Beleidsnota INRITVOORWAARDEN

Geldend van 01-04-2008 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota INRITVOORWAARDEN

Februari 2008

Vastgesteld door het college op 4 maart 2008

Inhoudsopgave

BLZ

1. INLEIDING

1.1 Aanleidg 3

1.2 Juridische wijzigingen 3

1.3 Mandaat 3

1.4 Beleidsdoelstelling 3

2. BELEID

2.1 Wettelijk kader 4

2.2 Gemeentelijk kader 5

2.2.1 Verkeersveiligheid 5

2.2.2 Parkeren in voortuinen 5

2.2.3 Eén inrit per te ontsluiten perceel 5

2.2.4. Geen doorsnijding van markante percelen 6

openbaar groen en/of bomenrijen

2.2.5 Bestemmingsplan 6

2.3 Melding tot aanleg inrit 6

2.3.1 aanleg inrit ten behoeve van particulieren 6

2.3.2. aanleg inrit bij nieuwbouwlocaties. 7

2.3.3 aanleg inrit op bedrijventerreinen in nieuwe situaties. 7

2.3.4. aanleg inrit op bedrijventerrein in bestaande situaties. 7

2.3.5. aanleg inrit in buitengebied 8

2.3.6. aanleg inrit met duiker (dempen bermsloot) 8

2.4 Onderhoud inritten 9

2.5 Handhaving illegaal en/of verkeerd aangelegde inritten 9

3. PROCESSEN EN PROCEDURES

3.1 Proces 10

3.2 Procedures 10

4. FINANCIELE CONSEQUENTIES

4.1 Kosten inrit. 11

1. INLEIDING

1.1 Aanleiding

De VNG is op 1 januari 2007 gestart met het project Vermindering regelgeving en toezicht. Dit heeft geleid tot een deregulering van onder andere de APV. Voor het aanleggen van een oprit is niet langer een vergunning noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een melding. Deze melding kan worden getoetst aan:

- Gevaar of hinder dat ontstaat of dreigt te ontstaan voor het wegverkeer ter plaatse;

- Het gebruik van een bestaande openbare parkeerplaats onmogelijk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt.

- De groenvoorziening in de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad.

De gemeente blijft de aanleg op het gemeentelijk eigendom verzorgen. De kosten van de aanleg worden verrekend met de aanvrager. De aanvrager kan na toestemming de inrit aanleggen tot aan de erfgrens o.g.v. Het Burgerlijk Wetboek.

Het ontbreekt in de gemeente Wierden aan een eenduidig beleid op het gebied van inritten. Ook deze voorwaarden worden in deze beleidsnota (op)nieuw geformuleerd. De nieuwe APV treedt op 1 maart 2008 in werking. Deze beleidsnota treedt gelijktijdig met de nieuwe APV in werking.

1.2 Juridische wijzigingen

De deregulering van een vergunning tot een melding heeft tot gevolg dat de publicatieplicht en de bezwaarprocedure is komen te vervallen (vergunningtraject). Er kan dus door burgers geen bezwaar worden gemaakt tegen een aan te leggen inrit. Dit wordt een civiele procedure tussen de betrokken burgers onderling.

In verband met de informatievoorziening richting de burger is het wel wenselijk om de meldingen te blijven publiceren. Hierin zal dan wel aangegeven moeten worden dat het maken van bezwaar/beroep (bestuursrechtelijk) niet meer mogelijk is.

1.3 Mandaat

Door de wijziging van de APV zal ook de mandatering moeten worden aangepast. Dit zal gelijktijdig met het vaststellen van deze beleidsnota worden vastgesteld. Gekozen is om de functiecodes: 20201216 (medewerker openbare werken), 20201110 (medewerker openbare werken) en 20003203 (medewerker frontoffice) te mandateren voor het goedkeuren van de melding die binnen deze beleidsnota vallen. Afwijzingen en aanvragen buiten deze beleidsnota worden in behandeling genomen door de portefeuillehouder.

1.4 Beleidsdoelstelling

De doelstelling van onderhavig beleid is een formeel kader te scheppen waarin o.a. de voorwaarden, aansprakelijkheid, beheer en onderhoud m.b.t. de aanleg van inritten zijn vastgelegd.

2. BELEID

2.1 Wettelijk kader

Met betrekking tot de bruikbaarheid van de weg zijn er diverse wettelijke regelingen van belang. Het betreft de volgende wettelijke regelingen:

- Wegenverkeerswet;

- Burgerlijk Wetboek;

- Arbo wet en het Arbeidsomstandighedenbesluit;

- De gemeente Wierden heeft ten aanzien van haar wegennet op grond van de Wegenwet een zorgplicht om een goed gebruik van de weg te waarborgen. Om aan deze zorgplicht te kunnen voldoen zijn in de Wegenwet en Algemene Plaatselijke Verordening regels opgenomen. Met betrekking tot inritten is in de A.P.V. en de Wegenwet de volgende regelgeving opgenomen:

1. In de Wegenwet is de volgende regelgeving opgenomen:

Artikel 13, eerste lid

“De eigendom van wegen wordt, zolang en voor zover niet het tegendeel blijkt, vermoed te zijn bij de provincie, de gemeente of het waterschap, door welke of door het welk de weg wordt onderhouden”.

Artikel 15, eerste lid

“Het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap is verplicht een weg te onderhouden, wanneer dat openbare lichaam dien tot openbare weg heeft bestemd”.

2. In de (nieuwe) A.P.V. is de volgende regelgeving opgenomen:

Artikel 2.1.5.3 Maken of veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder voorafgaande melding aan het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat.

3. Bij de melding wordt een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie overgelegd.

4. Het college laat binnen vier weken na ontvangst van de melding weten of het college aan de gewenste uitweg voorschriften stelt of dat de gewenste uitweg in het geheel niet kan worden gerealiseerd.

5. Het college stelt voorschriften aan de gewenste uitweg indien door het realiseren ervan:

a. gevaar of hinder ontstaat of dreigt te ontstaan voor het wegverkeer ter plaatse;

b. het gebruik van een bestaande openbare parkeerplaats onmogelijk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt;

c. de groenvoorziening in de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad.

6. Het college weigert slechts de aanleg van de uitweg als door de aanleg een voor het verkeer gevaarlijke situatie ontstaat die niet door het stellen van voorschriften kan worden voorkomen.

7. Het college stelt de indiener van de melding binnen zes weken na ontvangst van de melding op de hoogte van de voorschriften als bedoeld in het vierde lid of weigering van de aanleg als bedoeld in het zesde lid.

8. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.

2.2 Gemeentelijk kader

2.2.1 Verkeersveiligheid

Iedere richtingverandering op een rijbaan levert in principe een gevaar op voor de verkeersveiligheid. Daarom is het gewenst het aantal inritten zoveel mogelijk te beperken en deze niet te laten aanleggen op bijzondere gevaarpunten, bijvoorbeeld in bochten van wegen. Een vergunning voor een inrit op gevaarlijke locaties zal niet worden verleend. Er zal met de aanvrager gezocht worden naar een mogelijke andere locatie.

2.2.2 Parkeren in voortuinen

Uit schoonheidsoverwegingen is het ongewenst om de auto in de voortuin te parkeren. Hiervoor wordt dan ook geen toestemming verleend.

Bij hoekpercelen met zijtuinen is de zijgevel meestal ook weer de voorgevelrooilijn van de straat om de bocht. Ook in die zijtuinen is het minder wenselijk te laten parkeren.

Voor het verkrijgen van een inrit moet de auto achter de rooilijn naast de woning kunnen worden geparkeerd.

2.2.3 Eén inrit per te ontsluiten perceel

Om redenen van verkeersveiligheid en esthetica: - één inrit per te ontsluiten perceel waarmee een legale stallingsmogelijkheid kan worden bereikt (garage of carport of een formele erfbestemming krachtens het bestemmingsplan - niet voor de voorgevel voor de woning).

Bijzonderheden:

a. Andere stallingsmogelijkheden; in redelijkheid geen betere plek beschikbaar.

In bijzondere gevallen kan een uitzondering gemaakt worden voor een stallingsmogelijkheid die niet in alle opzichten aan de eisen voldoet indien er op het bewuste perceel in redelijkheid geen betere plek kan worden gevonden en het parkeren op de openbare weg problematisch is. Maar in ieder geval wordt geen uitrit toegestaan voor het stallen van een auto in een voortuin midden voor de voorgevel van een woning.

b. Extra inrit in bijzondere omstandigheden

Een extra inrit kan ook in bijzondere omstandigheden worden toegestaan b.v. bij een woning met een inwoonsituatie in een extra woongedeelte of grotere woongebouwen.

c. Geen extra inrit voor het stallen van caravans, campers, bestel- en vrachtauto's.

Het stallen van caravans e.d. bij woningen wordt om ruimtelijk oogpunt zoveel mogelijk beperkt, door hiervoor geen afzonderlijke inrit toe te staan.

d. Een bouwvergunning geeft geen automatisch recht op een inrit.

Het met bouwvergunning maken van een garagedeur in een bijgebouw geeft geen automatisch recht op een (extra) inrit.

e. Geen inrit bij tussenwoningen.

Er zijn veel woningen (tussenwoningen in rijen e.d.) die niet ontworpen en ontsloten zijn voor het stallen van auto's op het erf. Het spreekt van zelf dat hier de stelregel van één inrit per te ontsluiten perceel niet opgaat, behalve in uitzonderingsgevallen zoals bij zeer uitzonderlijke vormen van invaliditeit van de bewoners en een toestemming tot uitstappen, laden en lossen onvoldoende is.

2.2.4. Geen doorsnijding van markante percelen openbaar groen en/of bomenrijen

Soms (meestal al jarenlang bestaande situaties; in de moderne woongebieden komt dit nagenoeg niet voor) kan een inrit alleen worden aangelegd als er markante stukken openbaar plantsoen worden doorsneden. Dat kan een zodanige harde ingreep in het openbaar groen zijn dat dat niet meer in verhouding staat tot het belang van het krijgen van een inrit. In deze gevallen wordt een inrit geweigerd.

Ook wanneer de aanleg van een inrit tot gevolg heeft dat er een boom gekapt moet worden of in zijn ontplooiing zwaar belemmerd wordt kan dit een reden zijn de aanvraag af te wijzen. Wel dient uitdrukkelijk te worden gezocht naar een alternatief.

2.2.5 Bestemmingsplan

De aanvraag wordt ook getoetst aan het bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan kunnen bepaalde bestemmingen zijn vastgelegd waarin een inrit niet kan worden aangelegd.

2.3 Melding tot aanleg inrit

De aanvraag tot aanleg inrit kunnen we onderverdelen in 3 fasen:

- De melding

- Toetsing melding

- De aanleg

De melding

Iedere eigenaar kan een inrit aanvragen vanaf het eigen perceel naar de openbare weg. De melding moet schriftelijk ingediend worden waar een situatieschets met maatvoering (nieuwe situatie) en foto (bestaande situatie) wordt bijgevoegd. De aanvraag wordt door de frontoffice in behandeling genomen als het formulier goed is ingevuld en de gevraagde stukken zijn bijgevoegd. Vervolgens wordt de melding doorgestuurd naar de medewerker OW.

Toetsing melding

De aanvragen tot het aanleggen van een inrit zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

1. aanleg inrit ten behoeve van particulieren (burgerwoningen in bestaande situaties)

2. aanleg inrit in nieuwbouwlocaties (nieuwe situaties)

3. aanleg inrit op bedrijventerreinen in nieuwe situaties

4. aanleg inrit op bedrijventerreinen in bestaande situaties

5. aanleg inrit in buitengebied

6. aanleg inrit met duiker (dempen bermsloot)

Aanleg inrit

2.3.1 aanleg inrit ten behoeve van particulieren

Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

a. Een standaardinrit voor burgerwoningen is 3,50 meter breed, gemeten op de perceelsgrens

b. Een inrit breder dan 3,50 meter is alleen mogelijk in situaties waarbij de inrichting van het plan (parkeerplaatsen, bomen) niet in het gedrang komt, met een maximum van 5,00 meter. Hiervoor zal dan wel de noodzaak moeten worden aangegeven.

c. De inrit zal na goedkeuring door, of in opdracht van, de gemeente op het gemeentelijk deel worden aangelegd. Deze kosten worden doorberekend aan de aanvrager. De aanvrager krijgt hiervan vooraf bericht.

d. Indien er aanvullende werkzaamheden nodig zijn zoals het verplaatsen van lichtmasten, straatkolken of kabels en leidingen moet dat in onze opdracht door deskundige bedrijven gebeuren. Deze kosten worden doorberekend aan de aanvrager. De aanvrager krijgt hiervan vooraf bericht.

e. Het onderhoud van de inrit (op het gemeentelijk deel) geschiedt door de gemeente.

2.3.2. aanleg inrit bij nieuwbouwlocaties.

Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

a. Een standaardinrit is 3,50 meter breed, gemeten op de perceelsgrens

b. Een inrit breder dan 3,50 meter is alleen mogelijk in situaties waarbij de inrichting van het plan (parkeerplaatsen, bomen) niet in het gedrang komt, met een maximum van 5,00 meter. Hiervoor zal dan wel de noodzaak moeten worden aangegeven.

c. De aanleg wordt door de gemeente op het gemeentelijk deel tijdens het woonrijp maken van het plan uitgevoerd.

d. De kosten zijn verrekend in de grondprijs (indien er een grondexploitatie is vastgesteld).

e. De toestemming wordt automatisch gegeven gelijktijdig met de grondaankoop en hoeft niet opnieuw gemeld te worden.

a. Het onderhoud van de inrit (op het gemeentelijk deel) geschiedt door de gemeente.

2.3.3 aanleg inrit op bedrijventerreinen in nieuwe situaties.

Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

a. Bedrijven krijgen standaard één inrit (op het gemeentelijke deel). De maximale breedte van de inrit wordt in overleg met de gemeente bepaald. (het gemeentelijk advies is hierin leidend).

b. De aanlegkosten van deze inrit komen voor rekening van de gemeente. Deze kosten zijn opgenomen in de grondprijs (indien er een grondexploitatie is vastgesteld).

c. Wenst een bedrijf meerdere inritten dan zal de noodzaak daarvan aangegeven moeten worden en zal dit per geval bekeken moeten worden. De aanlegkosten zijn voor de aanvrager.

d. Extra maatregelen zoals het verplaatsen van een lichtmast, trottoirkolk, verwijderen of verplaatsen van een boom worden uitgevoerd in opdracht van de gemeente en zullen worden doorberekend aan de aanvrager.

e. De eigenaar dient na aanleg zijn inrit goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de inrit en schade zoveel mogelijk te voorkomen.

f. Indien de eigenaar zijn inrit niet goed beheerd wordt de inrit hersteld door de gemeente op kosten van de eigenaar.

2.3.4. aanleg inrit op bedrijventerrein in bestaande situaties.

Bij het verbreden/verplaatsen van een bestaande inrit of aanleg van een tweede inrit op een bedrijventerrein worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.

a. De maximale breedte van de te verbreden inrit wordt in overleg met en door de gemeente bepaald. (het gemeentelijk advies is hierin leidend).

b. Het verplaatsen van een inrit moet in overleg met de gemeente geschieden en zal ook door de gemeente op gemeentelijk deel worden uitgevoerd. De kosten worden doorberekend aan de aanvrager. Deze kosten worden vooraf kenbaar gemaakt.

c. Wenst een bedrijf meerdere inritten dan zal de noodzaak daarvan aangetoond moeten worden. Dit zal per geval bekeken moeten worden.

d. Als de gemeente van mening is dat de inritbreedte door de eigenaar te smal is gekozen in relatie tot het vrachtverkeer wat van deze inrit gebruik gaat maken, wordt de eigenaar verplicht om de inrit te verbreden. De gemeente geeft de breedte aan die zij nodig acht om goed gebruik te kunnen maken van de inrit.

e. Extra maatregelen zoals het verplaatsen van een lichtmast, trottoirkolk, verwijderen of verplaatsen van een boom e.d. worden in opdracht van de gemeente uitgevoerd. Deze worden kosten worden doorberekend aan de aanvrager.

f. De eigenaar dient na aanleg zijn inrit goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de inrit en schade zoveel mogelijk te voorkomen.

g. Indien de eigenaar zijn inrit niet goed beheerd wordt de inrit hersteld door de gemeente op kosten van de eigenaar.

2.3.5. aanleg inrit in buitengebied

Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

a. De maximale breedte van de te verbreden inrit wordt in overleg met en door de gemeente bepaald. (het gemeentelijk advies is hierin leidend).

b. De constructie wordt bepaald door de gemeente en bestaat uit:

- een zandbed van 50cm

- fundering van 25 cm gebroken puin (alleen bij bedrijven)

- 5 cm brekerzand (alleen bij bedrijven)

- Elementen verharding met een maximale maat van 30 x 30 cm

- zware opsluitbanden

c. De aanleg zal door de aanvrager zelf moeten worden uitgevoerd.

d. Extra maatregelen zoals het verplaatsen van een lichtmast, trottoirkolk, verwijderen of verplaatsen van een boom wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd en wordt in rekening gebracht tegen de werkelijke kosten.

e. De ontwatering van de weg moet te allen tijde gewaarborgd blijven.

f. De eigenaar dient zijn inrit goed te beheren, zorg te dragen voor een goed gebruik van de inrit en schade zoveel mogelijk te voorkomen.

g. In geval van, voor overige weggebruikers, gevaarlijke schade zal de aanvrager hierop worden aangesproken en verzocht de schade te herstellen.

2.3.6. aanleg inrit met duiker (dempen bermsloot)

In het buitengebied kan het voorkomen dat er voor een uitweg naar de openbare weg een bermsloot gedempt moet worden. Om de waterbergende en waterafvoerende functie te behouden zal er een duiker aangelegd moeten worden. Tevens dient het waterschap geïnformeerd te worden. Het kan zijn dat de bermsloot tevens in beheer is bij het waterschap en onder het keur van het waterschap valt en dat zij ook toestemming dienen te verlenen.

Hierbij worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij inritten in het buitengebied met dien verstande dat de constructie bestaat uit:

- een duiker met een diameter van minimaal Ø 300 (afhankelijk van wat het waterschap voorschrijft)

- de binnenkant van de duiker dient op bodem sloothoogte te worden gelegd

- De kopeinden van de duiker dienen onder een helling van 1:1 vanaf de vaste slootbodem beginnende op 10 cm vanaf het begin en einde van de duiker met stapelzoden te worden opgezet tot maaiveldhoogte

2.4 Onderhoud inritten

Volgens de Wegenwet heeft de gemeente de plicht om een openbare weg die in beheer is bij de gemeente Wierden te onderhouden. Dit betekent dat de gemeente verplicht is om ook de inritten te onderhouden voor zover als deze zich bevinden in openbaar gebied en op gemeentelijk eigendom. Dit houdt ook in dat de gemeente verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade die ontstaat als gevolg van slecht onderhoud van de weg.

2.5 Handhaving illegaal en/of verkeerd aangelegde inritten

Het komt voor dat inritten worden aangelegd zonder hiervoor vooraf melding te doen of de toestemming voor de aanleg af te wachten. Hierbij de volgende procedure te hanteren:

- Eigenaar van perceel schriftelijk inlichten dat het volgens de APV artikel 2.1.5.3 eerste lid verboden is om een uitweg te maken naar de weg, zonder hiervoor een melding te doen aan het college.

- Indien eigenaar alsnog een melding hiervan doet moet de inrit aangepast worden aan de voorwaarden en constructie-eisen zoals voorgeschreven door de gemeente.

- Indien er binnen de termijn van 6 weken (bezwaartermijn) geen melding wordt gedaan dient alles binnen 2 weken in de oorspronkelijke staat teruggebracht te worden op kosten van de eigenaar.

- Indien hier niet aan wordt voldaan dan wordt de oorspronkelijke situatie hersteld door de gemeente op kosten van de eigenaar.

3. PROCESSEN EN PROCEDURES

3.1 Proces

In het proces van aanvraag tot aanleg van een inrit zijn intern de volgende afdelingen betrokken:

- Frontoffice

- sectie openbare werken

- sectie vergunningverlening en handhaving

3.2 Procedures

Algemene procedure

- De melding moet schriftelijk ingediend worden onder gebruikmaking van een situatieschets van de gewenste situatie (inclusief maatvoering) en een foto van de bestaande situatie.

- Na binnenkomst van de aanvraag, wordt deze in behandeling genomen en beoordeeld door de Frontoffice. Een complete aanvraag wordt in behandeling genomen. Bij incomplete aanvragen zal de aanvrager verzocht worden om meer gegevens te verstrekken.

- De aanvragen worden doorgezonden naar de medewerker OW. Deze gaat op locatie kijken en bepaalt aan de hand van de Algemene Plaatselijke Verordening, bestemmingsplan en eerder genoemde uitgangspunten of er wel/niet een toestemming wordt afgegeven. De aanvrager krijgt binnen 4 weken bericht of er toestemming wordt verkregen voor de aanleg met daaraan gestelde voorwaarden of dat de gewenste inrit in het geheel niet kan worden gerealiseerd.

- Standaard aanvragen kunnen door de frontoffice worden afgedaan.

- Voldoet de aanvraag aan de criteria dan wordt, binnen 6 weken, schriftelijk toestemming verleend met daarin vermeld de voorwaarden en de in rekening te brengen kosten.

- De gemeente zal, na betaling van de rekening, de inrit (laten) aanleggen.

- Voldoet een aanvraag niet aan de criteria dan ligt de besluitvorming hieromtrent bij het college van burgemeester en wethouders. Besluit het college om de inrit te weigeren dan wordt de aanvrager schriftelijk ingelicht over de reden van weigering.

Procedure nieuwbouwlocaties

Een inrit in nieuwbouwlocaties hoeft niet te worden gemeld aangezien de inritten bij de inrichting van de straat horen en worden aangelegd gelijk met het woonrijp maken van het nieuwbouwplan.

4. FINANCIELE CONSEQUENTIES

4.1 Kosten inrit.

De melder krijgt voor de uitvoering een offerte met de te verwachte kosten, deze wordt vooraf in rekening gebracht. Extra maatregelen zoals het verplaatsen van een lichtmast, trottoirkolk, verwijderen of verplaatsen van een boom wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd en wordt in rekening gebracht tegen werkelijke kosten.

Ondertekening