Regeling vervallen per 23-06-2017

Beleidsnotitie schuilstallen

Geldend van 03-12-2008 t/m 22-06-2017

Intitulé

Beleidsnotitie schuilstallen

1. Aanleiding en achtergrond

Reeds enkele malen is uw raad geconfronteerd met een verzoek om, of legalisatie van, een schuilstal in het buitengebied van de gemeente Wijchen. Om deze verzoeken op een eenduidige en ruimtelijk aanvaardbare wijze te behandelen is deze beleidsnotitie schuilstallen opgesteld. Deze notitie geldt als gemeentelijk beleidskader voor medewerking aan schuilstallen en is tevens input voor het nieuwe bestemmingsplan buitengebied.

1.1 De vraag naar schuilstallen.

Verzoeken voor het oprichten van nieuwe schuilstallen of het legaliseren van reeds bestaande schuilstallen komen doorgaans van particuliere aanvragers die in het buitengebied, al dan niet in de buurt van hun woning, een weiland of stuk grond hebben waarop ze in een hobbymatige context dieren houden. Gekoppeld aan het hobbymatig houden van dieren bestaat ook de wens deze dieren bescherming te bieden tegen regen en kou in de vorm van een schuilstal. Veelal wonen de aanvragers niet in de buurt van het weiland zodat er niet aangehaakt kan worden bij bestaande bebouwing en er een wens bestaat voor een solitaire schuilstal.

1.2 Huidige beleidskaders

Het huidige gemeentelijke beleid, neergelegd in het bestemmingsplan Buitengebied (1998) is er op gericht losse bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Deze opzet van het huidige ruimtelijke beleid komt voort uit een reeds jaren lang geldend adagium om in het buitengebied niet meer bebouwing toe te staan dan noodzakelijk, bijvoorbeeld ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering of particuliere bewoning. Deze bebouwing is vaak geclusterd rondom een boerderij of huis. Op deze manier wordt het buitengebied zo veel mogelijk gevrijwaard van verstening, versnippering en verrommeling en behoudt het buitengebied haar natuurlijke uitstraling.

De hobbydieren worden vaak gehouden op gronden met de bestemming agrarisch gebied, zonder bouwblok. Behoudens erfafscheidingen en kleine bouwwerkjes zoals bankjes, palen en masten is het oprichten van gebouwen niet toegestaan op deze gronden. Derhalve is het oprichten van een schuilstal bijna altijd in strijd met het bestemmingsplan. Echter niet alleen het beleid van de gemeente Wijchen is er op gericht bebouwing in het buitengebied zoveel mogelijk tegen te gaan, ook de wetgever tracht hierin te voorzien. Zo is een relatief lichte buitenplanse ontheffingsmogelijkheid ex artikel 3.23 Wro enkel mogelijk indien het betreft een bijgebouw bij een woongebouw of een bedrijfsgebouw van lichte constructie ten behoeve van een agrarische bestemming. Vaak kan niet aan deze voorwaarden worden voldaan omdat het solitaire weitjes betreft en het geen bedrijfsgebouw betreft ten behoeve van een agrarische bestemming, immers het hobbymatig houden van dieren is geen bedrijfsactiviteit en evenmin een agrarische activiteit. Dit houdt in dat enkel door middel van het vaststellen van een bestemmingsplan of met een projectbesluit medewerking verleend kan worden aan dergelijke bouwplannen. Daar komt bij dat een groot deel van de gemeente Wijchen is aangewezen als provinciaal waardevol landschap of is gelegen in het groenblauwe raamwerk (EHS, EVZ, waterbeschemingsgebied e.d.).

1.3 Schuilstallen en dierenwelzijn

De gemeente Wijchen staat niet alleen in haar vraagstuk ten aanzien van schuilstallen. In maart 2007 heeft de Nederlandse belangenvereniging van hobbydierhouders (NBvH) een notitie uitgebracht onder de naam “ Notitie Schuilplaats voor dieren in de wei” waarin zij aandacht vraagt voor de nu voorliggende problematiek. In deze notitie vraagt de NBvH aandacht voor dieren die vaak het gehele jaar buiten verblijven zoals schapen, paarden, runderen, geiten en ezels. De NBvH geeft aan dat bij goede weersomstandigheden het buiten verblijven geen probleem is. Echter bij slechte weersomstandigheden (regen, kou maar ook hitte) kan het dierenwelzijn in het geding komen. Tegelijk geeft de NBvH aan dat verrommeling van het buitengebied voorkomen dient te worden maar dat in de afweging tot het al dan niet faciliteren van schuilstallen ook het dierenwelzijn moet worden meegenomen.

2. Schuilstallenbeleid

De vraag hoe om te gaan laat zich inkaderen door 2 uitersten, te weten het niet toestaan van schuilstallen en het overal, ongelimiteerd toestaan van schuilstallen.

2.1 Het niet toestaan van schuilstallen.

Een algeheel verbod op schuilstallen zorgt er voor dat het buitengebied maximaal gevrijwaard blijft van bebouwing. Echter tegelijk betekent dit tevens dat het houden van hobbydieren niet meer mogelijk wordt, anders dan in de directe omgeving van reeds bestaande woningen in het buitengebied. Hobbydieren zullen deels uit het buitengebied verdwijnen en weilandjes zullen leeg komen te staan en braak komen te liggen. Indien er toch sprake is van het houden van hobbydieren zonder schuilstal, zal er sprake zijn van het gevaar dat het dierenwelzijn in het geding komt.

2.2 Het onbeperkt toestaan van schuilstallen

Indien het oprichten en in standhouden van schuilstallen onbeperkt wordt toegestaan kan er zorg gedragen worden voor een goede huisvesting van hobbydieren in het buitengebied en komt het dierenwelzijn niet in het gedrang. Het gevaar is echter dat op ieder weilandje een gebouwtje komt te staan, hetgeen tot verrommeling van het buitengebied kan leiden. Her en der zouden bouwseltjes, bouwwerken en gebouwtjes van bedenkelijke kwaliteit kunnen worden opgericht die het voor delen van het buitengebied van Wijchen zo kenmerkende weidse zichtlijnen en openheid aan zouden kunnen tasten. Bovendien zouden een soort volkstuinachtige taferelen zouden kunnen ontstaan waarbij het handhavingapparaat van de gemeente extra wordt belast om na te gaan of de schuilstallen niet voor meer dan het huisvesten van hobbydieren worden gebruikt.

2.3 Uitgangspunten voor nieuw beleid

Bovenstaande alinea’s geven de uiterste grenzen van het vraagstuk aan. Middels gedegen beleid kan er zorg voor worden gedragen dat zowel ruimtelijke belangen als de belangen van de hobbydierhouder en zijn dieren maximaal gewaarborgd worden.

Centrale uitgangspunten bij dit beleid zijn:

Het moet mogelijk zijn hobbydieren te houden in het buitengebied, enerzijds om de behoefte hiernaar te faciliteren, anderzijds omdat dieren in de wei bijdragen aan het karakter van het buitengebied en op een natuurlijke manier de weilanden onderhouden.

Het moet mogelijk zijn om in het kader van dierenwelzijn de hobbydieren adequate huisvesting te bieden.

Om specifieke gebiedskenmerken te beschermen dient het plaatsen van schuilstallen niet op alle gronden te worden toegestaan. Daarbij dient de bestemming, de ligging en de specifieke waarde van het gebied in overweging te worden genomen

Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen dienen er eisen te worden gesteld aan omvang en materialisering.

3. Concrete uitwerking beleidskaders

In het vorige hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten aangegeven waarbinnen schuilstallen zijn toegestaan. In dit hoofdstuk zullen deze beleidsuitgangspunten nader worden uitgewerkt in concrete toetsingskaders

3.1 Bestemming agrarisch gebied

Uitgangspunt van het beleid is het zoveel mogelijk faciliteren van de vraag naar schuilstallen met name vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Echter niet alle gebieden lenen zich voor het houden van hobbydieren en hoeven derhalve niet de mogelijkheid te bieden om schuilstallen op te richten. Denk hierbij aan natuur en bosgebieden. In aanmerking komen derhalve enkel de gebieden die in het huidige bestemmingsplan buitengebied de bestemming agrarisch gebied hebben. Gronden met de nadere aanduiding “open gebied” komen slechts dan in aanmerking voor plaatsing van een schuilstal als deze zodanig gesitueerd wordt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van dit gebied.

3.2 EHS vs Waardevol landschap en multifunctioneel platteland.

Het streekplan 2005 van de provincie Gelderland deelt het buitengebied van de gemeente Wijchen globaal in, in een drietal elementen, te weten Multifunctioneel platteland, Waardevol landschap en EHS (ecologische hoofdstructuur). Het multifunctioneel gebied beslaat het grootste deel van de provincie Gelderland. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht. Voor de waardevolle landschappen als geheel geldt binnen de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt, en bij inachtneming van het beleid voor functieverandering in het buitengebied een ‘ja mits’-benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Dit is ook nader onderbouwd in de Wro-agenda welke als nadere vertaling dient van het streekplanbeleid.

Ten aanzien van het schuilstallen beleid hoeft geen nadere afbakening binnen de provinciale gebiedsindeling plaats te vinden. Een schuilstal heeft vaak niet een dusdanige ruimtelijke impact dat er sprake zal zijn aantasting van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap of significante waarden van de EHS. Bovendien hebben de “echte” EHS natuurgebieden een bestemming bos of natuur, waarbinnen schuilstallen niet zullen worden toegestaan (zie 3.1), waardoor vrijwaarding van deze gebieden gewaarborgd is.

3.3 Solitair gelegen weilanden

Daarnaast moet er sprake zijn van een bepaalde onmogelijkheid om de schuilstal binnen de woondoeleinden bestemming op te richten, binnen de daar aanwezige of mogelijk te realiseren bebouwing. Het feit dat de bebouwing als huishoudelijke berging in gebruik is, is daarbij geen argument voor het niet beschikbaar stellen voor de hobbydieren. Voor het toestaan van een schuilstal moet het derhalve gaan om solitair gelegen weilanden niet gelegen aansluitend aan de woonbestemming van de eigenaar/gebruiker.

3.4 Goede landschappelijke inpassing

Met betrekking tot de positionering dient die plaats die landschappelijk het beste tot zijn recht komt benut te worden voor de schuilstal. Hierbij dient het in ieder geval te gaan om de randen van het perceel, bij voorkeur in een hoek nabij bestaande bossages, waterlopen of erafscheidingen.

3.5 Maten, afmetingen, vormgeving en materialisering

Qua afmetingen wordt zoveel mogelijk aangehaakt bij de regels voor vergunningvrij bouwen. Dit houdt in een oppervlakte van maximaal 30 m2 en een nokhoogte van maximaal 3 meter. Aangezien een schuine afdekking in de vorm van een zadeldak vormgevingstechnisch gewenst is, geldt een maximale goothoogte van 2 meter.

Qua vormgeving dient het te gaan om een gebouwtje wat passend is in het landschap. Als materialisering geldt daarbij gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitummen singels, leitjes of donkere dakpannen. Niet toegestaan zijn stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren en golfplaten.

3.6 Enkel ten behoeve van het bieden van onderdak aan hobbydieren.

Een schuilstal mag enkel gebruikt worden voor de huisvesting van hobbydieren. Het opslaan van landbouwgereedschap, (bouw)materiaal, auto’s e.d. of gebruik als (huishoudelijke) berging of hobbyruimte is expliciet niet toegestaan. Dit sluit immers niet aan bij het beleidsdoel met betrekking tot het waarborgen van dierenwelzijn en is bovendien vaak ook nog eens strijdig met de onderliggende bestemming agrarisch gebied.

3.7 Het hobbymatig houden van paarden.

Speciale aandacht bij het schuilstallenbeleid dient geschonken te worden aan het hobbymatig houden van paarden. Indien de paarden op soortgelijke wijze grazen in een weiland zoals schapen, geiten e.d. dat doen hoeft het oprichten van een schuilstal voor paarden geen probleem te zijn. Echter het mag niet zo zijn dat de complete structuur van het perceel verandert en dat er een soort mini manege ontstaat met een rijbak, stapmolen, stro en hooiopslag, parkeerplaats voor paardentrailer e.d.

4. Uitvoering van beleid

4.1 De nieuwe Wro

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wro in werking getreden, waarbinnen de figuur van vrijstelling ex artikel 19 WRO is komen te vervallen. Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 van deze beleidskaders is momenteel het vergunnen van schuilstallen enkel mogelijk middels een nieuw bestemmingsplan of middels een projectbesluit ex artikel 3.10 Wro. Deze notitie geldt als input voor het nieuwe bestemmingsplan “Buitengebied”. Getracht zal worden de genoemde aspecten zo veel mogelijk integraal, en bij recht op te nemen in het nieuwe plan. Tot die tijd blijft echter nieuw bestemmingsplan of een projectbesluit de enige mogelijkheid (of een vrijstelling 19, lid 1 WRO indien het oude WRO nog van toepassing is).

4.2 Delegatie naar het college

Om toch zo voortvarend mogelijk liggende en binnenkort binnenkomende verzoeken op te pakken heeft de raad bij haar goedkeuringsbesluit van deze beleidsnotitie aangegeven de bevoegdheid voor het verlenen van een projectbesluit ex artikel 3.10 Wro, danwel in de nog voorkomende gevallen een vrijstelling 19, lid 1 WRO, overeenkomstig deze beleidsnotitie te delegeren naar het college.

Aanvragen die niet passen binnen de kaders van deze beleidsnotitie worden als onwenselijk gezien. Om ook weigeringen van verzoeken om vrijstelling danwel projectbesluit of een nieuw bestemmingsplan voor schuilstallen snel en adequaat af te handelen heeft de raad bij haar goedkeuringsbesluit van deze beleidsnotitie tevens aangegeven weigering van een vrijstelling, bestemmingsplan of projectbesluit voor schuilstallen tevens te delegeren naar het college.

4.3 Handhaving

Bestaande schuilgelegenheden die niet in overeenstemming zijn met deze beleidsnotitie kunnen in het kader van deze beleidsnotitie worden aangeschreven. Indien de strijdigheid met de beleidsregels vormgevings- of positioneringsaspecten betreffen zal de aanvrager aangeschreven worden deze aan te passen. Indien het gebied of de gebiedskarakterestieken zich niet lenen voor het houden van hobbydieren en het plaatsen van een schuilstal, zal de aanvrager aangeschreven worden de schuilgelegenheid te verwijderen.

5. Concrete vertaling beleidsnotitie

Schuilstallen zijn toegestaan indien:

Het gaat om huisvesting van hobbydieren van een particulier. Dat wil zeggen het dusdanig houden van dieren dat er geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten, in een niet bedrijfsmatige context

Er dient sprake te zijn van aantoonbare noodzakelijkheid en doelmatigheid van een schuilstal in het kader van dierenwelzijn.

Schuilstallen mogen enkel worden opgericht op percelen met de bestemming agrarische gebied, niet zijnde open gebied, waarbij sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing. Schuilstallen dienen aan de randen van het perceel te worden gepositioneerd of in de hoek van een perceel bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstanden (ja mits principe).

Vestiging van schuilstallen in het open gebied is toch toegestaan als hierdoor de karakteristieke openheid niet in het geding komt. Denk hierbij aan afstand tot bestaande agrarische bedrijven, landschappelijke inpassing, reeds vergunde schuilstallen in de nabijheid. (nee tenzij principe)

Het dient te gaan om solitair gelegen weilanden. Indien een weiland aansluit op het huisperceel van de aanvrager, dient de schuilgelegenheid binnen het bouwperceel en binnen de vigerende bebouwingsvoorschriften te worden gerealiseerd

Toegestaan is een maximale oppervlakte van 30 m2, een goothoogte van 2 meter en een nokhoogte van 3 meter.

Materialiseringseisen: gepotdekselde houten gevelbekleding in een bedekte kleur, schuine afdekking met een dakbedekking van bitummen singels, leitjes of donkere dakpannen. Niet toegestaan zijn stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren, kunststof of golfplaten.