Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Weststellingwerf

Geldend van 01-07-2011 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financiële verordening gemeente Weststellingwerf Verordening ex artikel 212 Gemeentewet

De raad van de gemeente Weststellingwerf besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

 

vast te stellen:

 

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Weststellingwerf.

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Weststellingwerf en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

 

b. administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

 

c. interne controle:

het proces dat gericht is op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid over het naleven van de relevante wet- en regelgeving, beleidsrichtlijnen en procedures (recht­matigheid) en de juistheid, betrouwbaarheid van de financiële informatie (getrouwheid).

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3 Planning en control cyclus

  • 1. Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college aan de raad van de producten uit de planning en controlcyclus.

  • 2. Het college biedt uiterlijk in juni van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opeenvolgende jaren.

  • 3. De raad stelt deze kadernota uiterlijk 15 juli vast.

Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. In de begroting wordt inzicht gegeven in de productenraming per programma en in de jaarrekening wordt inzicht gegeven in de productenrealisatie per programma.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 5 Producten

  • 1.

    De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen; dit wordt dan bij de begroting expliciet gemeld.

Artikel 6 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opge­nomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investerings­voorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 7. Tussentijdse begrotingsrapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar en vaker wanneer daar aanleiding voor is.

  • 2. De driemaandsrapportage wordt tegelijkertijd met de begrotingskaders voor het volgende jaar opgeleverd in de maand juni. De achtmaandsrapportage wordt tegelijkertijd met de begroting vooor het volgende jaar opgeleverd in de maand november.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4. In de tussentijdse rapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

  • 5. De tussentijdse rapportage gaat eveneens in op zich voordoende afwijkingen in de uitvoering, het bereiken van doelstellingen en beoogde maatschappelijke effecten.

3. Financieel beleid

Artikel 8. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kostentoerekening worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De  raad stelt de nota vast. De nota behandelt de vorming en besteding van reserves, de vorming en besteding voorzieningen, de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven het specifieke doel van de reserve, de voeding van de reserve, de maximale hoogte van de reserve en de maximale looptijd.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college voert de regels voor waardering en afschrijving van activa uit met inachtneming van de uitgangspunten die zijn vastgelegd in de nota “Duurzaam financieel beleid 2010-2015”.

  • 2. Materiële uitgaven met een meerjarig economisch of maatschappelijk nut worden geactiveerd.

  • 3. Bijdragen aan activa van derden worden, mits dit financieel haalbaar is, in één keer ten laste van de exploitatie gebracht en kunnen worden gedekt uit de algemene reserve, dan wel een daartoe bestemde reserve. Indien dit financieel niet haalbaar is, kunnen zij worden geactiveerd met een afschrijvingstermijn van 15 jaar.

  • 4. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd.

  • 5. Ten aanzien van afschrijvingen wordt een bestendige gedragslijn gevolgd. Het college stelt daartoe een lijst met afschrijvingstermijnen en methoden vast en brengt deze ter kennis van de raad.

Artikel 11. Vaststellen hoogte belastingen, heffingen, leges en tarieven.

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing, en overige leges en tarieven.

Artikel 12. Financieringsfunctie.

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie, zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht zoals die zijn vastgelegd in de nota Duurzaam Financieel Beleid 2010-2015 en het Treasurystatuut.

4. Financieel beheer en interne controle

Artikel 13 Financiële administratie.

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de opzet, inrichting en werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten en overige relevante wet- en regelgeving.

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen, die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten;

  • c.

    de opzet, inrichting en werking van de financiële administratie dienstbaar is voor het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen.

Artikel 14 Financiële organisatie.

Het college draagt de zorg voor en legt (in een organisatiebesluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatie-eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de organisatie eenheden.

Artikel 15. Voorziening oninbare vorderingen.

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      de belastingen;

    • b.

      de rioolheffing;

    • c.

      de afvalstoffenheffing;

    wordt bij de jaarrekening een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van:

    • -

      10% van het openstaande saldo betrekking hebbend op dienstjaar 1;

    • -

      20% van het openstaande saldo betrekking hebbend op dienstjaar 2;

    • -

      30% van het openstaande saldo betrekking hebbend op dienstjaar 3;

    • -

      75% van het openstaande saldo betrekking hebbend op dienstjaar 4;

    • -

      100% van het openstaande saldo betrekking hebbend op dienstjaar 5 of meer.

  • 2. Voor vorderingen op het gebied van werk en inkomen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van 70% van het totale saldo. Onder de vorderingen op het gebied van werk en inkomen zijn de specifieke vorderingen krediethypotheek, terugvorderingen en verhaal diverse inkomensregelingen opgenomen.

  • 3. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op (on)inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 16. Interne controle

Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 17. Inkoop en aanbesteding.

Het college draagt de zorg voor en legt (in een nota aanbestedingsbeleid) vast de interne regels (protocol) voor de aanbesteding en inkoop van werken, leveringen en diensten met inachtneming van de Europese en nationale regelgeving op dit terrein en brengt deze nota ter kennis aan de raad.

6. Slotbepalingen.

Artikel 18. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking per 1 juli 2011, met dien verstande dat met ingang van de begroting 2012 zal worden voldaan aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 19. Intrekken oude verordeningen.

De “financiële verordening gemeente Weststellingwerf 2006” wordt ingetrokken per 1 juli 2011.

Artikel 20. Citeerartikel.

Deze verordening kan worden aangeduid onder de naam “financiële verordening gemeente Weststellingwerf 2011”.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 9 mei 2011,

 

 

de burgemeester,                                                                      de griffier,

Verklarende toelichting, behorende bij de verordening ex art. 212 Gw van de gemeente Weststellingwerf, vastgesteld op 9 mei 2011 door de gemeenteraad van Weststellingwerf.

 

In deze toelichting wordt de bedoeling van de artikelen verklaard. Tevens worden de wijzigingen ten opzichte van de vorige verordening aangeduid en gemotiveerd.

 

 

Artikel 1. Definities.

 

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in dit artikel gedefinieerd.

 

Artikel 2. Programma indeling

 

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet).

De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In deze versie is deze keuze vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.

 

Artikel 3. Planning en control cyclus

 

Dit artikel bepaalt dat het college ieder jaar aan de raad een overzicht aanbiedt met daarin de data waarop belangrijke financiële stukken in de raad worden geagendeerd. Het overzicht is bij wijze van spreken het spoorboekje voor de raad en het college voor de financiële jaarplanning.

Daarnaast bepaalt dit artikel dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen aan de begroting (voor de zomer) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de ontwerp-begroting en de meerjaren raming.

 

Artikel 4.  Inrichting begroting en jaarstukken

 

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt bepaald dat in de begroting en de jaarrekening inzicht wordt gegeven in de productrealisatie. De begroting van Weststellingwerf is op dit moment zo opgebouwd dat dit overzicht er is.

Verder wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen op welke wijze er bij de uiteenzetting van de financiële positie inzicht in de kredieten wordt gegeven.

 

 

 

Artikel 5.  Producten

 

De raad stelt de programmabegroting vast. In de programmabegroting wordt ook inzicht gegeven in de producten. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. Omwille van het inzicht en de consistente lijn, is er voor gekozen de onderverdeling voor de raadsperiode vast te stellen.

 

Artikel 6.  Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

 

Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is ervoor gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen.

Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investerings­voorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

  

Artikel 7.  Tussentijdse begrotingsrapportages

 

Een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus voor de raad zijn de tussentijdse begrotingsrapportages. Op basis van deze rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

 

Artikel 8.  Kostprijsberekening

 

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten. Lid 1 van het artikel bepaalt dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die direct met de dienst samenhangen.

Het tweede lid bepaalt dat onder de indirecte kosten ook worden verstaan bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van betrokken activa en de compensabele BTW. Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die artikel 229b Gemeentewet biedt.

De kaders in het artikel vormen de basis waarbinnen het college haar systematiek van kostentoerekening kan vormgeven en de kostenverdeelsleutels voor de toerekening van indirecte kosten kan vaststellen.

 

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

 

Lid 1 van dit artikel bepaalt dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Door bij het instellen van een bestemmingsreserve een maximale “houdbaarheidsdatum” voor bestemmingsreserves op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor moet wel in de verordening de bepaling worden opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd (lid 3).

 

Artikel 10.  Waardering en afschrijving vaste activa

 

In dit artikel wordt invulling gegeven aan het stellen van regels voor de waardering van afschrijving van activa conform art. 212 Gemeentewet. Het BBV laat een aanzienlijke beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Gemeenten moeten deze aanpassen aan de eigen gebruiken. Natuurlijk geldt hierbij wel het criterium dat gemeenten de afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijn van een actief met economisch nut moeten afstemmen op de verwachte economische levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening namelijk aangetast.

 

Artikel 11. Vaststellen hoogte belastingen, heffingen, leges en tarieven

 

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Dit artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing en overige leges en tarieven jaarlijks vaststelt.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (welke niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijke besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet).

 

Artikel 12. Financieringsfunctie

 

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In dit artikel wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid zijn de kaders voor het financieel beleid opgenomen, die bij de uitvoering in acht moeten worden genomen.

Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen , maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd. Daarbij draagt de verordening het college op bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is zeker als het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken in veel van die gevallen er blijkbaar er niet al te veel vertrouwen meer in.

 

Artikel 13. Financiële administratie

 

In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

 

Artikel 14. Financiële organisatie

 

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel 160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van het artikel uit de verordening opgedragen bepaalde van deze regels die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten.

De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. Hierin kunnen ook de regels voor de inrichting van de organisatie van de financieringsfunctie worden opgenomen, zoals wordt bedoeld onder letter d.

 

Artikel 15. Voorziening oninbare vorderingen

 

Dit is een aanvullend artikel over de waardering van mogelijk oninbare vorderingen. Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Voor de genoemde gemeentelijke aanslagen en heffingen wordt een voorziening getroffen op basis van een het historisch percentage van oninbaarheid. Een individuele beoordeling per aanslag of heffing is bij dit soort vorderingen namelijk zeer bewerkelijk. De overige vorderingen worden eveneens individueel beoordeeld op oninbaarheid.

 

Artikel 16. Interne controle

 

De accountant toetst jaarlijks van de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

 

Artikel 17. Inkoop en aanbesteding

 

Dit artikel draagt het college op een inkoopreglement op te stellen. Bij een inkoopreglement kan men denken aan bijvoorbeeld het uitvaardigen van de regel dat de afdelingen hun buro-artikelen moeten inkopen bij de leverancier bij wie de gemeente een raamcontract heeft afgesloten. De regels in een dergelijk inkoopreglement moeten natuurlijk wel Europa-proof zijn. Europese aanbestedingsregels maar ook nationale aanbestedingsregels moeten worden nageleefd en vormen het kader waarbinnen een dergelijk inkoopreglement moet worden opgesteld.

 

De artikelen 18, 19 en 20 hebben betrekking op de slotbepalingen.

 

Nadere motivatie van de verschillen met de “financiële verordening Weststellingwerf 2006”:

 

De hele financiële verordening is geactualiseerd en opnieuw opgezet. Daarbij is uitgegaan van de hoofdlijnen van het nieuw financieel beleid.

Daarnaast zijn een aantal praktische aanpassingen doorgevoerd die werken in de praktijk van de planning en control cyclus. Vervallen is het gehele hoofdstuk Paragrafen. De reden daarvoor is dat in de begrotingsvoorschriften de artikelen 10 (lokale heffingen), 11 (weerstandsvermogen), 12 (onderhoud kapitaalgoederen), 13 (financiering), 14 (bedrijfsvoering), 15 (verbonden partijen) en 16 (grondbeleid) duidelijk staat welke informatie de paragrafen in ieder geval moeten bevatten. Het college stelt voor deze voorschriften hier niet alsnog op te nemen of verder te verzwaren, daarbij echter wel in het oog houdend de kwaliteit van de stukken en de informatiebehoefte van de raad.

 

Bij de uitwerking van deze financiële verordening is tevens rekening gehouden met de dualistische verhoudingen. Door het dualisme zijn de verhoudingen binnen in het gemeentelijk bestuur veranderd. De gemeenteraad richt zich sterker op haar inwoners. Hij stelt kaders waarbinnen het college van burgemeester en wethouders zich met het dagelijks bestuur bezighoudt. Daarbij hoort ook een zekere mate van controle achteraf.

In het kader hiervan zijn ook een aantal artikelen uit de oude verordening vervallen, die tot het dagelijks bestuur van het college horen. Dit betreft met name het artikel betreffende de registratie van bezittingen, activa en vermogen en het artikel ten aanzien van het verstrekken van subsidies. Het college beschouwt de werkzaamheden die hiervoor uitgevoerd moeten worden als een onderdeel van het dagelijks bestuur van de gemeente. De raad mag er derhalve van uit gaan dat het college zorg draagt voor de uitvoering van deze taken, zonder dat dit speciaal in de financiële verordening behoeft te worden vastgelegd.