Regeling vervallen per 01-01-2007

Verordening voorzieningen gehandicapten Westland

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2006

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten Westland

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2005 nr. 5.7.8;

gelet op het bepaalde in artikel artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten (Stb. 1993, nr. 545) en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de hierna volgende verordening

Afdeling I Algemeen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel;

  • b1.

    inkomen:

    • 1 het bruto inkomen van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 4 Wvg;

      2 het gezamenlijk bruto inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 4 Wvg;

      3 het gezamenlijk bruto inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 4 Wvg; verminderd met de over het bruto inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies.

  • b2.

    norminkomen: het norminkomen als bedoeld in artikel 1 onder c van de "Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg".

  • c.

    vreemdeling: degene die de Nederlandse nationaliteit niet bezit;

  • d.

    woonwagen: een wagen als bedoeld in art. 1 van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • d.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel H van de Woningwet;

  • f.

    woonschip: een vaartuig als bedoeld in art. 1 van de Wet op Woonwagens en Woonschepen;

  • g.

    ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen;

  • h.

    hoofdverblijf: de woonruimte waar de gehandicapte zijn vaste woon en verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in het bevolkingsregister staat ingeschreven;

  • i.

    gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

  • j.

    woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte en waarvan de kosten een bedrag van € 45.370,-- niet te boven gaan;

  • k.

    wet: de Wet voorzieningen gehandicapten;

  • l.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van de voorziening;

  • m.

    forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;

  • n.

    gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomens-grens;

  • o.

    voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt;

  • p.

    normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding.

Artikel 1.2 Beperkingen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat.

Hoofdstuk 2 Woonvoorzieningen

Paragraaf 1 Algemene omschrijving

Artikel 2.1Type woonvoorzieningen

  • 1. De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing;

    • c.

      woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder b en c genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2 Uitbetaling financiële tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 onder b, d en f, wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 2. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 onder a, c en e wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte;

Artikel 2.3 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingstehuizen, vakantiewoningen, tweede woningen en kamerverhuur.

Paragraaf 2 Het recht op een woonvoorziening

Artikel 2.4 Het primaat van de verhuizing

  • 1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1. onder a genoemd in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen van ergonomische aard, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1. aanhef en onder b en c genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is, met dien verstande dat een aangepaste woning of een eenvoudig aan te passen woonruimte niet ten minste binnen 9 maanden te verwachten is binnen het Westland.

Paragraaf 3 Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen

Artikel 2.5 Aard van de materialen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming ten behoeve van ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard voor zover de ondervonden ergonomische beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 2.6 Verzekering van de voorzieningen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien de getroffen voorzieningen toereikend zijn verzekerd.

Artikel 2.7 Hoofdverblijf

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte, niet zijnde de woonruimte waarin de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woonruimte staat.

  • 4. De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woonruimte bezoekbaar is gemaakt.

  • 5. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte.

  • 6. Onder het in het vijfde lid genoemde bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan, dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken.

Artikel 2.8 Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien:

  • a.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft is gemaakt zonder hun toestemming;

  • b.

    de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woning-aanpassing wordt verricht;

  • c.

    aan de onder b. genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

  • d.

    de onder b. genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 2.9 Gereedmelding

  • 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 1 jaar na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 3. De gereedmelding bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 4. Diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Paragraaf 4 Beperking in de verlening van woonvoorzieningen

Artikel 2.10 Het verwerven van grond

Voorzover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in art. 2.1 onder b betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage I.

Artikel 2.11Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft:

  • a.

    het verbreden van toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

  • c.

    aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

  • d.

    drempelhulpen of vlonders;

  • e.

    het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • f.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Paragraaf 5 Aanpassingen van woonwagens en woonschepen

Artikel 2.12 Aanpassingen van woonwagens

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woonwagenwet.

Artikel 2.13 Aanpassingen van woonschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien:

  • 1.

    de technische levensduur van het woonschip nog minimaal vijf jaar is;

  • 2.

    het woonschip nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 2.14 Maximering van de financiële tegemoetkoming

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedraagt de maximale tegemoetkoming € 1024,--.

Paragraaf 6 Verhuis en (her)inrichtingskosten

Artikel 2.15 Verhuis- en (her)inrichtingskosten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 onder a verstrekken aan: a de gehandicapte; b een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte heeft ontruimd.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • 1.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend;

    • 2.

      de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • 3.

      de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • 4.

      de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een verzorgingstehuis;

    • 5.

      in de te verlaten woonruimte ergonomische beperkingen zijn ondervonden.

  • 3. De financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 1.535,--.

  • 4. Indien de individuele situatie hiertoe aanleiding geeft, kan worden afgeweken van het in het derde lid genoemde bedrag.

Paragraaf 7 Facultatieve woonvoorzieningen

Artikel 2.16 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 onder d indien:

    • 1.

      de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;

    • 2.

      de woonvoorziening voorkomt op de in bijlage II genoemde voorzieningen;

    • 3.

      de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en keuring zal het bedrag zoals genoemd in bijlage II niet te boven gaan.

Artikel 2.17 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijk huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • 1.

      zijn huidige woonruimte;

    • 2.

      de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte.

  • 2. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het 1e lid wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 4. De maximale termijn waarvoor burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in het eerste lid, verlenen bedraagt zes maanden.

  • 5. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien deze kosten gemaakt worden in verband met het:

    • 1.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • 2.

      tijdelijk betrekken van een niet zelfstandige woonruimte, of:

    • 3.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 6. Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 511,-- per maand, als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder a en c en met een maximum van € 256,-- per maand ter tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder b.

Artikel 2.18 Huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.807,-- is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 4 maanden, waarbij de eerste 2 maanden huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, doch maximaal de maximumhuurgrens als bedoeld in de Huursubsidiewet.

Paragraaf 8 Anti-speculatie

Artikel 2.19 Anti-speculatiebeding

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.

  • 2. Onder meerwaarde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de meerwaarde, verminderd met de eigen betaling.

  • 3. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt bij verkoop:

    • 1.

      in het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • 2.

      in het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • 3.

      in het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • 4.

      in het vierde jaar 40% van de meerwaarde en:

    • 5.

      in het vijfde jaar 20% van de meerwaarde.

Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

      2. een open elektrische buitenwagen;

      3. een ander verplaatsingsmiddel;

  • b.

    een tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1. gebruik van regiotaxi, taxi, eigen auto of vervoer door derden;

      2. gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer;

  • c.

    een tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1. aanschaf van een auto;

      2. overige vervoerskosten.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek:

    • 1.

      het gebruik van het openbaar vervoer of;

    • 2.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Voorzover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan tweemaal 75% van een enkele voorziening, als bedoeld in artikel 3.1. onder b, toegekend.

  • 3. Indien het inkomen als bedoeld in artikel 1.1 onder b. hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt geen financiële vergoeding als bedoeld in artikel 3.1 onder c. 1 verstrekt.

Artikel 3.3 Gemaximeerde vervoerskostenvergoedingen

  • 1. Met inachtneming van hetgeen hiertoe in artikel 3.2 is bepaald, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding voor auto- en taxikosten als bedoeld in artikel 3.1 onder b. uitgegaan van de volgende normbedragen:

    • a.

      voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van regiotaxi, taxi, eigen auto of vervoer door derden: € 625,-- per jaar;

    • b.

      voor een tegemoetkoming in individueel (rolstoel)taxivervoer indien het vervoer genoemd onder 3.3.1 onder a niet aangemerkt kan worden als adequate voorziening: € 2.057,-- per jaar;

    • c.

      In afwijking van sub.a wordt de tegemoetkoming in de kosten van gebruik van regiotaxi, taxi, eigen auto of vervoer door derden op verzoek verhoogd tot maximaal € 1.357,-- per jaar indien het vervoerspatroon aantoonbaar meer bedraagt dan 1700 km per jaar;

    • d.

      In afwijking van het gestelde onder sub. a, b. en c. wordt de tegemoetkoming in de kosten van gebruik van regiotaxi, taxi, eigen auto of vervoer door derden verlaagd met 50% indien belanghebbende de beschikking heeft over een vervoersvoorziening voor uitsluitend buitengebruik zoals begrepen onder artikel 3.1 onder a.

  • 2. Indien het inkomen als bedoeld in artikel 1.1 onder b. hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt geen financiële vergoeding als bedoeld in artikel 3.1 onder b. verstrekt.

  • 3. De in het eerste lid genoemde normbedragen zijn gemaximeerde vergoedingen als bedoeld in artikel 1.1 onder n.; uitbetaling vindt niet eerder plaats dan nadat de in aanmerking komende kosten op deugdelijke wijze bij burgemeester en wethouders zijn gedeclareerd.

  • 4. In het geval van AWBZ-instelling het Westerhonk te Monster zijn de normbedragen, rekening houdend met het speciale karakter van deze grootschalige voorziening en met inachtneming van het gestelde in dit artikel onder lid 2 en 3 afwijkend vastgesteld op:

    • 1.

      Voor een tegemoetkoming in de kosten van begeleiding tijdens openbaar vervoer: € 323,-- per jaar;

    • 2.

      Voor vervoer per taxi of vervoer door derden naar familieleden (weekend vervoer), binnen een straal van 40 km rond het Westerhonk: € 323,--; idem per rolstoelbus: € 516,-- per jaar;

    • 3.

      Voor vervoer per taxi of vervoer door derden naar familieleden (weekendvervoer) buiten een straal van 40 km rond het Westerhonk: € 498,-- per jaar; idem per rolstoelbus € 775,-- per jaar;

    • 4.

      Voor vervoer per taxi of vervoer door derden naar meerdere bestemmingen: € 969,00 per jaar; idem per rolstoelbus: € 1.544,-- per jaar.

  • 5. Voor personen die tot de inwerkingtreding van onderhavige verordening aanspraak maakten op een hogere vergoeding zoals bedoeld in artikel 3.1 onder b. blijft deze hogere vergoeding ongewijzigd gelden tot uiterlijk 1 januari 2007.

Hoofdstuk 4 Rolstoelen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan en;

  • b.

    een sportrolstoel;

  • c.

    onderhoud, gebruik en reparatie.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer hij of zij als gevolg van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek in belangrijke mate op de rolstoel is aangewezen en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom

  • 1. Een rolstoel, alsmede eventueel daarbij behorende accessoires wordt in bruikleen verstrekt.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een gemaximeerde vergoeding ter hoogte van € 1.535,- waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft kan worden, en een forfaitaire vergoeding ter hoogte van € 511,-- waarmee de sportrolstoel voor een periode van drie jaar onderhouden kan worden.

Artikel 4.4 Forfaitaire vergoeding voor de oplaadkosten van een elektrische rolstoel en/of elektrische buitenwagen

  • 1. Voor personen die tot de inwerkingtreding van onderhavige verordening aanspraak maakten op een eenmalige forfaitaire vergoeding voor de oplaadkosten van een elektrische rolstoel en/of elektrische buitenwagen van € 64,-- per jaar blijft deze gelden tot uiterlijk 1 januari 2006.

  • 2. Voor overige gevallen is deze voorziening met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen.

Afdeling II Procedures

Hoofdstuk 5 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 5.1 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 5.2 Eisen ten aanzien van de adviseur

De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

  • 1.

    medische kennis op het niveau van een arts;

  • 2.

    sociale kennis;

  • 3.

    ergonomische kennis;

  • 4.

    technische kennis.

Artikel 5.3 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    voorzover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor de aanvraagdatum heeft gemaakt;

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • c.

    voorzover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten zoals bedoeld in artikel 2.1 indien deze kosten verband houden met verhuizing vanuit een woning waarin geen belemmeringen worden ondervonden en/of waarvoor woonvoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 2.1 werden verstrekt en een verhuizing binnen 7 jaar plaatsvindt na verstrekking van eerder bedoelde woonvoorzieningen.

Artikel 5.4 Bijzondere bepalingen

  • 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen en bevoegdheden van rechthebbende en het college van burgemeester en wethouders

Artikel 6.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen advies instantie om advies indien:

    • a.

      het een aanvraag betreft voor een eenvoudige woningaanpassing met bouwkundige consequenties, een complexe woningaanpassing of verhuizing of een gemotoriseerde en/of complexe vervoersvoorziening;

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op tenminste twee van de drie terreinen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoelen;

    • c.

      burgemeester en wethouders dat overigens gewenst vinden.

  • 3. Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 4. Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 6.2 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening in bruikleen is verstrekt, of aan wie een financiële tegemoetkoming is verleend, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 6.3 Zorgvuldig gebruik van een voorziening

Degene aan wie krachtens deze verordening een rolstoel, een vervoermiddel danwel gebruiksartikel ingeval van een woningaanpassing al dan niet in bruikleen is verstrekt, dient deze voorziening als een goed huisvader te beheren.

Artikel 6.4 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, dan wel een gemaximeerde vergoeding, kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

Afdeling III Slot

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Afwijken van bepalingen / hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders advies vragen.

  • 3. Indien een bouwkundige aanpassing het bedrag van € 45.370,00 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld, en weigering van deze voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 7.2 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 7.3 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening

Het door de gemeente gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft wordt de verordening aangepast.

Artikel 7.4 Intrekking oude regelingen

  • 1. De volgende verordeningen worden bij de inwerkingtreding van deze verodening vervallen verklaard:

    • 1.

      de verordening voorzieningen gehandicapten 2002 vastgesteld op 20 december 2001 van de gemeente de Lier;

    • 2.

      de verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Wateringen 2002 vastgesteld op 18 december 2001 van de gemeente Wateringen;

    • 3.

      de verordening voorzieningen gehandicapten 2002 vastgesteld op 5 februari 2002 (nr.11) van de gemeente ´s-Gravenzande;

    • 4.

      de verordening voorzieningen gehandicapten vastgesteld op 24 april 2001 van de gemeente Monster;

    • 5.

      de verordening voorzieningen gehandicapten 2002 vastgesteld op 10 januari 2002 van de gemeente Naaldwijk.

  • 2. De verordeningen voorzieningen gehandicapten van de gemeente Maasland en Schipluiden voor die gebiedsdelen die bij de herindeling behoorden bij het grondgebied van deze gemeenten vervallen gelijktijdig.

Artikel 7.5 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen gehandicapten Westland 2006.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 20 december 2005.
de griffier - N. Broekema
de voorzitter - J. van der Tak