genoemde personen om onderzoek en documentatiewerk te (doen) verrichten; en

    c. de vaststelling van een tussen belanghebbenden overeengekomen termijn voor het in het eerste lid, onder b, bedoelde onderzoek. Bij het ontbreken van die overeenstemming wordt de termijn vastgesteld door het college.

  • 2. Alvorens een vergunning als bedoeld in het eerste lid te verlenen wint het college het advies in van de gemeentelijke archeoloog of een daarmee gelijk te stellen deskundige.

  • 3. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden gericht op het documenteren en/of het zoveel mogelijk veilig stellen van eventuele archeologische waarden.

HOOFDSTUK 5 MONUMENTENCOMMISSIE

Artikel 21. Monumentencommissie, vergunning beschermd rijksmonument

Het college stelt een commissie van onafhankelijk deskundigen op het gebied van de monumentenzorg in, met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het gemeentelijk monumentenbeleid.

HOOFDSTUK 6 GEMEENTELIJKE MONUMENTENLIJST

Artikel 22. Inzage gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. De gemeentelijke monumentenlijst ligt voor een ieder ter inzage.

  • 2. Van deze lijst wordt een exemplaar ter kennisneming gezonden aan Gedeputeerde Staten, aan de Minister belast met de monumentenzorg en aan de Raad voor Cultuur, die tevens op de hoogte worden gehouden van mutaties.

HOOFDSTUK 7 SCHADEVERGOEDING

Artikel 23. Schadevergoeding

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    a. de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10, tweede lid, artikel 17, tweede lid, of artikel 23, tweede lid, te verlenen;

    b. de door het college aan de vergunning als bedoeld in artikel 10, tweede lid, artikel 17, tweede lid, of artikel 23, tweede lid, verbonden voorschriften en beperkingen;

    c. de weigering van het college een ontheffing als bedoeld in artikel 20 te verlenen;

    d. de door het college aan de ontheffing als bedoeld in artikel 20 verbonden voorschriften en beperkingen schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de aanvragen om schadevergoeding zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 8 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 24. Strafbepaling

Een ieder, die handelt in strijd met de artikelen 10, 17 of 19 van deze verordening, pleegt een strafbaar feit en wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 25 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1. Voorzover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten, dorpsgezichten, archeologische monumenten en groene monumenten, treedt zij in werking met ingang van de eerstvolgende dag na verloop van een termijn van zes weken na publicatie van deze verordening.

  • 2. De verschillende monumentenverordeningen van de kernen Wateringen, De Lier, Naaldwijk, Monster en 's-Gravenzande, vastgesteld bij besluit van de toen zittende gemeenteraad, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op het moment dat deze verordening in werking treedt.

  • 3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de voormalige gemeenteraden, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6. De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 7. Aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 4 van de in het tweede lid genoemde vervallen verordening die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van artikel 4 van de in het tweede lid genoemde verordening.

  • 8. Met de inwerkingtreding van deze monumentenverordening vervallen de monumentenverordeningen van de voormalige gemeenten De Lier, Monster, Naaldwijk, 's Gravenzande en Wateringen.

Artikel 27. Citeerregel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening Westland 2004'.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 oktober 2004
De griffier a.i. - J. Hagenaars
de voorzitter - J. van der Tak