Regeling vervallen per 13-03-2018

Bomenverordening gemeente Wierden 2001

Geldend van 01-10-2010 t/m 12-03-2018

Intitulé

Bomenverordening gemeente Wierden 2001

BOMENVERORDENING GEMEENTE WIERDEN 2010

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven.

  • b.

    houtopstand: één boom of meerdere bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen;

  • c.

    maaiveld het maaiveld is het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht;

  • d.

    landschapselement: een aanééngesloten houtopstand bestaande uit meerdere bomen en/of struiken. Landschapselementen zijn: (groen)singels, houtwallen, bomenrijen, bosplantsoen, struweel beplanting;

  • e.

    bos: een aanééngesloten beplanting van voornamelijk bomen die staan op een perceel groter dan 10 are en waarvan de bestemming in het bestemmingsplan is aangemerkt als bos of natuur;

  • f.

    vellen: rooien; kappen het snoeien van meer dan 30 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • g.

    rooien: het geheel of grotendeels verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand of boom;

  • h.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand of boom;

  • i.

    kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen of gesteltakken;

  • j.

    knotten: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam. Het doel is dat uitlopers zich vormen op de stam;

  • k.

    dunning (dunnen): het terugsnoeien van stammen, die dunner zijn dan 30cm, van een landschapselement (niet boom). Het doel is het instandhouden van de houtopstand door:

    • -

      het verjongen van de houtopstand doordat nieuwe uitlopers zich vormen op de stronk (hakhoutbeheer);

    • -

      het verwijderen van een boom of een struik ten behoeve van een te handhaven boom of struik (dunning);

  • l.

    opslag: houtig gewas wat door zaad of uitlopers is ontstaan en groeit in een sloot, berm, gras- of bouwland;

  • m.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeen-komstig artikel 1 lid 5 van de Boswet;

  • n.

    groenplan: een ruimtelijk inrichtingsplan waarin staat aangegeven hoe de buitenruimte wordt vormgegeven. In het plan dient te worden aangegeven waar nieuwe houtopstanden worden gesitueerd en hoe er omgegaan wordt met bestaande houtopstanden;

  • o.

    groenfonds: een fonds wat door de gemeente Wierden beheerd wordt en wat tot doel heeft om aanleg, herstel en beheer van houtopstanden te financieren;

  • p.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • q.

    Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht..

ARTIKEL 2: Verbod om te vellen.

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een boom en/of een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstanden als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de Boswet;

    • b.

      houtopstanden als bedoeld in artikel 15 derde lid van de Boswet, voor zover de houtopstand op bosbouwkundige wijze wordt geëxploiteerd en de onderneming bij het Bosschap geregistreerd staat;

    • c.

      één of meerdere boom/bomen die in een bos staan en waarvoor een aanvraag in het kader van de boswet vereist is.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet:

    • a.

      voor één boom of enkele bomen, die buiten een landschapselement staan, en waarvan de stamdiameter 30 centimeter of minder bedraagt, gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de stamdiameter kleiner zijn dan 30 centimeter op 1,3 meter boven het maaiveld, indien sprake is van een boom in het kader van een herplant of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 9 en 10. In geval van meerstammigheid geldt de stamdiameter van de dikste stam;

    • b.

      indien de grond, waarop de velling zal worden verricht of waarop zich de gevelde of tenietgegane bomen en/of houtopstand(en) bevond, nodig is voor de uitvoering van een werk overeenkomstig een groenplan. Voorwaarde is dat het groenplan behoord een bestemmingsplan, en gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegen.

    • c.

      voor bomen in privaat eigendom op een perceel van minder dan 250m2.

    • d.

      voor houtopstanden die direct gevaar opleveren voor mensen of de directe omgeving;

    • e.

      voor een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van Het bevoegd gezag.

    • f.

      voor het geheel of gedeeltelijk dunnen van een landschapselement of bos.

    • g.

      voor het knotten of kandelaberen als beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen, ter uitvoering van onderhoud.

    • h.

      voor een afgestorven boom of ander houtig gewas, welke deel uitmaakt van een landschapselement en een stamdiameter heeft van 30 centimeter of kleiner, gemeten op 1,3 meter boven het maaiveld.

    • i.

      voor het vellen van opslag waarvan de stamdiameter kleiner is dan 10cm, gemeten op maaiveld hoogte.

    • j.

      voor coniferen (Coniferae), met uitzondering van: Japanse Notenboom(Ginkgo…x), Venijnboom (Taxus….x) en (inheemse) Grove Den (Pinus sylvestris..x).

ARTIKEL 3: Aanvraag omgevingsvergunning

  • 1. De omgevingsvergunning moet worden ingediend conform de vereisten uit de Wabo en moet worden gemotiveerd.

  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 van dit artikel, dient te worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of van degene, die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. Dit geldt niet voor publieke rechtpersonen (overheden).

  • 3. Een privaat (rechts)persoon, die een aanvraag voor omgevingsvergunning indient, terwijl deze private (rechts)persoon geen eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde tot de te vellen houtopstand is, is verplicht om de schriftelijke toestemming tot vellen van deze houtopstand van de eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde over te leggen bij zijn aanvraag. Dit geldt niet voor publieke rechtpersonen (overheden).

  • 4. Wanneer namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een omgevingsvergunningaanvraag.

  • 5. Een aanvraag dient te voldoen aan het gestelde in lid 1,2 en 3 van dit artikel voordat de aanvraag in behandeling kan worden genomen.

ARTIKEL 4: Criteria en weigeringsgronden

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning om te vellen verlenen, weigeren of opschorten.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan voorschriften verbinden aan een omgevingsvergunning.

  • 3.

    Een omgevingsvergunning wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      landschappelijke waarden;

    • b.

      cultuurhistorische waarden;

    • c.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand.

ARTIKEL 5: Procedure

De procedure die gehanteerd wordt is gelijk aan hetgeen in hoofdstuk 3 van de Wabo geregeld is.

ARTIKEL 6: In werking treden van de omgevingsvergunning.

  • 1. De omgevingsvergunning of het besluit tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning voor de activiteit het vellen van een houtopstand welke tot stand is gekomen met een reguliere procedure treedt pas in werking na afloop van de bezwaartermijn (ofwel zes weken na de bekendmaking).

  • 2. De omgevingsvergunning die tot stand is gekomen met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure treedt in werking na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepsschrift (ofwel zes weken na de dag van de terinzagelegging).

  • 3. De omgevingsvergunning die van rechtswege is verleend, treedt pas in werking na afloop van de bezwaartermijn (ofwel zes weken na de bekendmaking) of, indien bezwaar is gemaakt, nadat op dit bezwaar is beslist.

  • 4. Wanneer gedurende de bovengenoemde termijnen bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. In het laatstgenoemde geval kan de vergunninghouder de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken de opschorting op te heffen.

  • 5. Het bevoegd gezag kan bepalen dat een besluit om de activiteit ‘het vellen van een houtopstand’ direct na de bekendmaking in werking treedt. Dit geldt voor zover het, naar het oordeel van het bevoegd gezag, noodzakelijk is dat het besluit onverwijld in werking treedt.

ARTIKEL 7: Intrekken omgevingsvergunning

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien onjuiste of onvolledige gegevens ter verkrijging van de vergunning of ontheffing zijn verstrekt;

  • b.

    indien na het verlenen van de vergunning of ontheffing, op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan ontheffing of vergunning is vereist;

  • c.

    indien aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, voor zover gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

ARTIKEL 8: Voorschriften, herplant- en instandhoudingsplicht.

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren:

  • a. het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. In het voorschrift wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • b. het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in het Groenfonds. De hoogte van de geldelijke bijdrage wordt bepaald aan de hand van de waarde van de herplant.

  • c. voorschriften ter bescherming van nabijgelegen houtopstand.

  • 2. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn.

  • 3. De voorschriften uit dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 3 lid 2 sub a genoemde minimum maat.

  • 4. Degene aan wie een voorschrift of een besluit als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 9: Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een omgevingsvergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

ARTIKEL 10: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen of houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

  • a. de houtopstand te vellen.

  • b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is, behoudens overheden, verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtopstand

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

  • a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken.

  • b. daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens omgevingsvergunning van Het bevoegd gezag.

ARTIKEL 13: Strafbepaling.

  • 1. Degene aan wie voorschriften, verplichtingen of besluiten als bedoeld in artikel 8 eerste en tweede lid, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 11 eerste lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 11, tweede lid of artikel 12 eerste en/of tweede lid, danwel een voorschrift of besluit onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de taxatiewaarde.

ARTIKEL 14: Toezichthouders.

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door get bevoegd gezag aangewezen personen.

ARTIKEL 15: Het bevoegde bestuursorgaan

Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd (nadere) regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening. Burgemeester en wethouders stellen beleidsregels op ter uitvoering van deze verordening. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gemotiveerd af te wijken van deze beleidsregels.

Krachtens artikel 60 van de Gemeentewet legt het college van Burgemeester en Wethouders wijzigingen in de (beleids)regels en bijzondere kapaanvragen ter kennisgeving voor aan de gemeenteraad.

ARTIKEL 16: Overgangsbepaling

De aanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel17 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening. of

De vergunningsaanvragen die na de invoeringsdatum van de Wabo zijn ingediend worden afgehandeld volgens deze verordening, de Bomenverordening Gemeente Wierden 2010.

De vergunningsaanvragen die voor de invoeringsdatum van de Wabo zijn ingediend worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop de Wabo in werking is getreden.

ARTIKEL 17: Slotbepaling

Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Gemeente Wierden 2010.

Deze verordening treedt in werking gelijktijdig met de invoering van de Wabo en na publicatie. Op datzelfde tijdstip vervalt de kapverordening Gemeente Wierden van 27 november 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wierden d.d. 5 oktober 2010. De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
drs. W.H.J. Wienk ing. J.H.M. Robben

BOMENVERORDENING GEMEENTE WIERDEN 2010: ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

ARTIKEL 1:

Begripsomschrijvingen

  • ·

    Boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming.

  • ·

    Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

  • ·

    Houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

  • ·

    Maaiveld. Het begrip maaiveld is toegevoegd ter voorkoming van discussie. Afhankelijk van de aard van de te beschermen houtopstand kan de hoogte bepaald worden. Bij een boom is het aan te bevelen om het hoogste punt op circa 30cm afstand van de boom te nemen. Bij landschapselementen kan een gemiddelde genomen worden. Bij beplanting bovenop een talud of bij een sloot of greppel wordt altijd de boveninsteek als hoogte gehanteerd. Bij de beplanting op het talud wordt de onderinsteek als hoogte genomen.

  • ·

    Landschapselement. Het begrip landschapselement is toegevoegd omdat er behoefte is aan een uitgebreidere bescherming van landschapselementen. In deze verordening wordt onderscheid gemaakt in de bescherming van bomen en landschapselementen. Het vellen van een boom waarvan de boom onderdeel uitmaakt van een landschapselement is niet toegestaan zonder vergunning, ongeacht de stamdiameter. Landschapselementen bestaan uit minimaal 20 stuks, bijvoorbeeld 20 bomen. Voor afgestorven (jonge) bomen of struiken e.d. met een stamdiameter kleiner dan 30 centimeter en opslag is géén vergunning noodzakelijk.

  • ·

    Houtwal. Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

  • ·

    Boomgaard. Een beplanting van fruitbomen niet bedoeld voor de productie van fruit voor commerciële doeleinden.

  • ·

    Bomenrij. Een rij van minimaal 20 bomen, op een afstand tot 20 meter. Op deze wijze worden bomenrijen, waarvan de diameter bij een boom minder dan 30cm is, ook beschermd. Staan er minder dan 20 bomen of is de onderlinge afstand groter dan 20 meter dan zijn het op zich zelf staande bomen en geldt een minimale stamdiameter van 30cm.

  • ·

    Bosplantsoen. Aanplant van jonge houtige gewassen, bestaande uit hoofdzakelijk inheemse heesters, struiken en boomvormers. Hieronder valt ook beplanting wat niet onder het begrip bos valt. Bijvoorbeeld beplanting, voornamelijk bestaande uit bomen, meer dan 10 are en binnen de bestemming agrarisch gebied (met of zonder landschappelijke waarden).

  • ·

    Struweel. Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken. Een haag valt niet onder dit begrip. Voor het vellen van een haag is géén vergunning nodig.

  • ·

    Bos. Het begrip bos is toegevoegd om onderscheid te kunnen maken in houtopstanden die binnen en buiten de werkingssfeer van de boswet vallen. De toevoeging dat in het bestemmingsplan het bos de bestemming natuur of bos moet hebben,voorkomt dat bos gekapt wordt en op een andere locatie ingeplant wordt zonder dat de gemeente hierover een oordeel kan vellen.

  • ·

    Dunning. Het begrip dunning is toegevoegd om ter verduidelijken wat regulier onderhoud is bij landschapselementen, voor dunning is geen vergunning nodig. Afzetten (hakhout) val eveneens onder dit begrip. Het vellen(kappen) van houtopstanden of bomen dikker als 30cm valt niet onder dit begrip.

  • ·

    Hakhout. Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • ·

    Vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 30 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

  • ·

    Vergunning. Met vergunning wordt in deze toelichting de omgevingsvergunning bedoelt.

ARTIKEL 2: Verbod om te vellen

Kapverbod. Gekozen is voor een beperkt kapverbod voor bomen. Bomen met een doorsnede van minder dan 30 cm en alle bomen op private percelen met een totaaloppervlakte van minder dan 250 m2 zijn vergunningvrij. Met totaal oppervlakte is bedoeld het totale grondoppervlak inclusief bebouwing. Op deze wijze zijn kleine- tot middelgrote tuinen uitgezonderd van het kapverbod en wordt de aanwezige houtopstand aan de eigen verantwoordelijkheid van de private eigenaar overgelaten. Bij een perceel van maximaal 250 m2 is het tuinoppervlak relatief klein en over het algemeen staan hier houtopstanden waarvoor een kapverbod overbodig is of ongewenst is. Daarnaast is ook gekozen voor 250m2 in het kader van deregulering.

Grotere tuinen kunnen meer of forsere houtopstanden bergen en deze kunnen een substantiële bijdrage leveren aan het groene karakter van de wijk of het gebied. Deze private houtopstanden worden daardoor van algemeen belang geacht en vallen wel onder het kapverbod. Als er geen woonhuis op een perceel kleiner dan 250m2 staat dan moet er wel vergunning worden aangevraagd. Het perceel kan dan niet gezien worden als tuin.

Er is gekozen voor een uitgebreider kapverbod voor houtopstanden, met name landschapselementen. Hiervoor is gekozen om jonge aanplant (dunner als 30cm) en onderbeplanting, in bijvoorbeeld houtwallen, ook te beschermen.

Dode houtopstand. Er wordt voor het kapverbod geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

Boswet. De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:

  • a.

    populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

c fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

  • ·

    ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

  • ·

    ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

Volgens het Bosschap zijn bosbouwondernemingen:

  • 1.

    boseigenaren met meer dan 5 ha bos

  • 2.

    bosaannemingsbedrijven met meer dan 11.345 euro omzet.

Verder zijn boseigenaren met meer dan 5 ha bos verplicht zich bij het Bosschap te registreren.

Onderhoud. Afzetten, dunnen, kandelaberen en knotten zijn maatregen waar géén vergunning voor nodig is. Dit is ingevoerd om de aanvrager en de behandelaar te ontzien van het doen van een aanvraag en de afhandeling daarvan. De uitkomst van de afhandeling ligt op voorhand vast omdat het doel is om het landschapselement of de boom te handhaven.

Ook het verwijderen van opslag wordt gezien als onderhoud waarvoor géén vergunning nodig is.

Coniferen. Coniferen zijn over het algemeen uitgezonderd op het kapverbod. Het betreft in veel gevallen exoten of kerstbomen. In het verleden moest voor een uitgegroeide kerstboom of Atlasceder een kapaanvraag worden gedaan. Omdat deze aanvragen niet geweigerd worden wordt de noodzaak van een kapverbod van coniferen niet ingezien. Uitzondering hierop zijn de soorten die ook in het landschap veelvuldig voorkomen, zoals bijvoorbeeld Grove Den.

Wabo. Bij het opstellen van deze toelichting is gebruik gemaakt van documenten zoals die ten tijde van het opstellen bekend waren. De toelichting is in die zin niet volledig maar bedoeld om de belangrijkste aandachtspunten uit de Wabo met betrekking tot kappen eenvoudig terug te kunnen vinden (door verwijzingen).

ARTIKEL 3: Aanvraag omgevingsvergunning

Indieningsvereisten staan vermeld in het regeling omgevingsrecht. De tekst uit artikel 7.5 : het vellen van een houtopstand staat hieronder vermeld:

Daarnaast is een situatietekening gewenst om misverstand over de exacte boom te voorkomen. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie.

ARTIKEL 4:

Criteria en weigeringsgronden

  • §

    Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.

  • §

    Op grond van de Wabo moeten in de verordening ook de weigeringsgronden worden opgenomen (bron: Wabo in de praktijk, paragraaf 9.4.9)

  • §

    Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

ARTIKEL 5: Procedure

In de Wabo staat beschreven welke procedure er gehanteerd moet worden voor een omgevingsvergunningaanvraag.

ARTIKEL 6: In werking treden van de omgevingsvergunning

De Wabo kent een aantal uitzonderingen op de hoofdregel dat het besluit één dag na bekendmaking in werking treedt. Hieronder valt onder meer de omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand/boom.

Het bevoegd gezag kan hiervan afwijken en bepalen dat het besluit na bekendmaking in werking treedt.

ARTIKEL 7:Intrekking of wijziging.

In dit artikel zijn de gronden aangeven voor intrekking, wijziging van de vergunning die

gelden voor vergunning van deze verordening ( art. 2.31 lid 2 Wabo).

De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand- indien

sprake van sanctie- is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een

omgevingsvergunning te verlenen kan deze geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • -

    de omgevingsvergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige opgave;

  • -

    niet overeenkomstig de omgevingsvergunning is of wordt gehandeld;

  • -

    de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of

worden nageleefd;

  • -

    de houder van de omgevingsvergunning de voor hem geldende regels niet naleeft ( art.

  • 5.

    19 lid 1 Wabo).

Het kan voorkomen dat oude vergunningen gebruikt worden, daarom kan een beroep gedaan worden op artikel 2.33 uit de Wabo, de tekst staat hieronder vermeld.

ARTIKEL 8: Voorschriften, herplant- en instandhoudingsplicht.

Voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.

Financiële herplant. Burgemeester en wethouders bepalen de hoogte van de financiële bijdrage. Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.

ARTIKEL 9:

Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

ARTIKEL 10:

Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze model-verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.

ARTIKEL 11:

Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling "Groen".

ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtopstanden.

Dit artikel is bedoeld beschadiging aan gemeentelijke houtopstanden te voorkomen.

ARTIKEL 13:

Strafbepaling

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).

Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid

tot het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.

Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.

ARTIKEL 15: Het bevoegde bestuursorgaan

Het college van burgemeester en wethouders is op grond van de Wabo het bevoegd gezag, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Het college stelt beleidsregels op, waarmee de kapaanvragen op een transparante wijze wordt afgedaan.

In bijzondere gevallen kan het college afwijken van de eigen regels. Hierbij moet gedacht worden aan bijzondere belangen zoals het realiseren van grote infrastructurele werken, veiligheid etc.

Het college legt bij voorkeur vooraf verantwoording af op het te voeren beleid. In enkele gevallen kan de tijdsdruk dermate hoog zijn dat dit ook achteraf verantwoording afgelegd wordt. Het afleggen van verantwoordelijkheid stelt de gemeenteraad in staat hun controlerende taak uit te voeren.

Bij de behandeling van de vorige bomenverordening (gedateerd 27 november 2007) in de gemeenteraad is verzocht deze werkwijze vast te leggen.

BOMENVERORDENING GEMEENTE WIERDEN 2010: BELEIDSREGELS

Algemene beleidsregels

Beleidsregels zijn regels waarmee snel bepaald kan worden of een boom/houtopstand wel of niet weg mag. Bij het afdoen van de vergunningsaanvraag wordt er verwezen naar deze regels.

Veiligheid, vitaliteit en levensverwachting

Een boom met een beperkte vitaliteit en een levensverwachting van minder dan 10 jaar én waar gevaar verwacht kan worden in de vorm van vallende takken omvallen e.d., mag geveld worden. Hiervoor wordt vergunning verleend.

Waarde van de boom of houtopstand

De bomenverordening gaat uit van verschillende waarde(n). Over het algemeen kan gesteld worden dat de bomen en houtopstanden die nu nog beschermd worden door een kapverbod allemaal waardevol zijn. Door de genomen deregulering maatregelen (groter dan 30cm, tuinen en coniferen uitzonderen etc. ) zijn op voorhand minder waardevolle bomen uitgesloten.

Jonge beplanting wordt alleen beschermd bij landschapselementen die voornamelijk in het buitengebied voorkomen. Vaak worden deze met subsidie aangeplant of is er een verplichting opgelegd om aanplant te verrichten in het kader van een bouwplan. Het is niet waarschijnlijk dat er aanvragen binnen komen om ze te rooien. Het doel is om ze te beschermen en om op te kunnen treden bij illegale kap.

Bij de afhandeling van een kapaanvraag kan eveneens het gemeentelijke beleid richting geven. Het Landschaps Ontwikkelings Plan maar ook een Groenbeleidsplan kunnen hierbij helpen. Deze plannen kennen een ander abstractieniveau. Termen zoals openheid, groenstructuur, of kleinschaligheid komen in deze plannen voor en kunnen in de afweging worden meegenomen.

Verwijderingsbelang

Een kapaanvraag heeft een oorzaak. Gemeente Wierden is ontwikkelingsgericht en wil ontwikkelingen niet tegen gaan. Een boom moet niet een belemmering zijn maar een welkome aanvulling op de tuin of het groen in de gemeente. Als uiteindelijk de aanvrager een aanvraag indient dan is de aanvrager overtuigd van de noodzaak. De behandelaar kijkt samen met de aanvrager of er alternatieven zijn, bijvoorbeeld voor een bouw. Zijn die er niet dan wordt vergunning verleend.

Bij aanvragen waarbij de motivatie of ontbreekt, vaag is of alleen gericht is op overlast, gelden andere overwegingen. Dan wordt in principe géén vergunning verleend.

Belangenafweging

Het afwegen van de waarde van de boom en het belang van de aanvrager wordt vereenvoudigd en transparant gemaakt door er regels voor op te stellen. De regels gaan uit van bomen die gezond, en vitaal zijn.

Regel 1: Aanvragen die gemotiveerd zijn omdat de eigenaar “last” van een boom of houtopstand heeft worden afgewezen. Overlast kan zijn: blad/bloesemval, schaduw, vochtontrekking etc. In enkele gevallen kan hierop afgeweken worden, dit heeft met name te maken met de aard van de overlast, combinaties van verschillende soorten overlast en de waarde van de boom en/of houtopstand.

Regel 2: Bomen kunnen geveld worden als ze in de weg staan voor een bouw- en infrastructureel werk en er géén reëel alternatief voorhanden is. Dit geldt ook voor de gevallen waarvan het bouwwerk geprojecteerd wordt onder de bestaande kroonprojectie en meer dan 30% van wortelvolume weggehaald moet worden. Alternatieven kunnen zijn:

  • §

    Op een andere locatie, op hetzelfde perceel, bouwen;

  • §

    Verplanten van de boom;

  • §

    Gebouw/wegprofiel aanpassen.

Regel 3: Voor bomen- en/of houtopstanden die in de weg staan voor agrarische bedrijfsvoering moet een afweging worden gedaan. In enkele gevallen kan medewerking worden verleend, namelijk:

  • §

    Om een groenplan mogelijk te maken. Het groenplan moet zowel een kwantitatieve als kwalitatieve verbetering opleveren.

  • §

    Bij herverkaveling, als er een te klein restperceel ontstaat.

In andere gevallen wordt géén medewerking verleend.

Regel 4: In beginsel wordt er géén vergunning verstrekt voor bomen en/of houtopstanden die tijdelijk in de weg staan bij de realisatie van een bouw- en/of infrastructureel werk. In enkele gevallen kan medewerking worden verleend, namelijk:

  • §

    Als er géén alternatieve werkwijze is;

  • §

    Als de alternatieve werkwijze financieel niet haalbaar is. Bij bomen dikker dan 30cm geldt dat de boom getaxeerd moet worden door een deskundig, bij de NVTB* aangesloten, bedrijf. Bij overige houtopstanden geldt dat de waarde van de grond en de kosten voor herplant bepalend zijn. De waarde van de boom en/of de houtopstand moet worden afgewogen tegen de meerprijs van de alternatieve werkwijze (voor realisatie van het bouwwerk).

    *=Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen

Regel 5: Bomen kunnen geveld worden als ze in de weg staan bij inritten. Een goede ontsluiting is belangrijk voor de toegankelijkheid van een perceel. Hierbij moet altijd een overweging gedaan worden. Bijvoorbeeld: Melktransport op een agrarisch bedrijf of een verhuiswagen bij een particulier kan een andere afweging geven.

Regel 6: Omdat de bomenverordening gedereguleerd is, en nu alleen geldt voor percelen groter dan 250m2, mag er vanuit gegaan worden dat de eigenaar ruimte kan maken voor herplant. Daarom wordt er een herplant opgelegd als blijkt dat er voldoende ruimte is. Omdat een jonge boom niet hetzelfde beeld geeft als een boom met een stamdiameter van 30cm wordt in principe altijd een dubbele herplant opgelegd. Dus twee bomen in plaats van één.

Bij landschapselementen wordt een herplant opgelegd van 120%, om dezelfde redenen. Dus bij het vellen van 5m2 beplanting wordt een herplant opgelegd van 6m2.

Spelregels.

De spelregels zijn overeenkomstig het mandaterings-beleid en de bomenverordening, te weten:

  • §

    Beleidsregels en wijzigingen worden ter kennisname voorgelegd aan de gemeenteraad.

  • §

    Afwijzingen op een kapaanvraag worden ter besluitvorming voorgelegd aan het college.

  • §

    Vergunningen die passen binnen de beleidsregels worden verleend door de ambtenaar (gemandateerd).

  • §

    Vergunningen die niet passen binnen de beleidsregels worden voorgelegd aan het college van Burgemeester en Wethouders. Het besluit wordt ter kennisname voorgelegd aan de gemeenteraad.

Hardheidsclausule.

Burgemeester en wethouders kunnen gemotiveerd afwijken van deze beleidsregels. Redenen om af te wijken kunnen zijn:

  • §

    Veiligheid;

  • §

    Financiele risico’s bij bijvoorbeeld infrastructurele- en bouwwerken;

  • §

    Aansprakelijkheidsrisico’s;

  • §

    Gewijzigde inzichten.