Regeling vervallen per 09-12-2010

Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008

Geldend van 13-01-2010 t/m 08-12-2010

Intitulé

Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008

Burgemeester en wethouders van Wijchen;

Overwegende dat het wenselijk is ter uitvoering van de Algemene subsidieverordening 2008 een beleidsregel vast te stellen en gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht

besluiten

vast te stellen de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Vereisten voor de subsidieaanvraag

  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag moet een organisatie de volgende bescheiden, voor zover nog niet in bezit van het gemeentebestuur, overleggen:

    • a.

      Een afschrift van de oprichtingsakte van de organisatie, de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, het huishoudelijk reglement dan wel andere nader aan te wijzen stukken waaruit de doelstelling van de instelling blijkt;

    • b.

      Een opgave van de samenstelling van het bestuur op het moment van de subsidieaanvraag;

    • c.

      De exploitatierekening over het afgelopen jaar en de balans op de laatste dag van dat boekjaar voorzien van een toelichting en een inhoudelijk verslag;

    • d.

      Een verklaring waaruit blijkt dat de instelling bij andere instanties subsidie heeft aangevraagd of heeft toegezegd gekregen;

    • e.

      Een activiteitenplan voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

    • f.

      Een gespecificeerde begroting van de baten en lasten voor de betreffende subsidieperiode en voor zover deze betrekking heeft op het activiteitenplan waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • g.

      Een onderbouwing van het gevraagde subsidiebedrag.

  • 2.

    Bij een subsidieaanvraag voor een projectsubsidie moet de organisatie tevens het doel en de looptijd van het project aangegeven;

  • 3.

    Bij een subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie is het bepaalde in het eerste lid, onder c, d en f, van dit artikel niet van toepassing, maar moet een beschrijving van de inhoud en doelstelling van de activiteiten voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft worden overlegd.

  • 4.

    Bij een subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie aan natuurlijke personen is het bepaalde in het eerste lid, onder a, van dit artikel niet van toepassing.

Artikel 1.2 Weigering van de subsidie

  • 1.

    Een organisatie komt in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening 2008 niet in aanmerking voor subsidie indien:

    • a.

      de activiteiten, waarvoor door een organisatie subsidie wordt aangevraagd, niet behoren tot de gemeentelijke (mede-)verantwoordelijkheid;

    • b.

      aan de activiteiten onvoldoende aantoonbare plaatselijke behoefte bestaat, zodanig dat een verantwoord lokaal effect te verwachten is waarmee het belang van de inwoners van de gemeente Wijchen wordt gediend;

    • c.

      de subsidieaanvrager zijn activiteiten in hoofdzaak op zuiver politieke, commerciële of godsdienstige gronden ontplooit;

    • d.

      in de gemeente Wijchen al in voldoende mate direct of indirect wordt voorzien in identieke activiteiten;

    • e.

      de activiteiten niet voor iedere inwoner van de gemeente Wijchen, behorende tot de doelgroep waarop de activiteiten gericht zijn, toegankelijk zijn;

    • f.

      de activiteiten buiten de gemeente Wijchen plaatsvinden, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten gerechtvaardigd is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen uitvoert;

    • g.

      de activiteiten een zodanig breed regionaal en/of landelijk bereik hebben, dat de gevraagde subsidie in financieel opzicht slechts een solidair karakter heeft, tenzij met de subsidieverlening wordt beoogd een bepaald politiek gevoelen kenbaar te maken;

    • h.

      door de subsidieaanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de beoogde doelstelling(en) niet kan (kunnen) worden bereikt;

    • i.

      de subsidieaanvrager niet beschikt over een bestuurlijke en/of andere leiding die voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de deskundigheid en bekwaamheid met betrekking tot de te verrichten activiteiten en de te bereiken doeleinden;

    • j.

      de subsidieaanvrager, met inbegrip van de te verlenen subsidie, niet over de benodigde financiële middelen beschikt om de activiteiten te organiseren;

    • k.

      de subsidieaanvrager geen redelijke eigen bijdrage vraagt voor de aangeboden activiteiten aan deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden;

    • l.

      de activiteit(en), waarvoor een organisatie subsidie aanvraagt, al heeft (hebben) plaatsgevonden;

    • m.

      het een regionaal of landelijk werkzame organisatie betreft, waarbij minder dan 25% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen. Als sprake is van normsubsidie met een doelgroepencomponent wordt het percentage op de betreffende doelgroep toegepast;

    • n.

      het een lokaal werkzame organisatie betreft, waarbij minder dan 50% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen. Als sprake is van normsubsidie met een doelgroepencomponent wordt het percentage op de betreffende doelgroep toegepast;

  • 2.

    De weigeringsgrond onder b in het eerste lid is niet van toepassing op subsidieaanvragen die betrekking hebben op projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

  • 3.

    Een organisatie kan voor de uitvoering van éénzelfde activiteit of prestatie dan wel éénzelfde groep van activiteiten of prestaties slechts op grond van één subsidietitel in aanmerking komen voor subsidie.

Hoofdstuk 2 De subsidieberekening

Artikel 2.1 Algemeen

Organisaties die, op grond van gemaakte afspraken met de gemeente in het verleden, in het kader van de uitvoering van hun activiteiten, ruimte huren in het SCEC ’t Mozaïek komen in aanmerking voor een volledige financiële compensatie in de huisvestingskosten. In het geval de normsubsidie of budgetsubsidie aan de ontvanger van de hier bedoelde huisvestings-kostensubsidie volgens de subsidievoorwaarden wordt beëindigd, dan verleent de gemeente tijdens de driejarige afbouwregeling volledige compensatie. Zonder aanspraak op een norm-subsidie of budgetsubsidie bestaat nimmer aanspraak op een huisvestingskostensubsidie.

Artikel 2.2 Budgetsubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een budgetsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Ouderen

    • b.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • c.

      Bibliotheek

    • d.

      Peuterspeelzaalwerk

    • e.

      Sociaal cultureel werk

    • f.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • g.

      Kunst en cultuur

    • h.

      Cultuurhistorie

    • i.

      Muziekonderwijs

    • j.

      Onderwijs en educatie

    • k.

      Sport

    • l.

      Recreatie

    • m.

      Minderheden

  • 2.

    Een budgetsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een organisatie wanneer deze voldoet aan één of meerdere van de hierna genoemde voorwaarden:

    • a.

      Het college wil de activiteiten, die met de subsidie worden verricht, inhoudelijk op prestaties en resultaten sturen;

    • b.

      Het college wil meerjarige afspraken maken met een organisatie over de uit te voeren activiteiten dan wel de te verrichten prestaties;

    • c.

      Het betreft een subsidievragende organisatie met een of meerdere beroepskrachten in loondienst;

    • d.

      De jaarlijkse omzet van de subsidievragende organisatie bedraagt € 50.000,-- of meer.

  • 3.

    De van derden ontvangen geoormerkte financiële middelen kunnen in een budgetsubsidie aan een organisatie worden opgeno¬men.

  • 4.

    Ter uitvoering van de beschikking tot het verlenen van een budgetsubsidie kan een overeenkomst worden gesloten, waarin afspraken worden gemaakt over:

    • a.

      De uit te voeren activiteiten dan wel de te leveren prestaties;

    • b.

      De kwaliteit van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • c.

      De toegankelijkheid van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • d.

      De wijze waarop en de frequentie waarmee aan het college gerapporteerd wordt over de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • e.

      De gegevens die minimaal moeten worden opgenomen in de onder d genoemde rapportage;

    • f.

      De financiële verantwoording, aanvullend op de bepalingen in de Algemene subsidieverordening 2008.

  • 5.

    Bij een budgetsubsidie kan de subsidieperiode minimaal één jaar en maximaal vier jaar bedragen.

  • 6.

    Het college stelt de duur van de subsidieperiode vast.

  • 7.

    Wanneer bij een budgetsubsidie de subsidieperiode meer dan één jaar bedraagt, ontvangt de organisatie per jaar een beschikking over de subsidie die voor het betreffende jaar aan de instelling wordt verleend.

  • 8.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • c.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 9.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 2.3 Normsubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een normsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Amateurkunst

    • b.

      Ouderen

    • c.

      Sport

    • d.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • e.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • f.

      Recreatie en toerisme

    • g.

      Kunst en cultuur

    • h.

      Cultuurhistorie

    • i.

      Minderheden

    • j.

      Sociaal-economische achterstand

    • k.

      Natuur en milieu

    • l.

      Volkshuisvesting

    • m.

      Ruimtelijke ordening

    • n.

      Sociaal cultureel werk

    • o.

      Leefbaarheid

  • 2.

    Voor organisaties die voor een normsubsidie, berekend op basis van het aantal actieve leden, bezoekers of vaste deelnemers, in aanmerking willen komen geldt een ondergrens ten aanzien van het aantal leden, bezoekers of vaste deelnemers. Deze ondergrens bedraagt bij:

    • a.

      Blaasorkesten (harmonie, fanfare, brassband, bigband, blaaskapel, accordeonorkest): 20 actieve leden;

    • b.

      Mars- en showorkesten (slagwerk en/of blaasinstrumenten zoals drumfanfare, showband, drum- en malletband): 12 actieve leden;

    • c.

      Symfonische orkesten: 20 actieve leden;

    • d.

      Koren: 12 actieve leden;

    • e.

      Toneel- en revuegezelschappen: 10 actieve leden;

    • f.

      Dansverenigingen en majorettegroepen: 15 actieve leden;

    • g.

      Sportverenigingen (jeugdsport): 15 actieve leden in de leeftijd tot 18 jaar;

    • h.

      Verenigingen (niet zijnde sportverenigingen) voor jeugd en jongeren in de leeftijd tot 18 jaar: 25 actieve leden;

    • i.

      Verenigingen voor ouderen: 25 actieve leden;

    • j.

      Verenigingen op terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening: 25 actieve leden;

  • 3.

    Actieve leden van een organisatie zijn leden die:

    • a.

      Contributie betalen;

    • b.

      Daadwerkelijk deelnemen aan de kernactiviteit(en) van de organisatie;

    • c.

      Niet uitsluitend deel uitmaken van het algemeen en/of dagelijks bestuur;

    • d.

      Niet behoren tot de categorie ereleden;

    • e.

      Niet in loondienst zijn van de organisatie.

  • 4.

    Een organisatie met leden die voor een normsubsidie, berekend op basis van het aantal leden, in aanmerking wil komen dient aangesloten te zijn bij een regionale, provinciale of landelijke koepelinstelling (voorzover aanwezig).

  • 5.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van het aantal actieve leden van een organisatie wordt uitgegaan van de ledenlijst van deze organisatie op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 6.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van het aantal inwoners van de gemeente Wijchen wordt uitgegaan van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 7.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van overige meetbare eenheden wordt uitgegaan van het aantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 8.

    Voor alle normsubsidies is van toepassing dat het opgenomen budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

  • 9.

    Bij overschrijding hiervan worden de subsidiebedragen evenredig verminderd.

  • 10.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • d.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 11.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 2.4 Normsubsidie amateurkunst

  • 1.

    Aan een organisatie die amateurkunst beoefent wordt subsidie verstrekt, mits:

    • a.

      De organisatie jaarlijks minimaal tenminste twee openbare producties of uitvoeringen verzorgt in de gemeente Wijchen;

    • b.

      De organisatie een vorm van kunst beoefent, die door middel van een voorstelling of uitvoering, onder de artistieke leiding van gekwalificeerde dirigenten, regisseurs, instructeurs of choreografen, kan worden gepresenteerd.

  • 2.

    De subsidie aan blaas-, show-, mars- en symfonische orkesten bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag van € 860,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit één zelfstandige eenheid;

    • b.

      Een basisbedrag van € 1.282,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit twee zelfstandige eenheden;

    • c.

      Een basisbedrag van € 1.610,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit drie of meer zelfstandige eenheden;

    • d.

      Een bedrag per lid van € 40,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • e.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor een basisbedrag.

    • f.

      Een organisatie, die in aanmerking komt voor het basisbedrag onder a, b en c alsmede aangesloten is bij de Stichting Samenwerkende Wijchense Muziekverenigingen (SSWM), ontvangt een bedrag van € 450,-- dat zij afdraagt aan de SSWM.

  • 3.

    De subsidie aan koren bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 400,--;

    • b.

      Een bedrag per lid van € 24,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • c.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

  • 4.

    De subsidie aan toneel- en revuegezelschappen bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 575,--;

    • b.

      Een bedrag per lid van € 30,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • c.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

  • 5.

    De subsidie aan volksdansverenigingen bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 50,--

    • b.

      Een bedrag per lid van € 6,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • c.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

  • 6.

    De subsidie aan majorettegroepen bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 860,--;

    • b.

      Een bedrag per lid van € 24,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • c.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

Artikel 2.5 Normsubsidie professionele kunst

  • 1.

    Aan een organisatie die professionele kunst beoefent wordt subsidie verstrekt, mits:

    • a.

      De organisatie beschikt over inkomsten van derden (bezoekers, sponsoren en/of donateurs);

    • b.

      De organisatie een theater- of concertprogramma organiseert;

    • c.

      Het theater- of concertprogramma open staat voor alle inwoners van de gemeente Wijchen.

  • 2.

    De subsidie aan een organisatie die een concertprogramma organiseert bestaat uit een bedrag van € 1.000,-- per concert met een maximum van € 10.000,--.

  • 3.

    Een concertprogramma bestaat minimaal uit 3 concerten door een of meerdere professionele musici.

  • 4.

    De subsidie aan een organisatie die een theaterprogramma aanbiedt bestaat uit een bedrag van € 2.000,-- per voorstelling met een maximum van € 25.000,--.

  • 5.

    Een theaterprogramma bestaat minimaal uit 5 voorstellingen door een of meerdere professionele gezelschappen.

Artikel 2.6 Normsubsidie sport

  • 1.

    De doelstellingen van het gemeentelijke sportbeleid zijn het aanwezig zijn en in stand houden van een adequate fysieke sportinfrastructuur (sportaccommodatiebeleid), bevordering van het gebruik van de sportvoorzieningen door specifieke doelgroepen (sportstimuleringsbeleid), evenals het ondersteunen van de aanbieders van sportactiviteiten (verenigingsondersteuningsbeleid).

  • 2.

    Vanuit de sportdoelstellingen kunnen organisaties die een bijdrage leveren aan het realiseren van die gemeentelijke doelstellingen voor een subsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    De subsidie is voor zover van toepassing opgebouwd uit 5 componenten:

    • a.

      Component A: Bijdrage in de onderhouds- en instandhoudingskosten buitensport-accommodaties. Organisaties die zorgen voor het onderhoud en de instandhouding van de buitensportaccommodaties op het gebied van handbal, voetbal, korfbal, fietscross, atletiek en hockey kunnen in aanmerking voor een bijdrage in de onderhouds- en de instandhoudingskosten, inhoudende een vast bedrag ter hoogte van 56,5% van de vooraf goedgekeurde onderhoudskosten van het sportcomplex;

    • b.

      Component B: Bijdrage in de exploitatie van binnensportaccommodaties. Organisaties die zorgdragen voor de exploitatie van een binnensportaccommodatie kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen vast bedrag per accommodatie;

    • c.

      Component C: Bijdrage in de huurkosten binnensportaccommodaties: Organisaties die activiteiten aanbieden in binnensportaccommodaties binnen de gemeente op het gebied van zwemmen, handbal, volleybal, basketbal, korfbal, gymen, turnen, futsal, tafeltennis, badminton en twirlen kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen bijdrage in de huurkosten:

      • i)

        Voor de zwemsport betreft het een vast bedrag van € 2.400,- per uur volgens een seizoenscontract en een bedrag per Wijchens jeugdlid;

      • ii)

        Voor andere sportactiviteiten betreft het een bedrag per jeugdlid;

      • iii)

        Het bedrag per jeugdlid is afhankelijk van de gemiddelde huurkosten die behoren bij de betreffende tak van sport. Vijf categorieën van binnensportverenigingen worden hierbij onderscheiden, waarbij per categorie jaarlijks door het college een bedrag per jeugdlid wordt bepaald, thans als volgt :

        • Categorie 1: € ---,- (denksporten);

        • Categorie 2: € 15,- (badminton, volleybal, korfbal, tafeltennis, schietsport, twirlen);

        • Categorie 3: € 25,- (gymmen, turnen, basketbal);

        • Categorie 4: € 45,- (handbal, futsal);

        • Categorie 5: € 85,- (zwemsporten).

    • d.

      Component D: Doelgroepenbijdrage (jeugd, gehandicapten): Organisaties die jeugdsportactiviteiten aanbieden kunnen in aanmerking komen voor een doelgroepenbijdrage. De bijdrage betreft een vast bedrag van € 350,- en een bedrag van € 17,50 per jeugdlid voor lokaal werkzame organisaties of een bedrag van € 17,50 per Wijchens jeugdlid voor organisaties, waarvoor artikel 1.2, lid 1m of lid 1n van toepassing is. Organisaties die activiteiten voor aangepast sporten aanbieden kunnen in aanmerking komen voor een vast bedrag van € 350,-- en een bedrag per Wijchense deelnemer van € 15,00;

    • e.

      Component E: Overheadkostenbijdrage: Organisaties die beheersmatige werkzaamheden van tenminste 10 (andere) (sport-)verenigingen overnemen of ondersteunen kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen vast bedrag.

Artikel 2.7 Normsubsidie vrijwilligersorganisaties voor jeugd en jongeren

  • 1.

    De subsidie aan het georganiseerd jeugd- en jongerenwerk, d.w.z. organisaties met leden die in groepsverband vrijetijdsactiviteiten organiseren en uitvoeren voor jongeren in de leeftijd van 4 tot 18 jaar, bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 250,--;

    • b.

      Een bedrag per lid tot 18 jaar van € 27,--.

  • 2.

    Om voor subsidie als bedoeld in het eerste lid in aanmerking te komen dient minimaal één keer per maand een activiteit plaats te vinden.

  • 3.

    De te organiseren activiteiten als bedoeld in het tweede lid moeten tenminste één van de volgende functies vervullen:

    • a.

      Vorming: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden met als doel een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren van jeugd en jongeren;

    • b.

      Ontmoeting/recreatie: het bevorderen van contacten gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde waarden en normen;

    • c.

      Cultuur/creativiteit: het bevorderen van deelneming aan cultuuruitingen, gericht op creatieve ontplooiing, niet zijnde professionele kunst of amateurkunst.

  • 4.

    De subsidie aan organisaties zonder leden die activiteiten ontplooien op het terrein van jeugd en jongeren bestaat uit een bedrag van € 5,-- per deelnemer.

  • 5.

    De subsidie aan speel-o-theken bestaat uit:

    • a.

      Een bedrag van maximaal € 500,-- in de organisatiekosten;

    • b.

      Een bedrag van maximaal € 750,-- in de activiteitenkosten inclusief de kosten van aanschaf en afschrijving van speelgoed.

Artikel 2.8 Normsubsidie organisaties met leden op het terrein van ouderen

  • 1.

    Een organisatie voor ouderen, die voor subsidie in aanmerking wil komen, ontplooit activiteiten voor personen die 55 jaar en ouder zijn op het terrein van o.a. ontspanning, voorlichting en educatie.

  • 2.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van ouderen bestaat uit een bedrag per actief lid van € 5,00.

Artikel 2.9 Normsubsidie organisaties op het terrein van de volksgezondheid en

maatschappelijke dienstverlening

  • 1.

    Aan een organisatie op het terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening wordt een normsubsidie verstrekt, indien deze organisatie voornamelijk functioneert met behulp van vrijwilligers.

  • 2.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening zoals bedoelt in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een bedrag per lid of deelnemer van € 3,--.

  • 3.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van slachtofferhulp bestaat uit een bedrag per inwoner dat periodiek wordt vastgesteld door de veiligheidsregio.

Artikel 2.10 Normsubsidie belangenorganisaties en adviesorganen met uitzondering

van groeperingen die als doelstelling hebben het bevorderen van de

leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp

  • 1.

    De subsidie aan belangenorganisaties en adviesorganen die op initiatief vanuit de samenleving zijn opgericht bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,09 tot het maximum van het subsidiabele tekort.

  • 2.

    De subsidie aan belangenorganisaties en adviesorganen die op verzoek van de raad of het college – eventueel met een wettelijke grondslag – zijn geformeerd en op grond hiervan met een bepaalde frequentie ook een adviserende rol richting raad of college vervullen bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,18 tot het maximum van het subsidiabele tekort.

Artikel 2.11 Normsubsidie wijk- en dorpsverenigingen

  • 1.

    Verenigingen of stichtingen die een dorpshuis of wijkcentrum beheren en exploiteren ontvangen een basisbedrag voor de algemene kosten van beheer van € 7.000,- .

  • 2.

    De subsidie aan verenigingen of stichtingen, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, die in een dorpshuis of wijkcentrum activiteiten uitvoeren bestaat uit :

    • 2a:

      een bedrag per inwoner in een wijk of dorp van € 0,40 voor de kosten van het organiseren en uitvoeren van activiteiten voor personen van 18 jaar en ouder;

    • 2b:

      een bedrag per inwoner in een wijk of dorp van € 0,50 voor de kosten van het organiseren en uitvoeren van activiteiten voor jeugd en jongeren tot 18 jaar.

  • 3.

    Om voor subsidie als bedoeld onder 2a in aanmerking te komen dient minimaal één keer per week een activiteit plaats te vinden.

  • 4.

    Om voor subsidie als bedoeld onder 2b in aanmerking te komen dient minimaal één keer per maand een activiteit plaats te vinden.

  • 5.

    De te organiseren activiteiten als bedoeld onder 2b moeten tenminste één van de volgende functies vervullen:

    • a.

      Vorming: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden met als doel een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren van jeugd en jongeren;

    • b.

      Ontmoeting/recreatie: het bevorderen van contacten gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde waarden en normen;

    • c.

      Cultuur/creativiteit: het bevorderen van deelneming aan cultuuruitingen, gericht op creatieve ontplooiing, niet zijnde professionele kunst of amateurkunst.

  • 6.

    Organisaties genoemd in dit artikel die een accommodatie in eigendom hebben krijgen de volgende lasten volledig gesubsidieerd: OZB-eigenaarsdeel, rioolbelasting eigenaars-deel, waterschapsbelasting en premie opstalverzekering, mits zij vóór 1 december van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, een overzicht indienen van de kosten die zij in dat jaar heeft gemaakt met bijbehorende bewijsstukken van belastingaanslagen en verzekeringpolis.

Artikel 2.12 Normsubsidie personenalarmering aan geïndiceerden

De subsidie aan een organisatie die de personenalarmering levert aan personen die hiervoor een indicatie hebben gekregen bestaat uit een nader door het college vast te stellen bedrag per verstrekt apparaat.

Artikel 2.13 Normsubsidie media

De subsidie aan een organisatie die de lokale omroep binnen de gemeente verzorgt bestaat uit een bedrag van € 0,85 per inwoner.

Artikel 2.14 Normsubsidie organisaties op het terrein van het conserveren van de volkscultuur en historie

  • 1.

    Een normsubsidie kan worden verstrekt aan een organisatie die zorgdraagt voor het conserveren van de lokale en regionale volkscultuur en historie;

  • 2.

    Als aanvullende voorwaarde geldt dat:

    • a.

      De collectie of het interessegebied in elk geval de recente geschiedenis tot 1950 omvat;

    • b.

      de organisatie functioneert met behulp van vrijwilligers;

    • c.

      de organisatie minimaal 10 Wijchense vrijwilligers of leden heeft;

    • d.

      de organisatie belast is met de zorg voor een streekdocumentatiecentrum of streekmuseum, dat voor een breed publiek toegankelijk is.

  • 3.

    De subsidie aan een organisatie zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,08.

Artikel 2.15 Normsubsidie culturele en maatschappelijke vorming

  • 1.

    Aan de besturen van instellingen voor het lokale primair of voortgezet onderwijs kan subsidie worden verstrekt met doel als het leveren van een bijdrage aan de culturele en maatschappelijke vorming van de leerlingen van de scholen die vallen onder de betreffende besturen.

  • 2.

    Onder culturele en maatschappelijke vorming wordt verstaan activiteiten op het terrein van de cultuureducatie, natuur- en milieueducatie, levensbeschouwelijk onderwijs

  • 3.

    Het bestuur is vrij in de besteding van de subsidie, mits de activiteiten passen binnen de in het eerste lid genoemde doelstelling.

  • 4.

    De subsidie bestaat uit een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag per leerling in het primair onderwijs en een bedrag per leerling in het voorgezet onderwijs voor activiteiten in het kader van culturele en maatschappelijke vorming.

  • 5.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode wordt uitgegaan van het werkelijke aantal leerlingen binnen de scholen op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

Artikel 2.16 Waarderingssubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een waarderingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Festiviteiten en evenementen

    • b.

      Kunst en cultuur

    • c.

      Cultuurhistorie

    • d.

      Recreatie en toerisme

    • e.

      Leefbaarheid

    • f.

      Sport en spel

    • g.

      Maatschappelijke dienstverlening

  • 2.

    Een organisatie die een waarderingssubsidie aanvraagt wordt gedreven door vrijwilligers, dat wil zeggen personen die voor hun werkzaamheden binnen deze organisatie geen geldelijke vergoeding ontvangen in de vorm van loon.

  • 3.

    Een organisatie die een waarderingssubsidie aanvraagt moet activiteiten ontplooien die voor breed publiek toegankelijk zijn.

  • 4.

    Een eenmalige waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 1.000,--.

  • 5.

    Een structurele waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 2.500,--.

  • 6.

    Het college bepaalt voor zover niet is opgenomen in deze beleidsregel, binnen de gestelde grenzen genoemd in het vierde en vijfde lid van dit artikel, de hoogte van het subsidiebedrag.

  • 7.

    Voor alle waarderingssubsidies is van toepassing dat het opgenomen budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

Artikel 2.17 Waarderingssubsidie bij een jubileum van een organisatie

  • 1.

    Een organisatie kan in aanmerking komen voor een subsidie vanwege een jubileum van deze organisatie.

  • 2.

    De subsidie, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, 1 is bedoeld voor activiteiten die open staan voor inwoners van de gemeente Wijchen en bestemd voor uitsluitend activiteiten die in het verlengde liggen van de doelstelling van de organisatie. Dit betekent dat recepties en feestelijke bijeenkomsten naar aanleiding van een jubileum niet voor een waarderingssubsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    De subsidie is een vast bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de aard van het jubileum:

    • a.

      Bij 25 jaar bestaan: € 100,--

    • b.

      Bij 50 jaar bestaan: € 200,--

    • c.

      Bij 75 jaar bestaan: € 300,--

    • d.

      Bij 100 jaar bestaan of meer (= een veelvoud van 25): € 400,--

Artikel 2.18 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale festiviteiten of evenementen behorende tot de nationale volkscultuur

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van een lokale festiviteit of lokaal evenement behorende tot de nationale volkscultuur bedraagt € 250,-- per festiviteit of evenement.

  • 2.

    Een festiviteit of evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.19 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale culturele initiatieven, festiviteiten of evenementen (inclusief lokale volkscultuur)

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale culturele - niet zijnde commerciële - initiatieven, festiviteiten of evenementen (inclusief lokale volkscultuur) bedraagt maximaal € 2.500,-- per initiatief, festiviteit of evenement.

  • 2.

    Een initiatief, festiviteit of evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.20 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale sportevenementen

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale sportevenementen - niet zijnde commerciële - evenementen bedraagt maximaal € 2.500,- per evenement.

  • 2.

    Een evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.21 Waarderingssubsidie organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale initiatieven op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale initiatieven op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening bedraagt maximaal € 1.000,-- per initiatief.

  • 2.

    Een initiatief kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.22 Waarderingssubsidie activiteiten op het terrein van het cultuurhistorisch erfgoed

  • 1.

    Een lokale organisatie, die actief is op het gebied van het cultuurhistorisch erfgoed, kan in aanmerking komen voor een subsidie met een maximum van € 600,--, waarbij de organisatie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De organisatie heeft tot doel de belangstelling te bevorderen voor het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente in brede zin, de kennis over de lokale historie te vergroten en een breed publiek hierover te informeren;

    • b.

      De organisatie doet dit door het ontwikkelen en aanbieden van programma’s en activiteiten;

    • c.

      De organisatie verzorgt publicaties over cultuurhistorische thema’s binnen de gemeente Wijchen;

    • d.

      De organisatie werkt ondersteunend voor het plaatselijke museum voor oudheidkunde, zowel voor de inhoudelijke ontwikkeling als in materiële zin door het mogelijk maken van aankopen;

    • e.

      De organisatie heeft minimaal 10 vrijwilligers of leden.

  • 2.

    Een lokale heemkundekring kan onder de volgende voorwaarden in aanmerking komen voor een subsidie met een maximum van € 200,--, waarbij de organisatie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De organisatie heeft tot doel het bevorderen van de belangstelling voor het cultuurhistorisch erfgoed van een kern en het vergroten van de kennis hierover;

    • b.

      De organisatie doet dit door het organiseren van exposities, rondleidingen en/of lezingen;

    • c.

      De organisatie heeft een samenwerkingsrelatie met de Historische Vereniging Tweestromenland;

    • d.

      De organisatie waarborgt dat verzamelde informatie bij opheffing wordt overgedragen aan een lokaal openbaar archief;

    • e.

      De organisatie heeft minimaal 10 vrijwilligers of leden.

Artikel 2.23 Waarderingssubsidie straatspeeldagen

De subsidie voor de organisatie van een straatspeeldag bedraagt per jaar maximaal € 150,-- per wijk of kern.

Artikel 2.24 Waarderingssubsidie dierenparkjes

De subsidie aan een organisatie die zich richt op het beheer van een dierenparkje bedraagt € 750,--.

Artikel 2.25 Waarderingssubsidie groeperingen met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp

De subsidie aan een groepering met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp, die belast is met de belangenbehartiging van een wijk of dorp, bedraagt € 500,--.

Artikel 2.26 Projectsubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een projectsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Ouderen

    • b.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • c.

      Bibliotheek

    • d.

      Peuterspeelzaalwerk

    • e.

      Sociaal Cultureel Werk

    • f.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • g.

      Kunst, cultuur en cultuurhistorie

    • h.

      Educatie

    • i.

      Sport en spel

    • j.

      Recreatie

    • k.

      Amateurkunst

    • l.

      Minderheden

    • m.

      Sociaal-economische achterstand

    • n.

      Natuur en milieu

    • o.

      Volkshuisvesting

    • p.

      Ruimtelijke ordening

    • q.

      Leefbaarheid

    • r.

      Ontwikkelingssamenwerking

  • 2.

    Een projectsubsidie is een subsidievorm die in vier categorieën is in te delen:

    • a.

      Categorie 1: projecten in de vorm van evenementen en manifestaties met een openbaar en voor iedereen toegankelijk karakter, die niet – uitsluitend – een commercieel doel dienen.

    • b.

      Categorie 2: projecten gericht op beleidsintensivering, vernieuwing en verbreding van het bestaande activiteitenaanbod, experimenten, pilots en nieuwe activiteiten.

    • c.

      Categorie 3: projecten gericht op een fysieke verbetering van de accommodaties van vrijwilligersorganisaties.

    • d.

      Categorie 4: projecten gericht op ontwikkelingssamenwerking.

  • 3.

    De projecten vallende onder categorie 1 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      De projecten hebben een meerwaarde voor de inwoners van de gemeente Wijchen;

    • b.

      De projecten zijn passend bij het gewenste imago van Wijchen en de doelgroepen.

    • c.

      De projecten vormen een aanvulling op het reguliere aanbod van activiteiten op een bepaald terrein binnen de gemeente Wijchen;

    • d.

      De projecten worden binnen de gemeente Wijchen uitgevoerd, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten niet mogelijk is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen kunnen worden verricht;

    • e.

      De projecten moeten voldoen aan kwaliteit van marketing en promotie.

  • 4.

    De projecten vallende onder categorie 2 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      De projecten hebben een meerwaarde voor de inwoners van de gemeente Wijchen;

    • b.

      De projecten vormen een aanvulling op het reguliere aanbod van activiteiten op een bepaald terrein binnen de gemeente Wijchen;

    • c.

      De projecten worden binnen de gemeente Wijchen uitgevoerd, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten niet mogelijk is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen kunnen worden verricht.

  • 5.

    De projecten vallende onder categorie 3 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      Er wordt geen subsidie verstrekt voor inventaris, vervangingsinvesteringen, groot onderhoud, renovatiewerkzaamheden en investeringen die te maken hebben met het bar- en keukengedeelte van een kantine;

    • b.

      Onder een vrijwilligersorganisatie wordt verstaan die instelling die door vrijwilligers wordt geleid en waarbinnen de werkzaamheden voornamelijk door vrijwilligers worden verricht;

    • c.

      Onder een accommodatie wordt een duurzame ruimtelijke voorziening verstaan die voor de organisatie van belang is om haar doelstellingen te verwezenlijken;

    • d.

      Per organisatie kan per jaar één aanvraag om een projectsubsidie in deze categorie worden ingediend.

  • 6.

    De projecten vallende onder categorie 4 moeten in ieder geval voldoen aan minimaal één van de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      Het project bestaat uit algemene of specifieke voorlichtings- en bewustwordingsactiviteiten gericht op inwoners van de gemeente Wijchen op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking;

    • b.

      Het project betreft een aantal voorlichtingsprogramma's en/of lessen in het kader van ontwikkelingssamenwerking op scholen binnen de gemeente Wijchen;

    • c.

      Het project is gericht op het financieel ondersteunen van doelgroepen en hun activiteiten in ontwikkelingslanden;

    • d.

      Het project is gericht op het financieel ondersteunen van uitwisselingsprojecten tussen de Wijchense bevolking met bewoners van ontwikkelingslanden.

  • 7.

    Een subsidie voor een project dat valt onder de categorieën 1, 2 of 4 heeft het karakter van een deelbijdrage van ten hoogste 50% van de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de activiteit(en) met een maximum van € 10.000,-- en wordt afgestemd op de financiële bijdrage van derden aan het project.

  • 8.

    Een subsidie voor een project dat valt onder categorie 3 heeft het karakter van een deelbijdrage en bedraagt 1/3 deel van de materiaalkosten van het project met een maximum van € 7.000,--.

  • 9.

    Voor de afzonderlijke categorieën binnen de projectsubsidies waarvoor een budget is opgenomen in de gemeentebegroting is van toepassing dat het budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

  • 10.

    Voor het budget in de gemeentebegroting voor projecten, die vallen onder categorie 4, waarvoor een subsidieplafond overeenkomstig artikel 9 is ingesteld, is de volgende verdeling van toepassing:

    • a.

      15% voor projecten zoals bedoeld in lid 6, onder a en b van dit artikel;

    • b.

      75% voor projecten zoals bedoeld in lid 6, onder c van dit artikel;

    • c.

      10% voor projecten zoals bedoeld in lid 6, onder d van dit artikel.

  • 11.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • c.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 12.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 3.1 Overgangsregeling

  • 1.

    Voor een organisatie, die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel in aanmerking kwam voor een structurele subsidie en op grond van deze beleidsregel eveneens in aanmerking zou komen voor een structurele subsidie, maar waarvan het subsidiebedrag lager of hoger is dan voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel het geval was, is de overgangsregeling van toepassing.

  • 2.

    De overgangsregeling, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, houdt in dat een organisatie in drie termijnen toegroeit naar het nieuwe subsidiebedrag, waarvoor de betreffende organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen.

    • a.

      In het eerste jaar ontvangt een organisatie het subsidiebedrag, zoals deze is vastgesteld in het laatste jaar voordat deze beleidsregel van toepassing was, verminderd of vermeerderd met eenderde van het verschil tussen het hiervoor genoemde subsidiebedrag en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen;

    • b.

      In het tweede jaar ontvangt een organisatie het subsidiebedrag, zoals deze is vastgesteld in het laatste jaar voordat deze beleidsregel van toepassing was, verminderd of vermeerderd met tweederde van het verschil tussen het hiervoor genoemde subsidiebedrag en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen;

    • c.

      In het derde jaar ontvangt een organisatie het volledige subsidiebedrag waarvoor zij op grond van de beleidsregel in aanmerking zou komen.

    • d.

      Lid a t/m c zijn niet van toepassing wanneer het verschil tussen het subsidiebedrag, zoals deze is vastgesteld in het laatste jaar voordat deze beleidsregel van toepassing was, en het subsidiebedrag waarvoor een organisatie op grond van deze beleidsregel in aanmerking zou komen € 500,-- of minder is.

Artikel 3.2. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking;

  • 2.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008.

Toelichting

Update : 9 februari 2010

College : 9 februari 2010 / nr.: 10-2127

2 februari 2010 / nr.: 10-894

Gepubliceerd : 17 februari 2010 in De Wegwijs

In deze toelichting worden de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 waar nodig voorzien van een toelichting. De artikelen die in deze handleiding niet worden genoemd spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

De Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 vinden hun basis in artikel 1.2, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening 2008 en vormen nadere bepalingen op datgene wat in algemene zin is verwoord in de Algemene subsidieverordening 2008.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1

In paragraaf 4.2.8.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn vereisten voor de subsidieaanvraag opgenomen. In artikel 1.1 van de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 zijn deze vereisten nog aangevuld.

Artikel 1.2

Zowel in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als in artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening 2008 zijn weigeringsgronden ten aanzien van de subsidieverlening geformuleerd. In artikel 1.2 van de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2008 zijn deze weigeringsgronden meer geconcretiseerd. Het eerste en tweede lid behoeven geen nadere toelichting. Met het derde lid wordt bedoeld dat een organisatie wanneer deze een subsidieaanvraag voor een bepaalde activiteit heeft ingediend niet de mogelijkheid heeft voor die activiteit twee of meer gemeentelijke subsidies (budget-, norm-, waarderings- en projectsubsidie) te ontvangen.

Artikel 1.2, lid 1m en 1n zijn bij besluit van College op 17-11-2009 geconcretiseerd voor wat betreft toepassing van het hier genoemde percentage bij normsubsidies met een doelgroepencomponent zoals bij artikel 2.6, lid 3d.

Artikel 2.1

Dit artikel wijst op een uitzonderingssituatie voor een afgebakende categorie organisaties, namelijk organisaties die ruimte huren in het SCEC ’t Mozaïek. Bovendien gaat het om organisaties, waarbij afspraken in het verleden de basis vormen. Dit betekent dat organisaties die vanaf heden ruimte gaan huren in het SCEC ’t Mozaïek niet in aanmerking komen voor een compensatie in de huisvestingskosten. Daarnaast duidt dit artikel op een “sterfhuisconstructie”, inhoudende dat wanneer een organisatie die al jaren ruimte huurt in het SCEC ’t Mozaïek in een eventueel nieuw onderkomen niet voor een financiële compensatie in de huisvestingskosten in aanmerking kan komen.

Voor berekening van de huisvestingskostensubsidie geldt als peiljaar 2008 en komen voor subsidie in aanmerking de kale huursom en de servicekosten. Dus niet de door de verhuurder in rekening te brengen energiekosten.

Deze subsidie is uitsluitend voorbehouden aan het huren van ruimte in het SCEC ’t Mozaïek.

Artikel 2.2 (Besluitvorming meerjarige budgetsubsidie hoger dan € 100.000,-)

Bij toepassing van dit artikel geldt een verwijzing naar de toelichting op de Algemene subsidieverordening 2008, artikel 1.6, lid 3.

Artikel 2.3, lid 9 en artikel 2.16, lid 7 en artikel 2.26, lid 9.

Deze artikelen hebben allen betrekking op het subsidieplafond. De raad stelt jaarlijks de gemeentebegroting vast. In de gemeentebegroting zijn voor verschillende beleidsterreinen, zoals sport, amateurkunst, culturele en maatschappelijke vorming, ouderenwerk, etc. budgetten opgenomen. Op grond van artikel 2.3, lid 9 en artikel 2.16, lid 7 en artikel 2.26, lid 9 vormt dit budget tevens het subsidieplafond, d.w.z het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb). Wanneer het subsidieplafond bij een eventuele subsidieverlening zou worden overschreden heeft het college de bevoegdheid op grond hiervan de subsidieaanvraag te weigeren of de subsidie te verlagen.

Artikel 3.1

Om de overgang van de oude naar de nieuwe subsidieregelingen soepel te laten verlopen is een overgangsregeling opgesteld. Deze overgangsregeling moet er tevens voor zorgen dat de budgettaire consequenties van de nieuwe subsidieregelingen beheersbaar zijn. Hieronder volgen twee voorbeelden over de werking van de overgangsregeling.

Voorbeeld 1: Stel dat een organisatie op grond van de oude subsidieregelingen in 2009 een subsidie van € 5.000,-- ontvangt en op grond van de nieuwe subsidieregelingen in aanmerking komt voor een bedrag van € 3.000,--. In 2010, het eerste jaar, ontvangt deze organisatie op grond van de overgangsregeling een bedrag van € 5.000,-- verminderd met 1/3 van € 2.000,-- (= het verschil tussen € 5.000,-- en € 3.000,--). De uiteindelijke subsidie voor 2009 bedraagt dat € 5.000,-- min € 667,-- = € 4.333,--. In 2011, het tweede jaar, ontvangt deze organisatie een bedrag van € 5.000,-- verminderd met € 1.333,-- (2/3 van

€ 2.000,--) = € 3.667,--. In 2012, het derde jaar, ontvangt deze organisatie het daadwerkelijke subsidiebedrag op grond van de nieuwe subsidieregelingen, namelijk € 3.000,--.

Voorbeeld 2: Stel dat een organisatie op grond van de oude subsidieregelingen in 2009 een subsidie van € 5.000,-- ontvangt en op grond van de nieuwe subsidieregelingen in aanmerking komt voor een bedrag van € 8.000,--. In 2010, het eerste jaar, ontvangt deze organisatie op grond van de overgangsregeling een bedrag van € 5.000,-- vermeerderd met 1/3 van € 3.000,-- (= het verschil tussen € 5.000,-- en € 8.000,--). De uiteindelijke subsidie voor 2009 bedraagt dat € 5.000,-- plus € 1.000,-- = € 6.000,--. In 2011, het tweede jaar, ontvangt deze organisatie een bedrag van € 5.000,-- vermeerderd met € 2.000,-- (2/3 van

€ 3.000,--) = € 7.000,--. In 2012, het derde jaar, ontvangt deze organisatie het daadwerkelijke subsidiebedrag op grond van de nieuwe subsidieregelingen, namelijk € 8.000,--.