Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

Geldend van 01-07-2014 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2017

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014

Burgemeester en wethouders van Wierden maken (ter uitvoering van het besluit van de raad van 9 december 2014) de tekst bekend van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014.

De raad van de gemeente Wierden;

Gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet;

Gelet op de bepalingen in de Belastingwetgeving en de Werkkostenregeling;

Gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;

b e s l u i t:

de verordening ‘Verordening rechtspositie Wethouders, raads- en commissieleden 2014’ als volgt vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder;

Commissie: commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de

Gemeentewet;

Raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

Fractievertegenwoordiging: een door een fractie voorgedragen en door de raad

aangewezen vertegenwoordiger in een raadsdebat, niet zijnde raadslid;

Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt 181;

Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de

Gemeentewet;

Gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de

Gemeentewet;

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden- en commissieleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Van de vergoeding bedoeld in artikel 2, eerstelid, van het Rechstpositiebesluit raads- en commissieleden, wordt 20% uitgekeerd op basis van het aantal bijgewoonde raadsvergaderingen afgezet tegen het aantal gehouden vergaderingen.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1. De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 3 vastgestelde maximum.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degenen die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangen.

  • 3. Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie.

    • a.

      Als raadslid of wethouder;

    • b.

      Uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      Als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

Artikel 4 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 5 Verblijfkosten

  • 1. De in redelijkheid noodzakelijke gemaakte verblijfskosten ter zake van buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

  • 2. De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het commissielid vergoed.

  • 3. De vergoeding is overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 6 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid of commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Kosten van scholing die wordt georganiseerd door de beroepsvereniging van raadsleden of door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komt altijd voor vergoeding door de gemeente in aanmerking als voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid.

  • 3. Het raadslid of commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde mondelinge aanvraag. Bij aanvraag wordt tevens inhoudelijke informatie en een opgave van de kosten verstrekt. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeenbelang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap.

  • 4. Aanvragen die niet overeenkomstig de bepalingen in deze verordening worden ingediend komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 5. In voorkomende gevallen beslist de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen.

Artikel 8 Apparatuur en software

  • 1. Op aanvraag stelt het college het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap apparatuur en software in bruikleen ter beschikking.

  • 2. Het ter beschikking stellen van apparatuur wordt door de gemeente aangemerkt als noodzakelijk, waardoor er geen bijtelling wordt toegepast.

  • 3. Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 4. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 9 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 13a van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 10 Zakelijke reiskosten

Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor reiskosten ten behoeve van de gemeente gemaakt.

De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • c.

    een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten.

Artikel 11 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 12 Apparatuur en software

  • 1. Op aanvraag stelt het college de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het wethouderschap apparatuur en software in bruikleen ter beschikking.

  • 2. Het ter beschikking stellen van apparatuur wordt door de gemeente aangemerkt als noodzakelijk, waardoor er geen bijtelling wordt toegepast.

  • 3. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 4. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 13 Mobiele telefoon

  • 1. Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld die overwegend bestemd is voor zakelijk gebruik.

  • 2. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositiewethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositiewethouders.

Artikel 15 Werkkostenregeling

Gezien de Wet op de loonbelasting 1964 wijst de gemeente als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van die wet aan de vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 16 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente.

Artikel 17 Declaratie van vooruit betaalde kosten,

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7, 10, 11 en 14 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder of het commissielid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier is voor de wethouders en raadsleden ingebouwd in een digitaal werkproces, beschikbaar via het digitale personeelsinformatiesysteem, Raet Self Service. Iedere wethouder en raadslid beschikt over een persoonlijke inlogcode.

Artikel 18 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 4, 5, 6, 7, 10, 11 en 14 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door een begeleidende memo, voor akkoord ondertekend door het college, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient de begeleidende memo en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

Hoofdstuk Vl Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met

1 juli 2014.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2014.

Ondertekening

Wierden, 9 december 2014
Gemeenteraad van Wierden,
de griffier, de voorzitter
drs. W.H.J. Wienk ing. J.H.M. Robben

Toelichting

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies

vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, algemene maatregel van bestuur (AMvB), ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders

in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen

geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van

wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en

ministeriële regeling). Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het

Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie

wethouders, zijn sommige vergoedingen nader uitgewerkt. In deze wetten en nadere regelgeving zijn

alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals

de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingendrechtelijke bepalingen.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de

wet (lees Gemeentewet, rechtspositiebesluit of regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet

opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    De onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders

  • 2.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid Gemeentewet

  • 3.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben

  • 4.

    de verstrekking van een computer

  • 5.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval

  • 6.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 7.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 8.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 9.

    voorzieningen voor raads- en commissieleden en wethouders met een fysieke beperking

  • 10.

    de bezoldiging van de wethouders

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en

leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld is in hogere wet- en

regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde

rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten wethouders

als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de

Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend

te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling

rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en

commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen

aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van

de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke

verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en

tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde

staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in

respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Afzonderlijke verordeningen

Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en

commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. In dat

geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, V

en VI van de modelverordening en de Verordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III,

IV, V en VI van de modelverordening.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 3). Voor wethouders is niets opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden. Voor wethouders is een onderscheid gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 4 en 5, 10 t/m 11);

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 14);

  • -

    beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders, raads- en commissieleden (artikelen 8 en 12) en uitwerking van de bepaling over scholing voor raads en commissieleden (artikel 7). Voor wethouders moet dit laatste door het college geregeld worden;

  • -

    de procedure van uitbetalen en declareren (hoofdstuk IV);

  • -

    artikelen in verband met de juiste fiscale behandeling (artikel 9 en 15 en hoofdstuk V)

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat

betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de

werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Omdat er geen

dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964

maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid

opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst

aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële

ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie

wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in

openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een

arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct

onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Wethouders vallen niet onder de werking

van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het

ABP. De uitkering na aftreden en ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders

geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting-in-regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen

dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de ‘opting-in-regeling’ genoemd. De administratie van de

gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een

gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt

geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem, dan

draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen

werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap

niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen

premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid

hoeft in dat geval geen administratie bij te houden.

De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-inregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd, dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet

inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van

toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte

kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling

zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan

de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten

voortvloeiend uit het raadslidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met

inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun

belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en

verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave

IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het

daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

De keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting kan voor het raadslid ingrijpende gevolgen

hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden

gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant

terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet

bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren, maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de

resterende periode.

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te

spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven

zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder

deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke

middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de

voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig

declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen –

transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het

vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het

daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden

omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de

eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd

door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een

zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan

omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening

vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van

functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast

moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn

vastgelegd.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse

overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De gemeenteraad kan besluiten

dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20%

van de raadsvergoeding zijn.

Er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding geldt

voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt geïndexeerd. Het

wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer Cao lonen overheid. Hiervoor is in

de gemeente geen nadere besluitvorming nodig.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen, kunnen verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen.

Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen.

Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 12 lid 3 van het Rechtspositiebesluit raads- en

commissieleden.

Raadsleden die een WW- of een BWOO uitkering ontvangen kunnen verzoeken hun raadsvergoeding

te verhogen als de korting als gevolg van hun raadslidmaatschap hoger is dan hun raadsvergoeding.

Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 12 lid 1 en 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en

commissieleden.

Artikel 3 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies die zijn ingesteld op basis

van artikel 82 t/m 84 Gemeentewet geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders

die in de commissie zitten (uitgezonderd in artikel 96 Gemeentewet). Uitgezonderd zijn verder onder

meer ambtenaren (op grond van artikel 1 rechtspositiebesluit raads- en commissieleden), en

medewerkers en bestuurders van door de gesubsidieerde organisaties die in die hoedanigheid in de

commissie zitting hebben.

De hoogte van het presentiegeld wordt bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse

overeenkomstig het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De Minister van Binnenlandse

Zaken en Koninkrijksrelaties indexeert jaarlijks per 1 januari het bedrag zoals dat is herzien aan de

hand van het indexcijfer Cao lonen overheid.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de Gemeentewet bieden de mogelijkheid om in

de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan

presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde bedrag. Deze mogelijkheid is geregeld in het

vierde lid. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het

bedrag uit een hogere inwonersklasse te kiezen.

Artikel 4 en 5 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan

ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding

ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente.

Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de

reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een

beslissing van het gemeentebestuur.

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een

vergoeding worden gegeven voor de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de

gemeente.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld.

Daarmee is dit een lokale aangelegenheid omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte

vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De

reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikelen 6 en 11 Buitenlandse dienstreis

Gemeenteraden, delegaties daaruit of wethouders maken wel eens in het gemeentelijk belang

excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming

verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd.

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid

gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel

geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als

opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 7 Scholing

Op grond van artikel 13 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden komt niet partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van de functie van raads- of

commissielidmaatschap ten laste van de gemeente. In dit artikel is de procedure verder uitgewerkt

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor raads- en commissieleden opleidingen voor de hand

die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te

verwerven dan wel actueel te houden.

Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het

studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld

studiemateriaal, alsmede reis- en verblijfkosten in het kader van de opleiding.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als

opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

De raad kan bij verordening nadere regels stellen omtrent het maximale bedrag voor de scholing die

voor vergoeding in aanmerking komt. Deze mogelijkheid is geboden in de kapstokbepaling in het

vierde lid.

Het zesde lid bevat een hardheidsclausule. Mocht de griffier behoefte hebben aan extra oordeel of of

de gevraagde vergoeding binnen de geldende regels voor vergoeding in aanmerking komt, dan kan

de vergadering van de fractievoorzitters in de raad om een oordeel gevraagd worden.

Artikelen 8 en 12 Computer en internetverbinding

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders is

geregeld dat het raads- of commissielid, respectievelijk de wethouder van de gemeente een computer

in bruikleen krijgt verstrekt of een vergoeding ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen

computer. De vergoeding is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze

aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening. De

vergoeding voor (het gebruik van) een eigen pc is belast. De belastingheffing mag niet worden

gecompenseerd.

De verordening gaat ervan uit dat een computer in bruikleen wordt verstrekt.

De leden 2 en 3 zijn opgenomen als een vergoeding wordt gegeven. Als de raad besluit deze keuze

niet te bieden, dan kunnen deze bepalingen vervallen.

Een onbelaste vergoeding is alleen toegestaan wanneer het gebruik voor 90% zakelijk is. Stijgt het

gebruik voor privédoeleinden uit boven de 10% dan wordt dat gebruik belast door jaarlijks over 1/3

van de aanschafwaarde van de pc en de bijbehorende ter beschikking gestelde apparatuur belasting

te heffen. Daarbij maakt het niet uit of het om een desktop-computer, een laptop, een pocket-pc , een

mini-notebook of een tabletcomputer gaat.

De randapparatuur kan bestaan uit een een printer of een docking station. De randapparatuur moet

voor het werk functioneel zijn en kan niet zelfstandig gebruikt worden.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en

verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende

randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 9 en 15 Werkkostenregeling

In verband met de werkkostenregeling moeten een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen door

de gemeente aangewezen worden als eindheffingsbestanddeel. Anders worden deze door de

belastingdienst als loon gezien en moet hierover belasting worden ingehouden. Ook de vergoedingen

en verstrekkingen die door de belastingdienst gezien worden als gerichte vrijstelling of voor nihil

waardering in aanmerking komen moeten in eerste instantie wel aangewezen worden. In een later

stadium wordt dan (in de financiële administratie) aangegeven dat dit gerichte vrijstellingen of nihil

waarderingen betreft.

Artikel 10 Reiskosten woon-werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 9 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld

overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling

rechtspositie wethouders.

Op grond van artikel 10 worden zakelijke reiskosten, vergoed overeenkomstig de bepalingen bij en

krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders.

Bij gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van €

0,28 (0,37) per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling

rechtspositie wethouders). De hoogte van deze vergoeding is geënt op de ‘hoge’ kilometervergoeding

die geldt voor het rijkspersoneel op grond van het Reisbesluit en Reisregeling binnenland. Op grond

van artikel 5, tweede lid, van de regeling wordt onder openbaar vervoer voor dienstreizen wel verstaan

een veerpont of een veerboot. Tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen

daarom op grond van artikel 44 lid 3 Gemeentewet niet vergoed worden.

Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting en geen parkeerkosten.

Artikel 13 Communicatieapparatuur

Vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon (dit zal de meest gebruikte

communicatieapparatuur zijn) zijn geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

Artikel 14 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Ook personen van buiten de gemeenteraad kunnen tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook

personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om

te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 17 is geregeld dat zij bij

verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel

voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizingvolgens de bepalingen in

artikel 1 en 2 van de Regeling Rechtspositie Wethouders. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikelen 16 t/m 18 De procedure van declaratie

In de verordening zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen

welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van

vooruitbetaalde kosten of gebruik van de gemeentelijk creditcard, waarbij deze laatste twee afhankelijk

zijn van de situatie.