de verordening op de heffing en invordering van marktgelden in de gemeente Wierden

Artikel 1.

Ter zake van het gebruik van grond op markten of elders op de openbare weg worden voor het ten verkoop aanbieden, uitstallen of in voorraad hebben van koopwaren, met inbegrip van de daarvoor gebezigde pakmiddelen, hetzij dit geschiedt in kramen, tenten, loodsen, stallen, op hand of andere wagens, banken, stoelen, tafels, zeilen, kleden, planken, enzovoorts, hetzij de voorwerpen op de grond worden uitgespreid of op andere wijze worden uitgestald onder de naam “marktgelden” rechten geheven overeenkomstig de volgende bepalingen.

Artikel 2.

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. de weekmarkt : de weekmarkt te Enter en Wierden;

2. de bijzondere markten : de Sint Maartensmarkt te Wierden en de Paarden en

de Ponymarkt te Enter

3. kwartaal : een kalenderkwartaal.

Artikel 3.

• 1.

  De marktgelden worden geheven van degenen, die van de grond, als bedoeld in artikel 1, gebruik maken.

• 2.

  Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal aanvangt, worden de marktgelden geheven over zoveel dertiende gedeelten van het in het tweede lid van artikel 4 genoemde bedrag als na de aanvang van de belastingplicht nog marktdagen in het kwartaal overblijven.

Artikel 4.

• 1.

  Het marktgeld voor het gebruik van grond, als bedoeld in artikel 1, op de weekmarkt bedraagt voor iedere marktdag € 1,70 per strekkende meter of gedeelte daarvan.

• 2.

  Het onder sub 1 genoemde marktgeld bedraagt bij betaling per kwartaal-abonnement € 16,70

• per strekkende meter of gedeelte daarvan.

• 3.

  Het marktgeld voor het gebruik van grond, als bedoeld in artikel 1, onder a, op de bijzondere markten bedraagt voor iedere marktdag € 4,90 per strekkende meter of gedeelte daarvan

4.1 Ter promotie van de markt wordt per standplaats per dag of gedeelte daarvan

het tariefgenoemd onder lid 1 en lid 2, verhoogd met € 3,00 betreffende de

weekmarkt in Enter en € 4,60 betreffende de weekmarkt in Wierden.

4.2 Ter promotie van de jaarmarkten in Enter en Wierden wordt het tarief genoemd

onder lid 3, verhoogd met € 3,30 per standplaats per dag of een gedeelte

daarvan.”

Artikel 5.

Het marktgeld wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, aanslagbiljet of enig ander geschreven stuk, waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 6.

• 1.

  De marktgelden moeten worden betaald op het moment van uitreiking van de in artikel 5 bedoelde kennisgeving.

• 2.

  Indien de kennisgeving wordt toegezonden, moeten de marktgelden worden betaald. De betaaltermijn staat op de voorkant van het aanslagbiljet.

Artikel 7.

• 1.

  Het marktgeld als bedoeld in het eerste, derde en vierde lid van artikel 4, wordt verschuldigd en moet worden voldaan op het tijdstip waarop het gebruik van de grond, genoemd in artikel 1, is toegekend.

• 2.

  Het marktgeld, als bedoeld in het tweede lid van artikel 4, wordt verschuldigd en moet worden voldaan op het tijdstip waarop de te verlenen dienst, genoemd in artikel 1, wordt aangevraagd.

• 3.

  Indien het verschuldigde marktgeld niet op de in het eerste en tweede lid genoemde tijdstippen kan worden vastgesteld, moet het marktgeld worden betaald binnen drie weken na de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving, de nota of enig ander geschreven stuk.

• 4.

  In de in het derde lid genoemde gevallen kan door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar vorderen dat ter voldoening van het verschuldigde marktgeld een voorlopig bedrag wordt betaald.

• Bedoeld bedrag wordt vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarop het te vorderen bedrag van het marktgeld vermoedelijk zal worden vastgesteld.

• Het voorlopig gevorderde bedrag wordt in mindering gebracht op het vastgestelde gevorderde bedrag van het verschuldigde marktgeld.

  Indien het voorlopig gevorderde bedrag hoger is dan het vastgestelde bedrag, wordt het verschil terugbetaald.

Artikel 8.

Indien de belastingplicht in de loop van het kwartaal wordt beëindigd, wordt ontheffing verleend voor zoveel dertiende gedeelten van het ingevolge het tweede lid van artikel 4 berekende bedrag, als na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog marktdagen in het kwartaal overblijven.

Artikel 9

Van de op voet van deze verordening verschuldigde belasting wordt géén kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 verleend.

Artikel 10.

• 1.

  De Verordening Marktgelden 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 december 2018, nummer 18-01199, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

• 2.

  Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

• 3.

  De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

• 4.

  Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Marktgelden 2020”.