Regeling vervallen per 01-05-2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2008

Geldend van 01-01-2009 t/m 30-04-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2008

Burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf;overwegende dat het wenselijk is om regels te stellen ten behoeve van het beleid, te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage of het eigen aandeel en het persoonsgebonden budget op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning;gehoord de zienswijze van het Platform WMO;gelet op de verordening als bedoeld in artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het besluit van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, houdende regels met betrekking tot de uitkeringen ten behoeve van beleid op het terrein van de openbare geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijke opvang, vrouwen opvang en verslavingsbeleid, de stimuleringsuitkeringen, de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten van 2 oktober 2006, Stb 450 (Besluit maatschappelijke ondersteuning);b e s l u i t e n:vast te stellen het navolgende,                             Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2008

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begrippen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    a. besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf.

  • 2.

    b. verordening: de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf.

  • 3.

    c. algemene maatregel van bestuur: het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 450.

  • 4.

    d. gemaximeerde vergoeding: vergoeding die moet worden aangewend voor het bestedingsdoel en wordt afgerekend op declaratiebasis door achteraf een rekening, taxibonnen of een kilometerverantwoording in te dienen.

  • 5.

    e. forfaitaire vergoeding: vergoeding van een bedrag ineens, waarbij geen declaraties hoeven te worden ingediend en dus volledige bestedingsvrijheid bestaat.

  • 6.

    f. maaltijdvoorzieningen: een snelle en eenvoudige dienstverleningsoplossing zonder veel administratieve hinder, zowel voor de gemeente als de ondersteuningsbehoevende, voor personen die niet (meer) in staat zijn zelf de maaltijd te bereiden.

  • 7.

    g. personenalarmering: systeem waarbij ingeval van nood met een druk op de afstandsbediening direct een voorgeprogrammeerd telefoonnummer wordt gebeld en contact gelegd met een centrale meldpost.

  • 8.

    h. geclassificeerd tarief voor hulp bij het huishouden: het bedrag per uur van de voorziening huishoudelijke verzorging uitgedrukt in klassen;

  • 9.

    i. verstrekkingenlijst: door burgemeester en wethouders vastgestelde lijst van beschikbare voorzieningen.

Hoofdstuk 2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Artikel 2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1 Als algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening - die niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen - worden aangemerkt:

    • 1.

      a. een auto of met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, indien het inkomen van belanghebbende hoger is dan 1,5 maal het inkomen naar de onderscheiden categorieën als bedoeld in Hoofdstuk IV van de Algemene maatregel van bestuur;

    • 2.

      b. een (snor)fiets en/of fiets met hulpmotor (spartamet);

  • 2 Als algemeen gebruikelijke voorzieningen - die niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen - worden aangemerkt, onder meer (deze opsomming is niet limitatief):

    • 1.

      a. maaltijdvoorzieningen;

    • 2.

      b. personenalarmering;

    • 3.

      c. centrale verwarming;

    • 4.

      d. douche;

    • 5.

      e. keramische kookplaat;

    • 6.

      f. thermostaatkranen;

    • 7.

      g. douchekop op glijstang;

    • 8.

      h. hangtoilet;

    • 9.

      i. condensdroger;

    • 10.

      j. beugels en handgrepen;

  • 3 Wanneer de belanghebbende op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking, tenzij de concrete omstandigheden uitwijzen dat (met toepassing van de hardheidsclausule) ten gunste van de belanghebbende van dit beginsel dient te worden afgeweken.

  • 4 Het bedrag dat als besparingsbijdrage geldt bij verstrekking van een driewielfiets of een fiets in bijzondere uitvoering (bijvoorbeeld een tandemfiets) bedraagt € 350,00.

Hoofdstuk 3 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Individuele voorzieningen in natura

Individuele voorzieningen die verstrekt worden in natura betreffen:1. Hulp bij het huishouden, te onderscheiden in:a. algemeen direct beschikbare hulp bij het huishouden.Deze hulp gaat de gebruikelijke zorg te boven en wordt verleend door de zorgaanbieder die daarvoor door het college wordt ingeschakeld;b. op de individuele persoon afgestemde hulp bij het huishouden.Deze hulp gaat de gebruikelijke zorg te boven, maar de algemeen direct beschikbare hulp bij het huishouden, als bedoeld onder a, voorziet hierin niet omdat die onvoldoende adequaat of niet aanwezig is. Bij het vaststellen van een aanspraak op een voorziening voor hulp bij het huishouden wordt de gebruikelijke zorg vastgesteld met toepassing van een zogenaamd standaard indicatieprotocol (Protocol gebruikelijke zorg). 2. Hulpmiddelen.Een hulpmiddel kan slechts worden toegekend voor zover het langdurig noodzakelijk is om de beperkingen van de belanghebbende op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning te verplaatsen op te heffen of te verminderen. Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat de belanghebbende voor langere tijd aangewezen moet zijn op een desbetreffend hulpmiddel. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk beperkingen ondervindt, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vaststaat dat de aard van de beperking van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in aanmerking komt. De belanghebbende kan dan een beroep doen op de hulpmiddelendepots van de thuiszorgorganisaties die zijn opgezet in het kader van de AWBZ. Bij het toekennen van hulpmiddelen wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd. Deze voorzieningen zijn of worden opgenomen in een regelmatig te actualiseren Verstrekkingenlijst.3. Woonvoorzieningen.Bij woonvoorzieningen die bestaan uit ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte (de zogenaamde woningaanpassingen) geldt als voorwaarde dat deze gericht moeten zijn op het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen. Het criterium ergonomische beperkingen houdt onder meer in, dat zich bij een belanghebbende een belemmering voordoet met betrekking tot (één van) de elementaire woonfuncties, die in direct verband staat met een - hetzij uit een lichamelijke, hetzij uit een geestelijke handicap voortvloeiende - lichamelijke functionele beperking. Tot de elementaire woonfuncties behoren in ieder geval slapen, eten en lichaamsverzorging. Een woonvoorziening (lees: woningaanpassing) wordt daarom primair beoordeeld aan de hand van het vereiste dat de gevraagde voorziening naar objectief medische maatstaf noodzakelijk is. Bij het toekennen van woonvoorzieningen wordt rekening gehouden met specifieke aanpassingen gezien de lichamelijke beperkingen van de belanghebbende en de daaruit voortvloeiende ergonomische belemmeringen in het gebruik van de woning. Hierbij wordt gehandeld in overeenstemming met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.

Artikel 4 Individuele financiële tegemoetkomingen

Individuele voorzieningen die verstrekt worden als financiële tegemoetkoming betreffen:1. forfaitaire vergoedingen voor een woonvoorziening;· indien het primaat van de verhuizing buiten toepassing blijft;· voor het bezoekbaar maken van woningen van bewoners van AWBZ-instellingen. De woning moet wel regelmatig worden bezocht. Vaak betreft dit de woning van de ouders/verzorgers of de partner. Het bezoekbaar maken van een woning wordt veelal slechts eenmaal vergoed. Onder bezoekbaar maken van een woning wordt minimaal verstaan dat de belanghebbende de woonruimte kan bereiken en de woonkamer en één toilet kan gebruiken. Voor het bezoekbaar maken van de woning zal veelal de woning moeten worden aangepast, maar voorzieningen kunnen ook in natura worden verstrekt (bijvoorbeeld een toiletverhoger). Bij het toekennen van het bezoekbaar maken van woningen wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.2. forfaitaire vergoedingen voor een vervoersvoorziening;Bij een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi of (bruikleen)auto wordt de belanghebbende ten behoeve van een vastgesteld bedrag beschikbaar gesteld. Hiermee kan op jaarbasis circa 1750 auto- taxikilometers betaald worden. De tegemoetkoming wordt per kwartaal uitbetaald in de vorm van een forfaitaire vergoeding. De belanghebbende hoeft geen declaraties in te dienen en heeft dus volledige bestedingsvrijheid. Een forfaitaire vervoerskostenvergoeding (een vast bedrag) voor eigen auto’s en taxi’s moet worden aangemerkt als een adequate vervoersvoorziening die voldoende tegemoetkomt aan de beperkingen waarmee een belanghebbende op het terrein van vervoer wordt geconfronteerd. Bij het toekennen van vervoersvoorzieningen wordt rekening gehouden met het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.3. gemaximeerde vergoedingen voor sportrolstoelen;Een belanghebbende kan ten behoeve van recreatieve sportbeoefening een sportrolstoel worden toegekend. De verstrekking bestaat uit een gemaximeerde tegemoetkoming waarmee de belanghebbende zelf een sportrolstoel aankoopt. Met deze tegemoetkoming dienen ook de onderhouds- en reparatiekosten betaald te worden. Bij het toekennen van sportrolstoelen geldt het beleid zoals dat in het kader van de Wvg is gevoerd en de jurisprudentie die daarover is gevormd.4. een persoonsgebonden budget, met inachtneming van de volgende regels:

  • 1.

    a. De belanghebbende heeft bij het aanvragen van Wmo-voorziening(en) de vrijheid te kiezen voor een PGB. Betreft het meerdere voorzieningen dan heeft de belanghebbende de keuze om de voorzieningen gedeeltelijk in de vorm van een PGB en gedeeltelijk in natura aan te vragen.

  • 2.

    b. De belanghebbende heeft volledige vrijheid in de keuze van een (erkende) leverancier bij wie hij de voorzieningen wenst aan te kopen. Het college kan eisen stellen aan de kwaliteit en bruikbaarheid van het hulpmiddel (via het programma van eisen). Dit kan door bijvoorbeeld te eisen dat de aan te kopen voorziening(en) voorzien moeten zijn van het CE- of GQ-keurmerk.

  • 3.

    c. De belanghebbende moet in staat zijn het PGB aan te wenden voor de geïndiceerde voorziening(en). Het ontvangen van een PGB houdt in dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de besteding van het beschikbaar gestelde bedrag voor het doel waarvoor het is toegekend. Het college kan bij beschikking extra voorwaarden stellen.

  • 4.

    d. Toekenning van een PGB vindt plaats voor gevraagde voorziening(en) waarvan de medische noodzaak is geïndiceerd. De indicatiestelling vindt integraal, objectief en onafhankelijk plaats door een door het college aangewezen instantie.

  • 5.

    e. Toekenning van een PGB vindt plaats voor een bepaalde periode. Binnen deze periode kan in beginsel geen beroep meer worden gedaan op de Verordening voor dezelfde voorziening. Het college kan bepalen wanneer afwijking van deze regel mogelijk is.

  • 6.

    f. Voor een woningaanpassing dient de woningeigenaar toestemming te geven. Als het college de woningaanpassing niet volledig vergoedt moet er duidelijkheid zijn over de financiering van het niet door vergoeding gedekte deel.

  • 7.

    g. Het PGB wordt uitbetaald en beschikbaar gesteld aan de ondersteuningsbehoevende of een gemachtigde. Het is dus niet zo dat het college (ook als de belanghebbende hierom verzoekt) het PGB beheert en op verzoek uitbetaalt aan de door de gehandicapte uitgekozen leverancier. De belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor de betaling(en).

Hoofdstuk 4 Financiële tegemoetkoming en eigen bijdrage

Artikel 5 Algemene voorschriften

Bij het verstrekken van een geïndiceerde voorziening worden in elk geval de volgende voorwaarden in de beschikking opgenomen:

  • 1.

    a. de verplichting om uit eigen beweging (en op verzoek) aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de toegekende voorziening;

  • 2.

    b. de verplichting om een financiële tegemoetkoming uiterlijk zes maanden na uitbetaling aan te wenden voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend;

  • 3.

    c. de verplichting om bewijsstukken te overleggen (bijvoorbeeld rekeningen).

Artikel 6 Forfaitaire en gemaximeerde vergoedingen

De forfaitaire of gemaximeerde vergoedingen bedragen voor:

  • 1.

    a. verhuiskosten of het bezoekbaar maken van een woning € 2500,00;

  • 2.

    b. een individuele vervoersvoorziening € 525,00 per jaar;

  • 3.

    c. een vervoersvoorziening voor een echtpaar € 787,50 per jaar;

  • 4.

    d. een vervoersvoorziening van een persoon met een scootmobiel in bruikleen € 245,00 per jaar;

  • 5.

    e. een sportrolstoel € 2700,00;

  • 6.

    f. het gebruik van (rolstoel)taxivervoer maximaal 1750 kilometer per jaar (te declareren door het taxibedrijf).

Artikel 7 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1 De door de belanghebbenden verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van geïndiceerde voorzieningen wordt vastgesteld conform het bepaalde in de Algemene maatregel van bestuur.

  • 2 Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de ondersteuningsbehoevende, wordt gedurende een periode van 39 (negenendertig) maal vier weken een eigen aandeel in rekening gebracht of bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een bedrag, als bedoeld in het eerste lid, in mindering gebracht.

Hoofdstuk 5 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (PGB)

Artikel 8 Algemene eisen

  • 1 De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor PGB moet inzicht hebben in zijn functionele beperkingen, tenzij hij wordt vertegenwoordigd.

  • 2 De belanghebbende die verzoekt in aanmerking te komen voor een PGB dient in bepaalde mate te beschikken over organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef. Tevens dient hij inzicht te hebben in de eigen functionele belemmeringen en de keuzemogelijkheden tussen de verschillende leveranciers en voorzieningen.

  • 3 De belanghebbende wordt verondersteld geen of onvoldoende inzicht te hebben ingeval van dementie, een verstandelijke handicap, of ernstige psychische problemen.

  • 4 De met behulp van een PGB aangeschafte voorzieningen moeten onderhouden kunnen worden. Dit betekent dat de belanghebbende in staat is de voorzieningen bij een leverancier uit te kiezen, aan te kopen en zorg te dragen dat de voorziening gedurende de looptijd van het PGB in goede staat in gebruik kan blijven.

  • 5 Er mag geen sprake zijn van grote financiële problemen bij de belanghebbende, tenzij op belanghebbende financieel toezicht wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld het maatschappelijk werk of een gemeentelijke kredietbank.

  • 6 De belanghebbende moet een PGB aanwenden voor het doel waarvoor het budget is toegekend. Het PGB mag niet aangewend worden om bijvoorbeeld schulden af te lossen of andere goederen aan te kopen. In dat geval kan het PGB worden teruggevorderd.

Artikel 9 Vaststelling en hoogte PGB

  • 1 De wijze van vaststelling van het PGB kan per voorziening verschillen.

    • 1.

      a. De hoogte van het PGB voor de verschillende voorzieningen wordt in beginsel op 80% van de door de fabrikant geadviseerde kostprijs vastgesteld.

    • 2.

      b. de uitkomst, als bedoeld onder a, zonodig te vermeerderen met een genormeerde vergoeding voor de kosten van instandhouding, dat wil zeggen keuring, onderhoud, of reparatie van voorziening(en) en een eventuele verplichte verzekering, maximaal € 275,00 op jaarbasis.

  • 2 De hoogte van het PGB voor eenvoudige woningaanpassingen (bijvoorbeeld het aanbrengen van een verhoogde toiletpot, anti-slipcoating, een douche/toiletstoel e.d.) stelt het college vast op basis van het medisch en ergonomisch advies. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een vastgestelde prijslijst van de leverancier voor dergelijke woonvoorzieningen of door de richtprijzen te hanteren uit het Handboek Hulpmiddelen in Nederland van de KBOH.

  • 3 De hoogte van het PGB naar het geclassificeerd tarief voor hulp bij het huishouden bedraagt 90%[1] van het bedrag van de kostprijs van hulp bij het huishouden in natura (exclusief door het college bedongen kortingen).

Artikel 10 Uitsluiting PGB

Burgemeester en wethouders kunnen - op grond van bezwaren van overwegende aard - besluiten om bij een aanspraak op een individuele voorziening niet over te gaan tot het verstrekken van persoonsgebonden budget. Van bezwaren van overwegende aard is sprake indien:

  • 1.

    1. de belanghebbende niet voldoet aan de algemene eisen als bedoeld in artikel 8;

  • 2.

    2. voorzieningen in bruikleen worden verstrekt, waarbij herverstrekking voorop staat en tevens de kosten van onderhoud, keuring, reparatie en verzekering zijn inbegrepen. Dit artikellid geldt voor de verstrekking van: (elektrische/handbewogen) rolstoelen, (elektrische) buitenwagens, (regulier verkrijgbare speciale/aangepaste) buggy’s, duwwandelwagens, hoepelrolstoelen, kinderrolstoelen, kruipwagens, plateaurolstoelen, po-stoelen, scootermobielen, en trapliften[2].

Artikel 11 Burgemeester en wethouders kunnen - op grond van bezwaren van overwegende aard - besluiten om bij een aanspraak op een individuele voorziening niet over te gaan tot het verstrekken van persoonsgebonden budget. Van bezwaren van overwegende aard is sprake i

Voor alle voorzieningen waarvoor een PGB wordt verstrekt geldt dat:

  • 1.

    1. De bepalingen van de verordening onverkort van toepassing zijn met als uitgangspunt dat naar objectieve maatstaven gemeten de goedkoopste adequate voorziening wordt verstrekt.

  • 2.

    2. Het PGB wordt afgestemd op de persoonlijke behoeften en omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3.

    3. De belanghebbende verplicht is bij aankoop van rolstoelen, scootermobielen en andere mobiliteitsbevorderende voorzieningen een onderhoudscontract en een eventueel verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten. De vergoeding van deze kosten maken deel uit van het totale PGB-budget.

  • 4.

    4. Als het niet mogelijk is een onderhoudscontract af te sluiten voor rolstoelen, scootermobielen en andere mobiliteitsbevorderende voorzieningen verstrekt de gemeente voor de duur van de looptijd van het PGB een forfaitair bedrag per jaar voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.

  • 5.

    5. De hoogte van de forfaitaire vergoeding in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van woningaanpassingen wordt vastgesteld op maximaal de genormeerde vergoeding, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, sub c.

  • 6.

    6. Het PGB wordt uitbetaald aan de ondersteuningsbehoevende of diens wettelijk vertegenwoordiger dan wel diens gemachtigde.

  • 7.

    7. Het PGB wordt minimaal voor een periode van drie jaar verstrekt. De periode wordt zo mogelijk gekoppeld aan de economische afschrijvingstermijn van de voorziening.

  • 8.

    8. De met het PGB aan te schaffen geïndiceerde voorzieningen moeten gekocht worden bij een erkende leverancier en voorzien zijn van een geldig keurmerk, zoals het CE- of GQ-keurmerk. Bij rolstoelen, scootmobielen en andere mobiliteitsvoorzieningen geldt in ieder geval dat deze voorzien zijn van het GQ-keurmerk.

  • 9.

    9. In de beschikking kunnen nadere (aanvullende) voorwaarden opgenomen worden.

Artikel 12 Aanvullende voorschriften PGB

Bij het verstrekken van een PGB hanteert het college de volgende aanvullende voorwaarden:

  • 1.

    1. Het PGB mag alleen worden gebruikt voor het aankopen van medisch noodzakelijke voorziening(en).

  • 2.

    2. De indicatiestelling wordt integraal, objectief en onafhankelijk gesteld door een door het college aangewezen deskundige instantie.

  • 3.

    3. Als door de belanghebbende een medisch en ergonomisch rapport wordt overlegd (bijvoorbeeld van een revalidatiecentrum) behoudt het college zich het recht voor dit rapport door een door haar aangewezen deskundige instantie te laten toetsen.

  • 4.

    4. De belanghebbende mag gedurende de looptijd van drie jaar, gerekend vanaf het moment dat de beschikking is afgegeven, niet opnieuw een beroep doen op de gemeentelijke zorgplicht voor dezelfde voorziening. Van deze voorwaarde wordt afgeweken als de frequentie van het gebruik, een veranderde medische situatie of de kwaliteit van de aangeschafte voorziening hiertoe aanleiding geven.

  • 5.

    5. Vervanging of tussentijdse aanpassingen van met het PGB aangekochte voorzieningen is alleen toegestaan als hiervoor een medische noodzaak bestaat. De belanghebbende heeft daarbij opnieuw de mogelijkheid te kiezen voor een PGB.

  • 6.

    6. De belanghebbende moet binnen twee maanden nadat de beschikking is afgegeven voor een PGB de geïndiceerde voorzieningen) besteld of in bezit hebben en een bewijsstuk hiervan aan het college overleggen.

  • 7.

    7. Het PGB wordt teruggevorderd als:a. het budget niet wordt aangewend voor het doel waarvoor het is verstrekt (het aankopen van de geïndiceerde voorzieningen);b. de belanghebbende voordat hij de voorziening heeft aangekocht of besteld overlijdt of verhuist naar een andere gemeente;c. door een voortschrijdend ziektebeeld de geïndiceerde voorziening niet meer adequaat is en de belanghebbende met het toegekende PGB de voorziening nog niet heeft aangekocht of besteld;d. de belanghebbende zich niet houdt aan voorwaarden waaronder het PGB is verstrekt.

Artikel 13 Intensieve controle op verantwoording van het PGB

Op de verantwoording van het PGB door de budgethouder vindt een intensieve controle plaats. Het college verricht deze intensieve controle steekproefsgewijs na afloop van de verstrekking, of na afloop van enig kalenderjaar. De omvang van de steekproef bedraagt 25% van de verstrekte PGB’s.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Afschrijvingstermijnen

  • 1 De afschrijvingstermijn voor voorzieningen als bedoeld in artikel 4.5 van de van de verordening bedraagt tien (10) jaar.

  • 2 De afschrijvingstermijn voor voorzieningen als bedoeld in artikel 5.1 van de verordening bedraagt zeven (7) jaar.

  • 3 de afschrijvingstermijn voor de voorzieningen als bedoeld in artikel 6.1 onder e,f, g of h van de verordening bedraagt tien (10) jaar.

Artikel 15 Verplicht advies

In overeenstemming met het bepaalde in artikel 8.1, tweede lid van de Verordening, vragen burgemeester en wethouders een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies, indien de kosten van de voorziening naar verwachting een bedrag van € 10.000,00 te boven gaan.

Artikel 16 Juistheid en volledigheid

Burgemeester en wethouders kunnen de juistheid en volledigheid onderzoeken of laten onderzoeken van de verstrekte gegevens.1. Bij de aanvraag om een voorziening, financiële bijdrage of tegemoetkoming kan een bewijsstuk worden verlangd waaruit redelijkerwijs blijkt dat uitgaven zijn gedaan voor kosten die vallen onder de werkingssfeer van dit besluit.2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing tot toekenning van een voorziening of financiële bijdrage op grond van dit besluit geheel of gedeeltelijk intrekken indien:--a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens dit besluit;--b. de verstrekte gegevens zodanig onjuist blijken dat een andere beslissing zou zijn genomen als de juiste gegevens wel bekend waren geweest.

Artikel 17 Beschikking

a. de beslissing op een aanvraag om een voorziening (toekenning en afwijzing);|b. het niet in behandeling nemen van een aanvraag;c. de beëindiging van een voorziening, bijvoorbeeld wegens overschrijding van de inkomensgrens;d. het herzien van de voorziening na heronderzoek en/of bij gewijzigde omstandigheden;e. het terugvorderen van (een deel van) een toegekende financiële vergoeding;f. het afwijzen van een hernieuwde aanvraag onder verwijzing naar de eerdere afwijzing.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders beslissen in de gevallen waarin van dit besluit niet voorziet.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

  • 2 Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Weststellingwerf 2008”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 december 2008.Burgemeester en wethouders voornoemd,de secretaris,                                         de burgemeester,[1] Er moet sprake zijn van compensatie. Het percentage was 75%. De ervaring is dat dit niet altijd toereikend is voorde kosten die gemaakt worden.[2] Deze opsomming is limitatief.