Regeling vervallen per 21-09-2017

Re-integratieverordening participatiewet gemeente Wierden 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 20-09-2017

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Wierden 2015

De raad van de gemeente Wierden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

gelet op de artikelen 8a lid 1 aanhef en onderdelen a, c, en d, en lid 2, van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Wierden 2015.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    anw-er: de persoon als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a, onder 4, van de wet, die als werkloze werkzoekende is ingeschreven bij het UWV en die minimaal 12 uren per week beschikbaar is voor algemeen geaccepteerde arbeid;

  • -

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 en 6, van de wet;

  • -

    grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

  • -

    korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

  • -

    nugger: de persoon als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a, onder 7, van de wet, die minimaal 12 uren per week beschikbaar is voor algemeen geaccepteerde arbeid;

  • -

    wet: Participatiewet.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1. Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot 5 jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 2. Het college zendt ieder jaar aan de gemeenteraad een verslag van de resultaten voortvloeiend uit het beleid.

  • 3. Het college kan van een anw-er of een nugger een eigen bijdrage verlangen in de kosten van de voorziening.

Artikel 3 Budgetplafonds

  • 1. Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. Het college kan lopende het jaar besluiten middelen tussen de verschillende budgetten over te hevelen.

Artikel 4 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Voorzieningen kunnen separaat, al dan niet aanvullend op een re-integratietraject, een arbeidsmarktgericht traject, een voortraject arbeidsinpassing en een traject gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie worden ingezet.

  • 2. Het re-integratietraject wordt vastgelegd in een individueel ontwikkelingsplan.

  • 3. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast waarin wordt omschreven:

    • a.

      het beleid ten aanzien van de re-integratie van belanghebbende;

    • b.

      het inkoopbeleid van de voorzieningen.

  • 4. Het college zorgt ervoor dat:

    • a.

      de kwaliteit en de continuïteit van derden die bij het re-integratietraject zijn betrokken, in voldoende mate gewaarborgd zijn;

    • b.

      met inachtneming van de persoonlijke verantwoordelijkheid van belanghebbende voldoende voorzieningen zijn getroffen om het voor belanghebbende redelijkerwijs mogelijk te maken het re-integratietraject met succes te doorlopen.

  • 5. Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a onder 2 van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen (werknemers)

Artikel 5 Premie deeltijdwerk

  • 1. De persoon van 27 jaar of ouder met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die behoort tot de doelgroep en die arbeid in dienstbetrekking verricht waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien, ontvangt jaarlijks een eenmalige premie ter hoogte van 12,5% van de in het betreffende kalenderjaar met die arbeid verkregen inkomsten.

  • 2. De premie bedraagt per maand maximaal € 121,29 per persoon.

  • 3. Premie deeltijdwerk wordt niet verstrekt als belanghebbende in aanmerking komt voor de inkomstenvrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onderdelen n of r Participatiewet, artikel 8 lid 2 en 5 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 8 lid 3 en 9 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 6

Premie onbetaald werken met behoud van uitkering

  • 1.

    De persoon die behoort tot de doelgroep en die in het kader van een traject onbetaalde loonvormende arbeid verricht ontvangt een premie indien:

  • a.

    hij alle medewerking verleent aan het overeengekomen traject of aan anderszins met hem overeengekomen of aan hem opgelegde activeringsactiviteiten;

  • b.

    de activiteiten gedurende tenminste 12 uren per week worden verricht;

  • c.

    de activiteiten gedurende ten minste 1 maand plaats hebben gevonden;

  • d.

    hij geen vergoeding heeft ontvangen van de organisatie waarvoor het werk wordt verricht.

  • 2.

    De premie bedraagt € 500,- per 6 maanden.

Artikel 7 Uitstroompremie

  • 1. Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid en daardoor niet langer recht heeft op algemene bijstand.

  • 2. Een langdurig werkloze in de zin van het eerste lid is een persoon die gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer op een uitkering aangewezen is of is geweest.

  • 3. De premie bedraagt eenmalig € 750,- als zes maanden uitstroom is gerealiseerd.

  • 4. De premie kan worden aangevraagd vanafde zevende maand na de indiensttreding.

Artikel 8 Arbeidsmarktgericht traject

  • 1. Het college kan een arbeidsmarktgericht traject aanbieden aan personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt die behoren tot de doelgroep.

  • 2. De duur van het arbeidsmarktgericht traject wordt afgestemd op de afstand van belanghebbende tot de arbeidsmarkt.

  • 3. Een arbeidsmarktgericht traject duurt maximaal 2 jaar indien belanghebbende een alleenstaande ouder is die op grond van artikel 9a van de wet ontheffing heeft van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Artikel 9 Voortraject arbeidsinpassing

Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep, een anw-er of een nugger en die nog niet in staat is om een arbeidsmarktgericht traject naar werk te volgen zoals bedoeld in artikel 6, een voortraject arbeidsinpassing aanbieden.

Artikel 10 Zelfstandige maatschappelijke activering

Het college kan een traject zelfstandige maatschappelijke activering aanbieden aan personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die behoren tot de doelgroep.

Artikel 11 Vrijwilligerswerk

  • 1. Het college kan vrijwilligerswerk aanbieden aan een persoon die een arbeidsmarktgericht traject als bedoeld in artikel 8 of een traject zelfstandige maatschappelijke activering als bedoeld in artikel 10 volgt.

  • 2. Vrijwilligerswerk heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden.

  • 3. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

Artikel 12 Work First

Het college kan een traject Work First aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep.

Artikel 13 Werkervaringsbaan

Het college kan een werkervaringsbaan aanbieden aan een persoon met een korte afstand tot de arbeidsmarkt, die behoort tot de doelgroep of die een anw-er of een nugger is.

Artikel 14 Proefplaatsing

Het college kan proefplaatsing inzetten wanneer een werkgever de intentie heeft om de persoon die behoort tot de doelgroep of een anw-er of een nugger op korte termijn een reëel perspectief te bieden op regulier werk.

Artikel 15 Scholing

  • 1. Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep kortdurend een beroepsgericht scholingstraject aanbieden, indien dit door het college noodzakelijk wordt geacht voor de arbeidsinschakeling.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op personen jonger dan 27 jaar die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen.

Artikel 16 Participatieplaats

  • 1. Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3. De premie, bedoeld in artikel 10a lid 6 van de wet bedraagt € 500,- per 6 maanden, mits in die 6 maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 17 Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele

begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 18 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 of het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening gemeente Wierden 2012, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 en het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening gemeente Wierden 2012 voor de duur:

    • a.

      van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a.

  • 3. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 4. De Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 en het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening gemeente Wierden 2012 blijven van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Wierden 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van [datum].
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
[naam] [naam]

TOELICHTING

Algemene toelichting

Er is gekozen voor een algemene, globale verordening. Dit heeft te maken met de aard van de opdracht die de raad heeft gekregen, te weten het bij verordening regels stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Hieruit moet onder andere aandacht blijken voor de in de Participatiewet onderscheiden doelgroepen en de daarbinnen te onderscheiden subgroepen. Dit leent zich niet tot het formuleren van gedetailleerde regels die op iedere situatie van toepassing zijn. Immers, re-integratie is maatwerk. Het is helemaal afhankelijk van iemands mogelijkheden en beperkingen wat in het concrete geval een passend re-integratietraject is. Daarom wordt aan het college de bevoegdheid gegeven om op een aantal punten eigen afwegingen te maken. Artikel 10 Participatiewet bepaalt dat personen uit de doelgroep aanspraak hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de door het college noodzakelijk geachte voorziening binnen de kaders van de re-integratieverordening. Daarom is ervoor gekozen in de verordening de voorzieningen vast te leggen die het college in ieder geval kan aanbieden.

Met betrekking tot de volgende voorzieningen is de gemeenteraad verplicht om regels op te nemen in deze verordening:

  • -

    scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a lid 5 Participatiewet (artikelen 8a lid 1 onderdeel c en lid 2 onderdeel c Participatiewet);

  • -

    de premie, bedoeld in artikel 10a lid 6 Participatiewet (artikelen 8a lid 1 onderdeel d en lid 2 onderdeel c Participatiewet);

  • -

    participatievoorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet (artikelen 8a lid 1 onderdeel e en 10b lid 4 Participatiewet);

  • -

    no-riskpolis (artikel 8a lid 2 onderdeel b Participatiewet); en

  • -

    persoonlijke ondersteuning (artikelen 8a lid 1 onderdeel a en 10 lid 1 Participatiewet).

Bij totstandkoming van deze verordening wordt met betrekking tot de bestaande voorzieningen die zijn neergelegd in de Beleidsregel stimuleren werkbemiddeling 2014 gemeente Wierden het resultaat van het regionaal overleg afgewacht. Het gaat dan om de voorzieningen vergoeding bemiddeling, compensatie ontbrekende loonwaarde, compensatie duurzaamheid en no-riskpolis. Met betrekking tot de nieuwe voorziening beschut werk wordt ook de uitkomst van het regionaal overleg afgewacht.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Anw-er

Personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet behoren tot de doelgroep die door het college wordt ondersteund bij arbeidsinschakeling (artikel 7 lid 1 onderdeel a onder 4 Participatiewet). Om als anw-er in aanmerking te kunnen komen voor een re-integratievoorziening op grond van deze verordening moet de anw-er als werkloze werkzoekende ingeschreven zijn bij het UWV en minimaal 12 uren per week beschikbaar zijn voor algemeen geaccepteerde arbeid.

Doelgroep

De doelgroep wordt gevormd door personen zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a onder 1, 2, 3, 5 en 6 Participatiewet. Het betreft personen:

  • -

    die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    als bedoeld in artikel 34a lid 5 onderdeel b Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35 lid 4 onderdeel b WIA en artikel 36 lid 3 onderdeel b WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende 2 aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die 2 jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d Participatiewet is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10 lid 2 Participatiewet;

  • -

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna: IOAW);

  • -

    personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (hierna: IOAZ);

en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening.

Grote afstand tot de arbeidsmarkt

Onder een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs niet binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Zie verder de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Korte afstand tot de arbeidsmarkt

Onder een korte afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Zie verder de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Nugger

Het begrip niet-uitkeringsgerechtigde is gedefinieerd in artikel 6 lid 1 onderdeel a Participatiewet. De niet-uitkeringsgerechtigde behoort ook tot de doelgroep die door het college wordt ondersteund bij arbeidsinschakeling (artikel 7 lid 1 onderdeel a onder 7 Participatiewet). Om als niet-uitkeringsgerechtigde in aanmerking te kunnen komen voor een re-integratievoorziening op grond van deze verordening moet de niet-uitkeringsgerechtigde:

minimaal 12 uren per week beschikbaar zijn voor algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 2 Evenwichtige verdeling en financiering

Op grond van artikel 8a lid 2 onderdeel a Participatiewet moet de gemeenteraad in de verordening de verdeling van de voorzieningen over personen, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden en de functionele beperkingen van die personen. Hierin ligt besloten dat de gemeenteraad ook rekening houdt met de omstandigheden en functionele beperkingen van personen met een handicap. Dit is in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. De doelstelling van dit verdrag is het bevorderen, beschermen en waarborgen van het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid en het bevorderen van de eerbiediging van hun inherente waardigheid.

In deze verordening is aan het voorgaande uitvoering gegeven door bij elke voorziening te benoemen of deze voorziening aangeboden kan worden aan personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt die behoren tot de doelgroep of aan personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt die behoren tot de doelgroep. Voor de overige voorzieningen volgt al uit de doelgroepomschrijving aan wie het college deze voorzieningen kan aanbieden.

Rekening houden met omstandigheden en beperkingen

Het college moet bij de inzet van de voorzieningen rekening houden met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. In artikel 2 lid 1 is opgenomen waarmee het college in ieder geval rekening moet houden.

Verslag doeltreffendheid

Het college zendt ieder jaar aan de gemeenteraad een verslag van de resultaten voortvloeiend uit het beleid. Dit is geregeld in artikel 2 lid 2.

Eigen bijdrage

Het college kan van een anw-er of een nugger een eigen bijdrage verlangen in de kosten van de voorziening. De wijze waarop wordt vastgesteld of een nugger of een anw-er moet bijdragen in de kosten van de voorziening en de hoogte van de eigen bijdrage kan worden vastgelegd in beleidsregels.

Artikel 3 Budgetplafonds

De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de

afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient na te gaan welke andere, goedkopere

alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond ingebouwd worden; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een andere voorziening wordt uitgeweken.

De aan het college gegeven mogelijkheid om een budgetplafond vast te stellen, is ingesteld om ongewenste overschrijding van de beschikbare middelen te voorkomen. Dat is nodig om dat vooraf niet exact bepaald kan worden hoe groot de instroom in de uitkering zal zijn, hoe effectief het re-integratiebeleid zal zijn, en wat de uitgaven zullen zijn die daar het gevolg van zijn.

De budgetplafonds moeten door het college per voorziening worden vastgesteld. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op de desbetreffende voorziening.

Indien er geen budgetplafond kan worden vastgesteld, kan het college besluiten

een plafond in te stellen aan het aantal personen dat gebruik kan maken van de voorziening.

Wanneer wordt voorzien dat een budgetplafond van een voorziening wordt overschreden kan het college lopende het jaar besluiten middelen tussen de verschillende budgetten over te hevelen.

Artikel 4 Algemene bepalingen over voorzieningen

De Participatiewet schrijft niet uitputtend voor welke voorzieningen het college aan moet bieden. Het enige criterium is dat de voorziening gericht moet zijn op de arbeidsinschakeling en moet bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid door een persoon. Al naar gelang de afstand van een persoon tot de arbeidsmarkt kan een voorziening gericht zijn op bijvoorbeeld sociale activering en het voorkomen van een isolement (zoals het doen van vrijwilligerswerk met behoud van uitkering), het leren van vaardigheden of kennis, of het opdoen van werkervaring (bijvoorbeeld via gesubsidieerd werk). Ook is het mogelijk dat een gemeente in individuele gevallen een persoonsgebonden re-integratiebudget ter beschikking stelt.

Continuïteit

In lid 4 worden de rechten van de belanghebbende bij de gebruikmaking van

voorzieningen geregeld. Bij de inkoop van re-integratietrajecten bij derden, dient het college

expliciete aandacht te besteden aan de continuïteit en de kwaliteit van de trajecten. Tevens

dient het college voorzieningen, zoals kinderopvang, te treffen die het de belanghebbende

mogelijk maken deel te nemen aan een traject.

Beëindigingsgronden

Lid 5 geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Het college kan een voorziening beëindigen in de gevallen zoals opgenomen in artikel 3 lid 5 van deze verordening. Een voorziening wordt bijvoorbeeld beëindigd als een persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt. Voor de persoon zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a onder 2 Participatiewet wordt op dit punt een uitzondering gemaakt. Het gaat om de persoon zoals bedoeld in artikel 34a lid 5 onderdeel b, 35 lid 4 onderdeel b en 36 lid 3 onderdeel b van de WIA. Voor deze doelgroep geldt dat het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling moet bieden gedurende 2 aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die 2 jaren geen loonkostensubsidie is verstrekt.

De Participatiewet voorziet niet in een terugvorderingsgrond van re-integratiekosten die onnodig zijn gemaakt. Noch van een bijstandsgerechtigde, noch van een niet bijstandsgerechtigde kunnen die kosten worden teruggevorderd (zie Rechtbank Arnhem 14-09-2006, nr. AWB 06/999, ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3540). Terugvordering dient te geschieden op grond van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7 Uitstroompremie

Het verstrekken van een uitstroompremie is alleen mogelijk als een persoon die algemene bijstand ontving, uitstroomt. De premie kan worden aangevraagd vanaf de zevende maand na indiensttreding. Onder langdurig werkloze wordt verstaan een persoon die gedurende een aaneengesloten periode van 12 maanden of langer aangewezen is (geweest) op een uitkering. In de Participatiewet is geregeld dat jaarlijks een eenmalige premie kan worden verstrekt (artikel 31 lid 2 onderdeel j Participatiewet). Voor personen jonger dan 27 jaar is deze premie vrijgelaten (artikel 31 lid 7 Participatiewet).

Artikel 15 Scholing

Startkwalificatie

Onder startkwalificatie wordt verstaan een havo of VWO-diploma of een diploma van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), niveau 2. Scholing kan worden aangeboden aan personen met of zonder een dergelijke startkwalificatie. Vooral voor personen zonder startkwalificatie kan scholing noodzakelijk zijn voor de re-integratie.

Jongeren

Personen jonger dan 27 jaar die nog mogelijkheden hebben binnen het uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs kunnen sinds 1 juli 2012 geen voorziening ontvangen die hen ondersteunt bij de arbeidsinschakeling (artikel 7 lid 3 onderdeel a Participatiewet). Dit is voor de volledigheid opgenomen in lid 3.

Scholing in combinatie met participatieplaats

Wanneer een persoon die in aanmerking is gebracht voor een participatieplaats niet over een startkwalificatie beschikt, dient het college aan deze persoon scholing of opleiding aan te bieden. Dit geldt vanaf 6 maanden na aanvang van de werkzaamheden op de participatieplaats. De scholing of opleiding moet zijn gericht zijn vergroting van de kansen op de arbeidsmarkt. Het college hoeft aan een persoon alleen geen scholing of opleiding aan te bieden als dergelijke scholing of opleiding naar zijn oordeel de krachten of bekwaamheden van de persoon te boven gaan of als naar zijn oordeel scholing of opleiding niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon. Dit volgt uit artikel 10a lid 5 Participatiewet.

Zie artikel 16 van deze verordening over de voorziening participatieplaatsen.

Artikel 16 Participatieplaats

Een participatieplaats is bedoeld voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Voor personen jonger dan 27 jaar is ondersteuning in de vorm van een participatieplaats niet mogelijk (artikel 7 lid 8 Participatiewet en het eerste lid van artikel 16 van deze verordening). Het college kan dan ook enkel aan personen van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand een participatieplaats aanbieden.

Additionele werkzaamheden

Op een participatieplaats worden additionele werkzaamheden verricht. Niet de te verrichten werkzaamheden staan centraal maar het leren werken of het (opnieuw) wennen aan werken. Aspecten als omgaan met gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerking met collega’s zijn allemaal zaken waaraan in een participatieplaats gewerkt kan worden. Ook kan hiermee worden beoordeeld of het werkterrein past bij de capaciteiten van de uitkeringsgerechtigde, zodat een persoon bijvoorbeeld een opleiding op het betreffende terrein kan gaan volgen en daarmee voor zichzelf een duurzaam perspectief op arbeid kan realiseren. De duur van de participatieplaats is wettelijk beperkt tot maximaal 4 jaar (artikel 10a Participatiewet). Na 9 maanden wordt beoordeeld door het college of de participatieplaats de kans op arbeidsinschakeling heeft vergroot (artikel 10a lid 8 Participatiewet). Zo niet dan wordt de participatieplaats beëindigd. Uiterlijk 24 maanden na aanvang van de participatieplaats wordt opnieuw beoordeeld of de participatieplaats wordt voorgezet. Als de gemeente concludeert dat voortzetting van de participatieplaats met het oog op in de persoon gelegen factoren aanmerkelijk bijdraagt tot de arbeidsinschakeling, dan kan de participatieplaats nog één jaar verlengd worden. Echter in dat geval dient een andere werkomgeving geboden te worden (artikel 10a lid 9 Participatiewet). Na 36 maanden vindt opnieuw een dergelijke beoordeling plaats (artikel 10a lid 10 Participatiewet).

Premie

De persoon die werkzaamheden verricht op een participatieplaats heeft recht op een premie voor het eerst na 6 maanden en vervolgens iedere 6 maanden na aanvang van de additionele werkzaamheden (artikel 10a lid 6 Participatiewet). Voorwaarde is dat de persoon naar het oordeel van het college voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kansen op de arbeidsmarkt. De hoogte van de premie moet in de verordening vastgelegd worden (artikel 8a lid 1 onderdeel d Participatiewet). De premie wordt vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel j Participatiewet. In verband hiermee is de hoogte van de premie begrensd door het in de vrijlatingsbepaling genoemde bedrag. Daarnaast moet bij het bepalen van de hoogte van de premie ook de risico's van de armoedeval worden betrokken (zie Kamerstukken II 2007/08 31 577, nr. 3, blz. 12). Er is gekozen voor een premie van telkens € 500,- per 6 maanden.

Artikel 17 Persoonlijke ondersteuning

In artikel 17 wordt de voorziening persoonlijke ondersteuning nader geduid. Het gaat dan om een voorziening zoals een jobcoach, die op vaste tijden en gedurende een langere periode de werknemer met beperkingen bij het verrichten van zijn taken ondersteunt. Het moet dan ook gaan om een systematische ondersteuning. Daarnaast moet de ondersteuning noodzakelijk zijn in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden zou kunnen verrichten. Persoonlijke ondersteuning heeft tot doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding via een dergelijke voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn (zie Kamerstukken II 2013-2014, 33 161, nr. 107, blz. 115).

Artikel 18 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

In artikel 18 is onder andere het overgangsrecht neergelegd. Het kan voorkomen dat personen een voorziening toegekend hebben gekregen op grond van de oude re-integratieverordening, die niet meer voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie waarin de oude re-integratieverordening voorzieningen bevat die na inwerkingtreding van deze verordening niet meer worden verstrekt. Ook is het denkbaar dat een persoon op grond van de oude re-integratieverordening wel in aanmerking zou komen voor een voorziening, maar door inwerkingtreding van deze verordening niet meer. De toegekende voorziening zou dan op grond van artikel 4 lid 5 van deze verordening moeten worden beëindigd. Om dit te voorkomen is in artikel 18 lid 2 geregeld dat dergelijke voorzieningen worden behouden voor een bepaalde duur. Een dergelijke voorzieningen wordt behouden voor ten hoogste de duur van 12 maanden of - als dit eerder is - voor de duur dat deze is verstrekt. Dit uiteraard voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 en het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening gemeente Wierden 2012. Wordt niet meer aan die voorwaarden voldaan, dan moet de voorziening worden beëindigd, bijvoorbeeld als een belanghebbende geen aanspraak meer heeft op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. De periode van 12 maanden begint te lopen vanaf het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

Voortzetten toegekende voorzieningen

Toegekende voorzieningen op grond van de Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 en het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening gemeente Wierden 2012 worden dus in beginsel behouden tot 12 maanden na inwerkingtreding van deze verordening. Na afloop van die periode kan het college besluiten of een voorziening wordt voortgezet (artikel 18 lid 3). Hierbij kan het college rekening houden met al gesloten overeenkomsten. Voortzetting van een voorziening ligt bijvoorbeeld voor de hand als het college is gehouden de kosten van een dergelijke voorziening te voldoen, ongeacht of een persoon nog gebruik maakt van de voorziening. Lopende re-integratievoorzieningen kunnen in beginsel ná inwerkingtreding van deze verordening worden afgerond conform de overeenkomst.

Voortzetting is niet mogelijk

Voortzetting van een toegekende voorziening na een periode van 12 maanden is niet mogelijk als de voorziening binnen die periode is beëindigd wegens het niet meer voldoen aan de voorwaarden voor die voorziening op grond van de Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 en het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening gemeente Wierden 2012 of als de voorziening is toegekend voor een kortere duur dan 12 maanden na inwerkingtreding van de verordening. Een voorziening dient immers niet langer te worden voortgezet dan de duur van de oorspronkelijke toekenning.

Ten aanzien van die voorziening blijft de Re-integratieverordening gemeente Wierden 2012 en het Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening gemeente Wierden 2012 van toepassing (artikel 18 lid 4).