Destructieverordening 1995

Geldend van 15-06-1995 t/m heden

Intitulé

Destructieverordening 1995

No.: 1995/50.De raad van de gemeente Weststellingwerf;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gelet op artikel 17 van de Destructiewet;b e s I u i t :                                                    vast te stellen de volgende Destructieverordening 1995.

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    ◦aangifteplichtige: degene die als eigenaar of houder van destructiemateriaal ingevolge de Destruc­tiewet verplicht is daarvan aangifte te doen;

  • 2.

    ◦destructiemateriaal: dode honden, dode katten en het krachtens artikel 2, tweede lid, van de De­structiewet aangewezen dierlijk afval.

Artikel 2

De aangifteplichtige is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag, die volgt op de dag waarop het de­structiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de naastbijgelegen verzamelplaats en het daar aan te geven en of te staan.

Artikel 3

De aangifteplichtige is gehouden uiterlijk op de eerste werkdag, die volgt op de dag waarop het de­structiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de naastbijgelegen verzamelplaats en het daar aan te geven en of te staan.

Artikel 4

Tot het tijdstip van afgifte is de aangifteplichtige gehouden het destructiemateriaal zodanig te bewaren dat vermenging met ander materiaal dan van dierlijke afkomst wordt voorkomen.

Artikel 5

De artikelen 3 en 4 vinden geen toepassing voor zover regels op grond van artikel 13, derde lid, van de Destructiewet van toepassing zijn.

Artikel 6

De Destructieverordening 1978 (vastgesteld bij raadsbesluit van 24 juli 1978, nummer 1978/128, gewijzigd bij raadsbesluit van 14 april 1986, nummer 1986/33) wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze verordening wordt aangehaald als Destructieverordening 1995.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 mei 1995,de secretaris                                                    de voorzitterNummer: 1995/50.
 
Gemeente Weststellingwerf.

Toelichting 1 behorende bij de Destructieverordening 1995.

AlgemeenDe Destructiewet is gewijzigd.De betrokkenheid van gemeenten bij de uitvoering van de Destructiewet beperkt zich thans tot de destructie van dode honden, dode katten en ander door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op grond van artikel 2, tweede lid van de gewijzigde Destructiewet als hoog-risicomate­riaal aan te wijzen dierlijk afval, zoals bijvoorbeeld vogels die zijn gestorven aan botulisme.Het is de taak van de gemeente op grond van artikel 17 van de gewijzigde Destructiewet bij plaatselij­ke verordening regelen te stellen onder meer met betrekking tot de aangifte en de bewaring van dode honden, dode katten en van ander door de minister van VWS als hoog-risicomateriaal aan te wijzen dierlijk afval. Daartoe strekt deze verordening.Artikelsgewijs.Artikel 1 De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan op grond van artikel 2, tweede lid, van de Destructiewet ander dan in het eerste lid bedoelde dierlijk afval als hoog-risicomateriaal aanwijzen en daarvan bepalen dat artikel 17, eerste en derde lid, van toepassing is. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om vogels die zijn gestorven aan botulisme.Artikelen 2 en 3 De wet bevat geen bepalingen over het verzamelen van dode honden en dode katten. Het gemeentebe­stuur kan eenn of meer verzamelplaatsen aanwijzen.Artikel 4 Met deze bepaling wordt bedoeld, dat dode honden en dode katten niet samen met ander materiaal dan van dierlijke herkomst mogen worden bewaard. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om halsbanden, touw en kleden.Artikel 5 Op grond van artikel 13, derde lid van de Destructiewet zal in het Destructiebesluit worden bepaald, dat er uitzonderingen bestaan op de regel dat dode honden en dode katten moeten worden afgestaan aan de destructor/ondernemer (op grond van de regelen in de plaatselijke verordening).Indien dode honden en dode katten worden begraven op het terrein van de eigenaar of houder of op een plaats die ingevolge een besluit van het gemeentebestuur voor dit doel is toegelaten, hetzij worden verast in een crematorium, behoeven deze niet te worden afgestaan aan de destructor/ondernemer.Artikel 6 De Destructieverordening 1978 wordt ingetrokken.Artikel 7De verordening wordt aangehaald als Destructieverordening 1995Wolvega, 9 mei 1995.Burgemeester en wethouders van Weststellingwerf,de secretaris, de burgemeester,                                                           VAN DEN BERG. HEITE.