Regeling vervallen per 18-04-2013

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Wijchen

Geldend van 01-01-2012 t/m 17-04-2013

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Wijchen

De raad van de gemeente Wijchen;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2011, inzake de langdurigheidstoeslag;

gelet op artikel 8, eerste lid, en artikel 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de

Verordening Langdurigheidstoeslag Wijchen

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet werk en bijstand;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen;

  • c.

    netto bijstandsnorm: de op de gezinssituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de wet plus de volledige gemeentelijke toeslag, exclusief eventuele heffingskortingen;

  • d.

    langdurigheidstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;

  • e.

    vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • f.

    langdurig: gelijk aan de duur van de referteperiode;

  • g.

    referteperiode: 60 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • h.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

HOOFDSTUK II VOORWAARDEN

Artikel 2 - Doelgroep

  • 1.

    Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben en door gebrek aan arbeidsperspectief geen uitzicht hebben op inkomensverbetering, als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, én ten tijde van de aanvraag in de gemeente Wijchen woonachtig zijn.

  • 2.

    Geen recht op de langdurigheidstoeslag hebben personen die:

Artikel 3 - Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende de referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 100 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 4 - Gebrek aan arbeidsmarktperspectief

Er is een gebrek aan arbeidsmarktperspectief als gedurende de referteperiode sprake is van een laag inkomen als bedoeld in artikel 3 en belanghebbende geen perspectief heeft zijn inkomen door arbeidsinschakeling te vergroten of geen perspectief heeft op progressie op de arbeidsmarkt.

Artikel 5 - Hoogte langdurigheidstoeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor het gezin € 507,00,

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 454,00 en

    • c.

      voor een alleenstaande € 355,00.

    • [De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2011 en indexering vindt plaats per 1 januari 2012]

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien slechts één van de gezinsleden op de peildatum recht heeft op een langdurigheidstoeslag in verband met uitsluiting van het overige gezinslid of de overige gezinsleden van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 van de wet, komt het rechthebbende gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gezinsnorm per 1 januari van dat jaar en de gezinsnorm van het daar aan voorafgaande jaar.

HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN

Artikel 6 - Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 7 - Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip dat de gewijzigde Wet werk en bijstand in werking treedt onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening Langdurigheidstoeslag Wijchen 2009”, zoals vastgesteld op 10 februari 2010.

Artikel 9 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Wijchen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 december 2011,
De voorzitter, De griffier,

Toelichting bij de Verordening Langdurigheidstoeslag Wijchen

Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van technische aanpassingen van begrippen op grond van de wetswijziging van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2012. Bij de wetswijziging van 1 januari 2010 is van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand gemaakt. Hiermee staat de regeling open voor eigen beleidsregels van de gemeente.

Deze benadering sluit aan bij het uitgangspunt om, daar waar het kan, de gemeente de vrijheid en verantwoordelijkheid te geven zelf invulling te geven aan een regeling en op die manier optimaal maatwerk te kunnen leveren. De doelstelling van de langdurigheidstoeslag blijft onveranderd, te weten het op aanvraag bieden van financiële ondersteuning wanneer men langdurig op een laag inkomen is aangewezen en geen perspectief heeft op verbetering van dit inkomen door bijvoorbeeld werkaanvaarding of –uitbreiding.

De gemeente kan zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag vaststellen en de doelgroep bepalen. Een belanghebbende komt slechts eenmaal per 12 maanden voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking. Om de doelgroep af te bakenen dient de gemeente een aantal criteria nader in te vullen, zoals het begrip ‘laag inkomen’, wanneer er sprake is van ‘geen arbeidsperspectief’ en welke termijn aan het begrip ‘langdurig’ verbonden wordt.

Op grond van artikel 8, in combinatie met artikel 36 van de Wet werk en bijstand, stelt de gemeenteraad van Wijchen de Verordening Langdurigheidstoeslag Wijchen vast.

Artikelsgewijs

In onderstaande toelichting wordt ingegaan op een aantal artikelen, dat toelichting behoeft.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Gekozen is, de referteperiode vast te stellen op 5 jaar, ofwel 60 maanden voorafgaand aan de peildatum. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen en een gebrek aan arbeidsmarktperspectief heeft.

Artikel 2 - Doelgroep

De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld.

Lid 2. Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op de langdurigheidstoeslag. Het gaat hier om personen die in principe wel aan de voorwaarden zouden voldoen maar van wie gesteld kan worden dat een recht op de langdurigheidstoeslag niet overeen zou komen met de aard en doelstelling ervan.

  • a.

    Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij arbeidsmarktperspectief hebben. Om te voorkomen dat degene met een baan met een minimuminkomen, die zijn positie middels avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd. Als het gaat om gehuwden, of degenen die daarmee gelijk te stellen zijn en in de gezinsbijstand begrepen zijn, waarvan één van beide een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering heeft genoten in een periode waarin beiden niet als gehuwd of gezinslid zijn aan te merken, komt het recht de ander toe, voor zover aan de overige voorwaarden is voldaan.

  • b.

    We hebben het hier niet per definitie over een AWBZ instelling. De term AWBZ instelling kan namelijk verwarring veroorzaken. Dit omdat bijvoorbeeld zowel verpleeghuizen en verzorgingshuizen als instellingen voor begeleid kamerbewonen zogenoemde AWBZ instellingen zijn. De bedoeling van de regeling is echter alleen díe bewoners tot de doelgroep te rekenen die redelijkerwijs ook de kosten maken waarvoor de langdurigheidstoeslag is bedoeld. De bewoners van een verpleeghuis komen niet voor hoge kosten zoals vervangingsuitgaven te staan. Bewoners van verzorgingshuizen en instellingen van begeleid kamerbewonen hebben die kosten nadrukkelijk wel. Daarom worden zij niet van het recht op langdurigheidstoeslag uitgesloten.

Artikel 3 - Laag inkomen

Onder laag inkomen wordt verstaan een netto inkomen ter hoogte van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau tot ten hoogste 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Van deze bevoegdheid is geen gebruik gemaakt omdat dit ongewenste armoedeval-effecten in zich heeft.

Artikel 4 - Gebrek aan arbeidsmarktperspectief

Er is een gebrek aan arbeidsmarktperspectief als gedurende de referteperiode sprake is van een laag inkomen als bedoeld in artikel 3 en belanghebbende geen perspectief heeft zijn inkomen door arbeidsinschakeling te vergroten of geen perspectief heeft op progressie op de arbeidsmarkt.

Dus burgers met inkomsten uit arbeid of in verband met arbeid kunnen ook in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag zolang zij aan de inkomenseis voldoen. Deze burgers hebben een gebrek aan perspectief om door middel van progressie op de arbeidsmarkt het inkomen te vergroten en de wetgever heeft deze groep niet willen uitsluiten van het recht op de langdurigheidstoeslag.

Artikel 5 - Hoogte langdurigheidstoeslag

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het voorafgaande jaar.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij het gezin slechts één van de gezinsleden recht heeft op langdurigheidstoeslag omdat het overige gezinslid of de overige gezinsleden zijn uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 WWB.

NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een gezinslid of gezinsleden sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien een gezinslid niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, heeft het gezin geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt het gezin immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 8 - Inwerkingtreding

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij wetswijziging van de Wet werk en bijstand. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in deze verordening geregeld hoeft te worden

Artikel 9 – Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.